Wet van 18 maart 1955, houdende regeling voor het voortbestaan van het Pensioenfonds
voor de vaste onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken, een regeling
te treffen met betrekking tot het voortbestaan van het "Pensioenfonds voor de vaste
onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek";
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: