Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden

[Regeling vervallen per 01-11-2021.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 04-11-2020 t/m 31-10-2021

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 oktober 2020, nr. WJZ/ 20259020 , houdende eenmalige specifieke uitkeringen ten behoeve van de gerichte opkoop van veehouderijen ter vermindering van de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden (Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, onder d, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • aankoop: aankoop in de zin van artikel 3, met inbegrip van de levering van bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond;

    • Aankoop-Calculator: rekeninstrument voor het bepalen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied, beschikbaar op https://aankoopcalculator.aerius.nl/;

    • bedrijfsgebouwen: gebouwen, uitgezonderd een bedrijfswoning, en bouwwerken die deel uitmaken van een veehouderij, waaronder dierenverblijven, mest- en voersilo’s en mestkelders;

    • bedrijfsmiddelen: roerende zaken die worden gebruikt door een veehouderij, zoals trekkers en andere werktuigen;

    • grondruil: maatregel waarbij de provincie na de aankoop van landbouwgrond deze grond voorafgaand aan de in artikel 12, eerste lid, bedoelde verantwoording geheel of gedeeltelijk verkoopt ter verwerving van andere grond met een landbouwbestemming in de directe omgeving van het Natura 2000-gebied in de nabijheid waarvan de aangekochte veehouderij is gelegen, zonder dat voor die verwerving extra financiële middelen benodigd zijn;

    • landbouwgrond: bij een vestiging van een veehouderij behorende grond met een landbouwbestemming die wordt gebruikt voor de veehouderij, met uitzondering van het erf van de vestiging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • proceskosten: indirecte kosten die worden gemaakt in het kader van de aankoop, bedoeld in artikel 3, zoals kosten van planvorming, adviseurs, taxateurs, notarissen en kadaster;

    • omgevingsrechtelijke melding en vergunning: melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer, vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel vergunning verleend krachtens artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • productierecht: productierecht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Meststoffenwet;

    • restwaarde: economische waarde die de bij de aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen hebben na uitvoering van de in artikel 6 bedoelde maatregelen, zoals bepaald door een onafhankelijke taxateur;

    • stikstofgevoelig Natura 2000-gebied: Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming met een voor stikstof gevoelige habitat met een te hoge stikstofbelasting, dat deel uitmaakte van het programma aanpak stikstof 2015-2021 als vastgesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    • veehouderij: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten plaatsvindt door het houden van landbouwhuisdieren;

    • veehouderij met productierecht: veehouderij voor het houden van melkvee, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, van de Meststoffenwet, of van kippen, kalkoenen of varkens;

    • veehouderij zonder productierecht: veehouderij voor het houden van vleeskalveren of andere runderen, bestemd voor de productie van vlees, voor zover geen sprake is van melkvee, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, van de Meststoffenwet, of melkgeiten;

    • vermogensvorming: opbrengsten van de bij de aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen en restwaarde van die vermogensbestanddelen;

    • vestiging: gebouw of complex van gebouwen waar door een veehouderij duurzaam vee wordt gehouden.

  • 2 De stikstofdepositie van een veehouderijvestiging wordt bepaald met gebruikmaking van de Aankoop-Calculator en uitgedrukt in het aantal mol stikstof per hectare per jaar.

Artikel 2. Specifieke uitkering

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

De minister kan een provincie op aanvraag een eenmalige specifieke uitkering verstrekken die onder de voorwaarden, vermeld in de artikelen 3 tot en met 7, wordt aangewend voor het aankopen van veehouderijen met het oog op een blijvende vermindering van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Artikel 3. Veehouderijen

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

De uitkering wordt door de provincie aangewend voor de aankoop van veehouderijen met productierecht of veehouderijen zonder productierecht voor zover het een vestiging betreft die is gelegen op het grondgebied van de provincie en waarvan de stikstofdepositie op stikstofgevoelig Natura 2000-gebied voor zover gelegen binnen een straal van 10 km vanaf de vestiging van de veehouderij, in het afgelopen jaar meer bedraagt dan 2 mol stikstof per hectare per jaar en waarvoor, voor zover het veehouderijen met productierecht betreft, het benodigde productierecht voor ten minste 80% zonder beperking ter beschikking staat aan de veehouderij.

Artikel 4. Financiering aankoop

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. voorfinanciering Rijk: financiering van een aankoop waarbij de in artikel 5, eerste lid, bedoelde subsidiabele kosten van de aankoop worden gedekt uit de uitkering onder de verplichting uiterlijk ten tijde van de in artikel 12, eerste lid, bedoelde verantwoording een vergoeding van 100% van de vermogensvorming aan de minister te verstrekken;

    • b. financiering provincie: financiering van een aankoop waarbij de in artikel 5, eerste lid, bedoelde subsidiabele kosten van de aankoop na aftrek van de restwaarde, zoals geraamd ten tijde van de aankoop, worden gedekt uit de uitkering;

    • c. deel A en deel B van de uitkering: deel A, respectievelijk deel B van de uitkering, als bedoeld in artikel 9, vijfde lid.

  • 2 Voor zover deel A van de uitkering toereikend is voor de financiering van de aankoop, vindt die aankoop plaats met toepassing van voorfinanciering Rijk.

  • 3 Het tweede lid is mede van toepassing op een aankoop die voor ten minste 50% met deel A van de uitkering kan worden gefinancierd.

  • 4 Indien geen aankopen meer kunnen worden gedaan met aanwending van deel A van de uitkering, worden, onder de voorwaarde dat provinciale staten van de provincie die het aangaat, hiermee hebben ingestemd, aankopen gedaan met aanwending van deel B van de uitkering, op welke aankopen financiering provincie van toepassing is.

  • 5 Indien provinciale staten van een provincie die het aangaat, hebben besloten dat aankopen kunnen worden gedaan met financiering provincie ongeacht of hiervoor deel A of deel B van de uitkering wordt aangewend, worden aankopen waarvoor de overeenkomst wordt gesloten na het besluit van provinciale staten gedaan met financiering provincie.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 De uitkering kan slechts worden aangewend voor de financiering van kosten in verband met de aankoop van een vestiging van een veehouderij die betrekking hebben op:

    • a. het laten vervallen van productierecht;

    • b. de verkrijging van bedrijfsmiddelen en bedrijfsgebouwen;

    • c. de verkrijging van landbouwgrond;

    • d. de sloop van bedrijfsgebouwen,

      behalve voor zover het proceskosten betreft en met inachtneming van het vijfde lid.

  • 2 In geval van grondruil wordt, voor de toepassing van artikel 4, de vermogensvorming dan wel de restwaarde, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, bepaald voor de grond die de provincie bij de grondruil heeft verworven respectievelijk zal verwerven.

  • 3 De uitkering wordt zodanig aangewend dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

  • 4 De koopsom is gebaseerd op de marktwaarde van de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen.

  • 5 De provincie wendt, indien in het kader van de aankoop omzetbelasting aan de provincie in rekening wordt gebracht, de uitkering niet aan voor de financiering daarvan indien:

Artikel 6. Blijvende reductie

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 Bij de aanwending van de uitkering voor een aankoop waarborgt de provincie dat de aankoop leidt tot een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de vestiging, onder meer door uitvoering van het tweede, derde en vierde lid.

  • 2 De provincie draagt er zorg voor dat voorafgaand aan de levering van bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen en landbouwgrond en binnen een jaar na het sluiten van de koopovereenkomst dan wel binnen de gangbare termijn voor een productieronde van de desbetreffende diersoort indien die termijn langer is dan een jaar:

    • a. de activiteiten van de veehouderij op de vestiging zijn beëindigd en de meststoffen vanaf de vestiging zijn verwijderd;

    • b. het productierecht dat benodigd is voor het houden van vee op de desbetreffende vestiging voor zover dat productierecht zonder beperking aan de veehouderij ter beschikking staat, is komen te vervallen;

    • c. al naar gelang de toepasselijke verplichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming de omgevingsrechtelijke melding en vergunning en de vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming voor de vestiging worden ingetrokken of zodanig worden aangepast dat er niet langer veehouderijactiviteiten zijn toegestaan.

  • 3 De provincie draagt er zorg voor dat in het kader van de aankoop wordt overeengekomen met de veehouderij dat deze:

    • a. niet elders in Nederland een veehouderij zal vestigen of overnemen, ook niet via een deelneming van de veehouder in een vennootschap, samenwerkingsverband of anderszins;

    • b. anderszins medewerking zal verlenen aan het realiseren van een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de vestiging.

  • 4 De provincie bewerkstelligt dat:

    • a. de planologische bestemming van de vestiging van de veehouderij zodanig wordt gewijzigd dat op die plaats niet langer veehouderijactiviteiten kunnen plaatsvinden;

    • b. bij aankoop van landbouwgrond waarbij de restwaarde lager is dan de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c:

      • i. voorafgaand aan de in artikel 12, eerste lid, bedoelde verantwoording contractueel wordt vastgelegd onder welke voorwaarden die grond gebruikt kan worden;

      • ii. de planologische bestemming van die grond hiermee in overeenstemming wordt gebracht.

  • 5 In geval van grondruil wordt bij de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, uitgegaan van de grond en de restwaarde van die grond die de provincie bij de grondruil heeft verworven.

Artikel 7. Doelmatigheid aankopen

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 De uitkering wordt zodanig aangewend dat per provincie het totaal van de kosten die worden gemaakt voor de aankoop van veehouderijen met productierecht, uitgezonderd de proceskosten en de kosten voor aankoop van bij de vestiging behorende landbouwgrond, gedeeld door het totaal van de stikstofdeposities, bedoeld in artikel 3, van de vestigingen van die veehouderijen, niet meer bedraagt dan € 1.000.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar.

  • 2 De uitkering wordt zodanig aangewend dat per provincie het totaal van de kosten die worden gemaakt voor de aankoop van een of meer veehouderijen zonder productierecht, uitgezonderd de proceskosten en de kosten voor aankoop van bij de vestiging behorende landbouwgrond, gedeeld door het totaal van de stikstofdeposities, bedoeld in artikel 3, van de vestigingen van die veehouderijen, niet meer bedraagt dan € 125.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar.

  • 3 De uitkering wordt zodanig aangewend dat per provincie het totaal van de kosten die worden gemaakt voor de aankoop van landbouwgrond die behoort bij de vestiging van een of meer veehouderijen, uitgezonderd de proceskosten, gedeeld door het totaal van de stikstofdeposities, bedoeld in artikel 3, van die landbouwgrond, niet meer bedraagt dan € 10.000.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar.

Artikel 8. Aanwendingsperiode

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

De uitkering wordt zodanig aangewend dat de koopovereenkomst uiterlijk achttien maanden na de inwerkingtreding van deze regeling wordt gesloten.

Artikel 9. Plafond, verdeling en aanvragen

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 1 Het plafond voor de verstrekking van specifieke uitkeringen op grond van deze regeling bedraagt € 95.000.000,–.

  • 2 Bij de verdeling van het plafond wordt onderscheiden tussen deel A en deel B van het plafond, die elk 50% van het plafond bedragen.

  • 3 Bij de verdeling van deel A van het plafond wordt gebruik gemaakt van de verdeelsleutel, vermeld in de bijlage.

  • 4 Bij de verdeling van deel B van het plafond wordt gebruik gemaakt van de verdeelsleutel, vermeld in de bijlage.

  • 5 De minister kan per provincie één uitkering verstrekken die bestaat uit een deel A, gebaseerd op de verdeling van deel A van het plafond, en een deel B, gebaseerd op de verdeling van deel B van het plafond.

  • 6 De uitkering bestaat ten hoogste uit het totaal van de bedragen die met toepassing van het derde en vierde lid voor die provincie beschikbaar zijn.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op een lager bedrag dan het bedrag, bedoeld in het zesde lid, worden de bedragen die met toepassing van het derde en vierde lid voor die provincie beschikbaar zijn, elk naar rato verminderd.

  • 8 Een provincie kan een aanvraag indienen met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 9 Indien het plafond niet binnen vier maanden na de inwerkingtreding van deze regeling geheel is verdeeld, wordt het resterende deel toegedeeld door het ambtshalve verhogen van deel B van de op grond van deze regeling verstrekte uitkeringen, voor zover het uitkeringen betreft voor het maximale uitkeringsbedrag, bedoeld in het zesde lid, naar rato van de omvang van die uitkeringen.

Artikel 10. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

De minister verleent de provincie binnen zes weken na de verlening van de uitkering een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag.

Artikel 11. Informatieverschaffing en evaluatie

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 2 De provincie verschaft desgevraagd de minister informatie over de aanwending van de uitkering, met inbegrip van de borging dat aankopen leiden tot een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de vestiging van de aangekochte veehouderijen, en over de feitelijke ontwikkeling inzake die stikstofemissie en de stikstofdepositie op het in artikel 3 bedoelde Natura 2000-gebied.

  • 3 De provincie werkt mee aan een door de minister ingestelde evaluatie van deze regeling.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde verplichtingen gelden tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot vaststelling van de uitkering.

Artikel 12. Verantwoording en vaststelling

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

  • 2 Nadat de minister de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, stelt de minister binnen 22 weken na die ontvangst de uitkering vast met inachtneming van die informatie.

  • 3 De minister kan voor een beoordeling van de juistheid van informatie die is verstrekt voor de vaststelling van de uitkering, gebruik maken van de daarvoor noodzakelijke gegevens die zijn opgenomen in registraties op grond van de Meststoffenwet, de Identificatie en registratie-wetgeving en de Landbouwwet.

Artikel 13. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2020 en vervalt met ingang van 1 november 2021, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op aanvragen op grond van deze regeling die tussen 1 november 2020 en 1 november 2021 zijn gedaan. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 oktober 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 oktober 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Bijlage bij artikel 9, derde en vierde lid, van de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden

[Regeling vervallen per 01-11-2021]

Verdeelsleutels als bedoeld in artikel 9, derde en vierde lid:

Provincie

Verdeelsleutel, bedoeld in artikel 9, derde lid

Verdeelsleutel, bedoeld in artikel 9, vierde lid

Groningen

4,63%

5,49%

Fryslân

6,49%

10,40%

Drenthe

15,14%

10,98%

Overijssel

5,22%

10,69%

Gelderland

4,41%

11,27%

Utrecht

7,07%

5,20%

N-Holland

6,40%

7,80%

Z-Holland

5,24%

7,23%

Zeeland

6,95%

4,34%

N-Brabant

17,77%

15,61%

Limburg

19,86%

8,67%

Flevoland

0,81%

2,31%

Totaal

100%

100%

Naar boven