Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 september 1964, nr. 332/664,
Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, mede namens Onze Ministers van Financiën en van
Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 22 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1964 Nr. 26);
Gezien het nader rapport van 20 oktober 1964, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht,
Nr. 387/664;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
-
2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt voor een motorrijtuig
dat is ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder
niet begrepen, de verzekerde som ten minste € 10.836.000 per gebeurtenis.
De som, waarvoor de verzekering van aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet, voor een motorrijtuig ten minste moet zijn gesloten, bedraagt € 10.000.000 per gebeurtenis.
Bovendien moet voor een motorrijtuig, dat wordt gebezigd voor vervoer krachtens een
geldige vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000, de verzekerde som voor schade aan zaken, welke toebehoren aan de met dat motorrijtuig
krachtens die vergunning vervoerde personen, ten minste € 40.000 per gebeurtenis
bedragen.