Uitvoeringsbesluit ex artikel 47 Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-07-1949 t/m heden

Besluit van 30 mei 1949, tot intrekking van het Koninklijk besluit van 13 Juli 1934, Staatsblad No. 368 (Arbeidsovereenkomstenbesluit Raden van Arbeid) en vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 47 der Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, Staatsblad 1933, No. 598, ter vervanging van het Koninklijk besluit van 2 Januari 1925, Staatsblad No. 1, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 50, eerste lid, der Radenwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken van 1 April 1949, No. 1611, Afdeling Sociale Verzekering;

Gelet op artikel 47 der Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, Staatsblad 1933, No. 598;

De Raad van State gehoord (advies van 26 April 1949, No. 39);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 21 Mei 1949, No. 2251, Afdeling Sociale Verzekering;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Het Koninklijk besluit van 13 Juli 1934, Staatsblad No. 368, tot vaststelling van bepalingen betreffende indienstneming door de Raden van Arbeid van personeel op arbeidsovereenkomst (Arbeidsovereenkomstenbesluit Raden van Arbeid) wordt ingetrokken.

  • 2 In verband met het bepaalde in het eerste lid vervallen de besluiten van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken van 8 September 1943 (Nederlandse Staatscourant 1943, No. 206) en van 17 Juni 1944 (Nederlandse Staatscourant 1944, No. 166).

Artikel 2

Het Koninklijk besluit van 2 Januari 1925, Staatsblad No. 1, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, der Radenwet, wordt ingetrokken.

Artikel 3

Een regeling, door de Raad van Arbeid ingevolge artikel 47, eerste lid, der Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, Staatsblad 1933, No. 598, vastgesteld, mag voor het personeel van die Raad niet gunstiger zijn dan de dienovereenkomstige regeling, geldende voor het personeel, werkzaam bij of onder het Departement van Algemeen Bestuur, welks hoofd met de uitvoering van die wet is belast.

Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 30 Mei 1949

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken,

A. M. JOEKES.

Uitgegeven de vier en twintigste Juni 1949.

De Minister van Justitie,

WIJERS.

Naar boven