Eerste afdeeling. Van de faillietverklaring
1 De schuldenaar, die in den toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeischers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.
4 Indien de schuldenaar binnen het Rijk in Europa geene woonplaats heeft, doch aldaar een beroep of bedrijf uitoefent, is de rechtbank, binnen welker gebied hij een kantoor heeft, bevoegd.
5 Wordt in het geval van het derde of vierde lid door meer dan ééne daartoe bevoegde rechtbank op verschillende dagen de faillietverklaring uitgesproken, dan heeft alleen de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen. Heeft de uitspraak van verschillende rechtbanken op denzelfden dag plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die in de wet van 10 augustus 1951, Stb. 347 het eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.
1 Indien een verzoek of een vordering tot faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen verzoekschrift heeft ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III, geeft de griffier de schuldenaar terstond bij brief kennis dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
De artikelen 3 en 3a blijven buiten toepassing indien een verzoek of een vordering tot faillietverklaring een schuldenaar betreft ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.
De verzoekschriften, bedoeld in het vorige artikel en in de artikelen 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 67, 155, 166, 198 en 206, worden ingediend door een procureur.
1 De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen.
2 Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
3 De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantoonen, dat de schuldenaar in den toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zoo een schuldeischer het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van dezen.
1 De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na den dag der uitspraak, recht van hooger beroep.
2 Zoo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na den dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot eene maand.
3 Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na den dag der uitspraak, in hooger beroep komen.
4 Het verzet of hooger beroep geschiedt bij een verzoekschrift in te dienen ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. Uiterlijk op den vierden dag, volgende op dien waarop hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door den schuldenaar van het gedane verzet of ingestelde hooger beroep, alsmede van den tijd voor de behandeling bepaald, bij deurwaarders-exploot aan den procureur, die het verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend, kennis gegeven.
2 Hetzelfde geldt bij vernietiging der faillietverklaring ten gevolge van verzet, in welk geval van het hooger beroep door den griffier van het gerechtshof, waarbij het is aangebracht, onverwijld wordt kennis gegeven aan den griffier van de rechtbank die de vernietiging heeft uitgesproken.
1 Elk schuldeischer, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na den dag der uitspraak.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. Uiterlijk op den vierden dag, volgende op dien waarop hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door den verzoeker van het gedane verzet, alsmede van den tijd voor de behandeling bepaald, bij deurwaarders-exploot kennis gegeven aan den schuldenaar en, indien de faillietverklaring door een schuldeischer is verzocht, ook aan den procureur, die namens dezen het verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend.
1 De schuldeischer of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hooger beroep, gedurende acht dagen na den dag der afwijzing.
2 Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor den schuldenaar, den schuldeischer, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.
1 Van het arrest, door het gerechtshof gewezen, kunnen de schuldenaar, de schuldeischer die de faillietverklaring verzocht, de in art. 10 bedoelde schuldeischer of belanghebbende en het Openbaar Ministerie, gedurende acht dagen na den dag der uitspraak, in cassatie komen.
3 Indien de cassatie is gericht tegen een arrest, houdende vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, geeft de griffier van den Hoogen Raad van het verzoek tot cassatie onverwijld kennis aan den griffier van het gerechtshof dat de vernietiging heeft uitgesproken.
1 Indien ten gevolge van verzet, hooger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, blijven niettemin geldig en verbindend voor den schuldenaar de handelingen, door den curator verricht vóór of op den dag, waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig artikel 15 is voldaan.
2 Hangende het verzet, het hooger beroep of de cassatie kan geene raadpleging over een akkoord plaats hebben, noch tot de vereffening van den boedel buiten toestemming van den schuldenaar worden overgegaan.
1 Het vonnis van faillietverklaring houdt in de benoeming van een der leden van de rechtbank tot rechter-commissaris in het faillissement, en de aanstelling van een of meer curators. De rechter die de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de uitspraak tevens last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
3 Een uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring, houdende vermelding van den naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van den gefailleerde, van den naam van den rechter-commissaris, van den naam en de woonplaats of het kantoor des curators, van den dag der uitspraak, alsmede van den naam, het beroep en de woonplaats of het kantoor van ieder lid der voorloopige commissie uit de schuldeischers, zoo er eene benoemd is, wordt door den curator onverwijld geplaatst in de Nederlandsche Staatscourant en in een of meer door den rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen.
1 Zoodra een vonnis van faillietverklaring ten gevolge van verzet, hooger beroep of cassatie is vernietigd, en in de twee eerste gevallen de termijn, om in hooger beroep of in cassatie te komen, verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt, wordt door den griffier van het rechtscollege, dat de vernietiging heeft uitgesproken, van die uitspraak kennis gegeven aan den curator en aan de administratie der posterijen en der telegrafie. De curator doet daarvan aankondiging in de bladen in artikel 14 genoemd.
2 Gelijke kennisgeving geschiedt, in geval van vernietiging van een vonnis van faillietverklaring in hooger beroep of cassatie, aan den griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen.
3 De rechter, die de vernietiging van een vonnis van faillietverklaring uitspreekt, stelt tevens het bedrag vast van de faillissementskosten en van het salaris des curators. Hij brengt dit bedrag ten laste van dengene, die de faillietverklaring heeft aangevraagd, van den schuldenaar, of van beide in de door den rechter te bepalen verhouding. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van den curator.
Wordt faillietverklaring in hooger beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging van een vonnis of arrest, waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd afgewezen, dan geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring uitspreekt, van die uitspraak kennis aan den griffier van de rechtbank, waarbij de aangifte of aanvrage is ingediend.
1 Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
4 Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechtercommissaris en de curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
6 Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.
1 Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de opheffing van het faillissement en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2 Indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, heeft de gefailleerde gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift ter terechtzitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4 Indien het gerechtshof het faillissement handhaaft, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5 Zolang niet op het verzoekschrift bedoeld in artikel 15b, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan in het faillissement geen raadpleging over een akkoord plaatshebben, noch tot uitdeling aan de schuldeisers worden overgegaan.
1 Indien de toestand des boedels daartoe aanleiding geeft, kan de rechtbank, op voordracht van den rechter-commissaris en na de commissie uit de schuldeischers, zoo die er is, gehoord te hebben, bevelen, hetzij de kostelooze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van den gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken, de opheffing van het faillissement.
2 De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan.
4 In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.
Het bevel tot kostelooze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.
De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de schuldeischers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald is ten aanzien van het vonnis, waarbij eene faillietverklaring wordt geweigerd. Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of - binnen drie jaar - aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te toonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden.
1 Bij elke rechtbank wordt door den griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor ieder faillissement afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagteekening, inschrijft:
1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken of de uitgesprokene weder opgeheven is;
2°. den summieren inhoud en de homologatie van het akkoord;
3°. de ontbinding van het akkoord;
4°. het bedrag van de uitdeelingen bij vereffening;
5°. de opheffing van het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;
6°. de rehabilitatie.
Tweede afdeeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Het faillissement omvat het geheele vermogen van den schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.
Niettemin blijven buiten het faillissement:
1°. de zaken vermeld in artikel 447, nrs. 1-3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toerusting van de leden van de krijgsmacht volgens hun dienst en rang en het auteursrecht in de gevallen, waarin het niet vatbaar is voor beslag; alsmede hetgeen in het eerste lid van artikel 448 van genoemd Wetboek omschreven is, tenzij in het faillissement schuldeischers opkomen wegens vorderingen, vermeld in het tweede lid van dat artikel;
2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voor zoover de rechter-commissaris zulks bepaalt;
3°. de gelden, die aan den gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan eenen wettelijken onderhoudsplicht;
4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;
6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid.
1 Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering als omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, vallen voorts buiten de boedel:
a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voor zover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;
c. het recht om de verzekering te belenen.
2 Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.
In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk als partner geregistreerde.
Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behoorend vermogen, te rekenen van den dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.
Voor verbintenissen van den schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voor zooverre deze ten gevolge daarvan is gebaat.
2 Indien zij, door of tegen den gefailleerde ingesteld of voortgezet, eene veroordeeling van den gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeeling tegenover den faillieten boedel geene rechtskracht.
Rechtsvorderingen, die voldoening eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen den gefailleerde op geene andere wijze ingesteld worden, dan door aanmelding ter verificatie.
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door den schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van den gedaagde geschorst, ten einde dezen gelegenheid te geven, binnen een door den rechter te bepalen termijn, den curator tot overneming van het geding op te roepen.
2 Zoo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tusschen den gefailleerde en den gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van den boedel.
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en tegen den schuldenaar ingesteld is, is de eischer bevoegd schorsing te verzoeken, ten einde, binnen een door den rechter te bepalen termijn, den curator in het geding te roepen.
Voor zooverre tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben, wordt het geding na de faillietverklaring geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van den gefailleerde, partij in het geding.
2 De artikelen 27-29 worden weder toepasselijk, indien het geding voor den rechter, bij wien het aanhangig is, ten gevolge van zijne beslissing wordt voortgezet.
Indien een geding door of tegen den curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeischer wordt voortgezet, kan door den curator of door dien schuldeischer de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door den schuldenaar vóór zijne faillietverklaring in het geding verricht, zoo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeischers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijne tegenpartij bekend was.
Artikel 32
[Vervallen per 01-04-1988]
1 Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op eenig deel van het vermogen van den schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde oogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.
2 Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploit is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
3 Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zoodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 87.
4 Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen, waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van Hoofdstuk VII van de Algemene bijstandswet.
Artikel 33a
[Vervallen per 01-01-1978]
Indien vóór het faillissement van den schuldenaar de uitwinning zijner goederen zoo ver was gevorderd, dat de dag van den verkoop reeds was bepaald, kan de curator, op machtiging van den rechter-commissaris, den verkoop voor rekening van den boedel laten voortgaan.
2 Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.
Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een opschortende tijdsbepaling, die op de dag van de faillietverklaring nog niet was vervuld of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.
1 Wanneer een verjaringstermijn betreffende een rechtsvordering, als bedoeld in artikel 26, zou aflopen gedurende het faillissement of binnen zes maanden na het einde daarvan, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het einde van het faillissement zijn verstreken.
Wanneer een termijn die vóór de faillietverklaring uit hoofde van artikel 55, tweede lid, van Boek 3 of artikel 88 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de schuldenaar was gesteld, ten tijde van de faillietverklaring nog niet was verstreken, loopt de termijn voort voor zover dit redelijkerwijze noodzakelijk is om de curator in staat te stellen zijn standpunt te bepalen. De wederpartij kan de curator daartoe een nieuwe redelijke termijn stellen.
1 Indien een wederkerige overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de curator zich niet binnen een hem daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaart de overeenkomst gestand te doen, verliest de curator het recht zijnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de faillietverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de faillietverklaring op deze verkregen vordering, kan zij als concurrent schuldeiser in het faillissement opkomen.
Indien in het geval van artikel 37 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalden termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na de faillietverklaring, wordt de overeenkomst door de faillietverklaring ontbonden en kan de wederpartij van den gefailleerde zonder meer voor schadevergoeding als concurrent schuldeischer opkomen. Lijdt de boedel door de ontbinding schade, dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.
1 Indien de gefailleerde huurder is, kan zoowel de curator als de verhuurder de huur tusschentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiede tegen een tijdstip, waarop dergelijke overeenkomsten naar plaatselijk gebruik eindigen. Bovendien moet bij de opzegging de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden, met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn. Zijn er huurpenningen vooruitbetaald, dan kan de huur niet eerder opgezegd worden, dan tegen den dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats gehad, eindigt. Van den dag der faillietverklaring af is de huurprijs boedelschuld.
1 Werknemers in dienst van de gefailleerde kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen en hun kan wederkerig door de curator de arbeidsovereenkomst worden opgezegd, en wel met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande echter dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd met een termijn van zes weken.
1 De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
2 Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
3 Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
1 Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang van die termijn daartoe had verplicht, wordt de aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, bedoelde wetenschap, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan:
1°. bij overeenkomsten, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft;
2°. bij rechtshandelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor een niet opeisbare schuld;
3°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die een natuurlijk persoon is, verricht met of jegens:
a. zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
b. een rechtspersoon waarin hij, zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad bestuurder of commissaris is, dan wel waarin deze personen, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
4°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een natuurlijk persoon,
a. die bestuurder of commissaris van de rechtspersoon is, dan wel met of jegens diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad:
b. die al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt;
c. wiens echtgenoot, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor tenminste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
5°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een andere rechtspersoon, indien
a. een van deze rechtspersonen bestuurder is van de andere;
b. een bestuurder, natuurlijk persoon, van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, bestuurder is van de andere;
c. een bestuurder, natuurlijk persoon, of een commissaris van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt in de andere;
d. in beide rechtspersonen voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal rechtstreeks of middellijk wordt deelgenomen door dezelfde rechtspersoon, dan wel dezelfde natuurlijke persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad;
6°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een groepsmaatschappij.
In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft verricht binnen één jaar vóór de faillietverklaring, wordt vermoed dat hij wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn.
De voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld kan alleen dan worden vernietigd, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement van de schuldenaar reeds aangevraagd was, hetzij dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
1 Krachtens het vorige artikel kan geene terugvordering geschieden van hem, die als houder van een papier aan order of toonder, uit hoofde zijner rechtsverhouding tot vroegere houders, tot aanneming der betaling verplicht was.
2 In dit geval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven, verplicht de door den schuldenaar betaalde som aan den boedel terug te geven, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij bij de uitgifte van het papier de in het vorige artikel genoemde wetenschap bezat, hetzij dat de uitgifte het gevolg was van een overleg als in dat artikel bedoeld.
Beëindiging van het faillissement door de homologatie van een akkoord doet de rechtsvorderingen in het vorige artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand inhoudt, in welk geval zij ten behoeve van de schuldeischers vervolgd of ingesteld kunnen worden door de vereffenaars.
1 Hetgeen door de vernietigde rechtshandeling uit het vermogen van de schuldenaar gegaan is, moet door hen jegens wie de vernietiging werkt, aan de curator worden teruggegeven met inachtneming van afdeling 2 van titel 4 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet op de terug te geven goederen verkregen, worden geëerbiedigd. Tegen een derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft geen terugvordering plaats voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
3 Het door de schuldenaar uit hoofde van de vernietigde rechtshandeling ontvangene of de waarde daarvan, wordt door de curator teruggegeven, voor zover de boedel erdoor is gebaat. Voor het tekortkomende kunnen zij jegens wie de vernietiging werkt, als concurrent schuldeiser opkomen.
1 Voldoening na de faillietverklaring doch vóór de bekendmaking daarvan, aan den gefailleerde gedaan, tot nakoming van verbintenissen jegens dezen vóór de faillietverklaring ontstaan, bevrijdt hem, die haar deed, tegenover den boedel, zoolang zijne bekendheid met de faillietverklaring niet bewezen wordt.
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, na de bekendmaking der faillietverklaring aan den gefailleerde gedaan, bevrijdt tegenover den boedel alleen dan, wanneer hij, die haar deed, bewijst dat de faillietverklaring te zijner woonplaatse langs den weg der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van den curator om aan te toonen, dat zij hem toch bekend was.
1 Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.
1 Niettemin is degene die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde vóór de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, niet bevoegd tot verrekening, indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
De schuldenaar van de gefailleerde die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, is gehouden te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen.
2 Bij de verdeling kunnen uit eigen hoofde mede de beperkt gerechtigden opkomen, wier recht vóór de faillietverklaring was gevestigd, maar door de executie door een pand- of hypotheekhouder is vervallen, voor hun recht op schadevergoeding, bedoeld in artikel 282 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Bij de verdeling van de opbrengst oefent de curator ten behoeve van de boedel mede de rechten uit, die de wet aan beslagleggers op het goed toekent. Hij is gehouden mede de belangen te behartigen van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven de voormelde pand- en hypotheekhouders en beperkt gerechtigden gaan.
1 De curator kan de pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige artikel over te gaan. Heeft de pand- of hypotheekhouder het onderpand niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator de goederen opeisen en met toepassing van de artikelen 101 of 176 verkopen, onverminderd het recht van de pand- en hypotheekhouders op de opbrengst. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de pand- of hypotheekhouder een of meer malen te verlengen.
Indien de opbrengst niet toereikend is om een pand- of hypotheekhouder of een dergenen wier beperkt recht door de executie is vervallen, te voldoen, kan hij voor het ontbrekende als concurrent schuldeiser in de boedel opkomen.
3 De curator kan deze schuldeisers een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige lid over te gaan. Heeft de schuldeiser het luchtvaartuig niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator het luchtvaartuig verkopen. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de schuldeiser een of meer malen te verlengen.
4 Op verkoop door de curator zijn de artikelen 584d en 584f-584q van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de curator wordt aangemerkt als beslaglegger uit hoofde van een vordering die niet van enige voorrang is voorzien, en dat met het vonnis van faillietverklaring wordt gehandeld als voorgeschreven voor het proces-verbaal van beslag.
2 De zaak kan door de curator worden opgeëist en met toepassing van artikel 101 of 176 worden verkocht, onverminderd de voorrang, aan de schuldeiser in artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekend. De curator kan ook, voor zover dit in het belang is van de boedel, de zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend.
3 De schuldeiser kan de curator een redelijke termijn stellen om tot toepassing van het vorige lid over te gaan. Heeft de curator de zaak niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de schuldeiser haar verkopen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen betreffende parate executie door een pandhouder of, als het een registergoed betreft, die betreffende parate executie door een hypotheekhouder. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de curator een of meer malen te verlengen.
4 Betreft het een registergoed, dan dient de schuldeiser, op straffe van verval van het recht van parate executie, binnen veertien dagen na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, aan de curator bij exploit aan te zeggen dat hij tot executie overgaat, en dit exploit in de openbare registers te doen inschrijven.
1 Indien tot het vermogen van de gefailleerde onder bewind staande goederen behoren en zich schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld, die deze goederen onbelast met het bewind kunnen uitwinnen, zal de curator deze goederen van de bewindvoerder opeisen, onder zijn beheer nemen en te gelde maken, voor zover dit voor de voldoening van deze schuldeisers uit de opbrengst nodig is. Door de opeising eindigt het bewind over het goed. De opbrengst wordt overeenkomstig deze wet onder deze schuldeisers verdeeld, voor zover zij zijn geverifieerd. De curator draagt hetgeen na deze verdeling van de opbrengst over is, aan de bewindvoerder af, tenzij de andere schuldeisers de onder bewind staande goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen in welk geval het restant overeenkomstig deze wet onder deze laatste schuldeisers verdeeld wordt.
3 Buiten de gevallen, bedoeld in de vorige leden, blijven de onder bewind staande goederen buiten het faillissement en wordt slechts aan de curator uitgekeerd wat de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht.
1 Zijn krachtens het vorige artikel goederen buiten het faillissement gebleven en heeft de bewindvoerder opgehouden de schuldeisers te betalen die deze goederen onbelast met bewind kunnen uitwinnen, dan kan de rechtbank die de faillietverklaring heeft uitgesproken op verzoek van ieder van deze schuldeisers die niet in het faillissement kan opkomen, de curator opdragen ook het beheer van deze goederen op zich te nemen en voor de vereffening te hunnen behoeve zorg te dragen.
2 De aanbrengst van de bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap gehouden rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, kan slechts worden bewezen zoals bij artikel 130 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ten opzichte van derden is voorgeschreven.
3 Van de aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde opgekomen rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen, moet, in geval van geschil, door beschrijving of bescheiden blijken. Hetzelfde geldt voor zodanige rechten en zaken, hem staande huwelijk of geregistreerd partnerschap bij erfenis, legaat of schenking opgekomen, die ingevolge de huwelijkse voorwaarden onderscheidenlijk de voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap vallen.
4 De goederen, voortgesproten uit de belegging of wederbelegging van gelden aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde buiten de gemeenschap toebehorende, worden insgelijks door die echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner teruggenomen, mits de belegging of wederbelegging, in geval van geschil, door voldoende bescheiden, ten genoege van de rechter, zij bewezen.
5 Indien de goederen aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde toebehorende, door de gefailleerde zijn vervreemd, doch de koopprijs nog niet is betaald, of wel de kooppenningen nog onvermengd met de failliete boedel aanwezig zijn, kan de echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner zijn recht van terugneming op die koopprijs of op de voorhanden kooppenningen uitoefenen.
De persoon met wie de gefailleerde gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, heeft geen aanspraak op de boedel terzake van voordelen bij huwelijkse voorwaarden onderscheidenlijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap besproken. Wederkerig kunnen de schuldeisers geen genot hebben van de voordelen, die aan de gefailleerde bij huwelijkse voorwaarden door zijn echtgenoot onderscheidenlijk bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap door zijn geregistreerde partner, zijn toegezegd.
1 Het faillissement van de persoon die in enige gemeenschap van goederen gehuwd is of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt als faillissement van die gemeenschap behandeld. Het omvat, behoudens de uitzonderingen van artikel 21, alle goederen, die in de gemeenschap vallen, en strekt ten behoeve van alle schuldeischers, die op de goederen der gemeenschap verhaal hebben. Goederen die de gefailleerde buiten de gemeenschap heeft, strekken slechts tot verhaal van schulden die daarop verhaald zouden kunnen worden, indien er generlei gemeenschap was.
2 Bij het faillissement van een schuldenaar die in gemeenschap van goederen gehuwd is of die in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zijn de bepalingen van deze wet omtrent handelingen door de schuldenaar verricht, toepasselijk op de handelingen waardoor de gemeenschap wettig verbonden is, onverschillig wie van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners deze verrichtte.
1 De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke beschikking bepalen dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator bevinden, voor een periode van ten hoogste één maand niet dan met zijn machtiging kan worden uitgeoefend. De rechter-commissaris kan deze periode éénmaal voor ten hoogste één maand verlengen.
3 Gedurende de in het eerste lid bedoelde perioden lopen aan of door de derden ter zake van hun bevoegdheid gestelde termijnen voort, voor zover dit redelijkerwijze noodzakelijk is om de derde dan wel de curator in staat te stellen na afloop van de periode zijn standpunt te bepalen. Degene die de termijn heeft gesteld kan opnieuw een redelijke termijn stellen.
Vierde afdeeling. Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van het beheer des curators
1 De rechtbank kan bij het vonnis van faillietverklaring of te allen tijde daarna, doch in het laatste geval niet dan op voordracht van den rechter-commissaris, of op verzoek van den curator of van een of meer der schuldeischers en na den rechter-commissaris gehoord te hebben, bevelen, dat de gefailleerde, wegens het niet nakomen van verplichtingen welke de wet hem in verband met zijn faillissement oplegt, dan wel wegens gegronde vrees voor het niet nakomen van zodanige verplichtingen, in verzekerde bewaring worde gesteld, hetzij in een huis van bewaring, hetzij in zijne eigene woning onder het opzicht van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Justitie is aangewezen.
3 Dit bevel is voor niet langer dan dertig dagen geldig, te rekenen van den dag waarop het ten uitvoer is gelegd. Aan het einde van dien termijn kan de rechtbank, op voordracht van den rechter-commissaris of op een verzoek en na verhoor als in het eerste lid bedoeld, het bevel voor ten hoogste dertig dagen verlengen. Daarna kan hetzelfde telkens op dezelfde wijze voor ten hoogste dertig dagen geschieden.
4 De in het eerste lid bedoelde ambtenaar die door het Openbaar Ministerie is aangewezen om zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van het bevel, is bevoegd elke plaats te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
1 De rechtbank heeft de bevoegdheid, op voordracht van den rechter-commissaris, of op verzoek van den gefailleerde, dezen uit de verzekerde bewaring te ontslaan, met of zonder zekerheidstelling, dat hij te allen tijde op de eerste oproeping zal verschijnen.
Artikel 89
[Vervallen per 01-01-2002]
1 In alle gevallen, waarin de tegenwoordigheid van den gefailleerde bij deze of gene bepaalde werkzaamheid, den boedel betreffende, vereischt wordt, zal hij, zoo hij zich in verzekerde bewaring bevindt, op last van den rechter-commissaris uit de bewaarplaats kunnen worden overgebracht.
Gedurende het faillissement mag de gefailleerde zonder toestemming van den rechter-commissaris zijne woonplaats niet verlaten.
De curator zorgt, dadelijk na de aanvaarding zijner betrekking, door alle noodige en gepaste middelen voor de bewaring des boedels. Hij neemt onmiddellijk de bescheiden en andere gegevensdragers, gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde tegen ontvangbewijs onder zich. Hij is bevoegd de gelden aan den ontvanger voor de gerechtelijke consignatiën in bewaring te geven.
2 Buiten de verzegeling blijven, doch worden in het proces-verbaal kortelijk beschreven, de goederen vermeld in de artikelen 21, nr. 1 en 92, alsmede de voorwerpen tot het bedrijf van den gefailleerde vereischt, indien dit wordt voortgezet.
De curator heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. De rechter-commissaris is bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
Van de goederen, vermeld in artikel 21, nr. 1, wordt een staat aan de beschrijving gehecht; die, vermeld in artikel 92, worden in de beschrijving opgenomen.
De curator gaat dadelijk na de beschrijving van den boedel over tot het opmaken van eenen staat, waaruit de aard en het bedrag van de baten en schulden des boedels, de namen en woonplaatsen der schuldeischers, alsmede het bedrag der vorderingen van ieder hunner blijken.
1 Door den curator gewaarmerkte afschriften van de boedelbeschrijving en van den staat, vermeld in het voorgaande artikel, worden ter kostelooze inzage van een ieder nedergelegd ter griffie van de rechtbank van het arrondissement waarin zich de woonplaats, het kantoor of het verblijf van den gefailleerde bevindt, naar gelang de faillietverklaring is uitgesproken door het rechterlijk college van de woonplaats, het kantoor of het verblijf van den gefailleerde.
De curator is bevoegd het bedrijf van den gefailleerde voort te zetten. Indien er geene commissie uit de schuldeischers is benoemd, heeft hij daartoe de machtiging van den rechter-commissaris noodig.
1 De curator opent krachtens de last bedoeld in artikel 14, de brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht. Die, welke niet op den boedel betrekking hebben, stelt hij terstond aan den gefailleerde ter hand. De administratie der posterijen en der telegrafie is, na van den griffier ontvangen kennisgeving, verplicht den curator de brieven en telegrammen, voor den gefailleerde bestemd, af te geven, totdat de curator of de rechter-commissaris haar van die verplichting ontslaat of zij de kennisgeving ontvangt, bedoeld in artikel 15. De rechterlijke last tot het openen van brieven en telegrammen verliest zijn kracht op het in de vorige zin bedoelde tijdstip waarop de verplichting van de administratie tot afgifte van brieven en telegrammen eindigt.
De curator is bevoegd naar omstandigheden eene door den rechter-commissaris vast te stellen som ter voorziening in het levensonderhoud van den gefailleerde en zijn huisgezin uit te keeren.
1 De curator is bevoegd goederen te vervreemden, indien en voor zoo ver de vervreemding noodzakelijk is ter bestrijding der kosten van het faillissement, of de goederen niet dan met nadeel voor den boedel bewaard kunnen blijven.
1 De curator houdt alle gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde onder zijne onmiddellijke bewaring, tenzij door den rechter-commissaris eene andere wijze van bewaring wordt bepaald.
Over gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde, die, volgens bepaling van den rechter-commissaris, door een derde worden bewaard, en over belegde gelden mag de curator niet anders beschikken dan door middel van door den rechter-commissaris voor gezien geteekende stukken.
De curator is, na ingewonnen advies van de commissie uit de schuldeischers, zoo die er is, en onder goedkeuring van den rechter-commissaris, bevoegd vaststellingsovereenkomsten of schikkingen aan te gaan.
1 De gefailleerde is verplicht voor den rechter-commissaris, den curator of de commissie uit de schuldeischers te verschijnen en dezen alle inlichtingen te verschaffen, zoo dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen.
2 Bij een faillissement van een persoon die in gemeenschap van goederen is gehuwd of in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, rust de verplichting om inlichtingen te geven op ieder van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners voorzover hij gehandeld heeft.
Vijfde afdeeling. Van de verificatie der schuldvorderingen
De curator geeft van deze beschikkingen onmiddellijk aan alle bekende schuldeischers bij brieven kennis, en doet daarvan aankondiging in het nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14.
1 De indiening der schuldvorderingen geschiedt bij den curator door de overlegging eener rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende den aard en het bedrag der vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan, en van eene opgave, of op voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt.
De curator toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van den gefailleerde, treedt, als hij tegen de toelating eener vordering bezwaar heeft, met den schuldeischer in overleg, en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook inzage van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.
De curator brengt de vorderingen, die hij goedkeurt, op eene lijst van voorloopig erkende schuldvorderingen, en de vorderingen, die hij betwist, op eene afzonderlijke lijst, vermeldende de gronden der betwisting.
In de lijsten, bedoeld in het vorige artikel, wordt elke vordering omschreven, en aangegeven of zij naar de meening van den curator bevoorrecht of door pand of hypotheek gedekt is, of wel ter zake der vordering retentierecht kan worden uitgeoefend. Betwist de curator alleen den voorrang, of het retentierecht, zoo wordt de vordering op de lijst der voorloopig erkende schuldvorderingen gebracht met aanteekening van deze betwisting en de gronden daarvan.
1 Van ieder der lijsten, in artikel 112 bedoeld, wordt een afschrift door den curator ter griffie van de rechtbank nedergelegd, om aldaar gedurende de zeven aan de verificatievergadering voorafgaande dagen kosteloos ter inzage te liggen van een ieder.
Van de krachtens artikel 114 gedane nederlegging der lijsten geeft de curator aan alle bekende schuldeischers schriftelijk bericht, waarbij hij eene nadere oproeping tot de verificatie-vergadering voegt en tevens vermeldt of een ontwerp-akkoord door den gefailleerde ter griffie is nedergelegd.
De gefailleerde woont de verificatie-vergadering in persoon bij, ten einde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en den staat van den boedel te geven, die hem door den rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeischers kunnen den rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan den gefailleerde te vragen. De vragen aan den gefailleerde gesteld en de door hem gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgeteekend.
Bij het faillissement van een rechtspersoon rust op de bestuurders de verplichting in het vorig artikel de gefailleerde opgelegd.
Artikel 118
[Vervallen per 01-05-1977]
1 Op de vergadering leest de rechter-commissaris de lijst der voorloopig erkende en die der door den curator betwiste schuldvorderingen voor. Ieder der op die lijsten voorkomende schuldeischers is bevoegd den curator omtrent elke vordering en hare plaatsing op een der lijsten inlichtingen te vragen, of wel hare juistheid, den beweerden voorrang of het beweerde retentierecht te betwisten, of te verklaren, dat hij zich bij de betwisting van den curator aansluit.
2 De curator is bevoegd op de door hem gedane voorloopige erkenning of betwisting terug te komen, of wel te vorderen, dat de schuldeischer de deugdelijkheid zijner noch door den curator, noch door een der schuldeischers betwiste schuldvordering onder eede bevestige; indien de oorspronkelijke schuldeischer overleden is, zullen de rechthebbenden onder eede moeten verklaren, dat zij te goeder trouw gelooven dat de schuld bestaat en onvoldaan is.
3 Bestaat er behoefte aan verdaging der vergadering, dan wordt deze binnen acht dagen, op het door den rechter-commissaris aan te wijzen tijdstip, zonder nadere oproeping, voortgezet.
1 De eed, bedoeld in het tweede lid van het vorige artikel, wordt in persoon of door een daartoe bijzonder gevolmachtigde afgelegd in handen van den rechter-commissaris, hetzij onmiddellijk op de vergadering, hetzij op een lateren door den rechter-commissaris te bepalen dag. De volmacht kan ondershands worden verleend.
2 Indien de schuldeischer, aan wien de eed is opgedragen, niet ter vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de eedsopdracht en van den voor de eedsaflegging bepaalden dag.
3 De rechter-commissaris geeft den schuldeischer eene verklaring van de eedsaflegging, tenzij de eed wordt afgelegd in eene vergadering van schuldeischers, in welk geval van de aflegging aanteekening wordt gehouden in het proces-verbaal dier vergadering.
1 De vorderingen, welke niet betwist worden, worden overgebracht op eene in het proces-verbaal op te nemen lijst van erkende schuldeischers. Op het papier aan order en aan toonder wordt door den curator de erkenning aangeteekend.
2 De schuldvorderingen, van welke de curator de beëediging heeft gevorderd, worden voorwaardelijk toegelaten, totdat door het al of niet afleggen van den eed, op den bij het eerste lid van artikel 120 bedoelden tijd, over hare toelating definitief zal zijn beslist.
1 De rechter-commissaris verwijst, in geval van betwisting, de partijen, zoo hij ze niet kan vereenigen, en voor zoover het geschil niet reeds aanhangig is, naar eene door hem te bepalen terechtzitting van de rechtbank, zonder dat daartoe eene dagvaarding wordt vereischt.
3 Verschijnt de schuldeischer, die de verificatie vraagt, op de bepaalde terechtzitting niet, dan wordt hij geacht zijne aanvrage te hebben ingetrokken; verschijnt hij, die de betwisting doet, niet, dan wordt hij geacht de betwisting te laten varen en erkent de rechter de vordering.
1 Wanneer de betwisting door den curator is gedaan, wordt de loop van het rechtsgeding van rechtswege geschorst door het in kracht van gewijsde gaan van de homologatie van een akkoord in het faillissement, tenzij de stukken van het geding reeds tot het geven van eene beslissing aan den rechter zijn overgelegd, in welk geval de vordering, indien zij wordt erkend, geacht wordt in het faillissement erkend te zijn, terwijl ten aanzien van de beslissing omtrent de kosten van het geding de schuldenaar in de plaats treedt van den curator.
2 Het geding wordt hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.
3 De partij die bij het in het tweede lid bedoelde exploot verklaart dat het geding wordt hervat, roept daarbij de andere partij op tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor de dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen. Partijen stellen opnieuw procureur.
5 Wanneer de betwisting is gedaan door een mede-schuldeischer, kan het geding, nadat de homologatie van een akkoord in het faillissement in kracht van gewijsde is gegaan, door partijen worden voortgezet uitsluitend ten einde den rechter te doen beslissen over de proceskosten.
De schuldeischer, wiens vordering betwist wordt, is tot staving daarvan tot geen nader of meerder bewijs gehouden, dan hij tegen den gefailleerde zelf zoude moeten leveren.
1 Indien de schuldeischer, wiens vordering betwist wordt, niet ter vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de gedane betwisting en verwijzing.
Vorderingen, die betwist worden, kunnen door den rechter-commissaris voorwaardelijk worden toegelaten tot een bedrag door hem te bepalen. Wanneer de voorrang betwist wordt, kan deze door den rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.
1 Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de toelating eener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning van den beweerden voorrang, zich te verzetten. In dit geval geschiedt in het proces-verbaal aanteekening van de betwisting en van hare gronden, zonder verwijzing van partijen naar de rechtbank, en zonder dat daardoor de erkenning der vordering in het faillissement wordt verhinderd.
2 Betwisting, waarvoor geene gronden worden opgegeven, of welke niet de geheele vordering omvat en toch niet uitdrukkelijk aanwijst, welk deel wordt erkend, en welk betwist, wordt niet als betwisting aangemerkt.
1 Vorderingen, na afloop van den in artikel 108, 1°. genoemden termijn, doch uiterlijk twee dagen vóór den dag, waarop de verificatie-vergadering zal worden gehouden, bij den curator ingediend, worden op daartoe ter vergadering gedaan verzoek geverifieerd, indien noch de curator noch een der aanwezige schuldeischers daartegen bezwaar maakt.
4 In geval van bezwaar, als in het eerste lid bedoeld, of van geschil over het al dan niet aanwezig zijn der verhindering, in het derde lid bedoeld, beslist de rechter-commissaris, na de vergadering te hebben geraadpleegd.
Interesten, na de faillietverklaring loopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voor zooverre de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeischer uit deze verificatie geene rechten ontleenen.
Eene vordering onder eene ontbindende voorwaarde wordt voor het geheele bedrag geverifieerd, onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt.
1 Eene vordering, waarvan het tijdstip der opeischbaarheid onzeker is, of welke recht geeft op periodieke uitkeeringen, wordt geverifieerd voor hare waarde op den dag der faillietverklaring.
2 Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na den dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeischbaar waren. Alle later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden geverifieerd voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert den aanvang van het faillissement.
3 Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op den bedongen rentevoet.
1 Schuldeischers, wier vorderingen door pand, hypotheek of retentierecht gedekt of op een bepaald voorwerp bevoorrecht zijn, maar die kunnen aantoonen dat een deel hunner vordering vermoedelijk niet batig gerangschikt zal kunnen worden op de opbrengst der verbonden goederen, kunnen verlangen dat hun voor dat deel de rechten van concurrente schuldeischers worden toegekend met behoud van hun recht van voorrang.
2 Het bedrag waarvoor pand- en hypotheekhouders batig gerangschikt kunnen worden, wordt bepaald met inachtneming van artikel 483e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dien verstande dat voor het tijdstip van het opmaken van de staat in de plaats treedt de aanvang van de dag waarop de faillietverklaring werd uitgesproken.
Vorderingen, waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlandsch geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hunne geschatte waarde in Nederlandsch geld.
Schuldvorderingen aan toonder kunnen ten name van "toonder" geverifieerd worden. Iedere ten name van "toonder" geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk schuldeischer beschouwd.
Artikel 135
[Vervallen per 01-01-1992]
1 Indien van hoofdelijke schuldenaren een of meer in staat van faillissement verkeeren, kan de schuldeischer in het faillissement van dien schuldenaar, onderscheidenlijk in het faillissement van ieder dier schuldenaren opkomen voor en betaling ontvangen over het geheele bedrag, hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat zijne vordering ten volle zal zijn gekweten.
2 Een hoofdelijke schuldenaar kan, zo nodig voorwaardelijk, worden toegelaten voor de bedragen waarvoor hij op de gefailleerde, krachtens hun onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijke medeschuldenaren, een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen. De toelating geschiedt echter slechts:
a. voor zover de schuldeiser daarvoor zelf niet kan opkomen of, hoewel hij het kan, niet opkomt;
b. voor het geval de schuldeiser gedurende het faillissement voor het gehele bedrag waarvoor hij is opgekomen, wordt voldaan;
c. voor zover om een andere reden de toelating geen voor de concurrente schuldeisers nadelige invloed heeft op de aan hen uit te keren percenten.
1 Na afloop der verificatie brengt de curator verslag uit over den stand van den boedel, en geeft hij daaromtrent alle door de schuldeischers verlangde inlichtingen. Het verslag wordt, met het proces-verbaal der verificatie-vergadering, na afloop dier vergadering ter griffie nedergelegd ter kosteloze inzage van een ieder. De nederlegging geschiedt kosteloos.
2 Zoowel de curator, als de schuldeischers en de gefailleerde kunnen na de nederlegging van het proces-verbaal, aan de rechtbank verbetering daarvan verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat in het proces-verbaal een vergissing is geslopen.
Zesde afdeeling. Van het akkoord
De gefailleerde is bevoegd aan zijne gezamenlijke schuldeischers een akkoord aan te bieden.
1 Indien de gefailleerde een ontwerp van akkoord, ten minste acht dagen vóór de vergadering tot verificatie der schuldvorderingen, ter griffie van de rechtbank heeft nedergelegd, ter kostelooze inzage van een ieder, wordt daarover in die vergadering na afloop der verificatie dadelijk geraadpleegd en beslist, behoudens de bepaling van artikel 141.
2 Een afschrift van het ontwerp van akkoord moet, gelijktijdig met de nederlegging ter griffie, worden toegezonden aan den curator en aan ieder der leden van de voorloopige commissie uit de schuldeischers.
De curator en de commissie uit de schuldeischers zijn verplicht ieder afzonderlijk ter vergadering een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord te geven.
De raadpleging en beslissing worden tot eene volgende door den rechter-commissaris op ten hoogste drie weken later te bepalen vergadering uitgesteld:
1°. indien staande de vergadering eene definitieve commissie uit de schuldeischers is benoemd, niet bestaande uit dezelfde personen als de voorloopige, en de meerderheid der verschenen schuldeischers van haar een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord verlangt;
2°. indien het ontwerp van akkoord niet tijdig ter griffie is neêrgelegd en de meerderheid der verschenen schuldeischers zich voor uitstel verklaart.
Wanneer de raadpleging en stemming over het akkoord, ingevolge de bepalingen van het voorgaande artikel, worden uitgesteld tot eene nadere vergadering, wordt daarvan door den curator onverwijld aan de niet op de verificatie-vergadering verschenen, erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeischers kennis gegeven, bij brieven vermeldende den summieren inhoud van het akkoord.
1 Van de stemming over het akkoord zijn uitgesloten de schuldeisers aan wier vordering voorrang verbonden is daaronder begrepen diegenen, wier voorrang betwist wordt, tenzij zij, vóór den aanvang der stemming, van hun voorrang ten behoeve van den boedel afstand mochten doen.
De gefailleerde is bevoegd tot toelichting en verdediging van het akkoord op te treden en het, staande de raadpleging, te wijzigen.
Tot het aannemen van het akkoord wordt vereischt de toestemming van twee derde der erkende en der voorwaardelijk toegelaten concurrente schuldeischers, welke drie vierde van het bedrag der door geen voorrang gedekte erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen.
Indien twee derde der ter vergadering verschenen schuldeischers, meer dan de helft van het gezamenlijk bedrag der schuldvorderingen, waarvoor stemrecht kan worden uitgeoefend, vertegenwoordigende, in het akkoord bewilligen, zal ten hoogste acht dagen later eene tweede stemming gehouden worden, zonder dat daartoe eene nadere oproeping vereischt wordt. Bij deze stemming is niemand gebonden aan zijne de eerste maal uitgebrachte stem.
Latere veranderingen, in het getal der schuldeischers of in het bedrag der vorderingen, hebben geen invloed op de geldigheid van de aanneming of verwerping van het akkoord.
1 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt den inhoud van het akkoord, de namen der verschenen stemgerechtigde schuldeischers, de door ieder hunner uitgebrachte stem, den uitslag der stemming en al wat verder op de vergadering is voorgevallen. Het wordt onderteekend door den rechter-commissaris en den griffier.
Zoowel de schuldeischers, die vóór gestemd hebben, als de gefailleerde, kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door den rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd.
Gedurende dien tijd kunnen de schuldeischers aan den rechter-commissaris schriftelijk de redenen opgeven, waarom zij weigering der homologatie wenschelijk achten.
1 Op den bepaalden dag wordt ter openbare terechtzitting door den rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan ieder der schuldeischers in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij procureur de gronden uiteenzetten, waarop hij de homologatie wenscht of haar bestrijdt.
Binnen acht dagen na de beschikking van de rechtbank kunnen, zoo de homologatie is geweigerd, zoowel de schuldeischers, die vóór het akkoord stemden, als de gefailleerde; zoo de homologatie is toegestaan, de schuldeischers, die tegenstemden of bij de stemming afwezig waren, tegen die beschikking in hooger beroep komen. In het laatste geval hebben ook de schuldeischers, die vóór stemden, ditzelfde recht, doch alleen op grond van het ontdekken na de homologatie van handelingen als in artikel 153 onder 3°. genoemd.
1 Het hooger beroep geschiedt bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak moet kennis nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben binnen twintig dagen. Van het hooger beroep wordt door den griffier van het rechtscollege, waarbij het is aangebracht, onverwijld kennis gegeven aan den griffier van de rechtbank, die de beschikking omtrent de homologatie heeft gegeven.
Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en op dezelfde wijze aangeteekend en behandeld.
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle geen voorrang hebbende schuldeischers, zonder uitzondering, onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen zijn.
Na verwerping of weigering van de homologatie van het akkoord kan de gefailleerde in hetzelfde faillissement geen akkoord meer aanbieden.
Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het proces-verbaal der verificatie, ten behoeve der erkende vorderingen, voor zoover zij niet door den gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist zijn, een voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldenaar en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.
Niettegenstaande het akkoord behouden de schuldeischers al hunne rechten tegen de borgen en andere medeschuldenaren van den schuldenaar. De rechten, welke zij op goederen van derden kunnen uitoefenen, blijven bestaan als ware geen akkoord tot stand gekomen.
Zoodra de homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, eindigt het faillissement. De curator draagt zorg voor de bekendmaking daarvan in de in hetderde lid van artikel 14 bedoelde bladen.
2 Indien bij het akkoord geene andere bepalingen deswege zijn gemaakt, geeft de curator aan den schuldenaar tegen behoorlijke kwijting af alle goederen, gelden, boeken en papieren tot den boedel behoorende.
1 Het bedrag, waarop geverifieerde schuldeischers, krachtens een erkend voorrecht, aanspraak kunnen maken, alsmede de kosten van het faillissement, moeten in handen van den curator worden gestort, tenzij deswege door den schuldenaar zekerheid wordt gesteld. Zoolang hieraan niet is voldaan, is de curator verplicht alle goederen en gelden tot den boedel behoorende onder zich te houden, totdat dit bedrag en de bedoelde kosten aan de daarop rechthebbenden zijn voldaan.
2 Wanneer ééne maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van homologatie is verloopen, zonder dat vanwege den schuldenaar de voldoening van een en ander is geschied, zal de curator daartoe overgaan uit de voorhanden baten des boedels.
3 Het bedrag in het eerste lid bedoeld, en het deel daarvan, aan ieder schuldeischer krachtens zijn recht van voorrang toe te kennen, wordt desnoodig door den rechter-commissaris begroot.
Voor zooveel betreft vorderingen, waarvan het voorrecht voorwaardelijk erkend is, bepaalt de in het vorige artikel bedoelde verplichting van den schuldenaar zich tot het stellen van zekerheid en is de curator bij gebreke daarvan slechts gehouden tot het reserveeren uit de baten des boedels van het bedrag waarop het voorrecht aanspraak geeft.
3 De rechter kan, ook ambtshalve, den schuldenaar uitstel van ten hoogste ééne maand verleenen, om alsnog aan zijne verplichtingen te voldoen.
De vordering tot ontbinding van het akkoord wordt op dezelfde wijze aangebracht en beslist, als ten aanzien van het verzoek tot faillietverklaring in de artikelen 4, 6-9 en 12 is voorgeschreven.
1 In het vonnis, waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, wordt tevens heropening van het faillissement bevolen met benoeming van eenen rechter-commissaris en curator, alsmede van eene commissie uit de schuldeischers, indien er in het faillissement reeds eene geweest is.
2 Evenzoo zijn toepasselijk de bepalingen van de afdeeling over de verificatie der schuldvorderingen, behoudens deze wijziging, dat de verificatie beperkt blijft tot de schuldvorderingen, die niet reeds vroeger geverifieerd werden.
3 Niettemin worden ook de reeds geverifieerde schuldeischers tot bijwoning der verificatie-vergadering opgeroepen en hebben zij het recht de vorderingen, waarvoor toelating verzocht wordt, te betwisten.
De handelingen, door den schuldenaar in den tijd tusschen de homologatie van het akkoord en de heropening van het faillissement verricht, zijn voor den boedel verbindend, behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende zoo daartoe gronden zijn.
1 Indien tijdens de heropening jegens eenige schuldeischers reeds geheel of gedeeltelijk aan het akkoord is voldaan, worden bij de verdeeling aan de nieuwe schuldeischers en diegene onder de oude, die nog geene voldoening ontvingen, de bij het akkoord toegezegde percenten, en wordt aan hen, die gedeeltelijke betaling ontvingen, hetgeen aan het toegezegde bedrag nog ontbreekt, vooruitbetaald.
2 In hetgeen alsdan nog overschiet, wordt door alle schuldeischers, zoo oude als nieuwe, gelijkelijk gedeeld.
Het vorige artikel is eveneens toepasselijk, indien de boedel van den schuldenaar, terwijl door hem aan het akkoord nog niet volledig is voldaan, opnieuw in staat van faillissement wordt verklaard.
Zevende afdeeling. Van de vereffening des boedels
2 De artikelen 98 en 100 houden op van toepassing te zijn, wanneer vaststaat, dat het bedrijf van den gefailleerde niet overeenkomstig de volgende artikelen zal worden voortgezet of wanneer de voortzetting wordt gestaakt.
1 Indien ter verificatie-vergadering geen akkoord is aangeboden of indien het aangeboden akkoord is verworpen, kan de curator of een ter vergadering aanwezige schuldeischer voorstellen, dat het bedrijf van den gefailleerde worde voortgezet.
2 De commissie uit de schuldeischers, indien deze er is, en, zoo het voorstel is gedaan door een schuldeischer, de curator geven hun advies over dit voorstel.
3 Op verlangen van den curator of van een der aanwezige schuldeischers, stelt de rechter-commissaris de beraadslaging en beslissing over het voorstel uit, tot eene op ten hoogste veertien dagen later te bepalen vergadering.
4 De curator geeft onverwijld aan de schuldeischers, die niet ter vergadering aanwezig waren, kennis van deze nadere vergadering bij brieven, waarin het ingediend voorstel wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd.
5 Op deze vergadering zal, zoo noodig, tevens de verificatie plaats hebben van de schuldvorderingen, die na afloop van den in artikel 108, n°. 1, bepaalden termijn zijn ingediend en niet reeds ingevolge artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 111-114.
1 Het voorstel is aangenomen, indien schuldeischers, vertegenwoordigende meer dan de helft der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen, welke niet door pand, hypotheek of retentierecht zijn gedekt, zich daarvóór verklaren.
3 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt de namen der verschenen schuldeischers, de door ieder hunner uitgebrachte stem, den uitslag der stemming en al wat verder ter vergadering is voorgevallen.
1 Indien binnen acht dagen, nadat de homologatie van een akkoord definitief is geweigerd, de curator of een schuldeischer bij den rechter-commissaris een voorstel indient tot voortzetting van het bedrijf van den gefailleerde, zal de rechter-commissaris op door hem terstond te bepalen dag, uur en plaats eene vergadering van schuldeischers beleggen ten einde over het voorstel te doen beraadslagen en beslissen.
2 De curator roept de schuldeischers, ten minste tien dagen vóór de vergadering, op bij brieven, waarin het ingediend voorstel wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd. Bovendien plaatst hij gelijke oproeping in het nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14.
De curator en de schuldeischers kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank vragen, alsnog te verklaren, dat het voorstel is aangenomen of verworpen, indien uit de stukken zelve blijkt, dat de rechter-commissaris dit ten onrechte als verworpen of aangenomen heeft beschouwd.
1 De rechter-commissaris kan op verzoek van een schuldeischer of van den curator gelasten, dat de voortzetting van het bedrijf worde gestaakt. Op dit verzoek worden gehoord de commissie uit de schuldeischers, indien deze er is, alsmede de curator, als het verzoek niet door hem is gedaan.
1 Indien een voorstel tot voortzetting van het bedrijf niet of niet tijdig wordt gedaan of indien het wordt verworpen, of de voortzetting wordt gestaakt, gaat de curator onmiddellijk over tot vereffening en tegeldemaking van alle baten des boedels, zonder dat daartoe de toestemming of medewerking des gefailleerden noodig is.
De curator kan ten behoeve der vereffening van de diensten des gefailleerden gebruik maken, tegen eene door den rechter-commissaris vast te stellen vergoeding.
Nadat de boedel insolvent is geworden, kan de rechter-commissaris, op door hem te bepalen dag, uur en plaats, eene vergadering van schuldeischers beleggen, ten einde hen zoo noodig te raadplegen over de wijze van vereffening des boedels, en zoo noodig de verificatie te doen plaats hebben der schuldvorderingen, die na afloop van den in artikel 108, n°. 1 bepaalden termijn nog zijn ingediend en niet reeds ingevolge artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 111-114. Hij roept de schuldeischers, ten minste tien dagen vóór de vergadering, bij brieven op, waarin het onderwerp der vergadering wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd. Bovendien plaatst hij gelijke oproeping in het nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld in artikel 14.
Zoo dikwijls er, naar het oordeel van den rechter-commissaris, voldoende gereede penningen aanwezig zijn, beveelt deze eene uitdeeling aan de geverifieerde schuldeischers.
1 De curator maakt telkens de uitdeelingslijst op en onderwerpt die aan de goedkeuring van den rechter-commissaris. De lijst houdt in een staat der ontvangsten en uitgaven (daaronder begrepen het salaris van den curator), de namen der schuldeischers, het geverifieerde bedrag van ieders vordering, benevens de daarop te ontvangen uitkeering.
2 Voor de concurrente schuldeisers worden de door de rechter-commissaris te bepalen percenten uitgetrokken. Voor de schuldeisers die voorrang hebben, ongeacht of deze betwist wordt, en die niet reeds overeenkomstig artikel 57 of 60 lid 3 voldaan zijn wordt het bedrag uitgetrokken waarvoor zij batig gerangschikt kunnen worden op de opbrengst der goederen waarop hun voorrang betrekking heeft. Zo dit minder is dan het gehele bedrag van hun vorderingen, worden voor het ontbrekende - zo de goederen waarop hun vordering betrekking heeft nog niet verkocht zijn, voor hun hele vordering - gelijke percenten als voor de concurrente schuldeisers uitgetrokken.
Voor de voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen worden op de uitdeelingslijst de percenten over het volle bedrag uitgetrokken.
1 De algemene faillissementskosten worden omgeslagen over ieder deel van de boedel, met uitzondering van hetgeen na een executie overeenkomstig artikel 57 of artikel 60, derde lid, tweede zin, toekomt aan de pand- of hypotheekhouders, aan de schuldeisers met retentierecht en aan de beperkt gerechtigden, huurders en pachters wier recht door de executie is vervallen of verloren gegaan, maar met inbegrip van hetgeen krachtens een zodanige executie aan de curator is uitgekeerd ten behoeve van een schuldeiser die boven een of meer van voormelde personen bevoorrecht was.
3 Van de nederlegging wordt door de zorg van den curator aankondiging gedaan in het nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld in artikel 14, terwijl daarvan bovendien aan ieder der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeischers schriftelijk kennis wordt gegeven, met vermelding van het voor hem uitgetrokken bedrag.
1 Zoo er verzet gedaan is, bepaalt de rechter-commissaris, onmiddellijk na afloop van den termijn van inzage, den dag, waarop het ter openbare terechtzitting behandeld zal worden. Deze beschikking ligt ter griffie ter kostelooze inzage van een ieder. Bovendien doet de griffier daarvan aan de opposanten en den curator schriftelijk mededeeling. De dag van behandeling mag niet later gesteld worden dan veertien dagen na afloop van den termijn van artikel 183.
2 Op den bepaalden dag wordt ter openbare terechtzitting door den rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan de curator en ieder der schuldeischers in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij procureur de gronden uiteenzetten ter verdediging of bestrijding van de uitdeelingslijst.
1 Ook een niet-geverifieerde schuldeischer, zoomede een schuldeischer, wiens vordering voor een te laag bedrag is geverifieerd, doch overeenkomstig zijn opgave, kan verzet doen, mits hij uiterlijk twee dagen vóór dien waarop het verzet ter openbare terechtzitting zal behandeld worden, de vordering of het niet-geverifieerde deel der vordering bij den curator indiene, een afschrift daarvan bij het bezwaarschrift voege, en in dit bezwaarschrift tevens verzoek doe om geverifieerd te worden.
2 De verificatie geschiedt alsdan op de wijze, bij artikel 119 en volgende voorgeschreven, ter openbare terechtzitting, bestemd voor de behandeling van het verzet en voordat daarmede een aanvang wordt gemaakt.
3 Indien dit verzet alleen ten doel heeft als schuldeischer geverifieerd te worden, en er niet tevens door anderen verzet is gedaan, komen de kosten van het verzet ten laste van den nalatigen schuldeischer.
2 Het beroep geschiedt bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van den Hoogen Raad. De Voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben binnen twintig dagen. De griffier geeft van het beroep onverwijld kennis aan den griffier van de rechtbank, welke de beschikking op het verzet heeft gegeven.
4 Door verloop van den termijn van artikel 183, of, zoo verzet is gedaan, doordat de beschikking op het verzet in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de uitdeelingslijst verbindend.
1 De uitdeeling, uitgetrokken voor een voorwaardelijk toegelaten schuldeischer, wordt niet uitgekeerd, zoolang niet omtrent zijne vordering beslist zal zijn. Blijkt het ten slotte dat hij niets of minder te vorderen heeft, dan komen de voor hem bestemde gelden geheel of ten deele ten bate van de andere schuldeischers.
2 Uitdeelingen bestemd voor vorderingen, welker voorrang betwist wordt, worden, voor zooverre zij meer bedragen dan de percenten over de concurrente vorderingen uit te keeren, gereserveerd tot na de uitspraak over den voorrang.
Indien enig goed met betrekking waartoe een schuldeiser voorrang heeft, wordt verkocht nadat hem ingevolge artikel 179 in verband met het slot van artikel 180, reeds een uitkering is gedaan, wordt hem bij een volgende uitdeling het bedrag waarvoor hij op de opbrengst van goed batig gerangschikt is, niet anders uitgekeerd dan onder aftrek van de percenten die hij reeds tevoren over dit bedrag ontving.
1 Aan schuldeischers, die, ten gevolge van hun verzuim om op te komen, eerst geverifieerd worden nadat er reeds uitdeelingen hebben plaats gehad, wordt uit de nog voorhanden baten een bedrag, evenredig aan het door de overige erkende schuldeischers reeds genotene, vooruitbetaald.
2 Indien zij voorrang hebben, verliezen zij dien, voor zooverre de opbrengst van de zaak, waarop die voorrang kleefde, bij eene vroegere uitdeelingslijst aan andere schuldeischers bij voorrang is toegekend.
Na afloop van den termijn van inzage, bedoeld bij artikel 183, of na uitspraak van het vonnis op het verzet, is de curator verplicht de vastgestelde uitkeering onverwijld te doen. De uitkeeringen, waarover niet binnen ééne maand daarna is beschikt of welke ingevolge artikel 189 gereserveerd zijn, worden door hem in de kas der gerechtelijke consignatiën gestort.
1 Zoodra aan de geverifieerde schuldeischers het volle bedrag hunner vorderingen is uitgekeerd, of zoodra de slotuitdeelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door den curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij artikel 14 bepaald.
Indien na de slotuitdeeling ingevolge artikel 189 gereserveerde uitdeelingen aan den boedel terugvallen, of mocht blijken dat er nog baten van den boedel aanwezig zijn, welke ten tijde der vereffening niet bekend waren, gaat de curator, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeeling daarvan over op den grondslag van de vroegere uitdeelingslijsten.