Hoofdstuk II. De verzekering
[Vervallen per 01-01-2006]
a. De verzekerden
[Vervallen per 01-01-2006]
Artikel 3
[Vervallen per 01-01-2006]
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
1 Verzekerd is:
a. de werknemer in de zin van de Ziektewet, wiens loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen in de zin van de Ziektewet, niet meer bedraagt dan f 62 200
[Red: per 1 januari 2002: € 30.700,-.]
per jaar, met dien verstande dat:
1e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, gedurende het eerste jaar voor zover hij recht heeft op een werkloosheidsuitkering berekend naar 70% van het dagloon, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
2e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 8 of 8c van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
b. degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:
– een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet, tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel
– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% dan wel
– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% of
– een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet arbeid en zorg, indien betrokkene op de dag, voorafgaande aan de dag waarop haar recht op die uitkering ingaat, verzekerde was;
c. vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en op de laatste dag van de voorafgaande maand verzekerde was;
d. degene, die behoort tot de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen.
2 Indien bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid, onder d, een groep van personen als verzekerd wordt aangewezen, geldt deze aanwijzing niet voor tot die groep behorende personen, wier loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen, meer bedraagt dan het in het eerste lid, onder a, genoemde bedrag per jaar, herzien overeenkomstig artikel 3a van deze wet. Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid, onder b, bedoelde personen.
4 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens het tweede lid, wordt:
a. onder loon verstaan:
- elke overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde uitkering, welke de verzekerde als vergoeding voor zijn arbeid of gedurende staking van de arbeid van zijn werkgever ontvangt, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen uitkeringen of bestanddelen van zodanige uitkeringen;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringniet zijnde de uitkering van een overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, of van een gewezen overheidswerknemer, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Ziektewet dan wel een uitkering of bijdrage als bedoeld in artikel 59 van die wet, voor zover die laatstbedoelde uitkering of bijdrage door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als zodanig loon is aangewezen.
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Werkloosheidswet dan wel hoofdstuk IV van die wet niet zijnde de uitkering van een overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, of van een gewezen overheidswerknemer;
- een toeslag ingevolge de Toeslagenwet;
- een loonsuppletie als bedoeld in hoofdstuk IIIb van de Werkloosheidswet en artikel 25 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid;
– een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet;
b. het over een of meer gedeelten van een jaar verdiende loon tot jaarloon herleid;
c. tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van de dienstbetrekking onderscheidenlijk van de uitkering, bijdrage, toeslag of loonsuppletie na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden,
d. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, die tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van het genieten van onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet dan wel een publiekrechtelijke regeling inzake onbetaald verlof of ouderschapsverlof;.
e. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van een verhindering de arbeid te verrichten wegens ziekte, tenzij de betrokkene ter zake van de verhindering inmiddels een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geniet.
5 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens het tweede lid wordt het loon, verdiend in een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Ziektewet dan wel artikel 8b van die wet geacht te zijn verdiend in een dienstbetrekking in de zin van die wet.
6 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, sub 2e, wordt, wanneer uitkering wordt ontvangen op grond van:
7 Het eerste lid, onder c, is slechts van toepassing indien betrokkene in het tijdvak van vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, tenminste drie jaar verzekerde is geweest. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van personen als bedoeld in het eerste lid, onder c, niet van toepassing is de in de eerste volzin genoemde voorwaarde of de voorwaarde dat zij op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken, verzekerde waren.
8 De voorwaarde dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder b of c, naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is, is niet van toepassing op degene die naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is op het grondgebied van een andere lid-staat van de Europese Gemeenschappen, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten, indien betrokkene met toepassing van de desbetreffende verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk met toepassing van het desbetreffende verdrag recht op verstrekkingen kan doen gelden, welke in beginsel worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering.
10 Bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid, onder d, kunnen in afwijking van artikel 2 vreemdelingen als verzekerden worden aangewezen, voor zover het betreft:
11 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, categorieën van personen, behorende tot de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde personen aanwijzen, die, indien zij de wens daartoe te kennen geven, niet verzekerd zijn ingevolge deze wet. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de eerste volzin.
12 Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op degene die uitsluitend vanwege de hoogte van zijn inkomen niet verzekerd is ingevolge artikel 3d. Op degene die in de loop van een kalenderjaar voor het eerst verzekerd is geworden ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is de eerste volzin van toepassing met ingang van 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.
13 Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, sub 1e, worden perioden waarin recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat samengeteld indien het recht op uitkering na gehele eindiging van dat recht herleeft op grond van artikel 21 van die wet. Voor de toepassing van de eerste volzin worden met perioden waarin recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat gelijkgesteld, perioden waarin geen recht bestaat op die uitkering op grond van het feit dat betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt.
Terugwerkende kracht
Artikel 3a
[Vervallen per 01-01-2006]
1 Het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari. Bij die herziening wordt, met inachtneming van het bij en krachtens het tweede lid bepaalde, dit bedrag verhoogd of verlaagd overeenkomstig het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 juli daaraan voorafgaande en het indexcijfer, dat bij de laatste herziening is gehanteerd.
2 Onder indexcijfer der lonen wordt verstaan het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere uitkeringen, sector particuliere bedrijven, zoals dat op basis van het jaar 1990 wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op de laatste werkdag van elke kalendermaand en voor de eerste maal, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd in het «Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek».
Het in de eerste volzin genoemde jaartal kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd. Bij de eerstvolgende herziening nadat een dergelijke regeling is getroffen, wordt, in afwijking van het eerste lid, het procentuele verschil gehanteerd tussen het indexcijfer der lonen op 31 juli daaraan voorafgaande en het indexcijfer, dat bij de laatste herziening zou zijn gehanteerd, ware de indexcijferreeks reeds op het gewijzigde jaartal gebaseerd.
4 Het overeenkomstig de vorige leden herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, met dien verstande, dat de afronding, bedoeld in het vorige lid, bij de eerstvolgende toepassing van het eerste lid buiten beschouwing blijft.
5 Indien daartoe naar Ons oordeel een bijzondere aanleiding bestaat, kan het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, bij algemene maatregel van bestuur worden herzien. Het ingevolge de vorige volzin herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, met dien verstande, dat de herziening voor de eerstvolgende toepassing van het eerste lid geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden.
7 Wanneer een herziening van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, overeenkomstig het bepaalde in de vorige leden er naar Ons oordeel toe zou leiden, dat het aantal verzekerde werknemers in de zin van deze wet beduidend zou toenemen dan wel afnemen, kan:
a. bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, dat herziening achterwege blijft, of
b. bij algemene maatregel van bestuur die herziening op zodanige wijze plaatsvinden, dat het bedoelde toenemen dan wel afnemen niet of niet ten volle zal optreden.
Artikel 3b
[Vervallen per 01-01-2006]
2 Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, andere categorieën van personen worden aangewezen, op wie artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is.
3 Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, categorieën van personen worden aangewezen op wie, indien zij de wens daartoe te kennen geven, artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is. Bij die regeling wordt voorzien in hetgeen verder terzake regeling behoeft.
Artikel 3c
[Vervallen per 01-01-2006]
1 Verzekerde is voorts degene van 65 jaar of ouder, die zich daartoe heeft aangemeld bij een ziekenfonds indien hij naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is, en het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan f 39 550
[Red: per 1 januari 2002: € 19.550,-.]
. Bij de aanmelding bij een ziekenfonds overlegt de verzekerde een verklaring van de Sociale verzekeringsbank waaruit blijkt dat het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan het bedrag genoemd in de eerste volzin.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan het gecorrigeerde verzamelinkomen, onderscheidenlijk het gecorrigeerde belastbare loon. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welk tijdvak voor de bepaling van het inkomen in aanmerking wordt genomen en worden regels gesteld ter uitvoering van de tweede volzin van het eerste lid.
5 Het eerste lid geldt niet voor degene die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, of als gezinslid in de zin van die regeling werd aangemerkt.
10 De in het zesde lid, onderdelen c tot en met g, en achtste lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten, worden over het tijdvak 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het tijdvak 2002 voor 2/3 deel en over het tijdvak 2003 voor 1/3 deel.
12 Onverminderd het bepaalde in het negende lid wordt over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken, in afwijking van het derde lid, onder inkomen verstaan het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met € 487.
13 De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de verzekerde of zijn eventuele echtgenoot, bepaalt op verzoek van de Sociale Verzekeringsbank het inkomen, bedoeld in het derde lid, over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 van de desbetreffende verzekerde of zijn eventuele echtgenoot.
Artikel 3d
[Vervallen per 01-01-2006]
2 De inspecteur van de rijksbelastingdienst verstrekt bij voor bezwaar vatbare beschikking aan de persoon, bedoeld in of krachtens het eerste lid, een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
4 Voor de toepassing van het eerste en het derde lid wordt onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in de Hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met de correctieposten bedoeld in artikel 3c, zesde lid, onderdelen a tot en met g, met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt bepaald over welk tijdvak het inkomen in aanmerking wordt genomen en kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.
8 Over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in de Hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd voor de tijdvakken 2004 en 2005 met € 1 355; met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
9 Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan: voor binnenlands belastingplichtigen, het inkomen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de inkomensbelasting 1964 en voor buitenlands belastingplichtigen het binnenlandse inkomen bedoeld in artikel 48, eerste lid, van die wet met dien verstande dat indien de berekening van het inkomen tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
Artikel 3e
[Vervallen per 01-01-2006]
Artikel 4
[Vervallen per 01-01-2006]
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
3 Medeverzekerd is voorts één eigen of aangehuwd kind dan wel pleegkind van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar van de verzekerde, indien dat tot het huishouden van de verzekerde behoort, de verzekerde als zijn kostwinner is aan te merken en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van dat huishouden of, mits tot dat huishouden ten minste drie andere kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het medeverzorgen van dat huishouden en dat in belangrijke mate op kosten van de verzekerde wordt onderhouden. De vorige volzin is niet van toepassing ten aanzien van een kind dat ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen.
4 Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens dit artikel wordt, indien het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding tijdens de loop van een kalenderkwartaal wordt beëindigd, het kind geacht het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding eerst aan het einde van dat kalenderkwartaal te hebben beëindigd. Indien het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding wordt beëindigd tijdens of bij het begin van een door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie dan wel het onderwijs of de beroepsopleiding wordt afgesloten met een eindexamen dat kort voor het begin van de laatste door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie van het desbetreffende studiejaar wordt afgelegd, wordt het kind geacht het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding eerst te hebben beëindigd aan het einde van het kalenderkwartaal waarin de vakantie eindigt.
5 Voor de toepassing van het tweede lid, onder e, wordt een kind dat de leeftijd van 18 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag van een kalenderkwartaal, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.
6 Voor de toepassing van het tweede lid, onder f, wordt een kind dat de leeftijd van 21 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag van een kalendermaand, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op de eerste dag van de volgende kalendermaand.
7 Een kind als bedoeld in het tweede lid, onder e of f wordt slechts als werkloos aangemerkt, indien en zolang het bij de Centrale organisatie werk en inkomen als werkzoekende is ingeschreven en indien deze inschrijving binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
8 Een kind als bedoeld in het tweede lid, onder f is slechts medeverzekerd zolang het werkloos is, doch ten hoogste gedurende de twee kalenderkwartalen volgende op dat waarin de beëindiging van het onderwijs of de beroepsopleiding heeft plaatsgevonden dan wel volgende op dat waarin de vestiging in of de terugkeer naar het Rijk heeft plaatsgevonden. In afwijking van de vorige volzin is een kind dat het onderwijs of de beroepsopleiding kort voor of met ingang van de zomervakantie heeft beëindigd, slechts medeverzekerd zolang het werkloos is, doch uiterlijk tot 1 januari volgende op die beëindiging.
13 Voor het vaststellen van de mate, waarin een eigen kind, een aangehuwd kind, een pleegkind dan wel een met een pleegkind gelijkgesteld kind door de verzekerde wordt onderhouden, wordt het inkomen van het kind geacht te zijn aangewend voor het onderhoud van dat kind.
14 Onze Minister kan voorschriften geven ter bepaling van het inkomen van het kind als bedoeld in het dertiende lid. Tevens kan Onze Minister, in afwijking van het dertiende lid, bepalen dat uitkeringen welke aan de verzekerde ten behoeve van het kind worden verstrekt, voor de toepassing van dat lid als inkomen van het kind worden aangemerkt.
Terugwerkende kracht
Artikel 5
[Vervallen per 01-01-2006]
1 De verzekerde, die de aanspraken, welke hem en zijn medeverzekerden ingevolge dit hoofdstuk toekomen, geldend wil maken, meldt zich daartoe aan bij een ziekenfonds, werkende in de gemeente of in het deel van de gemeente waar hij woont, welk ziekenfonds verplicht is hem als zodanig in te schrijven. De verzekerde ingevolge artikel 3d, eerste lid, legt daartoe de verklaring, bedoeld in artikel 3d, tweede lid, over.
Waar iemand woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Het College zorgverzekeringen kan nadere en zonodig afwijkende regelen vaststellen; Onze Minister kan ten aanzien van bepaalde groepen van verzekerden een of meer ziekenfondsen aanwijzen, waarbij deze zich bij uitsluiting aanmelden.
2 Al hetgeen verder de inschrijving als verzekerde betreft wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Daarbij kunnen verplichtingen worden opgelegd aan verzekerden, gewezen verzekerden, alsmede aan hun werkgevers of vroegere werkgevers.
4 Van degene, die de regelen, bedoeld in het tweede lid, niet naleeft, kan het ziekenfonds een vergoeding vorderen van de deswege geleden schade. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig regelen, te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
6 Tot inschrijving van een persoon, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt door het ziekenfonds slechts overgegaan indien deze persoon op hetzelfde woonadres als de verzekerde aan wiens verzekering de medeverzekering wordt ontleend, is ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie, met uitzondering van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.
Artikel 5a
[Vervallen per 01-01-2006]
1 De verzekerde is verplicht desgevraagd aan het ziekenfonds waarbij hij zich aanmeldt onderscheidenlijk waarbij hij is ingeschreven, een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 6
[Vervallen per 01-01-2006]
Het beding, waarbij een verzekerde zich tegenover zijn werkgever verbindt zich te doen inschrijven bij een door die werkgever aangewezen ziekenfonds, is nietig.
Artikel 7
[Vervallen per 01-01-2006]
1 Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige verzorging of de kosten daarvan, gesloten door degene, die als verzekerde bij een ziekenfonds wordt ingeschreven, vervalt met ingang van de dag, waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van de inschrijving ontvangt, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke uit de verzekering voortvloeien.
2 De premie, welke degene, wiens verzekering krachtens het bepaalde in het eerste lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25 pct. van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.
b. De verstrekkingen
[Vervallen per 01-01-2006]
Artikel 8
[Vervallen per 01-01-2006]
1 De verzekerden hebben, voor zover daarop geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter voorziening in hun geneeskundige verzorging aanspraak op de navolgende verstrekkingen:
a. medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een ziekenhuis, al dan niet gepaard gaande met opneming gedurende het etmaal of een deel daarvan, verpleging, verzorging, paramedische hulp of farmaceutische hulp.
b. revalidatiezorg van medisch-specialistische, paramedische, gedragswetenschappelijke en revalidatie-technische aard;
c. medisch-specialistische zorg, anders dan bedoeld onder a;
d. huisartsenzorg;
e. verloskundige zorg;
f. kraamzorg;
g. tandheelkundige zorg;
h. paramedische zorg;
i. hulpmiddelen;
j. farmaceutische zorg.
Artikel 8a
[Vervallen per 01-01-2006]
2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een instelling, behorende tot een bij de maatregel aan te wijzen categorie van instellingen, voor de toepassing van deze wet als toegelaten wordt aangemerkt.
Artikel 8b
[Vervallen per 01-04-1996]
Artikel 8c
[Vervallen per 01-01-2006]
Een toelating wordt geweigerd:
a. met betrekking tot instellingen die een ziekenhuisvoorziening in de zin van de Wet ziekenhuisvoorzieningen in stand houden: voor zover de instelling niet voldoet aan de ingevolge die wet geldende voorschriften inzake spreiding en behoefte;
b. met betrekking tot de overige instellingen: voor zover de instelling niet voldoet aan de door Onze Minister vast te stellen voorschriften inzake spreiding en behoefte.
Artikel 8d
[Vervallen per 01-04-1996]
Artikel 8e
[Vervallen per 01-07-1999]
Artikel 8f
[Vervallen per 01-01-2006]
Behoudens voor zover bij de toelating anders is aangegeven, worden de werkzaamheden van de instelling ter zake van de verlening van verstrekkingen verricht op de wijze en in de omvang overeenkomstig de gegevens, verstrekt bij de aanvraag om toelating.
Artikel 8g
[Vervallen per 01-01-2006]
Een toelating wordt ingetrokken:
Artikel 8h
[Vervallen per 01-01-2006]
Een toegelaten instelling is verplicht, voor zover het College zorgverzekeringen zulks voor de toepassing van dit hoofdstuk behoeft, deze alle gevraagde mondelinge en schriftelijke inlichtingen en gegevens te verstrekken en inzage te geven van boeken en bescheiden, welke betrekking hebben op het gevoerde beheer en de verrichte werkzaamheden.
Artikel 8i
[Vervallen per 01-01-2006]
Indien een maatregel als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, eerste volzin, aanhef en onder a, of tweede volzin, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen is getroffen, wordt de toelating geacht dienovereenkomstig te zijn gewijzigd dan wel ingetrokken. In afwijking van artikel 77 kan ter zake geen beroep worden ingesteld.
Artikel 9
[Vervallen per 01-01-2006]
1 De verzekerde, die zijn aanspraak op een verstrekking geldend wil maken, wendt zich daartoe, behalve in gevallen, genoemd in de algemene maatregel van bestuur krachtens het tweede lid van artikel 8, tot een persoon of een instelling, met wie of welke het ziekenfonds, waarbij hij is ingeschreven, tot dat doel een overeenkomst heeft gesloten, een en ander behoudens het bepaalde in het vierde lid.
4 Een ziekenfonds kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, aan een verzekerde toestemming verlenen zich voor het geldend maken van zijn recht op een verstrekking te wenden tot een andere persoon of instelling in Nederland, indien zulks voor zijn geneeskundige verzorging nodig is. Onze Minister kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden aan een verzekerde ook toestemming kan worden verleend zich voor het geldend maken van zijn recht op een verstrekking te wenden tot een persoon of inrichting buiten Nederland.
5 In de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald, dat verzekerden, om hun rechten op de desbetreffende verstrekking geldend te kunnen maken, door het ziekenfonds ingeschreven moeten zijn op naam van een persoon of een instelling. Daarbij kunnen regelen worden gesteld ter beperking van het ten name van een persoon of een instelling in te schrijven aantal verzekerden. Bij reglement van het ziekenfonds kan het aantal overschrijvingen van een verzekerde in een bepaald tijdvak aan een maximum worden gebonden en kunnen regelen worden gesteld betreffende de tijdstippen van overschrijving.
Artikel 10
[Vervallen per 01-01-2006]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op een verstrekking of op een vergoeding wegens kosten van geneeskundige verzorging, verleend in of buiten Nederland, in gevallen, waarin een verzekerde als gevolg van in die algemene maatregel van bestuur omschreven omstandigheden geneeskundige hulp heeft ingeroepen, welke hij, hadden die omstandigheden zich niet voorgedaan, op de in artikel 9 omschreven wijze had kunnen verkrijgen.
Artikel 11
[Vervallen per 01-01-2006]
1 Onze Minister kan bepalen, dat de verzekerden van alle of van door hem aan te wijzen ziekenfondsen aanspraak hebben jegens hun ziekenfonds op een uitkering in geld wegens gemaakte kosten voor een bepaalde vorm van geneeskundige verzorging in plaats van aanspraak op de desbetreffende verstrekking. Onze Minister gaat hiertoe slechts over, indien hij van oordeel is, dat alle of door hem aangewezen ziekenfondsen in de onmogelijkheid verkeren op voor hen aanvaardbare voorwaarden overeenkomsten te sluiten met een genoegzaam aantal personen of instellingen, die de bedoelde vorm van geneeskundige verzorging kunnen verlenen.
Artikel 11a
[Vervallen per 01-01-2006]
[Red: Vervallen.]
Artikel 12
[Vervallen per 01-01-2006]
De verzekerde kan aan de verzekering geen aanspraak ontlenen, indien en voor zover hij ingevolge een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen regeling op geneeskundige behandeling of vergoeding van de kosten daarvan recht heeft.
Artikel 13
[Vervallen per 01-04-2001]
Artikel 14
[Vervallen per 01-01-2006]
Ten aanzien van het verlenen van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen verstrekkingen van verpleging en behandeling kan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen deel van de administratie en de controle worden uitgeoefend door de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersonen, welke deze taak voor het gehele land of voor een gedeelte van het land dan wel voor groepen van ziekenfondsen vervullen, overeenkomstig door het College zorgverzekeringen. vast te stellen beleidsregels. Het College zorgverzekeringen. regelt tevens de wijze, waarop de kosten, voortvloeiende uit de werkzaamheden van de aangewezen rechtspersonen, worden gedekt uit de Algemene Kas.