Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring ex Subsidieregeling [...] Zaken 2006 (Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021)

[Regeling vervallen per 01-01-2022.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 18-09-2020 t/m 31-12-2021

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 9 september 2020, Min-BuZa.2020.5650-18, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1;

Gelet op artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in het bijzonder op het gebied van de bestrijding van kinderprostitutie gelden voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2021 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels en geldt een subsidieplafond van EUR 5.000.000.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor subsidieverlening komen uitsluitend Nederlandse maatschappelijke organisaties, al dan niet in een samenwerkingsverband met andere Nederlandse of niet-Nederlandse ngo’s in aanmerking.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Aanvragen om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021 worden ingediend op 16 oktober 2020, tussen 9:00u en 17:00u.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag dreigt te worden overschreden, bepaalt de minister de volgorde van behandeling van deze aanvragen door middel van loting. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd een positieve uitkomst te hebben verkregen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2022 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

K. van der Heijden

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

1. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Dit subsidiebeleidskader strekt ertoe uitvoering te geven aan het amendement Voordewind/Kuik (35 300-XVII-31) d.d. 28 november 2019.

2. Organisaties en activiteiten die voor subsidieverlening in aanmerking komen

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor subsidieverlening uit de middelen die voor het Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021 beschikbaar zijn, komen alleen maatschappelijke organisaties, al dan niet in een samenwerkingsverband met andere (Nederlandse of niet-Nederlandse) ngo’s, in aanmerking. Voor de beoordeling van de aanvragen en de toekenning van subsidie gelden in aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de in hoofdstuk 4 opgenomen criteria.

Voor subsidieverlening komen alleen activiteiten in aanmerking die specifiek gericht zijn op het bestrijden van kinderprostitutie conform het amendement Voordewind/Kuik: “Commercieel seksueel uitbuiten van kinderen komt nog altijd op grote schaal voor en maakt miljoenen slachtoffers. (..) Er is extra inzet nodig om dit te bestrijden met name in Azië en Latijns- Amerika.”

Activiteiten waarvoor reeds subsidie is verstrekt en activiteiten die bij aanvraag van de subsidie reeds zijn gestart komen niet in aanmerking voor subsidieverlening.3

3. Beoordeling aanvragen en verdeling van de middelen

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van het Fonds bestrijding Kinderprostitutie 2021. Om voor subsidieverlening in het kader van het Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021 in aanmerking te kunnen komen zal een aanvraag worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en de overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader in hoofdstuk 4 opgenomen criteria.

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in dit subsidiebeleidskader zijn neergelegd, waarbij geldt dat indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door (tijdig ontvangen) aanvragen die aan deze maatstaven voldoen, aan de hand van loting wordt bepaald welke aanvragen in aanmerking komen voor subsidie, tot het totaal voor subsidieverlening beschikbare bedrag (EUR 5 miljoen) is bereikt.

4. Beoordelingscriteria

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het Fonds bestrijding kinderprostitutie 2021 dient een aanvraag (in voldoende mate) te voldoen aan de volgende criteria:

1. Thema

Het voorstel richt zich op preventie van commerciële seksuele uitbuiting van kinderen en jongeren tot 18 jaar.

2. Doelgroep

Het voorstel richt zich op kinderen en jongeren tot 18 jaar die seksueel worden uitgebuit of het risico lopen seksueel te worden uitgebuit.

3. Link Theory of Change SRGR

Het voorstel ligt in het verlengde van de Theory of Change SRGR: de inhoud van het voorstel past binnen de doelstellingen van het Nederlands SRGR-beleid, zoals vastgesteld in de vier SRGR-resultaatgebieden4.

4. Organisatorische criteria

  • a. Capaciteit en ervaring

    De organisatie die, of de alliantie namens welke de Nederlandse ngo de aanvraag indient, beschikt over de benodigde capaciteit, netwerken, ervaringen, kwaliteiten en instrumenten om het voorstel uit te voeren. Hierbij wordt aangegeven welke capaciteit er nodig zal zijn om het voorstel te realiseren, op welke wijze deze capaciteit beschikbaar is en - indien van toepassing - welke alliantieleden binnen het partnerschap hieraan zullen bijdragen. Ook wordt aangegeven wat de relevante ervaringen ten aanzien van het onderhavige thema, doelgroep en in de landen waar de aanvraag zich op richt, van de deelnemende partners zijn (track record) over de afgelopen drie jaar (2017, 2018 en 2019).

  • b. Financieel beheer en ervaringsdeskundigheid (organisatiecapaciteit)

    De subsidie-aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.

    De indienende organisatie dient daartoe te beschikken over een:

    • geldige PARTOS ISO-9001 certificering;

    • dan wel

      in geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft:

      • I. Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA (annex 1) met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit; of

      • II. In geval de organisatie een geldige (vanaf 1 april 2017) positief beoordeelde COCA heeft: een ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA (annex 1) met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit; of

      • III. Volledige ingevulde ORIA (annex 2), waar nodig aangevuld met de betreffende vastgestelde documenten.

  • c. Bezoldiging subsidie-aanvrager en samenwerkingspartner(s)

  • A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van een in Nederland gevestigde subsidieaanvrager of alliantiepartner (niet zijnde de penvoerder) bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 189.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.

    Genoemd bedrag bestaat uit:

    • 1. de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);

    • 2. de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;

    • 3. beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage, etc.

  • B. Deze eis is ook van toepassing voor partners (niet zijnde de subsidieaanvrager) die zijn gevestigd in een EU-lidstaat, waarbij voor alliantiepartners (niet zijnde subsidieaanvrager) uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt het Verenigd Koninkrijk beschouwd als EU-lidstaat.

  • C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2018)5 geldt voor alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager) gevestigd in één van de volgende landen een aangepaste norm, op grond van het algemene inkomensniveau in de betreffende landen:

    • Noorwegen NOK 2.490.214;

    • Zwitserland CHF 278.675;

    • Japan YEN 20.617.531;

    • VS/Canada USD 205.350.

  • D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van een alliantiepartner (niet zijnde de subsidieaanvrager) gevestigd in overige landen, staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.

Toelichting:

Ad A/B/C/D

De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen) van elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur van de eigen organisatie en alle overige alliantiepartners per de datum van de ingang van het subsidietijdvak:

Functie

Beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen)

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen

Beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage e.a.

Omvang aanstelling (in uren per week)

         
         
         
         
         
         

Voor alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager) uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro en alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager) uit landen buiten de EU, anders dan de landen onder C., geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (annex 4) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020.

Ad A/B/C

De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de individuele leden van het management en bestuur van de eigen organisatie en overige alliantiepartners voor zover in de EU, Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada gevestigd.

Geef daarbij ook de omvang van de aanstelling aan waaraan de bezoldiging is verbonden (zie ook hieronder onder NB).

Voor Nederlandse organisaties die vallen onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens (WNT) hoeft geen specificatie te worden gegeven, maar volstaat een verwijzing naar de jaarlijks op uiterlijk 1 juli openbaar gemaakte WNT-gegevens, tenzij deze informatie per 1 januari 2019 in verband met een wijziging in de bezoldiging niet meer geldig is. (De WNT-gegevens dienen op internet openbaar gemaakt te worden voor een periode van tenminste zeven jaar. Deze moeten algemeen toegankelijk en eenvoudig te vinden zijn.)

Ad D

De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de individuele leden van het management en bestuur van alliantiepartners voor zover buiten de EU en Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada gevestigd. De subsidieaanvrager licht overtuigend en aan de hand van de genoemde factoren toe dat de verhouding tussen de hoogte van de bezoldiging en het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie(s) redelijk is.

NB:

Toelichting op criterium:

Het bezoldigingsmaximum is afgeleid van de bezoldiging van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken. DGIS valt onder de cao voor Rijksambtenaren waarin een 36-urige werkweek als voltijds dienstverband wordt aangemerkt. Indien het dienstverband van een managementlid of bestuurder bij de betrokken organisatie minder dan 36 uur per week betreft, wordt het bezoldigingsmaximum van EUR 189.000 pro-rato verlaagd en gerelateerd aan de deeltijdfactor van het dienstverband (omvang aanstelling/36*EUR 189.000). Bij een dienstverband van meer dan 36 uur blijft het bezoldigingsmaximum EUR 189.000. Wanneer de organisatie de deeltijdfactor verstrekt in de subsidieaanvraag, is dit het uitgangspunt voor de berekening van het verlaagde bezoldigingsmaximum. Wanneer de deeltijdfactor niet wordt verstrekt, wordt uitgegaan van een omvang van een voltijds dienstverband van 36 uur.

5. Geografische reikwijdte

De landenkeuze vloeit logisch voort uit een contextanalyse. Het voorstel geeft aan waar de activiteiten zullen plaatsvinden. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen hierover is opgenomen in het amendement Voordewind/Kuik: ‘Er is extra inzet nodig om dit te bestrijden met name in Azië en Latijns- Amerika’. De landenkeuze wordt onderbouwd met een contextanalyse waarbij expliciet aandacht wordt gegeven aan de genderdimensie en indien van toepassing conflictsensitiviteit.

6. Budget en termijn

  • a. Budget: de subsidieaanvraag bedraagt niet meer dan EUR 5 miljoen. Het voorstel bevat een budget met een gedetailleerde en sluitende begroting (met daarin vermeld het aangevraagde subsidiebedrag), behorende bij het inhoudelijke voorstel voor de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd en welke nodig is om de voorgestelde activiteiten en interventies uit te voeren, alsmede de onderbouwing daarvan. Tevens bevat het voorstel een liquiditeitsprognose voor de gehele activiteitenperiode.

  • b. Termijn: De middelen moeten uiterlijk 31 december 2021 besteed zijn. Dit moet blijken uit de planning en de begroting. Inhoudelijke verantwoording zal moeten plaatsvinden middels een narratief verslag; financiële verantwoording dient via een door een onafhankelijke accountant uit te voeren audit afgelegd te worden.

7. Inhoud voorstel en beschrijving interventiestrategieën

Het voorstel geeft een heldere probleemanalyse, gekozen resultaatsgebied met doelstellingen om binnen 1 jaar te behalen, overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Het voorstel zet overtuigend uiteen welke interventiestrategieën gekozen zijn en waarom. Daarbij moet de subsidieaanvrager ook kennis geven van de belangrijkste organisaties en/of groepen die voor de activiteiten of interventies voor hem van belang zijn.

8. Resultaten en verhouding tot budget; duurzaamheid

  • a. Resultaten en verhouding tot budget: de te behalen resultaten, planning en gevraagd budget staan in redelijke verhouding tot elkaar. In het voorstel wordt helder aangegeven welke resultaten men verwacht te behalen binnen de geplande periode en met het gevraagde budget.

  • b. Duurzaamheid: Het voorstel maakt duidelijk op welke wijze wordt gezorgd voor duurzaamheid van de resultaten.

9. Planning

Het voorstel bevat een realistische en gedetailleerde planning.

10. Risico-afweging en mitigatie

Het voorstel bevat een heldere risicoanalyse (risico’s en mitigerende maatregelen), hierbij rekening houdend met politiek, sociale, economische (risico) factoren en mitigatiemaatregelen. Door de sterk veranderende context rondom COVID-19 en de maatregelen die overheden zich genoodzaakt zien te nemen, moet de risicoanalyse gedurende de uitvoering van de activiteiten regelmatig worden herzien om veranderende en nieuwe risico’s op tijd te kunnen signaleren en mitigeren.

5 Aanvraag- en beoordelingsprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Aanvragen kunnen worden ingediend op 16 oktober 2020 tussen 9:00u en 17:00u. Zij moeten in die tijdspanne, en rechtsgeldig ondertekend, zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Aanvragen dienen in het Engels of in het Nederlands ingediend te worden. Een aanvraag beslaat maximaal tien pagina’s; indien het de inhoudelijke onderbouwing van het voorstel ten goede komt, is het toegestaan om aanvullende informatie in een compacte annex toe te voegen.

Aanvragen worden bij voorkeur ingediend via de mail6 via e-mailadres dso-ga@minbuza.nl. Aanvragen per post7 kunnen worden gestuurd naar Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid en Aids, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Als u de aanvraag persoonlijk of per koerier wilt aanleveren, dan kunt u de aanvraag op werkdagen (laten) afgeven bij het afgifteloket voor poststukken (expeditie) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Rijnstraat 8, 2515 XP ’s-Gravenhage.

Bij de aanvraag te voegen stukken:

  • Geldige PARTOS ISO-9001 certificering

  • In geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft: Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit;

  • In geval de organisatie een geldige (vanaf 1 april 2017) positief beoordeelde COCA heeft: een ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit; of

  • Volledige ingevulde ORIA.

  • de informatie en toelichting, zoals gevraagd in drempel criterium 4.c met betrekking tot de maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van een subsidie-aanvrager of samenwerkingspartner (niet zijnde de subsidieaanvrager).

Tevens dient de aanvraag de volgende stukken te bevatten;

  • inhoudelijk voorstel met onder andere daarin een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd;

  • een gedetailleerde en sluitende begroting, behorende bij het inhoudelijke voorstel voor de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • liquiditeitsprognose voor de gehele activiteitenperiode.

De Minister zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk op 15 november 2020.

  1. Stb. 2005, 137. ^ [1]
  2. Stcrt. 2005, 251 ^ [2]
  3. Zie artikel 9 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [3]
  4. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/11/08/theory-of-change-ontwikkelingssamenwerking ^ [4]
  5. Zie: http://ec.europa.eu/eurostat/tgm/table.do?tab=table&init=1&language=en&pcode=tec00114&plugin=1 ^ [5]
  6. Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E‑mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen, geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst. Bijvoorbeeld: e-mail 1 van 5, e-mail 2 van 5 etc. tot ‘e-mail 5 van 5’. NB: Eventuele technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van penvoerder. ^ [6]
  7. Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag op het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding ‘port betaald’), wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd indien de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (waarbij de datumstempel van de post doorslaggevend is) en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Bij gebruikmaking van een enveloppe met de aanduiding ‘port betaald’, is de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig is ingediend. NB: Indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie bij de penvoerder. Hou er rekening mee dat post ’s avonds en in het weekend niet wordt geregistreerd. ^ [7]
Naar boven