Wet schade oesterkwekers

[Regeling vervallen per 28-09-2005.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-07-2004 t/m 27-09-2005

Wet van 16 september 1966, houdende tegemoetkoming in de schade van oesterkwekers, als bedoeld in artikel 8 van de Deltawet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat voor oesterkwekers een regeling van de tegemoetkoming in de schade, als bedoeld in artikel 8 van de Deltawet, dient te worden vastgesteld;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

Deze wet verstaat onder:

  • 1e. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • 2e. oesterkweker: de huurder van een in de Zeeuwse stromen gelegen en voor de oesterteelt gebezigd visserijperceel, degene die met toestemming van het bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen in de plaats van de huurder het feitelijk genot van een zodanig visserijperceel geheel of ten dele heeft, de vennoot van een maatschap tot uitoefening van een oesterbedrijf, wiens medevennoot huurder is van een zodanig visserijperceel en de winner van oesterbroed;

  • 3e. oesterbedrijf: een tot de onderneming van de oesterkweker behorend bedrijf, waarin oesters worden gekweekt, of tevens oesters worden verhandeld dan wel andere handelingen in samenhang hiermede worden verricht.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

Iedere oesterkweker kan uit 's Lands kas een tegemoetkoming ontvangen in de schade, welke door de in artikel 1 onder I van de Deltawet bedoelde werken in de uitoefening van zijn oesterbedrijf voor hem ontstaat.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, dient de oesterkweker uiterlijk zes maanden na het in werking treden van deze wet bij een door Onze Minister aangewezen bureau:

    • a. opgave te doen van de op 31 december 1962 tot de uitoefening van het oesterbedrijf dienende of mede dienende goederen;

    • b. een afschrift van de winst- en verliesrekening over het boekjaar, waarin 1 januari 1962 valt en indien mogelijk over de vier aan dit boekjaar voorafgaande jaren, alsmede een afschrift van de balansen aan het begin en het eind van deze boekjaren in te zenden.

  • 2 De oesterkweker is verplicht de verdere door Onze Minister in verband met de vaststelling van de tegemoetkoming gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken.

  • 3 De opgave moet, voor zover Onze Minister een formulier heeft vastgesteld, geschieden met gebruikmaking van dit formulier.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

De tegemoetkoming bestaat uit een tegemoetkoming in de vermogensschade, in de bedrijfsschade en in de belastingschade.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 De tegemoetkoming in de vermogensschade wordt vastgesteld op het bedrag van de werkelijke waarde op 31 december 1962 van de op dat tijdstip aan de oesterkweker toebehorende en tot de uitoefening van het oesterbedrijf dienende of mede dienende goederen, verminderd met de geschatte waarde van deze goederen bij aanwending buiten het oesterbedrijf.

  • 2 Het eerste lid is eveneens van toepassing op tot de uitoefening van het oesterbedrijf van de oesterkweker dienende of mede dienende roerende zaken, welke hij krachtens een overeenkomst van huurkoop gebruikt.

  • 3 Tot de in het eerste lid bedoelde goederen worden mede gerekend de zaken waarvoor de oesterkweker anders dan als eigenaar op grond van een overeenkomst aangegaan voor 1 januari 1963 het risico draagt.

  • 4 De goederen bedoeld in het eerste en tweede lid, die niet uitsluitend dienen tot de uitoefening van het oesterbedrijf, worden voor de vaststelling van de tegemoetkoming in de vermogensschade slechts in de mate, waarin zij tot de uitoefening van het oesterbedrijf dienen, in aanmerking genomen.

  • 5 Voor zover de zaken bestaan uit oestervoorraden wordt in afwijking van het eerste lid de tegemoetkoming vastgesteld op zestig ten honderd van de kostprijs van het deel van deze oestervoorraden, dat na 31 december 1962 ten gevolge van de vorst is verloren gegaan, tot een bedrag van ten hoogste f 50 000 en op vijftig ten honderd van het gedeelte, waarmee deze dat bedrag te boven gaat. Onze Minister kan normen vaststellen volgens welke de kostprijs van de oestervoorraden wordt bepaald.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 De tegemoetkoming in de bedrijfsschade wordt vastgesteld op acht maal het verschil tussen het gemiddelde van de naar bedrijfseconomische maatstaven bepaalde winsten, in het oesterbedrijf behaald in de in artikel 3, eerste lid, onder b, bedoelde boekjaren en de geschatte jaarlijkse opbrengsten van het vrijkomende kapitaal en van de vrijkomende arbeid van de oesterkweker bij beëindiging van het oesterbedrijf. Bedraagt het aantal boekjaren, waarin het oesterbedrijf werd uitgeoefend, minder dan 5, dan wordt aan de ontbrekende jaren een door schatting te bepalen winstbedrag toegerekend.

  • 2 In gevallen waarin de winst bedoeld in het eerste lid buiten de wil van de oesterkweker door bijzondere, persoonlijke omstandigheden ongunstig is beïnvloed en toepassing van dat lid tot onbillijkheid zou leiden, kan aan de berekening van de tegemoetkoming een hogere winst dan uit dat lid volgt ten grondslag worden gelegd.

  • 3 In geval van beëindiging van het oesterbedrijf kan de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming worden verhoogd met een bedrag voor de uitgaven, welke de oesterkweker uit hoofde van verplichtingen, die op 31 december 1962 bestonden en tot het op dat tijdstip geldende bedrag, na beëindiging verschuldigd is met betrekking tot andere dan de in artikel 5 bedoelde goederen, die hij voor de uitoefening van zijn oesterbedrijf gebruikte.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 De tegemoetkoming in de belastingschade is gelijk aan het bedrag, dat de oesterkweker over de in de artikelen 5 en 6 bedoelde tegemoetkomingen en over de overigens met de liquidatie van zijn oesterbedrijf behaalde winst in de boekjaren, waartoe onderscheidenlijk behoren 1 januari van de kalenderjaren 1963 tot en met 1967, meer aan inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting moet betalen dan het geval zou zijn geweest, indien die tegemoetkomingen en die winst gelijkmatig over een aantal jaren zouden zijn verdeeld.

  • 2 De belasting over de in de artikelen 5 en 6 bedoelde tegemoetkomingen en over de in het eerste lid bedoelde overigens behaalde winst, verschuldigd bij gelijkmatige verdeling overeenkomstig dat lid wordt gesteld op acht maal het verschil tussen enerzijds de belasting over de som van:

    • a. de gemiddeld over de jaren 1958 tot en met 1962 buiten het oesterbedrijf jaarlijks genoten winsten en inkomsten en

    • b. de geschatte jaarlijkse opbrengsten van vrijkomend kapitaal en van vrijkomende arbeid, bedoeld in artikel 6,

    en anderzijds de belasting over de onder a en b bedoelde bedragen, nadat deze bedragen zijn vermeerderd met een tiende deel van de winst, behaald door de toekenning van de in artikel 5 bedoelde tegemoetkoming, een achtste deel van de in artikel 6 bedoelde tegemoetkoming en een tiende deel van de in het eerste lid bedoelde overigens behaalde winst.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde belasting wordt berekend naar de omstandigheden en tarieven aan het einde van het eerste jaar, waarin de in de artikelen 5 en 6 bedoelde tegemoetkomingen tot de fiscale winst van de oesterkweker bijdragen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 Onze Minister stelt het bedrag van de tegemoetkoming vast. Het bedrag van de tegemoetkoming in de belastingschade kan afzonderlijk worden vastgesteld.

  • 2 Onze Minister zendt een afschrift van zijn beschikking bij aangetekende brief aan de oesterkweker toe.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 De oesterkweker, die zich met de beslissing van Onze Minister omtrent de tegemoetkoming in de schade en de vaststelling door Onze Minister van de in artikel 11 bedoelde regeling niet kan verenigen, kan daartegen binnen drie maanden na de verzending bedoeld in artikel 8, tweede lid, beroep instellen bij de rechtbank te Middelburg.

  • 2 Het instellen van beroep geschiedt door de indiening van een verzoekschrift ter griffie van de rechtbank; het verzoekschrift wordt door een procureur ondertekend. Bij het verzoekschrift worden twee afschriften gevoegd.

  • 3 Het verzoekschrift is met redenen omkleed en bevat een duidelijke conclusie ten aanzien van het door de verzoeker verlangde bedrag van de tegemoetkoming.

  • 4 De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan Onze Minister. Onze Minister zendt een gewaarmerkt afschrift van zijn beslissing aan de griffier toe.

  • 5 De rechtbank stelt Onze Minister in de gelegenheid binnen een door haar te bepalen termijn een verweerschrift vergezeld van twee afschriften bij de griffier in te dienen. De rechtbank kan deze termijn verlengen. De griffier zendt een afschrift van het verweerschrift aan de verzoeker.

  • 6 De rechtbank kan de indiening van verdere schrifturen toestaan, indien zij zulks voor de behandeling der zaak dienstig acht.

  • 7 De vierde, zesde en zevende paragaaf van de negende afdeling van de tweede titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden overeenkomstige toepassing.

  • 8 Desverlangd geeft de rechtbank de verzoeker en Onze Minister gelegenheid de zaak mondeling toe te lichten.

  • 9 De rechtbank beslist bij met redenen omklede beschikking.

  • 10 De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de verzoeker en aan Onze Minister.

  • 11 De kosten komen ten laste van de Staat, tenzij de rechtbank in de omstandigheden van het geding termen vindt om de kosten geheel of voor een deel te compenseren, behoudens dat de kosten geheel door de eiser worden gedragen, indien hem niet meer wordt toegewezen dan het in artikel 8 bedoelde bedrag dan wel de in artikel 11 bedoelde regeling gehandhaafd blijft.

  • 12 Binnen twee maanden na de verzending van de beschikking van de rechtbank staat aan de verzoeker en aan Onze Minister beroep in cassatie open. Op het beroep in cassatie zijn de artikelen 426-429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

  • 13 Onze Minister draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de rechter.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

  • 1 Een tegemoetkoming wordt betaalbaar gesteld, zodra zij onherroepelijk is vastgesteld.

  • 2 Gelijktijdig wordt over de tegemoetkomingen, vastgesteld op grond van de artikelen 5 en 6, de wettelijke rente betaalbaar gesteld van 1 januari 1963 af. De rente loopt tot de eerste dag van de kalendermaand van betaling.

    Indien en voor zover uit 's lands kas een voorschot op de te verwachten tegemoetkoming is verstrekt, treedt de maand waarin dit is geschied voor de berekening van de rente in de plaats van de in de vorige zin bedoelde kalendermaand. Voor de berekening van de rente worden de bedragen van de tegemoetkoming naar beneden op honderd gulden of een veelvoud daarvan afgerond.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

De uitbetaling van de tegemoetkoming in de vermogensschade en over deze tegemoetkoming betaalbaar gestelde wettelijke rente of van een voorschot daarop ten aanzien van de met hypotheek of pand bezwaarde goederen en de in artikel 5, tweede lid, bedoelde zaken geschiedt niet dan overeenkomstig een regeling, die tussen de oesterkweker en de hypotheek- of pandhouder, onderscheidenlijk de huurverkoper is tot stand gekomen of op verzoek van één van partijen door Onze Minister is vastgesteld. Onze Minister let bij deze vaststelling op de waardevermindering van het goed en op het belang dat de hypotheek- of pandhouder, onderscheidenlijk de huurverkoper bij het goed hebben. Een afschrift van de beschikking tot vaststelling van een regeling als bedoeld in dit artikel wordt bij aangetekende brief aan partijen toegezonden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 28-09-2005]

Deze wet kan worden aangehaald als Wet schade oesterkwekers.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 16 september 1966

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. G. SUURHOFF.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. HOEFNAGELS.

De Minister van Landbouw en Visserij,

B. W. BIESHEUVEL.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

Uitgegeven de elfde oktober 1966.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

Naar boven