De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig
maakt:
-
1°. aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 92-96, 97a, 98-98c, 105 en 108-110;
-
2°. aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 131 tot en met 134 en 189, indien het strafbare feit of het misdrijf waarvan in die artikelen wordt gesproken,
is een misdrijf als onder 1° bedoeld;
-
3°. aan enig misdrijf ten opzichte van muntspeciën, munt- of bankbiljetten, van rijkswege
uitgegeven zegels of rijksmerken;
-
4°. aan valsheid in schuldbrieven of certificaten van schuld van de Nederlandse staat
of van een Nederlandse provincie, gemeente of openbare instelling, de talons, dividend-
en rentebewijzen tot deze stukken behorende, en de bewijzen, uitgegeven in plaats
van deze stukken, inbegrepen, of aan het opzettelijk gebruik maken van zodanig vals
of vervalst stuk als ware het echt en onvervalst;
-
5°. aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 216, tweede lid, 381-385, 409 en 410 of aan de overtreding omschreven in artikel 446a;
-
6°. aan het misdrijf omschreven in artikel 207a;
-
7°.
-
a. aan het misdrijf omschreven in artikel 168, begaan tegen een luchtvaartuig in bedrijf, indien dit een Nederlands luchtvaartuig
is of wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
-
b. aan het misdrijf omschreven in artikel 385a, begaan aan boord van een luchtvaartuig in vlucht, wanneer de plaats van opstijgen
of die van de feitelijke landing gelegen is buiten het grondgebied van de staat waar
het luchtvaartuig is ingeschreven en de verdachte zich in Nederland bevindt;
-
c. aan het misdrijf omschreven in artikel 385b, indien het daar bedoelde luchtvaartuig een Nederlands luchtvaartuig is of wanneer
de verdachte zich in Nederland bevindt;
-
d. aan het misdrijf omschreven in artikel 385c, wanneer het is begaan, hetzij tegen een Nederlands luchtvaartuig, hetzij aan boord
van een luchtvaartuig dat vervolgens in Nederland landt met de verdachte aan boord.
-
8°. aan de misdrijven omschreven in de artikelen 166, 168, 350, 352, 354, 385a, vierde lid, 385b, tweede lid, en 385c, indien het feit is begaan tegen een Nederlands zeegaand vaartuig, hetzij tegen of
aan boord van enig ander zeegaand vaartuig en de verdachte zich in Nederland bevindt.
-
9°. Aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 117, 117a, 117b en 285, voor zover die feiten zijn gepleegd tegen een in Nederlandse dienst zijnde, of tot
zijn gezin behorende, internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, of tegen diens beschermde goederen en daarop door de wet van het land, waar het
begaan is, straf is gesteld;
-
10°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 177 en 177a, voor zover het feit is gepleegd tegen een Nederlander en daarop door de wet van
het land waar het begaan is, straf is gesteld;
-
11°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 177, 177a, 225, 227b en 323a, voor zover het feit gepleegd is door een Nederlandse ambtenaar of door een persoon
in de openbare dienst van een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie
en daarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld.
-
12°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 117, 117a, 117b, 282a en 285, voor zover het feit is gepleegd tegen een internationaal beschermd persoon als bedoeld
in artikel 87b, tweede lid, die Nederlander is, of tegen diens beschermde goederen;
-
13°. aan een terroristisch misdrijf dan wel een der misdrijven, omschreven in de artikelen
115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 157, 161, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350, 350a, 351, 352, 354, 385b en 385d, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 15 december
1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen (Trb. 1998, 84) en hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander,
hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt.
-
14°. aan een terroristisch misdrijf dan wel een der misdrijven, omschreven in de artikelen
115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 140, 157, 161, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350, 350a, 351, 352, 354, 385a, 385b en 385d, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december
1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering
van terrorisme (Trb. 2000, 12) en hetzij het feit is gericht tegen een Nederlander
hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt;
-
15°. aan een terroristisch misdrijf, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk de
bevolking of een deel der bevolking van Nederland vrees aan te jagen, een Nederlandse
overheid of een in Nederland gevestigde instelling of organisatie van de Europese
Unie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, of de fundamentele
politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van Nederland of een
in Nederland gevestigde instelling of organisatie van de Europese Unie ernstig te
ontwrichten of te vernietigen;
-
16°. aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 225, derde lid, 311, eerste lid, onder 6°, 312, tweede lid, onder 5°, alsmede 317, derde lid, jo. 312, tweede lid, onder 5°, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk een terroristisch misdrijf als in
onderdeel 15° omschreven voor te bereiden of gemakkelijk te maken.