-
a. tot de datum van 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het ouderdomspensioen onderscheidenlijk
gesteld:
gerekend van 1 april 1960 af op
€ 465,58, € 732,40 en € 366,20;
gerekend van 1 september 1962 af op
€ 500,9, € 770,52 en € 385,26;
gerekend van 1 januari 1963 af op het volle ouderdomspensioen, met dien verstande,
dat in gevallen als bedoeld in artikel 14, lid 4, van de Algemene Ouderdomswet, een weduwnaar tot het tijdstip, met ingang waarvan het hem toegekende ouderdomspensioen
wordt herzien, wordt aangemerkt als te behoren tot de groep bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder a, van die wet.
-
b. vanaf 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet,
het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen gesteld
op het volle algemeen ouderdomspensioen, met dien verstande, dat het algemeen ouderdomspensioen
dat krachtens artikel 18 van de Algemene Ouderdomswet is uitbetaald buiten beschouwing
wordt gelaten.
-
c. voor de groepen, genoemd in artikel 19 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet respectievelijk
artikel 17 van de Algemene nabestaandenwet, zoals dat artikel luidde op de hierna genoemde tijdstippen op de hierna genoemde
tijdstippen, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen weduwenpensioen
respectievelijk de uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet onderscheidenlijk gesteld:
gerekend van 1 april 1960 af op
€ 658,89 en € 954,75
gerekend van 1 september 1962 af op
€ 694,28 en € 992,87;
gerekend van 1 januari 1963 af op het volle algemeen weduwenpensioen respectievelijk
de volle uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet.
-
d. voor de groepen, genoemd in artikel 20 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet respectievelijk
artikel 29 van de Algemene nabestaandenwet, zoals die artikelen luidden op de hierna genoemde tijdstippen, het in de beperking
te betrekken bedrag van het algemeen wezenpensioen respectievelijk de algemene wezenuitkering
onderscheidenlijk gesteld:
gerekend van 1 april 1960 af op
€ 220,54, € 332,17 en € 435,63;
gerekend van 1 januari 1963 af op het volle algemeen wezenpensioen.