Terugwerkende kracht
Voor
deze
paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
-
–
Aanwijzing:
Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021;
-
–
beheerskostenbudget: het bedrag van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz ten laste van het Fonds langdurige zorg;
-
–
Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren: besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin hij Wlz-uitvoerders
aanwijst als zorgkantoor;
-
–
bewuste-keuze gesprek: gesprek dat het zorgkantoor voert met iedere persoon die een persoonsgebonden budget
aanvraagt om vast te stellen of deze in aanmerking komt voor een persoonsgebonden
budget;
-
–
budgethouder: verzekerde aan wie door het zorgkantoor een persoonsgebonden budget is verleend op
grond van artikel 3.3.3, eerste lid, van de Wlz;
-
–
cliëntvertrouwenspersoon: een persoon die de cliënt ondersteunt in het realiseren van zijn rechtspositie en
diens rechtspositie bevordert in het kader van de Wet zorg en dwang;
-
–
huisbezoek: bezoek van het zorgkantoor aan de budgethouder om vast te stellen dat het persoonsgebonden
budget rechtmatig wordt besteed en om de budgethouder beter voor te lichten;
-
–
Minister van VWS: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
-
–
Minister voor MZ: Minister voor Medische Zorg;
-
–
Nadere aanwijzing: Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021;
-
–
NZa: Nederlandse Zorgautoriteit;
-
–
persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen;
-
–
regio: een regio zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
14 december 2020, kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van de zorgkantoren (Stcrt. 2020, 66954);
-
–
regiofactor: wegingsgetal dat wordt gehanteerd voor de berekening van het gewicht van de regio;
-
–
SVB: Sociale Verzekeringsbank;
-
–
Wlz:
Wet langdurige zorg;
-
–
Wlz-uitvoerder: een rechtspersoon als bedoel bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;
-
–
het Zorginstituut: Zorginstituut Nederland;
-
–
zorgkantoor: een zorgkantoor als bedoeld in het Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2020,
kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van zorgkantoren, (Stcrt. 2020, 66954);
-
–
ZN: Zorgverzekeraars Nederland.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast
met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut rondt het voorlopige, het nadere en het definitieve beheerskostenbudget
af op hele euro's, waarbij het Zorginstituut bedragen van een halve euro en hoger
afrondt naar boven en overige bedragen naar beneden.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
§ 2. Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2021
Terugwerkende kracht
Voor
deze
paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut stelt in februari 2021 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz- uitvoerder
en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld
in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het in de toelichting op de Aanwijzing geraamde aantal van 47.500 budgethouders voor 2021, wordt verdeeld op basis van het
aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2020;
-
b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd
met het in de toelichting op de Aanwijzing geschatte aantal van 9.000 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer
bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders
per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één
of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 16.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders
per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken
van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot het PGB portaal;
-
g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot indexatie van PGB;
-
h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
incassokosten vorderingen AWBZ;
-
i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2020 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij
of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2020 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt
verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke
cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning
voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;
-
k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag
wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in
de beheerskosten.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande
Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde
verzekerdenaantallen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut stelt het bedrag zoals bedoeld voor de SVB voor de uitvoering van
de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz voorlopig vast op € 34,503 miljoen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
§ 3. Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2021
Terugwerkende kracht
Voor
deze
paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2022 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget
voor het jaar 2021 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op
basis van de Nadere aanwijzing.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld
in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders
voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt
uit de tweede kwartaalstaat 2021;
-
b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd
met het in de Nadere aanwijzing geschatte aantal nieuwe budgethouders waarvoor het
zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van
het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat
2021;
-
c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één
of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing
geschatte aantal, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio,
zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken
van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot het PGB portaal;
-
g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot indexatie van PGB;
-
h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
incassokosten vorderingen AWBZ;
-
i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij
of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt
verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke
cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning
voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;
-
k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag
wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2021
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2021. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in
de beheerskosten.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het
Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
§ 4. Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2021
Terugwerkende kracht
Voor
deze
paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Uiterlijk in 2024 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2021
voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld
in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders
voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt
uit de tweede kwartaalstaat 2021;
-
b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd
met het in de Nadere aanwijzing genoemde aantal nieuwe budgethouders waarvoor het
zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van
het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat
2021;
-
c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één
of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in Nadere aanwijzing
genoemde aantal huisbezoeken, wordt verdeeld naar rato van het aantal huisbezoeken
per regio, zoals genoemd in de tweede kwartaalstaat 2022;
-
d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken
van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot het PGB portaal;
-
g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
kosten met betrekking tot indexatie van PGB;
-
h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
incassokosten vorderingen AWBZ;
-
i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor
de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de Wlz-uitvoerders
voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld
in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor cliënten met een psychische stoornis. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van
een uitvraag van ZN;
-
g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt
verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke
cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld
op basis van een uitvraag van ZN;
-
j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning
voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;
-
k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag
wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in
de beheerskosten.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door
het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Het Zorginstituut keert het voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB
definitief vastgestelde beheerskostenbudget voor het jaar 2021 uit met inachtneming
van de
Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
deze
paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari
2021.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ter verdeling besteedbare
middelen beheerskosten Wlz 2021.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2021, 9758, datum inwerkingtreding 02-03-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.