Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen,
teneinde te waarborgen, dat Nederland, in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden, in voldoende mate de beschikking blijft behouden over
scheepsruimte;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
-
a.
«schepen»: schepen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
-
b.
«binnenschepen»: binnenschepen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
-
c.
«binnenschepen, die in Nederland thuisbehoren»: binnenschepen in de zin van artikel 3, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek die voldoen aan tenminste één van de voorwaarden, bedoeld in artikel 784, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
-
1 Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk
besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2, 3, 4 en 8 in werking worden gesteld.
-
3 Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk
besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het
eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
-
4 Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen
die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra
de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
-
5 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen
wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
-
6 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst
in het Staatsblad.
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden
dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President,
dit artikel in werking treden.]
-
1 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan verbieden op enigerlei wijze te bewerken
of ertoe mede te werken, dat een binnenschip, dat in Nederland thuisbehoort, zonder
door of namens hem verleende vergunning:
-
a. zijn hoedanigheid van binnenschip, dat in Nederland thuisbehoort, verliest;
-
b. in eigendom, in gebruik of ter beschikking wordt overgedragen;
-
c. een vaart, een reis of een reeks van reizen aanvangt, welke niet geheel binnen Nederland
valt;
-
d. een vaart, een reis of een reeks van reizen vervolgt, welke niet geheel binnen Nederland
valt, indien deze vaart, reis of reeks van reizen was aangevangen vóór het in werking
treden van het verbod.
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden
dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President,
dit artikel in werking treden.]
Een verbod, als bedoeld in artikel 2, kan ook uitsluitend bepaalde schepen of groepen van schepen betreffen.
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden
dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President,
dit artikel in werking treden.]
-
4 Onze in artikel 2 genoemde Ministers gedragen zich bij het verleenen en onthouden van vergunningen
tot handelingen, als omschreven in lid 1, onder a en b, van dat artikel, naar regelen
bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld.
-
1 Hij die door handelen of nalaten een verbod, als bedoeld in artikel 2, opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier
jaren of geldboete van ten hoogste € 4 500.
-
2 Hij aan wiens schuld te wijten is, dat een verbod, als bedoeld in artikel 2, wordt overtreden, hetzij door hemzelf, hetzij door een ander, wordt gestraft met
gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste
€ 2 250.
-
5 Niet strafbaar is de overtreding van een verbod, als bedoeld in artikel 2, voorzoover betreft het aanvangen of vervolgen van een vaart, een reis of een reeks
van reizen in het buitenland, indien kan worden aannemelijk gemaakt, dat gedurende
vijf dagen onmiddellijk hieraan voorafgaande, geenerlei berichtgeving tusschen het
schip en Nederland mogelijk is geweest.
-
1 Hij die een voorwaarde, als bedoeld in artikel 4, lid 2, opzettelijk niet nakomt, dan wel door handelen of nalaten opzettelijk bewerkt of
opzettelijk medebewerkt, dat een zoodanige voorwaarde niet wordt nagekomen, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste
€ 4 500.
-
2 Hij aan wiens schuld te wijten is, dat een voorwaarde, als bedoeld in artikel 4, lid 2, niet wordt nagekomen, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste
één jaar of geldboete van ten hoogste € 2 250.
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden
dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President,
dit artikel in werking treden.]
De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde ambtenaren in Nederland.
Artikel 9
[Vervallen per 01-10-1994]
Deze wet kan worden aangehaald onder den titel "Wet behoud scheepsruimte 1939".
-
3 Na de afkondiging van een besluit bepalende een tijdstip van inwerkingtreding dezer
wet wordt binnen veertien dagen een voorstel aan de Staten-Generaal gedaan om het
besluit bij de wet te bekrachtigen. Het voorstel vermeldt tevens den tijdsduur, waarvoor
de wet ten hoogste in werking zal zijn. Indien het voorstel wordt ingetrokken of door
een van beide Kamers der Staten-Generaal verworpen, wordt het besluit terstond ingetrokken.