Wet omzetting tak Rijksdienst, omvattende de Staatsmijnen in Limburg, in een naamloze vennootschap

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet van 23 juni 1966, houdende regelen betreffende de omzetting van de tak van Rijksdienst, omvattende de Staatsmijnen in Limburg, in een naamloze vennootschap

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de tak van Rijksdienst, omvattende de Staatsmijnen in Limburg, om te zetten in een naamloze vennootschap en dienaangaande regelen te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gemachtigd om in overeenstemming met Onze Minister van Justitie namens de Staat der Nederlanden bij eenzijdige rechtshandeling op te richten de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Staatsmijnen.

  • 2 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt voorts gemachtigd namens de Staat in het kapitaal dezer vennootschap deel te nemen voor een bedrag van 300 miljoen gulden.

  • 3 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat maakt de oprichting van de vennootschap onverwijld bekend in de Staatscourant.

Artikel 2

  • 1 Alle goederen, rechten en verplichtingen van de Staat, welke de tak van Rijksdienst, omvattende de Staatsmijnen in Limburg, betreffen, gaan, zonder dat daarvoor een akte wordt gevorderd, bij de oprichting der vennootschap op deze over.

  • 2 Deze overgang geldt als volstorting van de aandelen, welke de Staat door deelneming in de vennootschap verkrijgt.

  • 3 Ten aanzien van de in het eerste lid begrepen onroerende zaken en schepen zal verandering in de tenaamstelling plaatsvinden in de desbetreffende registers, die ten kantore van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen worden gehouden. Het bestuur van de vennootschap doet de daartoe nodige opgave aan de desbetreffende hypotheekbewaarder.

  • 4 Ten aanzien van de in het eerste lid begrepen overige zaken, welke in openbare registers te boek zijn gesteld, zal eveneens verandering in de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. Het bestuur van de vennootschap doet de daartoe nodige opgaven aan de bewaarders van de betrokken registers.

Artikel 3

  • 1 Voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt de vennootschap geacht de belastingplicht van de Staatsmijnen in Limburg voort te zetten, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 13, onder 5, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 (Verord. bl. 51) op haar niet van toepassing is.

  • 2 De akte van oprichting van de vennootschap en de in artikel 2 bedoelde volstorting zijn vrijgesteld van het recht van registratie. Artikel 53 van de Registratiewet 1917 (Stb. 243) blijft ten aanzien van die volstorting buiten toepassing.

Artikel 4

De Staat wordt voor alle met het bezit der aandelen verband houdende handelingen vertegenwoordigd door Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel 5

  • 1 De wet van 29 december 1928 (Stb. 1956, 384) tot aanwijzing van de tak van Rijksdienst, omvattende de Staatsmijnen in Limburg, voor een beheer als bedoeld in artikel 88 der Comptabiliteitswet(Stb. 1927, 259) treedt bij de oprichting van de vennootschap buiten werking. Eerstgenoemde wet blijft echter van kracht ten aanzien van het tot aan dat tijdstip gevoerde beheer van deze tak van Rijksdienst, totdat zij op een door Ons te bepalen tijdstip vervalt.

  • 2 De in artikel 3, derde lid, onder a en b, van eerstgenoemde wet bedoelde bedragen, welke op het tijdstip van oprichting der vennootschap door die tak van Rijksdienst bij de Staat zijn opgenomen, worden van dat tijdstip af geacht onder dezelfde voorwaarden door de vennootschap bij de Staat te zijn opgenomen.

  • 3 De bedragen, welke op het tijdstip van oprichting der vennootschap door die tak van Rijksdienst bij de Staat zijn gestort hetzij als uitkering ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Bedrijvenwet (Stb. 1928, 249) hetzij als vlottende middelen zijn van dat tijdstip af door de Staat onder dezelfde voorwaarden aan de vennootschap verschuldigd.

Artikel 7

Het personeel in dienst bij de Staatsmijnen in Limburg, voor zover niet tot de hoofddirectie behorend, gaat bij de oprichting der vennootschap in dienst van deze over. Voor de vaststelling van de aan het dienstverband bij de vennootschap te ontlenen rechten geldt voor het personeel, alsmede voor de leden van de hoofddirectie de diensttijd doorgebracht bij de Staatsmijnen in Limburg als vervuld in dienst van de vennootschap.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 23 juni 1966

JULIANA.

De Minister van Economische Zaken,

J. M. DEN UYL.

De Minister van Financiën,

A. VONDELING.

Uitgegeven de veertiende juli 1966.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

Naar boven