§ 1. Van de inschrijving en de beëdiging van de advocaten; van het tableau
-
3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid geschiedt de inschrijving voorwaardelijk
indien de verzoeker niet in het bezit is van een verklaring als bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, of niet beschikt over een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven erkenning
van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties of over een document als bedoeld in artikel 2a, eerste lid. Wordt een verklaring of erkenning als bedoeld in de eerste volzin nadien alsnog
overlegd, dan wordt van rechtswege het voorwaardelijk karakter aan de inschrijving
ontnomen.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit,
de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid
van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde
graad Bachelor op het gebied van het recht.
-
4 Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in een andere lidstaat van
de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland met goed gevolg het afsluitend examen
van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of daaraan gelijkwaardige
opleiding heeft afgelegd. In dat geval onderzoekt de algemene raad in hoeverre het
afsluitend examen en de in deze andere lidstaat door de verzoeker verworven beroepservaring
gelijkwaardig zijn aan de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten. Indien
blijkt dat het afsluitend examen en de beroepservaring niet gelijkwaardig zijn aan
de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten, kan de algemene raad eisen
dat de verzoeker een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens aflegt. De algemene
raad draagt zorg voor de mogelijkheid tot het kunnen afleggen van een proeve van bekwaamheid
of het afleggen van aanvullende examens.
-
6 Gelijktijdig met de indiening van het verzoek als bedoeld in het eerste en vierde
lid legt de verzoeker over een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Indien de verzoeker eerder als advocaat ingeschreven is geweest, legt hij tevens
over een document dat is afgegeven door de raad van de orde van het arrondissement
waarin hij het laatst kantoor heeft gehouden, waaruit blijkt of hij al dan niet tuchtrechtelijk
is veroordeeld dan wel of hij in staat van faillissement heeft verkeerd of ten aanzien
van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is geweest.
Het in de vorige zin bedoelde document wordt eveneens door de ingeschreven advocaat
die in een ander arrondissement kantoor wenst te houden overgelegd aan de raad van
de orde aldaar.
-
7 Tenzij de raad toepassing geeft aan artikel 4, eerste lid, zendt hij een afschrift van het verzoek en de daarbij overgelegde verklaringen en
documenten aan de rechtbank in het arrondissement waarin de verzoeker kantoor wenst
te houden ten behoeve van de beëdiging van de verzoeker.
-
9 Indien een beslissing van de raad tot weigering van het in behandeling nemen van de
inschrijving als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onherroepelijk is geworden, wordt een nieuw verzoek dat is ingediend binnen een
jaar na het geweigerde verzoek buiten behandeling gelaten. Indien wijziging in de
omstandigheden of het feit dat het verzoek wordt ingediend bij een andere raad dit
rechtvaardigt, kan de raad in het arrondissement waar de verzoeker kantoor wenst te
houden beslissen het verzoek tot inschrijving alsnog in behandeling te nemen. In dat
geval geeft de raad toepassing aan het zevende lid.
-
1 In afwijking van het eerste lid van artikel 2 is degene die in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in
Zwitserland, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheid
uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmee overeenkomstige benaming
in de taal of in de talen van de staat van herkomst, bevoegd te verzoeken te worden
ingeschreven als advocaat, indien hij een document overlegt waaruit blijkt dat hij
gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in Nederland in het Nederlandse
recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht als advocaat werkzaam is geweest. Onder
daadwerkelijk en regelmatig werkzaam wordt verstaan de daadwerkelijke uitoefening
van de werkzaamheid zonder andere dan de in het dagelijks leven normale onderbrekingen.
-
4 De raad kan verifiëren of de uitgeoefende werkzaamheden als regelmatig en daadwerkelijk
kunnen worden aangemerkt en kan zo nodig de advocaat verzoeken mondeling of schriftelijk
aanvullende verduidelijkingen of preciseringen te verstrekken met betrekking tot inlichtingen
en bescheiden, als bedoeld in het derde lid.
-
5 In plaats van de verklaring omtrent het gedrag of de andere in artikel 2, zesde lid, genoemde documenten kan de advocaat, bedoeld in het eerste lid, een met deze verklaring
of die documenten overeenkomende documenten, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag
in de staat van herkomst overleggen.
-
1 Indien de advocaat gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in
Nederland als advocaat werkzaam is geweest, doch gedurende kortere tijd in het Nederlandse
recht, kan de raad van de orde in het arrondissement waarin de advocaat kantoor kan
houden het document, bedoeld in het eerste lid van artikel 2a, afgeven als de advocaat voldoende bekwaam is om de werkzaamheden in het Nederlandse
recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht voort te zetten. Hierbij houdt de raad
rekening met:
-
a. de periode gedurende welke de betrokken advocaat daadwerkelijk en regelmatig werkzaamheden
heeft verricht in Nederland,
-
b. de kennis en beroepservaring op het gebied van het Nederlandse recht,
-
c. de deelname aan cursussen of seminars met betrekking tot het Nederlandse recht en
-
d. de kennis en beroepservaring van alsmede de deelname aan cursussen of seminars over
de Nederlandse beroeps- en gedragsregels.
-
2 De beoordeling van de daadwerkelijke en regelmatige werkzaamheden in Nederland alsmede
de beoordeling van de bekwaamheid van de advocaat om de in Nederland uitgeoefende
werkzaamheden voort te zetten, vinden plaats in het kader van een onderhoud dat ten
doel heeft de daadwerkelijke en regelmatige aard van de uitgeoefende werkzaamheid
te verifiëren.
-
1 De advocaat die overeenkomstig artikel 2a is ingeschreven, is bevoegd om naast het voeren van de titel advocaat zijn oorspronkelijke
beroepstitel in de officiële taal of in een van de officiële talen van de staat van
herkomst te voeren, indien hij onder die beroepstitel is ingeschreven in de staat
van herkomst.
-
1 Na ontvangst van het afschrift van het verzoek en de daarbij overlegde verklaringen
en documenten, bedoeld in artikel 2, zesde lid, worden advocaten op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd door de rechtbank
in het arrondissement waarin zij kantoor wensen te houden. Van de beëdiging wordt
door de griffier van de rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene
raad met het oog op de verwerking hiervan op het tableau.
-
2 Zij leggen de navolgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen,
die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn."
-
3 Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed of belofte als volgt:
«Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan ’e Grûnwet, earbied foar de
rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil,
dêr’t ik ynderlik fan oertsjûge bin dat dy net rjochtfeardich is.»
-
1 De raad van de orde in het arrondissement waarbij het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend kan weigeren het verzoek in behandeling te nemen, indien:
-
a. de verzoeker niet voldoet aan de in de artikelen 2 en 2a gestelde vereisten voor de inschrijving, dan wel indien hij de in deze artikelen
bedoelde verklaringen of documenten niet heeft overgelegd;
-
b. de gegronde vrees bestaat dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor
advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig
maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt; of
-
c. de verzoeker op grond van artikel 8c, eerste lid, onderdeel c, van het tableau is geschrapt zonder dat alsnog de daar bedoelde verklaring of het
bewijs kan worden overgelegd en het verzoek wordt ingediend binnen een door de algemene
raad nader te bepalen termijn na de schrapping.
-
2 Indien het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend door een verzoeker die eerder als advocaat ingeschreven is geweest,
kan de raad het verzoek tevens weigeren in behandeling te nemen indien hij van oordeel
is dat de verzoeker niet voldoet aan de bij of krachtens verordening gestelde eisen
om voor hernieuwde inschrijving in aanmerking te komen.
-
5 Bij of krachtens verordening wordt bepaald in hoeverre na schrapping op grond van
artikel 8c, eerste lid, onderdeel c, nog examen in onderdelen van de opleiding kan worden afgelegd alsmede onder welke
voorwaarden dit examen kan worden afgelegd.
-
1 De secretaris van de raad maakt de beslissing tot weigering van het in behandeling
nemen van het verzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onverwijld bekend aan de verzoeker.
-
3 Het beklag wordt gedaan bij verzoekschrift, waarbij een afschrift wordt gevoegd van
de beslissing waartegen het beklag is gericht. De griffier zendt onverwijld een afschrift
van het verzoekschrift aan de raad die de beslissing heeft genomen. Op de behandeling
van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
-
1 Het hof van discipline beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de
verzoeker en van de raad. Op de behandeling van de zaak zijn artikel 56, zesde lid, en artikel 57, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
De griffier zendt onverwijld afschrift van de beslissing aan de verzoeker en de raad.
-
2 Bij de in het eerste lid, onder h tot en met n, bedoelde gegevens worden op het tableau
tevens verwerkt de datum en het kenmerk van de daarop betrekking hebbende beslissing
of beslissingen, alsmede de instantie die deze heeft genomen.
-
1 De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de algemene raad, de secretaris
van de algemene raad, de raden van de orden in de arrondissementen, het college van
toezicht alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en
plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline hebben
kosteloos inzage in de op grond van artikel 8 op het tableau verwerkte gegevens.
-
3 Met uitzondering van de gegevens die betrekking hebben op het opleggen van de maatregel
van de schrapping van het tableau kunnen de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder
b tot en met e, door anderen dan de in het eerste lid bedoelde personen en instanties
niet worden ingezien, indien tien jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden
van de beslissing waarop de gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of
het hof van discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin
bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet korter kan
zijn dan de duur van de schorsing.
-
4 De gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, kunnen gedurende een periode
van vijf jaar na openbaarmaking op grond van artikel 32f, eerste, vierde of vijfde
lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme door anderen
dan de in het eerste lid bedoelde personen en instanties worden ingezien, tenzij enig
wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst openbaar van gegevens
over advocaten ten aanzien van wie een beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen
van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e, onherroepelijk is geworden. In deze lijst worden opgenomen:
-
a. de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;
-
b. de plaats waar de advocaat kantoor houdt;
-
c. de vermelding van de raad van de orde in het arrondissement waartoe de advocaat behoort;
-
d. de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding
van de duur van de maatregel; en
-
e. de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop
de maatregel ingaat.
-
2 Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak is onderbroken en de verklaring
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, of het onder 2°, bedoelde bewijs
niet kan worden overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak
van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit verzoek kan
worden ingediend na drie jaar na onderbreking van het tijdvak.
-
3 Voor voorwaardelijk ingeschreven advocaten die in deeltijd werkzaam zijn, wordt het
in de aanhef van het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak naar evenredigheid
verlengd, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.
Indien de raad op grond van artikel 9b, tweede lid, de stage heeft verlengd, wordt het in de aanhef van het eerste lid, onderdeel c,
bedoelde tijdvak verlengd met de in de beslissing opgenomen termijn, met dien verstande
dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.
-
4 De in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde schrapping geschiedt middels een beschikking
van de algemene raad met ingang van een tijdstip dat ten minste twee maanden en ten
hoogste zes maanden na de datum van de beschikking gelegen is. Van de beschikking
wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan de betrokken advocaat, diens patroon, de
raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt en aan het openbaar
ministerie.
De artikelen 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, d, en f tot en met m, en tweede lid, 8a, 8b, en 8c, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op advocaten die hun werkzaamheden uitoefenen
onder hun oorspronkelijke beroepstitel als bedoeld in artikel 16h, met dien verstande dat:
-
– in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, voor «artikel 48, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 48, eerste lid, en artikel 60aa, tweede lid; en
-
– in artikel 8a, tweede lid, onderdelen b tot en met e, en artikel 8b voor «artikel 48, tweede lid, onder d of e» telkens wordt gelezen: artikel 48, tweede lid, onder e, of artikel 60aa, tweede lid.
-
2 Op de behandeling van het verzoek zijn de artikelen 47, 49 en 50 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de artikelen 49 en 50 voor
«de klager» wordt gelezen: de raad van de orde in een arrondissement.
Schrapping van het tableau brengt het verlies mee van de betrekkingen, waarbij de
hoedanigheid van advocaat is vereist voor verkiesbaarheid of benoembaarheid.
-
1 De raad van de orde in een arrondissement kan gedurende één jaar nadat een advocaat
is beëdigd, beslissen dat hij van het tableau zal worden geschrapt, wanneer hetzij
de advocaat de raad of het hof van discipline zo onjuiste of onvolledige inlichtingen
heeft verstrekt, dat hij, ware de juiste toedracht van zaken de raad of het hof van
discipline bekend geweest, niet tot de beëdiging zou zijn toegelaten, hetzij de advocaat
zich in het tijdvak tussen het verzoek tot inschrijving en de beëdiging aan een zo
ernstige misdraging heeft schuldig gemaakt, dat hem, indien hij na de beëdiging zich
daaraan zou hebben schuldig gemaakt, de maatregel van schrapping van het tableau zou
zijn opgelegd.
-
4 Van een zodanige beslissing kan de betrokken advocaat binnen zes weken na de bekendmaking
beroep instellen bij het hof van discipline. Artikel 5, derde lid, en artikel 6 zijn van overeenkomstige toepassing.
-
1 Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst of de tuchtrechter aldaar
de uitoefening van het beroep van de advocaat die zich krachtens het nationale recht
van die lidstaat van de Europese Unie of de desbetreffende staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dat uitvoering geeft aan
artikel 3 van richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter
vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat, heeft
laten inschrijven, tijdelijk of blijvend heeft ontzegd, beslist de raad van de orde
in het arrondissement waar de betrokken advocaat kantoor houdt ambtshalve tot schorsing
of schrapping van het tableau, indien er gegronde vrees bestaat dat de betrokkene
als advocaat inbreuk zal maken op de voor de advocaten geldende wetten verordeningen
en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat
een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het besluit treedt in werking zes weken nadat
het is bekend gemaakt.
-
7 De advocaat draagt op verzoek van de raad zorg voor de beëdigde vertaling van de
gegevens en bescheiden die voor zijn beslissing nodig zijn. Indien de advocaat weigert
aan dit verzoek te voldoen, draagt de raad zorg voor de beëdigde vertaling en verhaalt
hij de kosten daarvan op de betrokken advocaat.
-
9 Indien de advocaat zich in Zwitserland heeft laten inschrijven met inachtneming van
de op 21 juni 1999 tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en
haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer
van personen, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.
§ 2. Van de bevoegdheden en verplichtingen der advocaten
De advocaten oefenen de praktijk uit overeenkomstig de bevoegdheden en vereisten,
bij de Wetboeken van Burgerlijke Rechtsvordering en Strafvordering en bij de bijzondere wetten en besluiten gegeven en gevorderd, en overeenkomstig
deze wet en de daarop berustende verordeningen en besluiten.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9j, hebben advocaten zowel in burgerlijke als in strafzaken de bevoegdheid om als zodanig
voor alle rechterlijke colleges binnen het Rijk op te treden.
-
1 Voor zover niet bij wet anders is bepaald, is de advocaat ten aanzien van al hetgeen
waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennis neemt tot geheimhouding
verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor medewerkers en personeel van de advocaat,
alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening.
-
3 Door de algemene raad kan om bijzondere redenen aan een advocaat, die zijn kantoor
buiten Nederland wenst te vestigen, ontheffing van het in het eerste lid vervatte
voorschrift worden verleend. De raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat
het laatst kantoor heeft gehouden, wordt tevoren gehoord. Indien ontheffing wordt
verleend, blijft de advocaat na vestiging van zijn kantoor buiten Nederland behoren
tot de orde in het arrondissement waar hij het laatst kantoor heeft gehouden. Indien
de advocaat niet eerder in een arrondissement kantoor heeft gehouden, behoort hij
na verlening van de ontheffing en vestiging van zijn kantoor buiten Nederland tot
de orde in het arrondissement Den Haag.
-
4 Door de algemene raad kan aan een advocaat die in het kader van detachering elders
kantoor wenst te houden, tijdelijk ontheffing van het in het eerste lid vervatte voorschrift
worden verleend. De raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat op het
moment van het verzoek om ontheffing kantoor houdt, wordt tevoren gehoord. Indien
ontheffing wordt verleend, blijft de advocaat behoren tot de orde in het arrondissement
waar hij kantoor heeft gehouden op het moment van het verzoek om ontheffing.
-
5 Advocaten die niet aan de voorschriften van dit artikel voldoen, worden, na aanmaning
daartoe door de raad van de orde in het arrondissement, op requisitoir van het openbaar
ministerie en nadat de rechtbank tot schrapping heeft beslist, van het tableau geschrapt.
Van de beslissing tot schrapping wordt door de griffier van de rechtbank kennis gegeven
aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.
-
1 De rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem zijn diensten
te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven
dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, kan zich wenden tot
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen,
met het verzoek een advocaat aan te wijzen. Ook indien de rechtzoekende naar het voorlopig
oordeel van de deken in aanmerking komt voor verlening van rechtsbijstand ingevolge
het bepaalde bij of krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wijst de deken een advocaat aan.
-
3 Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het
verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling
van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De advocaten pleiten staande, gekleed in het kostuum bij het bijzondere reglement
op dat onderwerp bepaald, des goedvindende met gedekten hoofde.
Artikel 15
[Vervallen per 01-09-2008]
Advocaten, die in staat van faillissement zijn verklaard of ten aanzien van wie de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, die wegens
schulden zijn gegijzeld of onder curatele zijn gesteld, zijn gedurende de duur van
het faillissement onderscheidenlijk de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen, de gijzeling of de curatele van rechtswege in de uitoefening van de praktijk
geschorst. De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat
niet voeren. De griffier van het gerecht dat een van de in de eerste zin vermelde
beslissingen of een beslissing die de opheffing van de schorsing tot gevolg heeft,
heeft uitgesproken, geeft van de schorsing , onderscheidenlijk de opheffing hiervan
kennis aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het
tableau. Schorsing brengt mee het verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid
van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
§ 2a. Van de bevoegdheden en verplichtingen van andere dan in Nederland ingeschreven
advocaten
De bepalingen van deze wet en andere wettelijke voorschriften betreffende advocaten,
hebben uitsluitend betrekking op in Nederland ingeschreven advocaten, voor zover die
voorschriften of de navolgende, tot deze paragraaf behorende, artikelen niet anders
bepalen.
Voor de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting,
worden mede als advocaat aangemerkt, personen die niet als zodanig in Nederland zijn
ingeschreven, maar die wel in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of in Zwitserland, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd zijn hun beroepswerkzaamheden
uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmede overeenkomstige benaming
in de taal of in een der talen van de staat van herkomst.
Wanneer de in het vorige artikel bedoelde personen, hierna te noemen: bezoekende advocaten,
bij de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting
hun titel voeren, dienen zij daarbij de beroepsorganisatie te vermelden waartoe zij
behoren of het gerecht waarbij zij overeenkomstig de wettelijke regeling van de staat
van herkomst zijn toegelaten.
-
1 De werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende de vertegenwoordiging
en de verdediging van een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie
worden door bezoekende advocaten onder dezelfde voorwaarden uitgeoefend als die welke
gelden voor in Nederland ingeschreven advocaten.
-
2 Bij de uitoefening van de in het eerste lid genoemde werkzaamheden nemen bezoekende
advocaten de beroepsregels in acht die gelden voor in Nederland ingeschreven advocaten,
met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 28, onverminderd hetgeen waartoe zij als advocaat in de staat van herkomst verplicht
zijn.
-
1 Bij de uitoefening van werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende
de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte, waarvoor ingevolge
de wet de bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven, moet
een bezoekende advocaat samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, hierna
te noemen de samenwerkende advocaat.
-
5 In de gevallen dat advocaten verplicht of gerechtigd zijn tot het dragen van een
bijzonder kostuum, mag de bezoekende advocaat, indien hij zulks verkiest, in plaats
daarvan het kostuum dragen dat is voorgeschreven in de staat van herkomst.
-
6 De rechter die de leiding heeft van de terechtzitting kan bezoekende advocaten toestaan
zich van een andere taal te bedienen dan de Nederlandse, indien hij van mening is
dat daardoor een goede rechtsbedeling niet wordt geschaad. Hij kan daarbij als voorwaarde
stellen dat van een tolk gebruik gemaakt wordt.
Ten aanzien van andere werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, dan die bedoeld
in het eerste lid van artikel 16d, blijven bezoekende advocaten onderworpen aan de voorwaarden en de beroepsregels
van de staat van herkomst. Zij dienen daarnaast de voor in Nederland ingeschreven
advocaten geldende beroepsregels in acht te nemen, met name die betreffende: (a) de onverenigbaarheid van het uitoefenen van de werkzaamheden van advocaat met het
verrichten van andere werkzaamheden in Nederland, (b) de verhouding tot andere advocaten en (c) het verbod van bijstand door een zelfde advocaat aan partijen met tegenstrijdige
belangen. Laatstbedoelde regels zijn slechts toepasselijk voor zover zij kunnen worden
nageleefd door een advocaat die niet in Nederland is gevestigd en de naleving ervan
objectief gerechtvaardigd is ten einde in Nederland de behoorlijke uitoefening van
de werkzaamheden van advocaten, de waardigheid van het beroep en de inachtneming van
de bedoelde regels inzake onverenigbaarheid te verzekeren.
-
1 De deken van de orde in het arrondissement is belast met het toezicht op de naleving
door advocaten die kantoor houden in dat arrondissement van het bepaalde bij of krachtens
deze wet met inbegrip van toezicht op de zorg die zij als advocaten behoren te betrachten
ten opzichte van degenen wiens belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen,
inbreuken op verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten en enig handelen
of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
-
2 Ten behoeve van het houden van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, zijn de advocaat,
zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die bij de beroepsuitoefening
betrokken zijn, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a. In dat geval geldt voor de deken alsmede voor de door hem ten behoeve van de uitoefening
van het toezicht ingeschakelde medewerkers, personeel en andere personen een geheimhoudingsplicht,
gelijk aan die bedoeld in artikel 11a.
-
1 Het hof van discipline schorst op verzoek van het college van toezicht een deken in
de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme, indien en voor zolang:
-
a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
-
b. hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf
is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd
die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
-
c. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele
is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft
verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
-
4 Het hof van discipline ontheft op verzoek van het college een deken van de taakuitoefening
de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme, indien:
-
a. de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is
veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die
vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
-
b. de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld,
in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft
verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
-
1 Het college van toezicht kan de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid, schriftelijk verzoeken de deken van de orde in het arrondissement te ontslaan en
in zijn plaats een andere deken te kiezen, wegens tekortschieten in de taakuitoefening
de artikelen 45a, eerste lid, 46c, of artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme, wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel andere zwaarwegende
in de persoon van betrokkene gelegen redenen.
-
2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gericht tot het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde in het arrondissement. De jaarlijkse vergadering
van de orde in het arrondissement komt binnen zes weken na indiening van het verzoek
bijeen om op het verzoek te beslissen.
-
1 Het college van toezicht stelt jaarlijks een werkplan vast, alsmede een verslag van
werkzaamheden, waarin in ieder geval het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid
en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen
jaar worden neergelegd.
-
2 Het werkplan en het verslag worden toegezonden aan Onze Minister voor Rechtsbescherming,
de algemene raad, het college van afgevaardigden en de raden van de orden in de arrondissementen,
en worden voorts algemeen verkrijgbaar gesteld.
§ 4. Van de tuchtrechtspraak
De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten
in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van
degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake
van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten
dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend
in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste
ressort, door het hof van discipline.
-
5 Onze Minister voor Rechtsbescherming stemt niet in met de begroting dan nadat de algemene
raad van de Nederlandse orde van advocaten is gehoord. De instemming kan worden onthouden
wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid
wordt instemming niet onthouden dan nadat de raden van discipline en het hof van discipline
in de gelegenheid zijn gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister
voor Rechtsbescherming te stellen redelijke termijn.
-
6 Wanneer Onze Minister voor Rechtsbescherming niet met de begroting heeft ingestemd
vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kunnen de raden van discipline
en het hof van discipline, in het belang van een juiste uitvoering van zijn taak,
voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over
ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen
in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.
-
7 Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan
tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doen
de raden van discipline en het hof van discipline daarvan onverwijld mededeling aan
Onze Minister voor Rechtsbescherming onder vermelding van de oorzaak en de verwachte
omvang van de verschillen.
-
1 In het rechtsgebied van elk gerechtshof is een raad van discipline, wiens rechtsgebied
samenvalt met dat van het gerechtshof en die de tuchtrechtspraak in eerste aanleg
uitoefent met betrekking tot de advocaten, kantoorhoudende in dat gebied.
-
3 Met betrekking tot de leden-advocaten, de plaatsvervangende leden-advocaten en de
griffier van de raden van discipline, voor zover deze advocaat is, wordt de tuchtrechtspraak
in eerste aanleg uitgeoefend door een door de voorzitter van het hof van discipline
naar aanleiding van een ingekomen klacht ambtshalve aan te wijzen andere raad van
discipline. Van een zodanige verwijzing geeft de voorzitter van het hof van discipline
kennis aan de aangewezen raad van discipline, aan de raad van discipline waarvan de
beklaagde lid-advocaat, plaatsvervangend lid of griffier is, aan de deken van de orde
in het arrondissement waar de beklaagde advocaat kantoor houdt, en aan de klager.
-
4 Aanwijzing van een andere raad van discipline overeenkomstig het derde lid vindt ook
plaats indien een klacht betrekking heeft op een deken binnen het rechtsgebied van
een raad van discipline of afkomstig is van een lid-advocaat, een plaatsvervangend
lid-advocaat of de griffier van een raad van discipline.
-
5 Indien de klacht is ingediend tegen of betrekking heeft op meerdere advocaten die
in verschillende ressorten kantoor houden of indien tussen klachten een zodanige samenhang
bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen,
kan het hof van discipline een raad van discipline aanwijzen die de klacht dan wel
de klachten behandelt. Het derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
-
1 Elke raad van discipline bestaat uit een voorzitter, ten hoogste dertien plaatsvervangende
voorzitters, ten hoogste zestien leden-advocaten en ten hoogste 30 plaatsvervangende
leden-advocaten. De voorzitter en plaatsvervangende voorzitters onderscheidenlijk
de leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten van een raad van discipline
zijn van rechtswege plaatsvervangende voorzitters onderscheidenlijk plaatsvervangende
leden-advocaten van de overige raden van discipline.
-
4 De leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten worden door het college
van afgevaardigden in de in artikel 19, eerste lid, bedoelde vergadering gekozen uit voordrachten van de raden van de orden in de arrondissementen,
voor de tijd van ten hoogste vier jaren. De verkiezing geschiedt met inachtneming
van het streven naar een regionaal verantwoorde samenstelling van de raden van discipline.
-
7 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende
leden-advocaten treden in ieder geval af met ingang van de eerstvolgende maand na
die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
-
9 In vacatures, die tussentijds ontstaan, voorziet het college van afgevaardigden zo
spoedig mogelijk, zo nodig in een buitengewone vergadering. Het is daarbij niet aan
een voordracht gebonden.
-
11 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende
leden-advocaten blijven na het verstrijken van hun ambtstermijn in functie, totdat
de door hun aftreden vacante plaats weer is vervuld. Zij blijven na hun aftreden,
ook nadat in de door hen opengelaten plaatsen is voorzien, bevoegd om deel te nemen
aan de verdere behandeling van en de beslissing over klachten, aan de behandeling
waarvan zij voor hun aftreden reeds hebben deelgenomen.
-
12 Het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van een raad van discipline is niet
verenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend lidmaatschap van het hof
van discipline, een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of een orgaan van
de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde,
bedoeld in artikel 22, tweede lid.
-
13 Tussen de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende
leden-advocaten van een raad van discipline mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten
of geregistreerde partners, bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten,
een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het beroep
van advocaat of de verhouding van werkgever tot werknemer.
-
14 Het in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, plaatsvervangende
voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad
van discipline.
-
15 De leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad van discipline
kunnen worden ontslagen op de gronden aangegeven in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Daarnaast vervalt het lidmaatschap van de leden-advocaten en de plaatsvervangende
leden-advocaten van rechtswege zodra zij opgehouden hebben advocaat te zijn.
-
17 De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter,
de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten,
met dien verstande dat:
-
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur»
wordt verstaan: de voorzitter van de raad van discipline; en
-
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een
onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
-
1 Klachten tegen advocaten worden schriftelijk ingediend bij de deken van de orde waartoe
zij behoren. Indien de klager daarom verzoekt, is de deken hem behulpzaam bij het
op schrift stellen van de klacht. Indien een ingediende klacht verduidelijking behoeft,
is de deken de klager daarbij op diens verzoek behulpzaam.
-
2 Indien de klager bij indiening van de klacht daarom verzoekt, brengt de deken deze
onmiddellijk ter kennis van de raad van discipline, onverminderd het bepaalde in het
derde lid. De deken informeert de klager hierover bij de indiening van de klacht.
-
5 Klachten tegen een deken worden ingediend bij of terstond doorgezonden aan de voorzitter
van het hof van discipline. De voorzitter verwijst de zaak naar een deken van een
andere orde, ten einde haar te onderzoeken en af te handelen overeenkomstig het bepaalde
in dit artikel en de artikelen 46d en 46e. Na onderzoek en afhandeling brengt de deken naar wie de zaak is verwezen de klacht
ter kennis van de raad van discipline in het ressort waartoe hij behoort.
-
6 De raad van de orde in het arrondissement draagt zorg voor voldoende bekendmaking
in het arrondissement van de plaats en de tijd waarop de deken, of, bij zijn ontstentenis
of verhindering, zijn plaatsvervanger, zitting houdt.
-
2 Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en
door de klager, de advocaat tegen wie de klacht is ingediend en de deken ondertekend.
Door een aldus vastgestelde minnelijke schikking vervalt de bevoegdheid van de klager
om de terkennisbrenging van de klacht aan de raad van discipline te verlangen.
-
3 Indien na drie maanden na de indiening van de klacht bij de deken geen minnelijke
schikking is bereikt, kan de klager de deken verzoeken de klacht ter kennis van de
raad van discipline te brengen. Tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 45g, eerste lid, geeft de deken in dat geval toepassing aan het vierde lid. De deken brengt de klacht
steeds ter kennis van de raad van discipline indien geen toepassing wordt gegeven
aan artikel 45g, eerste lid, en aannemelijk is dat een minnelijke schikking niet kan
worden bereikt of indien naar zijn oordeel de inhoud van de klacht een minnelijke
schikking ongewenst of onmogelijk maakt. De deken informeert de klager hierover bij
de indiening van de klacht.
-
4 De deken brengt de klacht schriftelijk ter kennis van de raad van discipline en stelt
de betrokken advocaat en de klager daarvan schriftelijk op de hoogte. De klacht kan
elektronisch naar de raad van discipline worden gezonden voor zover de raad kenbaar
heeft gemaakt dat deze weg is geopend. De artikelen 2:14 tot en met 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «bestuursorgaan»
wordt gelezen: raad van discipline.
-
7 In de klacht wordt vermeld of de klacht voordien is voorgelegd aan de organisatie
waarbinnen de advocaat werkzaam is of aan een klachten- of geschilleninstantie waarbij
de advocaat of diens organisatie is aangesloten. Indien zulks niet het geval is geweest,
wordt indien mogelijk de reden daarvoor in de klacht vermeld. Indien zulks wel het
geval is geweest, wordt de uitkomst van de procedure vermeld, zo mogelijk met bijvoeging
van de relevante stukken.
-
8 Indien de deken op grond van zijn onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk
ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan hij dat met redenen omkleed meedelen
aan de klager, de betrokken advocaat en de raad van discipline.
-
4 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 46n, tweede lid, kan als onderdeel van de minnelijke schikking door partijen worden bepaald dat het
door klager betaalde griffierecht wordt vergoed door de advocaat.
Indien de deken buiten het geval van een klacht op de hoogte is gebracht van bezwaren
tegen een advocaat, kan hij deze ter kennis van de raad van discipline brengen. Hij
stelt daarvan de advocaat tegen wie de bezwaren zijn gerezen schriftelijk op de hoogte.
-
1 Indien de advocaat jegens wie een klacht is ingediend of jegens wie bezwaren bestaan
zich krachtens het nationale recht van een andere lidstaat van de Europese Unie of
een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte dat uitvoering geeft aan artikel 3 van richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter
vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat, heeft
laten inschrijven, stelt de deken voor de aanvang van de tuchtrechtelijke procedure
de bevoegde autoriteit in die lidstaat of lidstaten op de hoogte van het voornemen
een tuchtrechtelijke procedure jegens de advocaat aan te vangen en verstrekt hij aan
die autoriteit of autoriteiten alle dienstige inlichtingen.
-
2 Indien de advocaat zich in Zwitserland heeft laten inschrijven met inachtneming van
de op 21 juni 1999 tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en
haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer
van personen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
-
2 Ten aanzien van een na afloop van de in het eerste lid, onder a, bedoelde termijn
ingediende klacht blijft niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege
indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn
geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar
na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
-
1 Tegen een beslissing als bedoeld in artikel 46g, eerste lid, aanhef en onder a, kunnen de klager, de betrokken advocaat en de deken binnen dertig dagen na de dag
van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk gemotiveerd verzet
doen bij de raad van discipline.
-
1 Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter van de raad van discipline
daartoe leent, en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan een
instantie die bevoegd is kennis te nemen van klachten of geschillen op grond van een
regeling als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder b, kan de voorzitter besluiten de klacht in handen te stellen van de bevoegde instantie.
Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de klager, de betrokken advocaat en de
deken.
-
2 Indien de voorzitter toepassing geeft aan het eerste lid, stelt hij de op de zaak
betrekking hebbende stukken in handen van de klachten- of geschilleninstantie. De
beslissing schorst de termijn, bedoeld in artikel 46g, eerste lid, onder a. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
-
1 De voorzitter van de raad van discipline kan de betrokken advocaat in de gelegenheid
stellen om binnen vier weken na de dag van verzending van het afschrift van de klacht
overeenkomstig artikel 46fb, eerste lid, een verweerschrift in te dienen. De griffier van de raad zendt een afschrift van
het verweerschrift aan de klager en de deken.
-
2 Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, kan de voorzitter de klager in de
gelegenheid stellen te repliceren binnen vier weken na verzending van een afschrift
van het verweerschrift. De griffier zendt een afschrift van het repliek aan de advocaat,
alsmede aan de deken, voor zover deze niet de klager is.
-
1 Tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 46g, 46i, of 46j, kan de voorzitter van de raad van discipline, na verzending van een afschrift van
de klacht op grond van artikel 46fb, eerste lid, een vooronderzoek gelasten.
-
2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, draagt de voorzitter het vooronderzoek
op aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort, tenzij hij gronden
aanwezig acht om het onderzoek op te dragen aan:
-
a. de deken van een andere orde;
-
b. een plaatsvervangend voorzitter;
-
c. een of meer leden of plaatsvervangende leden van de raad van discipline; of
-
d. de griffier.
-
3 Ten behoeve van het verrichten van vooronderzoek door de vooronderzoeker zijn de betrokken
advocaat, zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn
bij de beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a. In dat geval geldt voor de betrokken vooronderzoeker een geheimhoudingsplicht, gelijk
aan die in bedoeld in artikel 11a, en is artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
-
2 Indien een minnelijke schikking van de klacht mogelijk blijkt, wordt deze op schrift
gesteld en ondertekend door de klager en de betrokken advocaat. Een afschrift daarvan
wordt gezonden aan de griffier van de raad, alsmede aan de deken en het college van
toezicht.
-
1 Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken wordt op straffe van nietigheid
deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede
twee leden-advocaten of plaatsvervangende leden-advocaten. Indien de zaak naar het
oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie
leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of
een van de plaatsvervangende voorzitters. Indien de voorzitter of plaatsvervangende
voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan
deze worden vervangen door een plaatsvervangende voorzitter.
-
1 De klager kan zijn klacht tot aan de uitspraak door de raad van discipline intrekken.
De griffier van de raad zendt een afschrift hiervan aan de betrokken advocaat en,
voor zover hij niet de klager was, de deken.
-
3 De raad neemt een beslissing tot voortzetting van de behandeling van een klacht om
redenen van algemeen belang niet dan nadat hij de betrokken advocaat en, voor zover
hij niet de klager was, de deken de gelegenheid heeft geboden tot het innemen van
een standpunt hierin.
-
3 Indien toepassing is gegeven aan artikel 60ab en nadien de klacht gegrond wordt verklaard, wordt bij het bepalen van de maatregel
als bedoeld in artikel 48, tweede lid, rekening gehouden met de reeds opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk
of voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening.
-
1 Indien aan een advocaat een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdelen d of e, is opgelegd dan wel op grond van artikel 60ab, eerste lid, of 60b, eerste lid, is geschorst in de uitoefening van de praktijk of tegen hem een voorlopige voorziening
met betrekking tot de praktijkuitoefening is getroffen, blijft betrokkene onderworpen
aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat hij
werkzaam was in de uitoefening van het beroep.
-
2 Advocaten die niet meer als zodanig zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 1, eerste lid, blijven onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten gedurende
de tijd dat zij ingeschreven waren.
-
5 Indien enig door artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende
oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten
tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij
berust, op de door hem te bepalen wijze.
-
9 De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met
redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de
zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig
acht, ook ambtshalve doen.
-
1 Bij de oplegging van de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk
kan de raad van discipline daarbij zowel ten aanzien van deze maatregel als van het
verbod om de titel van advocaat te voeren bepalen dat deze maatregel geheel of voor
een door de raad van discipline te bepalen gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd
tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat de betrokken
advocaat zich vóór het einde van een in de beslissing aan te geven proeftijd aan een
in artikel 46 bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt, of een bijzondere voorwaarde welke in
de beslissing mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.
-
3 Het bedrag van de opgelegde geldboete komt ten bate van de Staat. Het bedrag van de
opgelegde geldboete wordt in mindering gebracht op de in artikel 46a, eerste lid, bedoelde kosten die samenhangen met tuchtrechtspraak.
-
4 Wordt de geldboete niet voldaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn, dan
kan de raad, na de betrokken advocaat in de gelegenheid te hebben gesteld daarover
te worden gehoord, ambtshalve beslissen op deze grond een of meer maatregelen als
bedoeld in artikel 48, tweede lid, op te leggen.
-
1 Indien een klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en een maatregel
wordt opgelegd als bedoeld in artikel 48, tweede lid, kan de uitspraak tevens inhouden een veroordeling van de advocaat in:
-
a. de kosten die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs
heeft moeten maken;
-
b. de kosten die de Nederlandse orde van advocaten in verband met de behandeling van
de klacht heeft moeten maken; en
-
c. de overige kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt.
-
3 In geval van een veroordeling in de kosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, ten behoeve van de klager een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van die kosten betaald aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener
stelt de klager zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage.
De rechtsbijstandverlener doet aan de raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding
door beklaagde. In geval ten behoeve van de klager geen toevoeging is verleend, worden
de kosten betaald aan de klager.
-
4 Op een veroordeling in de kosten bedoeld in het eerste lid, onder a en b, is het bepaalde
bij en krachtens artikel 48aa, tweede en vierde lid, en artikel 48ab, van overeenkomstige toepassing. Op een veroordeling in de kosten bedoeld in het
eerste lid, onderdeel c, is artikel 48aa, tweede tot en met vierde lid, en artikel
48ab van overeenkomstige toepassing.
-
1 Bij de oplegging van de in artikel 48, tweede lid, genoemde maatregelen kan de raad van discipline, in afwijking van artikel 48a, eerste lid, als bijzondere voorwaarde stellen dat de betrokken advocaat geheel of gedeeltelijk
de door hem veroorzaakte schade tot een door de raad vast te stellen bedrag van ten
hoogste € 5.000 vergoedt binnen een door de raad te bepalen termijn, korter dan de
proeftijd, en op een door de raad te bepalen wijze.
-
2 Bovendien is de raad van discipline bevoegd bij de beslissing ook andere bijzondere
voorwaarden, de praktijkbeoefening van de betrokken advocaat gedurende de proeftijd
of een bij de beslissing te bepalen gedeelte daarvan betreffende, te stellen.
-
1 De deken ziet toe op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b. Indien de betrokken advocaat de deken is, wordt het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde belast met het toezien op de naleving van de
voorwaarden.
-
2 De deken of het in het eerste lid bedoelde andere lid van de orde geeft, ingeval de
betrokken advocaat de voorwaarden gedurende de proeftijd niet nakomt, daarvan kennis
aan de raad van discipline, met zodanige vordering als hij nodig acht.
De raad van discipline die het in artikel 48a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij op vordering van degene die op grond van
artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b, hetzij op verzoek van de betrokken advocaat, hetzij ambtshalve, gedurende de proeftijd
in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging brengen.
De raad van discipline die met toepassing van artikel 48a heeft bepaald dat de opgelegde maatregel voor een door hem te bepalen gedeelte niet
zal worden tenuitvoergelegd, kan hetzij op vordering van degene die op grond van artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 48a en 48b, hetzij ambtshalve, last geven dat alsnog tot tenuitvoerlegging zal worden overgegaan.
Een beslissing als bedoeld in de artikelen 48d en 48e wordt niet gegeven dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping van de betrokken
advocaat en, in het geval de beslissing de bijzondere voorwaarde tot gehele of gedeeltelijke
schadevergoeding betreft en deze daarbij belanghebbende is, de klager. Voor het verhoor
wordt tevens opgeroepen degene die op grond van artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b. Op het verhoor en de beslissing zijn de bepalingen van de artikelen 49, tweede tot en met het laatste lid, en 50 van overeenkomstige toepassing.
Een beslissing als bedoeld in de artikelen 48d en 48e is niet aan enig rechtsmiddel onderworpen, voor zover deze geen deel uitmaakt van
een beslissing van de raad van discipline ter zake van een andere in artikel 46 bedoelde gedraging.
Artikel 48h
[Vervallen per 01-01-2015]
-
2 De betrokken advocaat en de klager zijn bevoegd zich bij de behandeling van de klacht
door een raadsman te doen bijstaan. Zij en hun raadslieden worden in de gelegenheid
gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de griffier van
de raad van discipline tijdig medegedeeld, waar en wanneer deze gelegenheid bestaat.
-
3 De raad van discipline kan weigeren bepaalde personen, die van het verlenen van rechtshulp
hun beroep maken en niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten. De behandeling
van de klacht wordt in dat geval aangehouden totdat de betrokkene in de gelegenheid
is geweest de geweigerde raadsman te vervangen. Hij wordt door de griffier van de
aanhouding en de reden daartoe in kennis gesteld.
-
6 Verschijnt een getuige of deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier
van justitie op verzoek van de raad van discipline hem andermaal dagvaarden, desverzocht
met bevel tot medebrenging.
-
8 De voorzitter beëdigt de getuige, dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid
zal zeggen; de getuige is verplicht op de gestelde vragen te antwoorden. De deskundige
is gehouden zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. Ingeval van toepassing
van het vierde lid, tweede volzin, geschiedt de beëdiging van de getuige door het
daartoe aangewezen lid-advocaat of plaatsvervangend lid-advocaat van de raad van discipline.
De griffier van de raad van discipline zendt van de beslissingen van de raad bij aangetekende
brief onverwijld afschrift:
-
a. aan de betrokken advocaat;
-
b. aan de klager;
-
c. aan de deken van de algemene raad;
-
d. aan de secretaris van de algemene raad;
-
e. aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort;
-
f. aan het college van toezicht;
-
g. indien de beslissing werd gegeven krachtens een verwijzing als bedoeld in artikel 46aa, derde lid, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 46aa, vijfde lid, aan de raad van discipline
der orde waarvan de betrokken advocaat deel uitmaakt;
-
h. indien de betrokken advocaat is ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand en aan
hem een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, is opgelegd en de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd in kracht van gewijsde
is gegaan dan wel de raad van discipline toezending nodig acht: aan het bestuur van
de raad voor rechtsbijstand.
-
1 Het hof van discipline is gevestigd in een bij bestuursreglement vast te stellen plaats.
Het hof kan uit zijn midden kamers vormen voor het vervullen van zijn taak. Kamers
kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden. Het hof bestaat uit ten hoogste
tien door Ons benoemde leden, waaronder de voorzitter en ten hoogste zes plaatsvervangende
voorzitters, en vier leden-advocaten, alsmede uit door Ons benoemde plaatsvervangende
leden en plaatsvervangende leden-advocaten, tot het door Ons, onderscheidenlijk door
het college van afgevaardigden nodig geachte aantal.
-
2 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de overige door Ons benoemde leden
en plaatsvervangende leden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd uit leden van
de rechterlijke macht, met rechtspraak belast. De leden-advocaten en plaatsvervangende
leden-advocaten worden door het college van afgevaardigden voor de tijd van vijf jaren
gekozen.
-
4 Het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het hof van discipline of het
zijn van griffier is niet verenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend
lidmaatschap van een raad van discipline, een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten
of een orgaan van de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering
van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.
-
1 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de leden en plaatsvervangende leden
treden af met ingang van de eerstvolgende maand nadat zij de leeftijd van zeventig
jaren hebben bereikt. Indien op dat tijdstip hun ambtstermijn nog niet is verstreken,
kunnen zij, op eigen verzoek, in functie blijven tot het tijdstip dat de ambtstermijn
is beëindigd.
-
2 Tussen de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, plaatsvervangende
leden en de griffier mag geen bloed- of aanverwantschap tot en met de derde graad
bestaan. Tussen de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten mag voorts
niet bestaan een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen
van het beroep van advocaat of de verhouding van werkgever tot werknemer.
-
4 Leden van de algemene raad of van een raad van de orde in het arrondissement, die
tot lid of plaatsvervangend lid van het hof van discipline zijn gekozen, treden bij
het aanvaarden dezer functie af als lid van de betrokken raad. Leden-advocaten of
plaatsvervangende leden-advocaten van een raad van discipline, die tot lid of plaatsvervangend
lid van het hof van discipline zijn gekozen, treden bij het aanvaarden dezer functie
af als lid-advocaat onderscheidenlijk plaatsvervangend lid-advocaat van de raad van
discipline.
-
1 Het in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en plaatsvervangende
leden van het hof van discipline.
-
2 De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten kunnen worden ontslagen op
de gronden aangegeven in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Daarnaast vervalt het lidmaatschap van de leden-advocaten en de plaatsvervangende
leden-advocaten van rechtswege indien zij hebben opgehouden advocaat te zijn.
-
3 Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie, in te dienen bij de griffier
van het hof van discipline en vergezeld van een afschrift van de beslissing waarvan
beroep. De griffier geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de
raad van discipline die de beslissing in eerste aanleg heeft genomen en, voorzover
het hoger beroep niet door hem is ingesteld, aan de deken van de orde waartoe de betrokken
advocaat behoort, aan het college van toezicht, aan de betrokken advocaat en aan de
klager.
-
4 Aan de behandeling en de beslissing van beroepen door een kamer bij het hof wordt
op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende
voorzitters, alsmede een door Ons benoemd lid en een lid-advocaat of een plaatsvervangend
lid-advocaat. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is
voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door
vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters alsmede
door twee door Ons benoemde leden. Indien de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter
door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden
vervangen door een door Ons benoemd lid of een door Ons benoemd plaatsvervangend lid.
-
5 Indien een ingesteld hoger beroep wordt ingetrokken, bepaalt, voor het geval dat
de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk is opgelegd, het hof
van discipline, de betrokken advocaat gehoord of behoorlijk opgeroepen, de dag waarop
de maatregel aanvangt.
-
1 De voorzitter van het hof van discipline kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk
ongegronde beroepen, alsmede beroepen die naar zijn oordeel niet zullen leiden tot
een andere beslissing dan die van de raad van discipline, binnen dertig dagen nadat
zij zijn ingesteld, bij met redenen omklede beslissing afwijzen.
-
1 Tegen de beslissing in het vorige artikel bedoeld, kunnen degene die het beroep heeft
ingesteld, alsmede de deken van de algemene raad binnen veertien dagen na de verzending
van het afschrift van de beslissing, schriftelijk verzet doen bij het hof van discipline.
-
2
Artikel 46h, tweede tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van de beslissing tot
niet-ontvankelijk- of ongegrondverklaring ook een afschrift aan de deken van de algemene
raad wordt gezonden.
-
3 Het hof van discipline kan de deken en de deken van de algemene raad, voor zover deze
klager zijn of het hoger beroep hebben ingesteld, de vooronderzoeker als bedoeld in
artikel 46l, alsmede de raad van discipline die de beslissing heeft genomen waartegen het hoger
beroep zich richt, uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.
Indien het hof van discipline bij oplegging van de maatregel van schorsing beslist
dat deze, overeenkomstig het in artikel 48a bepaalde, geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, wordt de beslissing
over de tenuitvoerlegging overgelaten aan de raad van discipline die in eerste aanleg
over de klacht heeft geoordeeld. De artikelen 48b tot en met 48g zijn van overeenkomstige toepassing.
De griffier van het hof van discipline zendt van de beslissing bij aangetekende brief
onverwijld afschrift:
-
a. aan de betrokken advocaat;
-
b. aan de deken van de algemene raad;
-
c. aan de raad van discipline die de zaak in eerste aanleg heeft behandeld;
-
d. aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort;
-
e. aan het college van toezicht;
-
f. indien de beslissing in eerste aanleg werd gegeven krachtens een verwijzing als bedoeld
in artikel 46aa, derde lid, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 46aa, vijfde lid, aan de voorzitter van
de raad van discipline, waartoe de betrokken advocaat behoort;
-
g. indien aan de betrokken advocaat die is ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand,
een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, is opgelegd dan wel het hof van discipline toezending nodig acht, aan het bestuur
van de raad voor rechtsbijstand;
-
h. aan de klager.
-
1 De maatregelen van schorsing in de uitoefening van de praktijk en van schrapping van
het tableau worden, zodra de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, door de
griffier van de raad van discipline medegedeeld aan de secretaris van de algemene
raad met het oog op de verwerking op het tableau.
-
2 De deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort dan wel, indien de betrokken
advocaat de deken is, het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde draagt zorg voor de openbaarmaking als bedoeld
in artikel 48, vijfde lid.
-
3 In geval van toepassing van de artikelen 48a tot en met 48g geschieden de mededeling, bedoeld in het eerste lid, en de openbaarmaking, bedoeld
in het tweede lid, niet dan nadat last tot tenuitvoerlegging van de beslissing of
het betrokken deel daarvan is gegeven.
-
2 De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten en de griffier ontvangen
vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere verschotten van de Nederlandse orde
van advocaten. De griffier ontvangt bovendien een vergoeding van de Nederlandse orde
van advocaten, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de algemene raad.
De voorgaande bepalingen van deze paragraaf, met uitzondering van artikel 46fa, zijn eveneens van toepassing op bezoekende advocaten als bedoeld in artikel 16b, met dien verstande dat:
-
1. in afwijking van artikel 46 de tuchtrechtspraak in eerste aanleg wordt uitgeoefend door de raad van discipline
die bevoegd is ten aanzien van de samenwerkende advocaat en bij gebreke van dien door
de raad van discipline in het ressort Den Haag;
-
2. in afwijking van artikel 48, tweede lid, als maatregelen kunnen worden opgelegd:
-
a. enkele waarschuwing;
-
b. berisping;
-
c. een geldboete;
-
d. schorsing gedurende ten hoogste één jaar in de bevoegdheid in Nederland de in artikel 16b bedoelde werkzaamheden uit te oefenen;
-
e. ontzegging van de bevoegdheid in Nederland de in artikel 16b bedoelde werkzaamheden uit te oefenen;
-
3. het in artikel 48, vijfde lid, bepaalde omtrent openbaarmaking mede van toepassing is op de in het vorige lid onder
b tot en met e genoemde straffen;
-
4. aan de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de betrokken advocaat mededelingen
kunnen worden gevraagd van de nodige gegevens over diens beroepsuitoefening en kennis
zal worden gegeven van iedere genomen beslissing, een en ander onverminderd het vertrouwelijke
karakter van die inlichtingen.
-
4 De bevoegde autoriteit van de staat van herkomst wordt in de gevallen, bedoeld in
de artikelen 46h, vierde lid, 48f, 49, 56, vijfde lid, 57, eerste lid, 60b, eerste en zevende lid en 60c, derde en vierde lid in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
-
6 Alvorens jegens de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat een
tuchtrechtelijke procedure in te stellen dan wel een procedure inzake de onbehoorlijke
praktijkuitoefening aan te vangen, stelt de raad van de orde in het arrondissement
waar deze advocaat kantoor houdt de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst
van die advocaat daarvan onverwijld in kennis en verstrekt zij deze alle dienstige
inlichtingen.