Stb. 2004, 688, datum inwerkingtreding 29-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2001.
Buitengewoon verlof in verband met ouderschap
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
1 De ambtenaar die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot een kind, heeft
aanspraak op verlof. Indien de ambtenaar met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer
dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan, bestaat er ten aanzien
van ieder van die kinderen aanspraak op verlof.
2 De ambtenaar die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op
hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat
kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft aanspraak op verlof. Indien de ambtenaar
met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind
op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak
op verlof.
3 Geen aanspraak op verlof bestaat na de datum waarop het kind de leeftijd van acht
jaren heeft bereikt.
4 Het verlof wordt uitsluitend verleend aan de ambtenaar wiens dienstbetrekking ten
minste een jaar heeft geduurd. Indien de dienstbetrekking buiten Nederland wordt vervuld
bestaat aanspraak op verlof tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen
verzetten.
5 Het aantal uren verlof waarop de ambtenaar per keer ten hoogste aanspraak heeft, bedraagt
een kwart van het aantal door de ambtenaar te werken uren in het kalenderjaar waarin
het verlof aanvangt uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof
aanvangt. Indien de arbeidsduur van de ambtenaar gedurende het verlof wijzigt, wordt
de aanspraak op het verlof opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin
de arbeidsduur is gewijzigd en de mate waarin de periode gedurende welke het verlof
wordt genoten is verstreken.
6 Het verlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes
maanden en gelijkmatig over deze periode verdeeld. In afwijking van de eerste volzin
kan de ambtenaar het bevoegd gezag verzoeken om het verlof op een andere wijze aaneengesloten
te genieten of het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere
periode ten minste een maand bedraagt. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek
tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
7 Over de uren waarop de ambtenaar verlof is verleend, behoudt hij 75% van zijn bezoldiging.
8 Indien de ambtenaar aan wie verlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een
bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming
op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, wordt gedurende de periode waarin
sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling van bezoldiging als bedoeld
in het vijfde lid toegepast welke overeenkomt met het bedrag van bedoelde financiële
tegemoetkoming.
9 Indien aan de in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het
toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar geen financiële tegemoetkoming
is toegekend omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past het bevoegd gezag
het zesde lid op overeenkomstige wijze toe. In dat geval wordt rekening gehouden met
de financiële tegemoetkoming die aan de ambtenaar zou zijn toegekend indien hij wel
een aanvraag zou hebben ingediend.
10 De ambtenaar is verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging over de genoten verlofuren
wanneer hem tijdens de verlofperiode of binnen een jaar na afloop van het verlof ontslag
wordt verleend op aanvraag dan wel niet op aanvraag op grond van aan de ambtenaar
te wijten feiten of omstandigheden. Ontslag op aanvraag gevolgd door een overgang
binnen een maand naar een andere functie binnen de rijksdienst wordt niet als ontslag
beschouwd. Het bevoegd gezag kan de ambtenaar ontheffen van de in de eerste volzin
bedoelde verplichting indien er bijzondere omstandigheden zijn die dat naar het oordeel
van het bevoegd gezag rechtvaardigen.
11 De ambtenaar meldt het voornemen verlof te nemen ten minste twee maanden voor het
door hem gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan het tot verlening
van het verlof bevoegde gezag onder opgave van:
-
a. de aaneengesloten periode van het verlof;
-
b. het aantal uren verlof per week;
-
c. de spreiding van de verlofuren over de week.
De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld
van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang
van de verzorging.
12 Het bevoegd gezag is verplicht in te stemmen met een aanvraag van de ambtenaar het
verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden,
tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten. Het bevoegd gezag
behoeft aan de aanvraag niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan
vier weken na de aanvraag. In het geval het verlof met toepassing van de eerste volzin,
na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt de aanspraak op
het overige deel van dat verlof.
13 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de ambtenaar, de spreiding van de uren over
de week op grond van gewichtige redenen van dienstbelang wijzigen tot vier weken voor
het tijdstip van ingang van het verlof.