Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m 31-03-2024

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën van 8 juli 2022, nr. WJZ/ 22273638, houdende regels over de Adviescommissie Nationaal Groeifonds (Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën,

Gelet op artikel 9, vijfde lid, van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Taak

  • 2 De commissie brengt een advies uit binnen een door de ministers bij het verzoek opgegeven redelijke termijn en kan slechts in overeenstemming met de ministers van die termijn afwijken.

  • 3 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 4 De commissie verstrekt de ministers jaarlijks een rapportage waaruit blijkt hoe de kwaliteit is en de voortgang verloopt van de uitvoering van investeringsvoorstellen waarvoor financiële middelen beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 3. Samenstelling

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 14 andere leden.

  • 2 De leden dragen uit hun midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter ter benoeming aan de ministers voor.

  • 3 De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.

  • 4 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een periode van 3 jaar. Zij kunnen tweemaal voor een periode van drie jaar worden herbenoemd.

Artikel 4. Onafhankelijkheid

  • 1 De voorzitter en de andere leden nemen op persoonlijke titel deel aan de commissie en oefenen hun adviesfunctie onafhankelijk uit.

  • 2 Zowel de commissie als geheel als ieder individueel lid vermijdt de invloed van persoonlijke belangen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet en waakt tegen belangenverstrengeling en de schijn daarvan.

  • 3 Ieder belang van een lid dat niet behoort tot de belangen die de commissie uit hoofde van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet behoort te behartigen is een persoonlijk belang.

  • 4 Persoonlijke belangen zijn in ieder geval:

    • a. familie- en privébelangen;

    • b. professionele en zakelijke belangen;

    • c. financiële en economische belangen;

    • d. markt- en sectorgerelateerde belangen;

    • e. belangen uit hoofde van nevenfuncties.

  • 5 De commissie stelt een reglement op met betrekking tot de omgang met de persoonlijke belangen van de voorzitter en de andere leden van de commissie en maakt dit openbaar.

  • 6 Het reglement bevat in ieder geval regels over:

    • a. omgang met persoonlijke belangen die deelname aan advisering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, geheel of gedeeltelijk uitsluiten;

    • b. beheersmaatregelen voor de voorzitter en de leden van commissie over de omgang met persoonlijke belangen;

    • c. transparantie omtrent de omgang met persoonlijke belangen door de voorzitter en de leden van de commissie.

  • 7 Bij de benoeming van een lid van de commissie kunnen nadere voorwaarden worden verbonden aan deelname aan de besluitvorming van de commissie, indien de aard van de maatschappelijke positie van het lid hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 5. Inrichting

  • 1 De ministers voorzien in het secretariaat van de commissie.

  • 2 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 6. Advisering

  • 1 De commissie kan zich bij haar werkzaamheden laten bijstaan door externe deskundigen.

  • 2 De commissie wint ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, advies in bij het Centraal Planbureau over de bijdrage van de voorstellen aan het duurzaam verdienvermogen.

Artikel 7. Verslaglegging en evaluatie

  • 1 De commissie brengt jaarlijks voor 1 april verslag uit aan de ministers van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2 In het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens aandacht besteed aan de wijze waarop de commissie haar onafhankelijkheid heeft bewaakt bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet door inzicht te bieden in de persoonlijke belangen van de voorzitter en de andere commissieleden bij voorstellen en de overwegingen die aan gehele of gedeeltelijke uitsluiting tot deelname aan advisering ten grondslag liggen.

  • 3 Op verzoek van de ministers stelt de commissie uiterlijk september 2023 en daarna ten minste elk derde jaar een evaluatieverslag op waarin aandacht wordt besteed aan haar taakvervulling.

Artikel 8. Inlichtingen

De commissie verstrekt desgevraagd aan de ministers de voor de uitoefening van de taak van de ministers benodigde inlichtingen. De ministers kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van de taak van de ministers redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Overgangsrecht

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 juli 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

De Minister van Financiën,

S.A.M. Kaag

Naar boven