Beleidsregels Vergoedingenarrangement in civiele cassatiezaken Wvggz en Wzd

[Regeling vervalt per 01-04-2026.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 16-04-2021 t/m heden

Beleidsregels van de Raad voor Rechtsbijstand over een vergoedingenarrangement in cassatiezaken op het terrein van de Wvggz en Wzd

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

Overwegende dat het aanbod van advocaten dat cassatiezaken op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang (Wzd) behandelt beperkt is;

Overwegende dat er in deze zaken in de praktijk sprake is van een tijdsbesteding door gespecialiseerde en ervaren advocaten die structureel uitgaat boven de door de wetgever in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr 2000) vastgestelde vergoeding;

Overwegende dat er daardoor een risico bestaat dat er op termijn onvoldoende aanbod zal zijn van advocaten dat rechtsbijstand op dit terrein zal verlenen;

Overwegende dat het van belang is dat rechtzoekenden op dit terrein kunnen worden bijgestaan door gespecialiseerde en op dit terrein ervaren advocaten;

Overwegende dat de Raad voor Rechtsbijstand (verder: de Raad) de mogelijkheid heeft om op grond van artikel 39 van het Bvr 2000 een van het Bvr afwijkende vergoeding vast te stellen met inachtneming van nader vast te stellen kwaliteitscriteria, mits de desbetreffende rechtsbijstandverlener of rechtsbijstandverleners daarmee instemmen;

Overwegende dat het nodig is daartoe beleidsregels vast te stellen;

Stelt de volgende beleidsregels vast:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 2. Advocaten met wie een arrangement kan worden gesloten

De Raad sluit met het oog op het verrichten van rechtsbijstand als genoemd in artikel 5 van deze beleidsregels een arrangement met advocaten van wie uit de aantekening op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten blijkt dat zij de hoedanigheid van ‘advocaat bij de Hoge Raad’ hebben voor het behandelen van civiele cassatiezaken zoals bedoeld in artikel 9j, eerste lid van de Advocatenwet. De advocaat dient daartoe een verzoek bij de Raad in.

Artikel 3. Voorwaarden voor het sluiten van een arrangement

De in artikel 2 genoemde advocaten dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. De advocaat behandelt de eerste 12 Wvggz/Wzd cassatiezaken onder begeleiding van een advocaat met een onvoorwaardelijke aantekening op het tableau van de Hoge Raad zoals bedoeld in artikel 4.8, eerste lid van de Verordening op de Advocatuur die over de in lid 5 van dit artikel van dit arrangement genoemde specifieke kennis en ervaring beschikt. Van de eerste 12 Wvggz/Wzd zaken moeten tenminste 4 zaken tot een inhoudelijke behandeling bij de Hoge Raad leiden. Van dit laatste vereiste kan worden afgeweken indien de begeleidende cassatieadvocaat schriftelijk aan de Raad verklaart dat de advocaat die niet aan deze eisen voldoet, over de toereikende deskundigheid beschikt om rechtsbijstand in Wvggz en Wzd Cassatiezaken te verlenen;

  • 2. De advocaat overlegt bij het aanvragen van het arrangement een verklaring van de ervaren cassatieadvocaat die hem of haar zal begeleiden als bedoeld in lid 1 van dit artikel;

  • 3. De advocaat neemt vanaf het moment van het sluiten van het arrangement jaarlijks verplicht deel aan kwaliteitstoetsen in de vorm van gestructureerd intercollegiaal overleg op het terrein van de Wvggz en Wzd (art. 26 Advocatenwet) voor tenminste vier uur per jaar;

  • 4. De advocaat die niet bij de Raad ingeschreven staat voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht behaalt tenminste 4 opleidingspunten per jaar op het gebied van het psychiatrische patiëntenrecht of volgt jaarlijks tenminste 2 bijeenkomsten van gespecialiseerde landelijke of regionale verenigingen c.q. werkgroepen op het terrein van het psychiatrische patiëntenrecht.

  • 5. Het vereiste onder lid 1 geldt niet indien de advocaat ten tijde van het verzoek tot het sluiten van het arrangement gedurende drie jaren voorafgaande aan het inwerking treden van deze beleidsregels minimaal het in lid 1 van dit artikel genoemde aantal zaken reeds zelfstandig heeft behandeld.

Artikel 4. Gronden voor beëindiging van het arrangement door de Raad

  • 1 De Raad kan besluiten het arrangement met een opzegtermijn van één maand te beëindigen indien:

    • a) de advocaat niet (meer) voldoet aan één of meerdere van de hierboven in artikel 2 en 3 genoemde voorwaarden of;

    • b) indien wijziging van het beleid daartoe aanleiding geeft;

    • c) indien wijziging van de aan deze overeenkomst ten grondslag liggende wettelijke bepalingen of wijziging van andere bepalingen daartoe aanleiding geeft.

  • 2 In zwaarwegende en dringende omstandigheden kan het bestuur het arrangement met onmiddellijke ingang opzeggen. Dit geldt onder andere in het geval indien het bestuur tot het oordeel komt dat voortzetting van het arrangement niet langer verantwoord is.

  • 3 De beëindiging van het arrangement geldt voor een periode van minimaal één jaar. Voor het sluiten van een nieuw arrangement gelden de voorwaarden zoals benoemd in artikelen 2 en 3 van deze beleidsregels. In zwaarwegende omstandigheden kan het bestuur weigeren een nieuw arrangement te sluiten. Dit geldt onder andere in het geval indien het bestuur tot oordeel komt dat het sluiten van een nieuw arrangement niet verantwoord is.

Artikel 5. Afbakening werkzaamheden

De werkzaamheden waarvoor op grond van dit arrangement een van het Bvr afwijkende vergoeding kan worden verstrekt, zijn strikt beperkt tot het verrichten van rechtsbijstand in civiele cassatiezaken op grond van de Wet Wvggz en de Wzd.

Artikel 6. Vergoeding

  • 1 Aan in artikel 5 genoemde zaken die bij de Hoge Raad aanhangig zijn gemaakt, worden in afwijking van artikel 15, eerste lid Bvr elf punten toegekend, ongeacht of de procedure in eerste aanleg door de enkelvoudige of meervoudige kamer is behandeld.

  • 2 Aan in artikel 5 genoemde zaken die niet bij de Hoge Raad aanhangig zijn gemaakt, worden in afwijking van artikel 15, derde lid Bvr vijf punten toegekend, ongeacht of de procedure in eerste aanleg door de enkelvoudige of meervoudige kamer is behandeld.

Artikel 7. Aanhalen Beleidsregels

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Vergoedingenarrangement in civiele cassatiezaken Wvggz en Wzd’. Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 8. Duur, inwerkingtreding en verval

  • 1 Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 24 februari 2021 en treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze beleidsregels vervallen met ingang van 1 april 2026 of vanaf het moment van de inwerkingtreding van wet- en regelgeving waarin de in deze beleidsregels opgenomen vergoeding en kosteloze rechtsbijstand zijn vastgelegd.

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

I.D Nijboer

Algemeen directeur/bestuurder

Naar boven