Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring ex Subsidieregeling [...] (Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024)

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 24-03-2020 t/m 26-08-2022

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 3 maart 2020, nr. MINBUZA-2020.5035-46, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 6, 7 en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op het gebied van ontmijnen en het verwijderen van clustermunitie, die strekken tot het bevorderen van vrede en veiligheid na afloop van een gewapend conflict (Mine Action en Clustermunitie Programma 2020–2024), gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1 Voor subsidieverlening in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2024 een subsidieplafond van € 51 miljoen, dat als volgt over de afzonderlijke activiteiten wordt verdeeld:

    • a) € 50 miljoen voor activiteiten gericht op operationele ontmijningsactiviteiten, welke middelen als volgt zijn onderverdeeld:

      • i. € 30 miljoen voor activiteiten in de prioritaire landen Afghanistan, Irak, Jemen, Libanon, Libië, Oekraïne, en Syrië;

      • ii. € 10 miljoen voor activiteiten in andere landen dan de prioritaire landen;

      • iii. € 10 miljoen voor activiteiten in het kader van contingency funding;

    • b) € 1 miljoen voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding.

  • 2 Voor subsidieverlening ten laste van het plafond, bedoeld in het eerste lid, sub a), sub ii, komen uitsluitend in aanmerking organisaties die in aanmerking komen voor subsidieverlening ten laste van het plafond, bedoeld in het eerste lid, sub a), sub i..

  • 3 Voor subsidieverlening voor operationele ontmijningsactiviteiten in het kader van contingency funding, bedoeld in het eerste lid, sub a), sub iii., komen uitsluitend in aanmerking organisaties waaraan reeds eerder subsidie is verleend ten laste van de plafonds, bedoeld in het eerste lid, sub a), sub i. en ii..

Artikel 3

  • 1 Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 worden ingediend aan de hand van het door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op dat aanvraagformulier gevraagde bescheiden.1

  • 2 Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 worden ingediend in één van de volgende openstellingen:

    • a. subsidieaanvragen voor activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub a), sub i.: in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 4 mei 2020 12:00.00 uur CET+1;

    • b. subsidieaanvragen voor activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub a), sub ii.: in de periode vanaf 28 mei tot en met 24 juli 2020 23:59.59 uur CET+1;

    • c. subsidieaanvragen voor activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub a), sub iii: in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2024 23:59.59 uur CET +1;

    • d. subsidieaanvragen voor activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b): in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 4 mei 2020 12:00.00 uur CET+1.

Artikel 4

De verdeling van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub a), sub i., en ii. en sub b), vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, de aanvragen die daaraan het beste voldoen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst. De annexen bij de bijlage worden via internet bekend gemaakt.2

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

K. van der Heijden

1. Achtergrond en beleidsuitgangspunten

1.1. Inleiding

Na afloop van een gewapend conflict leiden explosieve oorlogsresten (ERW) zoals landmijnen en clustermunitie vaak tot langdurige onveiligheid voor burgers.3 Naast het directe gevaar voor mensen, zorgen explosieve overblijfselen van conflicten ervoor dat de gebieden waar zij voorkomen gevaarlijk en ontoegankelijk blijven. Dit vormt een drempel voor stabilisatie, wederopbouw en sociaaleconomische ontwikkeling. Humanitaire hulp kan niet op gang komen, wegen, grensgebieden en de omgeving van huizen en scholen blijven onbegaanbaar, waardoor burgers geen toegang hebben tot voedsel, water en andere basisbehoeften. Onveiligheid door explosieve oorlogsresten vormt tevens een belemmering voor vluchtelingen en ontheemden om terug te keren naar huis. Ook belemmeren ERW het werk van internationale veiligheidstroepen tijdens vredesmissies in fragiele staten.

Mine action is het uitvoeren van activiteiten die als doel hebben de sociale, economische en ecologische impact van landmijnen en andere explosieve oorlogsresten, inclusief niet-geëxplodeerde sub-munitie te reduceren. Mine action gaat niet alleen over ontmijning maar ook over mensen en samenlevingen en hoe zij getroffen worden door aanwezigheid van landmijnen. Het doel van mine action is de risico’s van landmijnen te reduceren zodat mensen veilig kunnen leven zonder beperkingen door landmijnen en explosieve oorlogsresten waardoor economische, sociale ontwikkeling alsook ontwikkelingen op gebied van gezondheidszorg mogelijk is en in de noden van slachtoffers wordt voorzien. Hierbij kan mine action niet als losstaand gezien worden aangezien er veel overlapping is met humanitaire en ontwikkelingssamenwerking activiteiten en, in sommige gevallen, vredesbeheer en ondersteunende operaties. 4

Mine action richt zich op de volgende vijf onderwerpen:

  • 1) Risicovoorlichting – voorlichting en bewustwording creëren bij bevolking over risico van landmijnen en andere explosieve oorlogsresten en hoe met deze risico’s om te gaan.

  • 2) Ontmijning – activiteiten, bestaande uit surveys, mapping, marking en clearance, gericht op het bruikbaar maken van besmette grond.

  • 3) Slachtofferhulp – hulp aan slachtoffers (en families) inclusief rehabilitatie, re-integratie en psychosociale hulp.

  • 4) Voorraadvernietiging – vernietiging van voorraden landmijnen en ontmantelen van productiecapaciteit en opslagfaciliteiten.

  • 5) Advocacy – lobby tegen het gebruik van anti-persoonsmijnen en clustermunitie.

Het bovenstaande geldt ook voor unexploded ordnance (UXO) en abandoned explosive ordnance (AXO)5 volgens het Protocol V van de Conventie voor Bepaalde Conventionele Wapens (CCW) en het Osloverdrag.

De afgelopen jaren is er nationaal en internationaal grote inzet geweest op het verkleinen van landareaal dat besmet is met landmijnen en andere ERW. Met Nederlandse financiering hebben NGO’s tussen 2016 en 2018 ruim 11.2 miljoen m2 land ontmijnd en hebben 338.472 mensen baat gehad bij voorlichting over de gevaren en risico’s van explosieve oorlogsresten als landmijnen, clustermunitie en bepaalde vormen van geïmproviseerde explosieven (IED).6

Vooral in de meest recente conflicten blijkt het aandeel UXO groot te zijn. Daarom is er voor de komende jaren een grote inspanning nodig om postconflictlanden ‘landmijn en clustermunitie vrij’ te verklaren. De grote uitdaging van het moment is de verhoogde (vermoedelijke) inzet van (geïmproviseerde) landmijnen door non-state armed groups in landen als Afghanistan, Colombia, Filipijnen, India, Jemen, Kameroen, Libië, Mali, Myanmar, Nigeria, Pakistan, Somalië, en Tunesië. Daarnaast wordt door Myanmar (geen lid van het Ottawaverdrag) actief nog landmijnen gebruikt. 7

Mede hierom is het ‘Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie’-programma al langere tijd onderdeel van het Nederlandse geïntegreerde beleid op het gebied veiligheid, stabiliteit en wederopbouw na conflict. Om het jaarlijks aantal slachtoffers van ongevallen met explosieven verder terug te dringen en de stabiliteit in postconflictgebied te bevorderen, is het ruimen van landmijnen (zowel Anti-Personnel-mijnen als Mines other than Anti-Personnel Mines) en ERW noodzakelijk.

Nederland is een belangrijke donor op het gebied van ruiming van niet ontplofte oorlogsresten. Jaarlijks streeft Nederland er naar om € 15 miljoen beschikbaar te stellen voor mine action.8 In de afgelopen jaren zette Nederland zich naast het Mine Action en Cluster Munitie programma 2016–2020 via verschillende kanalen in voor humanitair ontmijnen. Op multilateraal niveau tijdens de bijeenkomsten over het Verdrag tegen Antipersoneelsmijnen en het Verdrag over Cluster Munitie als een van de aanjagers van de ambitie voor een mijn-vrije wereld in 2025. Daarnaast via jaarlijkse ongeoormerkte bijdragen aan het Voluntary Trust Fund van UNMAS. Ook heeft Nederland een aantal eenmalige bijdrages gedaan aan ontmijningsactiviteiten van UNMAS onder meer in Irak en Afghanistan.

Nederland heeft zich met het ondertekenen en ratificeren van het Verdrag tegen Antipersoneelsmijnen (Ottawaverdrag) en het Verdrag over Clustermunitie (Osloverdrag) en Protocol V van de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) gecommitteerd om landen te ondersteunen die zelf niet of minder goed in staat zijn landmijnen en clustermunitie te ruimen, voorraden te vernietigen, slachtoffers te ondersteunen en andere mine action activiteiten uit te voeren.

1.2. Beleidsrelevantie

Het Nederlands humanitair ontmijningsbeleid is gestoeld op twee leidende buitenlands beleidsdocumenten, namelijk de Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nota (BHOS-nota) en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS).

In het kader van de beleidsnota Investeren in Perspectief (BHOS-nota)9 draagt humanitair ontmijnen bij aan het opbouwen van rechtvaardige en vreedzame samenlevingen en daarmee aan de Nederlandse inzet voor het verwezenlijken van het duurzame ontwikkelingsdoel 16 (SDG-16; rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen). Het aantal vierkante meters ontmijnd is bovendien een BHOS-begrotingsindicator. In de kader van de Notitie Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie10 draagt humanitair ontmijnen bij aan het Nederlandse ontwapenings- en wapenbeheersingsbeleid. Bij beide beleidsnotities wordt de nadruk gelegd op de preventie-agenda. Zo onderschrijft Nederland de doelstellingen geformuleerd door de Secretaris Generaal van de VN in het rapport Pathways to Peace om een brede verschuiving van conflictbeheersing en -oplossing resolutie naar het voorkomen van geweld en duurzame vrede te initiëren.11 Nederland ziet humanitair ontmijnen als integraal onderdeel de conflictpreventie-agenda en het bevorderen van duurzame vrede, doordat het verschillende facetten van grondoorzaken van conflict en armoede aanpakt.

Tevens sluit het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 aan bij het bredere Nederlandse buitenland- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Hierbij gaat het voornamelijk om de bijdrage die het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 levert aan ontwikkelingsdoelen 1 (Geen armoede), 2 (Geen honger), 3 (Goede gezondheid en welzijn), 5 (Gendergelijkheid), en 8 (Eerlijk werk en economische groei).

De inzet op humanitair ontmijnen maakt onderdeel uit van de Theory of Change van het Nederlandse Veiligheid en Rechtsorde-beleid (zie annex 2) en het daarbij horende resultatenraamwerk (zie annex 3). De overkoepelend doelstelling van dit raamwerk is het creëren van legitieme stabiliteit en duurzame vrede in conflictgebieden. De impact van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 sluit voornamelijk aan bij lange termijn doel 1 van het resultatenraamwerk, namelijk het verminderen van de mate van geweld en ervaren angst. Humanitair ontmijnen is via dit doel onderdeel van het bijdragen aan de Nederlandse inzet voor duurzame ontwikkelingsdoel 16.1 (SDG-16.1; Aanzienlijke vermindering van alle vormen van geweld en gerelateerde sterftecijfers). De specifieke Theory of Change van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 is te vinden in annex 5.

Als ondertekenaar van het Ottawa- en Osloverdrag, heeft Nederland de verplichting om bijstand te verlenen aan staten die hierom verzoeken. Het Mine Action en Clustermunitie Programma 2020–2024 dient hiertoe. Om de effectiviteit van het programma te vergroten zullen activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd aan moeten sluiten bij de verschillende instrumenten van deze verdragen (bijvoorbeeld het Nairobi Actieplan, Cartagena Actieplan, Maputo Actieplan, Oslo Actieplan).

Nederland staat voor een coherente en geïntegreerde benadering van wederopbouw, waarbij op basis van de lokale context verschillende beleidsinstrumenten – politiek, ontwikkelingssamenwerking, humanitair, economisch en militair – elkaar aanvullen en versterken. Nederland onderkent de noodzaak om de mine action sector als geheel te integreren in mainstream development en wederopbouw.

1.3. Doelstelling en geografische prioriteiten

1.3.1. Primaire doelstelling

Het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 draagt primair bij aan het lange termijn doel 1 van het Veiligheid en Rechtsorde resultatenkader (het verminderen van de mate van geweld en ervaren angst), en dan met name doel 1.2: het verminderen van fysieke dreigingen die landmijnen en andere explosieve gevaren vormen voor de persoonlijke veiligheid.

Doel 1.2 van het Veiligheid en Rechtsorde resultatenkader kent drie subdoelen:

  • 1.2.1 Beleidsbevordering voor universele acceptatie en uitvoering van het Ottawaverdrag.

  • 1.2.2 Technische bijstand en capaciteitsopbouw via partners om de capaciteit van nationale en lokale ontmijningsautoriteiten te versterken om explosieve oorlogsresten gerelateerde problemen effectief aan te pakken.

  • 1.2.3 Ondersteunen van programma’s voor het ruimen van mijnen en explosieve oorlogsresten, het verhogen van bewustzijn van mijn gerelateerde risico's, en steun aan slachtoffers.

Voorstellen dienen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie primair de subdoelen 1.2.2 en 1.2.3 na te streven. Zie annex 3 voor het Veiligheid en Rechtsorde resultatenkader.

1.3.2. Secundaire doelstellingen

Naast de primaire doelstelling, heeft het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 secundaire doelstellingen die aansluiten bij het Nederlandse buitenland- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

1.3.2.1. Sociaaleconomische wederopbouw

Nederland ziet humanitair ontmijnen niet alleen als middel om de veiligheid van mensen te verbeteren; humanitair ontmijnen is een randvoorwaarde voor sociaaleconomisch wederopbouw. Ontmijningsactiviteiten zorgen voor sociaaleconomische kansen, bijvoorbeeld door het vrijgeven van productieve landbouwgrond en toegang tot kritieke infrastructuur, en daarmee weerstandsvermogen, bij begunstigden, welke doorvloeien naar de lokale gemeenschappen en uiteindelijke bijdragen aan stabilisatie in door mijnen getroffen gebieden.

Het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 is daarom ook gericht op het verbeteren van het weerstandsvermogen van kwetsbare groepen door betere toegang tot middelen, levensonderhoud, en sociaaleconomische wederopbouw. Voorstellen dienen daarom ook secundair het sociaaleconomische wederopbouw aspect van humanitair ontmijnen in acht te nemen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie.

1.3.2.2. Gender, diversiteit en inclusiviteit

De impact van landmijnen en conflict is voor vrouwen, meisje, jongens, en mannen vaak niet gelijk. Vrouwen hebben over het algemeen minder zeggenschap over vraagstukken van vrede en veiligheid. Mannen en jongens worden buitenproportioneel getroffen door landmijnen.12 Om de fysieke veiligheid van verschillende groepen te vergroten is kennis over de onderscheidende perspectieven, behoeften en genderrollen onontbeerlijk. Veiligheid is namelijk niet gender-neutraal. Naast gender speelt diversiteit ook een rol in het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024. Zowel bij de uitvoering als de impact van het programma dient het belang van diversiteit meegenomen te worden. Onder diversiteit worden de verschillen in onder andere leeftijd, gender, nationaliteiten, culturele perspectieve, geloofsovertuigingen, seksuele oriëntatie, onderwijsniveau, en bekwaamheden verstaan. Bevorderen van gelijkwaardige deelname van de verschillende groepen aan ontmijningsprogramma’s is voor Nederland belangrijk.

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen is dan ook van belang dat de behoeftes van verschillende groeperingen als actor bij stabilisatie, wederopbouw en sociaaleconomische ontwikkeling betrokken worden in de voorstellen. Hierbij geldt ook dat bescherming van de verschillende groepen die betrokken zij bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zowel uitvoerders als begunstigden, gewaarborgd is volgens de bestaande kaders (bijvoorbeeld internationaal humanitair recht).

1.3.2.3. Capaciteitsopbouw

Om een mijnvrije wereld te bereiken, zullen landen zelf in staat moeten zijn om de uitdagingen van landmijnen en explosieve oorlogsresten te adresseren. Dit geldt ook voor wanneer landen uiteindelijk mijnvrij zijn en in staat moeten zijn om residuele contaminatie te verwijderen.13 Daarom zet Nederland zich in op capaciteitsopbouw binnen het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024.

Via de subsidieverlening voor operationele ontmijningsactiviteiten tracht Nederland er voor te zorgen dat lokale gemeenschappen en staten op de lange termijn zelf het ontmijningsprobleem te lijf kunnen gaan en dat lokale organisaties en (ontmijnings)autoriteiten de kennis en kunde hebben om een sterke coördinerende rol te spelen. Voorbeelden van activiteiten die hieronder vallen zijn het trainen van lokale ontmijners, het direct ondersteunen van lokale ontmijningsorganisaties, en adviseren en opleiden van nationale autoriteiten. Dergelijke activiteiten kunnen in aanmerking komen voor subsidie ten laste van het plafond bedoeld voor subsidieverlening voor operationele ontmijningsactiviteiten.

Via de subsidieverlening voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding (zie hierna ook paragraaf 1.3.6) wil Nederland inzetten op activiteiten die de capaciteit van de wereldwijde ontmijningssector versterken, zoals bijvoorbeeld het ontwikkelen van internationale ontmijningsrichtlijnen en (het ondersteunen van het) schrijven van strategische beleidsadviezen voor overheden. Het plafond voor subsidieverlening voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding (zie hierna ook paragraaf 1.3.6) is bedoeld voor ondersteuning van dergelijke activiteiten.

1.3.3. Prioritaire landen binnen dit subsidiebeleidskader

Totaal is € 30 miljoen gedurende de loop van het programma gereserveerd voor operationele ontmijningsactiviteiten in de volgende prioritaire landen: Afghanistan, Irak, Jemen, Libanon, Libië, Oekraïne, en Syrië. De keuze voor deze landen is gebaseerd op verschillende factoren, zoals het aantal mijnslachtoffers dat valt in de landen, de hoogte van landmijncontaminatie, en politiek belang voor Nederland. Voor elk van deze landen is een korte landenstrategie opgesteld (zie annex 4). Deze strategieën beschrijven de landmijnproblematiek in het land, de specifieke Nederlandse beleidsdoelen, en hoe het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 beoogt bij te dragen aan deze beleidsdoelen. Om voor subsidieverlening in aanmerking te komen behoren ingediende aanvragen aan te sluiten bij deze strategieën.

1.3.4. Overige landen

Omdat Nederland zich er bewust van is dat er veel landen buiten de bovengenoemde prioritaire landen om zijn die te maken hebben met landmijn- en clustermunitieproblematiek, is een deel van de voor subsidieverlening beschikbare middelen gereserveerd (€ 10 miljoen) voor operationele ontmijningsactiviteiten die niet in de prioritaire landen zullen plaatsvinden. Organisaties kunnen alleen in aanmerking komen voor een subsidie ten laste van dit deelplafond indien zij door de eerste fase van het selectieproces zijn gekomen (zie over het selectieproces par. 3.2). De keuze voor een specifiek niet-prioritair land is naar eigen inzicht van de aanvrager in te vullen, onder voorwaarde dat het betreffende land een statenpartij is van het Ottawa- en/of Osloverdrag.

1.3.5. Contingency Funding

In het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 zal er ruimte zijn voor een flexibele inzet voor operationele ontmijningsactiviteiten, zogenaamde contingency funding, van een deel van het in totaal voor subsidieverlening beschikbare budget. Hiervoor zal € 10 miljoen (evenwichtig te spreiden gedurende de looptijd van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024) van het totale budget (€ 51 miljoen) gereserveerd worden. De bedoeling van dit budget is om financiering te bieden in situaties die onverwacht zijn ontstaan (bijvoorbeeld humanitaire crises) of wanneer incidentele bijdrages een grote toegevoegde waarde kunnen vormen. Het overeenkomende budget kan op twee verschillende manieren worden vrijgemaakt:

  • a) Op verzoek van de Minister, die een zogeheten ‘flash-call for proposals’ kan doen ten behoeve van specifieke gebieden en/of activiteiten;

  • b) Op basis van suggesties gedaan door de geselecteerde partners, en als aanvulling op andere donoren (bijvoorbeeld de Europese Unie). In dergelijke gevallen zal de Minister het voorstel evalueren in het licht van zijn beleidsprioriteiten.

Voor b) geldt dat bepaalde suggesties en type van activiteiten belangrijker worden geacht dan andere. In het stellen van prioriteiten en behandelen van aanvragen zal worden gewerkt met een prioriteringsmatrix:

Prioriteit

Type

1

Activiteit in nieuwe humanitaire crises

2

Activiteit in bestaande humanitaire crises

3

Financiering voor innovatie activiteiten

4

Uitbreiding bestaande activiteit initieel niet door Nederland gefinancierd

5

Financieringsoverbrugging van een activiteit initieel niet door Nederland gefinancierd

Alleen organisaties waaraan reeds subsidie is verleend in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 voor operationele ontmijningsactiviteiten kunnen in aanmerking komen voor subsidie voor activiteiten in het kader van contingency funding. De overeenkomstige bijdragen worden administratief opgetopt binnen de reeds lopende subsidies.

1.3.6. Reservering voor capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding

In het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 is € 1 miljoen gereserveerd voor activiteiten die gericht zijn op capaciteitsopbouw, innovatie, en (strategische) beleidsbeïnvloeding. Nederland is zich ervan bewust dat er naast de reguliere ontmijningsactiviteiten ook een behoefte is om via andere kanalen relevante beleidsdoelen te realiseren. Het gaat hierbij met name over activiteiten die een grensoverschrijdend karakter hebben en impact hebben op de gehele ontmijningssector.

Voorbeelden van zulke activiteiten zijn:

  • Onderzoeksprojecten en kennisopbouw die de effectiviteit en efficiëntie van de ontmijningssector vergroten;

  • Ondersteuning van IT-managementprocessen ten behoeve van het standaardiseren en stroomlijnen van ontmijningsactiviteiten, bijvoorbeeld IMSMA Core;

  • Ontwikkeling van richtlijnen en handleidingen op het gebied van veilig en efficiënt ruimen van landmijnen, bijvoorbeeld de International Mine Action Standards;

  • Strategische beleidsadviezen schrijven voor het ontwikkelen van nationale strategieën voor ontmijningsautoriteiten;

  • Technische en operationele ondersteuning, zoals trainingen en workshops, aan nationale ontmijningsautoriteiten om effectiviteit te verhogen.

1.3.7. Conflictsensitiviteit

Nederland acht het van belang dat alle interventies die worden gefinancierd rekening houden met de context waarin deze uitgevoerd worden. Conflictsensitiviteit speelt een belangrijke rol in het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024. Het niet in kaart brengen van de impact van de interventie kan leiden tot ongewenste effecten. Zo kunnen bijvoorbeeld problemen ontstaan bij het vrijgeven van land aan bepaalde groeperingen die spanning in een gemeenschap verhogen. Ook kan het ontmijnen van gebieden door bepaalde gemeenschappen gezien worden als bevoordelen van een andere gemeenschap in bestaande of afgelopen conflicten. Nederland wil vermijden dat de interventies die gefinancierd worden conflicten verergeren. Daarom is het van groot belang dat aanvragen voor subsidiering een gedegen context analyse bevatten waarin duidelijk wordt hoe de interventie conflictsensitief zal zijn.

Activiteiten die subsidie ontvangen onder het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 behoren conflict en spanningen niet te versterken, maar ook positief bij te dragen aan sociale cohesie in lokale gemeenschappen. De activiteiten moeten daarop monitoren en flexibel kunnen inspelen zodat de activiteit zich aanpast aan veranderende situaties.

2. Financiële middelen, verdeling daarvan en tijdpad activiteiten

2.1. Beschikbare middelen

Voor subsidieverlening in het kader van Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten activiteiten: activiteiten gericht op operationele ontmijningsactiviteiten en activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding. Voor subsidieverlening is in totaal maximaal € 51 miljoen beschikbaar. Dit subsidieplafond is verdeeld over de twee deelplafonds, A en B:

  • A) € 50 miljoen voor activiteiten gericht op operationele ontmijningsactiviteiten, welk deelplafond verder is onderverdeeld in € 30 miljoen bestemd voor activiteiten in prioritaire landen (Afghanistan, Irak, Jemen, Libanon, Libië, Oekraïne, en Syrië), € 10 miljoen bestemd voor activiteiten in andere dan de prioritaire landen en € 10 miljoen bestemd voor activiteiten in het kader van contingency funding; en:

  • B) € 1 miljoen voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding.

Organisaties kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen voor ofwel operationele ontmijningsactiviteiten, ofwel activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding, niet voor beide soorten activiteiten.

2.2. Verdeling beschikbare middelen

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie moet de kwaliteit van de bij de aanvraag behorende conceptnotitie en van de volledige voorstellen ten minste ruim voldoende zijn. De beoordeling van de aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in het kader van contingency funding vindt plaats in volgorde van binnenkomst.

De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen voor operationele ontmijningsactiviteiten in en buiten de prioritaire landen, en voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie en strategische beleidsbeïnvloeding vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria (zie paragraaf 5). De aanvragen worden gerangschikt op basis van de uitkomsten van deze beoordeling. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking. De verdeling van de beschikbare middelen vindt derhalve plaats op grond van de kwaliteit van de ingediende aanvragen zoals beoordeeld aan de hand van de in deze beleidsregels opgenomen maatstaven, waarbij de minister rekening houdt met een evenwichtige spreiding van middelen over de prioritaire landen en (sub)doelen binnen het subsidiebeleidskader. Voor de subsidieverlening voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie en strategische beleidsbeïnvloeding geldt bovendien dat uit oogpunt van doelmatigheid er hoogstens één aanvrager in aanmerking kan komen voor subsidie.

2.3. Looptijd van de activiteiten

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd starten niet eerder dan 1 september 2020 en lopen door tot en met uiterlijk 31 augustus 2024. De duur van de subsidie dient tussen de 36 maanden (minimum) en 48 maanden (maximum) te liggen. Dit geldt voor zowel operationele ontmijningsactiviteiten, uitgezonderd activiteiten in het kader van contingency funding, als activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding.

De maanden van het september, oktober, november 2020 zijn onderdeel van een inceptiefase waarin de gezamenlijke Theory of Change verder wordt uitgewerkt en de doelstellingen, indicatoren en beoogde resultaten worden geformuleerd met de subsidieontvangers. Ook wordt tijdens deze fase het monitoring en evaluatie gedeelte van het programma opgezet. Dit zal gebeuren via meerdere bijeenkomsten waarbij aanwezigheid verplicht is. De startdatum van de operationele activiteiten worden in overleg tijdens de inceptiefase vastgelegd. De tijdens de inceptiefase gemaakte afspraken ten aanzien van de monitoring op grond van gezamenlijke doelstellingen gelden voor het gehele programma.

De voor subsidie in aanmerking komende partijen zullen op vastgestelde tijden rapporteren over de voortgang van de activiteiten. Rapportering op de vastgelegde indicatoren en resultaten vinden plaats via open data volgens de IATI-standaarden. Er zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden die wordt uitgevoerd door het ministerie en/of een derde partij gecontracteerd door het ministerie waarbij medewerking verplicht is.

Bovenstaande zal worden opgenomen in aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

3. Procedure

3.1. In aanmerking komende organisaties en activiteiten

Voor subsidieverlening in het kader van het Mine Action en Clustermunitie Programma 2020–2024 komen in aanmerking zelfstandige maatschappelijke organisaties die gespecialiseerd zijn in mine action en die op een resultaatgerichte manier bezig zijn met het bevorderen van veiligheid van mensen en het verminderen van fysieke dreigingen in aanmerking voor subsidie.14 Onder maatschappelijke organisatie wordt verstaan: een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is.

Voor een subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten dient de aanvraag zich op één land te richten en op ten minste drie van de volgende vijf categorieën van activiteiten:

  • 1) Ruimen van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (door detecteren, in kaart brengen, markeren en ruimen)15;

  • 2) Vernietigen van voorraden (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (inclusief ontmantelen van productiecapaciteit en opslagfaciliteiten);

  • 3) Hulp aan slachtoffers en families, inclusief rehabilitatie, re-integratie en psychosociale hulp;

  • 4) Bewustwording van en voorlichting aan de lokale bevolking over risico van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie;

  • 5) Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van lokale en/of nationale uitvoerders gerelateerd aan de activiteiten genoemd onder 1) tot 4) hierboven.

Voor een subsidie voor capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding dient de aanvraag zich te richten op ten minste drie van de volgende vijf categorieën van activiteiten:

  • 1) Onderzoeksprojecten en kennisopbouw die de effectiviteit en efficiëntie van de ontmijningssector vergroten;

  • 2) Ondersteuning van IT-managementprocessen ten behoeve van het standaardiseren en stroomlijnen van ontmijningsactiviteiten;

  • 3) Ontwikkeling van richtlijnen en handleidingen op het gebied van veilig en efficiënt ruimen van landmijnen;

  • 4) Strategische beleidsadviezen schrijven voor het ontwikkelen van nationale strategieën voor ontmijningsautoriteiten;

  • 5) Technische en operationele ondersteuning, zoals trainingen en workshops, aan nationale (ontmijningsautoriteiten) om effectiviteit te verhogen.

Nederland is een grote voorstander van innovatie binnen ontmijningsactiviteiten, in thematische zin of door verbetering van de interventie strategie (verbeteren van de effectiviteit van het programma) of door verbetering van de efficiëntie bij het implementeren van programma’s. Nederland moedigt NGO’s aan om hun kennis te delen via open-sources om bij te dragen aan innovatie en efficiëntie in de gehele ontmijningssector. Nederland is voorstander voor verdere digitalisering binnen de ontmijningssector waar mogelijk.

Organisaties kunnen zelfstandig subsidieaanvragen indienen of deel uitmaken van een alliantie van penvoerder en mede-indieners. In geval van een aanvraag namens een alliantie dient de penvoerder namens de alliantie een aanvraag voor het programma van de alliantie in. Als de aanvraag wordt goedgekeurd is de penvoerder verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de uitvoering van het programma van de alliantie en de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. In een alliantie kunnen alleen maatschappelijke organisaties, zoals eerder genoemd, deelnemen. Waar hierna wordt gesproken over ‘aanvrager’ wordt bedoeld een zelfstandige aanvrager of een penvoerder.

Organisaties welke betrokken zijn of waren bij de illegale handel in landmijnen of wapens, of de productie ervan, zijn uitgesloten van subsidieverlening in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024. Hetzelfde geldt voor commerciële ontmijningsbedrijven. Deze bedrijven kunnen zich rechtstreeks wenden tot UNMAS die in de landen waar zij werkzaam is gebruik maakt van aanbesteding.

3.2. Selectieproces

Op de subsidieverstrekking in het kader van het Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 zijn de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 onverkort van toepassing. Daarnaast gelden bij de beoordeling van de subsidieaanvragen en de verdeling van de beschikbare middelen de in dit subsidiebeleidskader neergelegde beleidsregels.

Elke aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier (annex 6A/B bij deze beleidsregels) en een conceptnotitie inclusief track record en begroting gebruikmakende van het hiervoor aangewezen format (annex 7A/B bij deze beleidsregels). Aanvragen voor een subsidie in het kader van Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 worden beoordeeld in twee fasen:

  • 1) Fase 1:

    • Drempeltoets voor zowel aanvragen voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in de prioritaire landen als voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding;

    • Toets kwaliteit conceptnotitie voor zowel aanvragen voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen als voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding.

    • Toets kwaliteit track record (als onderdeel conceptnotitie) voor aanvragen voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen,

  • 2) Fase 2:

    • Toets organisatorische capaciteit en integriteit van alle voor fase 2 geselecteerde aanvragers;

    • (Beknopte) drempeltoets voor zowel aanvragen voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen en niet prioritaire landen, als voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding;

    • Toets kwaliteit volledig voorstel voor zowel aanvragen voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen en niet prioritaire landen, als voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding, op grond van uitgebreidere context- en risicoanalyse, en de voorgestelde monitoring op basis van SMART outcomes en outputs met bijbehorende kwaliteitsindicatoren en streefwaarden.

3.2.1. Fase 1

In fase 1 behoren aanvragers aan te tonen dat aan de drempelcriteria wordt voldaan en een of meerdere conceptnotitie(s) in te dienen. Een aanvraag moet of betrekking hebben op operationele ontmijningsactiviteiten in één (1) prioritair land of op activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding. Indien door één (1) organisatie voor beide soorten activiteiten aanvragen worden ingediend, wordt alleen de eerst ontvangen aanvragen in behandeling genomen en wordt/worden de overige aanvra(ag(en) afgewezen. Indien aanvragen voor beide soorten activiteiten tegelijkertijd wordt ingediend, worden alle aanvragen afgewezen en niet in behandeling genomen. Indien een aanvraag wordt ingediend die betrekking heeft op beide soorten activiteiten wordt de aanvraag afgewezen.

Aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritair landen moeten betrekking hebben op activiteiten in één (1) prioritair land.

Eén aanvrager dient (als zelfstandige aanvrager en/of penvoerder) aanvragen voor ten minste twee (2) en ten hoogste drie (3) in voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen. Daarbij geldt dat één organisatie in totaal bij niet meer dan drie (3) aanvragen betrokken mag zijn als zelfstandige aanvrager en/of penvoerder. Er gelden geen beperkingen ten aanzien van het aantal keer waarin een organisatie als mede-indiener participeert in een alliantie, noch ten aanzien van het aantal keer waarvoor namens eenzelfde alliantie een aanvraag wordt ingediend (mits er niet meer dan drie maal eenzelfde organisatie als penvoerder optreedt).

Indien één (1) organisatie bij meer dan drie (3) aanvragen betrokken is als zelfstandige aanvrager en/of penvoerder, worden alleen de eerste drie aanvragen beoordeeld, de later ontvangen aanvragen worden afgewezen en niet in behandeling genomen. Indien één aanvrager bij één aanvraag meer dan één (1) conceptnotities tegelijkertijd indient, word de aanvraag afgewezen en niet in behandeling genomen. Indien één (1) organisatie slechts één (1) aanvraag indient, wordt de aanvraag afgewezen.

Voor aanvragen voor subsidie voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding geldt dat de conceptnotities alle beoogde activiteiten dienen te omvatten.

In fase 1 worden de tijdig ontvangen aanvragen ten eerste beoordeeld aan de hand van de drempelcriteria opgenomen in par. 5.1. Aanvragen die niet aan alle drempelcriteria voldoen worden afgewezen en niet verder beoordeeld.

Vervolgens wordt de kwaliteit van de conceptnotitie(s) voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen en voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding beoordeeld. Van aanvragers voor een subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen wordt eveneens de kwaliteit van het track-record als onderdeel van de conceptnotitie beoordeeld. De criteria voor de beoordeling hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 5.2.

Aan de hand van de uitkomsten van deze beoordeling en de beschikbare middelen, en rekening houdend met een evenwichtige spreiding van middelen over de prioritaire landen en (sub)doelen, wordt een selectie gemaakt (zie paragraaf 2.2) van aanvragen waarvan de aanvragende organisaties in fase 2 worden uitgenodigd om een volledig voorstel in te dienen. Om als aanvrager te worden geselecteerd voor fase 2 dient de kwaliteit van zowel de conceptnotitie(s) als van het track record ten minste ruim voldoende te zijn (in ruim voldoende mate te voldoen aan de daarvoor geldende criteria). Tevens dient een aanvrager ten minste twee aanvragen te hebben ingediend die als van ruim voldoende kwaliteit zijn beoordeeld. Per aanvrager/penvoerder worden niet meer dan drie (3) aanvragen geselecteerd om te worden uitgewerkt tot volledige programmavoorstellen.

Met in achtneming van het voorgaande zullen in totaal er voor operationele ontmijningactiviteiten in prioritaire landen ten minste twee (2) en ten hoogste vier (4) aanvragers uitgenodigd worden voor het indienen van volledige voorstellen onder fase 2, voor de door hen ingediende aanvragen die zijn beoordeeld als van ruim voldoende kwaliteit (per aanvrager/penvoerder minstens twee (2) en hoogstens drie (3) aanvragen).

Voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding zal er met in achtneming van het voorgaande één (1) organisatie uitgenodigd worden voor het indienen van een volledig voorstel onder fase 2.

Niet-geselecteerde aanvragen worden afgewezen en niet verder beoordeeld. Aanvragers ontvangen hier uiterlijk 28 mei 2020 bericht over. Geselecteerde aanvragers ontvangen uiterlijk 28 mei 2020 bericht dat zij een volledig voorstel mogen indienen.

3.2.2. Fase 2

In fase 2 werken de geselecteerde aanvragers hun aanvragen uit tot volledige voorstellen. Bij de uitnodiging zal het Ministerie een aanvullend aanvraagsjabloon meesturen, welke verplicht gebruikt dient te worden door de aanvrager bij het indienen van zijn volledige voorstellen. In de uitnodiging om volledige voorstellen in te dienen wordt een maximum indicatief subsidiebedrag vermeld. Dit richtbedrag is gebaseerd op het aantal geselecteerde aanvragers, de aangevraagde subsidiebedragen, de kwaliteit van het trackrecord en de conceptnotitie(s), de beschikbare middelen en de evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over de prioritaire landen en (sub)doelen.

De twee tot vier aanvragers die uitgenodigd worden om volledige voorstellen in te dienen voor operationele ontmijningsactiviteiten in meerdere prioritaire landen worden tevens in de gelegenheid gesteld om een aanvraag in te dienen voor operationele ontmijningsactiviteiten in één (1) niet-prioritair land. De organisatie kan naar eigen inzicht besluiten voor welke niet-prioritair, bij het Ottawa- en/of Osloverdrag aangesloten land, een aanvraag wordt ingediend. Deze aanvragen worden getoetst op grond van de drempelcriteria fase 2, opgenomen in par. 5.1.2, en de inhoudelijke criteria opgenomen in par. 5.3. Bij de uitnodiging wordt aangegeven voor welk richtbedrag subsidie kan worden aangevraagd voor het voorstel voor een niet prioritair land. Dit richtbedrag wordt berekend aan de hand van een verdeelsleutel gebaseerd op het aangevraagde subsidiebedrag van organisaties die voor subsidie in aanmerking komen in fase 2. Indien de aanvrager niet ingaat op de uitnodiging of zijn voorstel voor een niet-prioritair land niet van voldoende kwaliteit blijkt te zijn, wordt het gereserveerde bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor contingency funding.

Voordat de kwaliteit van de tijdig ontvangen volledige voorstellen wordt beoordeeld, wordt in de drempeltoets fase 2 op grond van artikel 4, eerste lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken eerst beoordeeld of de aanvrager/penvoerder in staat is tot een adequaat financieel beheer en door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten kan waarborgen.

Tevens dient de aanvrager aan te tonen dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, een integriteitsbeleid heeft, dan wel hebben vastgesteld. De aanvrager toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, procedures heeft, dan wel hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

De beoordeling op beide vereisten (capaciteit en integriteit) vindt plaats aan de hand van het door de aanvrager/penvoerder bij het volledige voorstel in te dienen ORIA-format (dat tezamen met het sjabloon voor het volledige voorstel bij de uitnodiging om een volledig voorstel in te dienen zal worden meegestuurd).

Aanvragen die worden ingediend door een organisatie die niet voldoet aan beide vereisten worden afgewezen en niet verder beoordeeld.

De volledige programmavoorstellen van aanvragen die voldoen aan de vereisten ten aanzien van capaciteit en integriteit en overige drempelcriteria fase 2 worden kwalitatief beoordeeld op grond van de criteria opgenomen in paragraaf. 5.3. Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie in het kader van het Mine Action en Clustermunitie Programma 2020–2024 dient de kwaliteit van het programmavoorstel ten minste voldoende te zijn.

Als de beschikbare middelen voor subsidies voor operationele ontmijningsactiviteiten niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld volledig te honoreren, worden de aanvragen die het beste voldoen aan de criteria opgenomen in paragraaf 5.3, als eerste gehonoreerd, totdat de beschikbare middelen zijn uitgeput. Daarbij wordt rekening gehouden met een evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over de prioritaire landen en de (sub)doelen.

3.3. Termijnen van indiening

Voor het indienen van subsidieaanvragen in het kader van Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 gelden de volgende indieningstermijnen:

Fase 1

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 worden ingediend in één van de volgende openstellingen:

  • a) subsidieaanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen: in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 4 mei 2020 12:00.00 uur CET+1;

  • b) subsidieaanvragen voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding: in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 4 mei 2020 12:00.00 uur CET+1.

  • c) subsidieaanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in het kader van contingency funding: in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2024 23:59.59 uur CET+1.

Fase 2: vanaf 28 mei (de datum van uitnodiging tot het inleveren van een volledig voorstel en eventueel een aanvraag voor subsidie voor operationele ontmijningsactiviteiten in een niet-prioritair land) tot en met 24 juli 2020 23:59.59 uur CET+1;

Aanvragen of volledige voorstellen die te laat worden ontvangen worden afgewezen en niet verder beoordeeld.

4. Formele eisen aan de aanvraag en indiening

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Mine Action en Cluster Munitie Programma 2020–2024 dient een aanvraag te voldoen aan de onderstaande formele eisen, met inachtneming van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.1. Instructies voor het opstellen van aanvragen

  • Aanvragen worden ingediend via het daartoe vastgestelde aanvraagformulieren (annex 6A/6B bij deze beleidsregels). Deze formulieren worden geplaatst op www.government.nl/topics/grant-programmes. Aanvragen mogen niet langer zijn dan het maximum aantal woorden aangegeven in het formulier. Langere aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvraag moet worden voorzien van de verplicht bij de aanvraag in te dienen bijlagen.

  • Conceptnotities dienen als verplichte bijlagen aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd. Hiervoor moet het daarvoor beschikbaar gestelde format (annex 7A/B bij deze beleidsregels) worden gebruikt. Het trackrecord dient te worden opgesteld aan de hand format voor het aanvraagformulier (annex 6A/6B bij deze beleidsregels). Voor de begroting moet gebruik gemaakt worden van het budget-sjabloon in annex 7A/B.

  • Een conceptnotitie beschrijft de beoogde activiteiten in één (1) specifiek prioritair land (operationele ontmijningsactiviteiten) of alle beoogde activiteiten (activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding).

  • Een conceptnotitie beslaat maximaal 2.500 woorden. Aanvragen met langere conceptnotities worden niet in behandeling genomen. Additionele, niet-gevraagde bijlagen bij de conceptnotitie worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de aanvraag.

  • Aanvragen dienen op A4 formaat te worden aangeleverd in lettertype Verdana 9 (of een vergelijkbaar lettertype van vergelijkbare grootte), met enkele regelafstand en normale marges (2,54 cm aan alle kanten).

  • Het in de aanvraag aangevraagde subsidiebedrag moet in euro’s worden vermeld.

  • In de aanvraag specificeert de aanvrager het aangevraagde subsidiebedrag uitgesplitst naar outcome en naar jaar. Indien een deel van de met de uitvoering van de activiteiten gemoeide kosten uit andere middelen dan de gevraagde subsidie wordt gedekt, wordt aangetoond hoe wordt gewaarborgd dat deze beschikbaar zijn.

  • Aanvragen inclusief de bijbehorende bijlagen moeten in het Nederlands of Engels ingediend worden.

  • Alle voor een aanvraag vereiste en/of voor beoordeling benodigde informatie dient duidelijk te worden opgenomen in de aanvraag of bij de aanvraag behorende bijlagen. In het laatste geval dient de aanvrager specifiek te refereren naar de relevante bijlage, paginanummer en paragraaf waar de gevraagde informatie gevonden kan worden. Verwijzingen naar websites worden niet geaccepteerd.

4.2. Instructies voor het indienen van aanvragen

  • De aanvragen dienen volledig en definitief te zijn en moeten door een officieel tekenbevoegde persoon te zijn ondertekend. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.

  • De aanvragen, ingediend door een penvoerder namens een alliantie, dienen een intentieverklaring te bevatten, die door alle organisaties in de alliantie (penvoerder en mede-indieners) is ondertekend en waaruit de intentie van de penvoerder en de mede-indiener(s) blijkt om gezamenlijk het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft uit te voeren. Hier dient het sjabloon in annex 8 behorende bij deze beleidsregels te worden gebruikt. In fase 2 dient voor een dergelijke aanvraag een samenwerkingsovereenkomst, namens alle organisaties in de alliantie (penvoerder en mede-indieners) ondertekend, te worden ingediend, waarin in elk geval afspraken zijn gemaakt over de onderwerpen vermeld in hoofdstuk 5.1. D.12.

  • Aanvragen dienen in Adobe PDF-bestandsformaat per e-mail verzonden worden naar DSH-HMAPROGRAM@minbuza.nl.16,17 Het onderwerp van de e-mail dient als volgt worden opgesteld: naam aanvrager_ titel van het voorstel.

  • Zie voor het moment waarop aanvragen uiterlijk moeten worden ingediend par. 3.3. Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen.

  • Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 10MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter dan 10MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst. Eventuele technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.

  • Vragen over het beleidskader en de aanvraagformulieren dienen per email naar DSH-HMAPROGRAM@minbuza.nl gestuurd te worden voor 3 april 2020 23:59.59 uur CET+1. De geanonimiseerde vragen met antwoorden zullen online gepubliceerd worden voor 16 april maart 2020 23:59.59 uur CET+1.

  • Met betrekking tot de aanvraagprocedure, wordt bijzondere aandacht gevestigd op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wanneer een onvolledige aanvraag is ingediend, kan de minister een supplement opvragen. In dit geval zal de datum van ontvangst van de aanvraag worden vastgesteld op de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Indien de aanvraag minder dan twee weken voor de deadline van 4 mei 2020 12:00.00 uur CET+1 wordt ingediend, loopt de aanvrager het risico dat, wanneer de aanvraag niet compleet is, de minister zijn discretionaire bevoegdheid niet zal gebruiken, om een supplement op te vragen. Deze kan dan immers niet meer vóór de deadline worden ingediend. In dat geval zal de aanvraag moeten worden beoordeeld in zijn oorspronkelijk ingediende vorm.

4.3. Procedure voorafgaand aan de besluitvorming

De beoordeling van de aanvragen wordt op ambtelijk niveau uitgevoerd door een beoordelingscommissie, bestaande uit ten minste twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en eventueel een externe consultant(s). Uiterlijk 28 augustus 2020 zal de besluitvorming over de subsidietoekenning plaatsvinden.

5. Selectiecriteria

5.1. Drempelcriteria

5.1.1. Drempelcriteria (fase 1)

  • D.1 De aanvrager is, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie, de penvoerder en de mede-indiener(s) zijn, een maatschappelijke organisatie: een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is.

  • D.2 De aanvrager, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie, de alliantie heeft in de periode 2015 – 2019 ten minste drie jaar ervaring met het uitvoeren van programma’s op het gebied van humanitair ontmijnen in de prioritaire landen opgenomen in annex 1 bij deze beleidsregels, waarmee een gemiddeld jaarbudget van minimaal € 500.000 per land is gemoeid.

  • D.3 De aanvraag heeft betrekking op operationele ontmijningsactiviteiten óf activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding.

  • D.4 De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een minimale looptijd van 36 maanden en een maximale looptijd van 48 maanden.

  • D.5 De activiteiten starten niet eerder dan 1 september 2020 en worden afgerond uiterlijk op 31 augustus 2024.

  • D.6 De activiteiten betreffen geen:

    • a) Initiatieven die proselitisme (mede) beogen;

    • b) Financiering van commerciële dienstverlening of commerciële activiteiten;

    • c) Organisatie van conferenties;

    • d) Activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

    • e) Activiteiten van een lokale maatschappelijke organisatie waarvoor reeds middellijk ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen; of

    • f) Activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak waarop de tender waarvoor een aanvraag wordt ingediend betrekking heeft.

  • D.7 In geval van een aanvraag namens een alliantie wordt bij de aanvraag een namens alle alliantiepartners (penvoerder en de mede-indiener(s)) getekende intentieverklaring (zie sjabloon in annex 8 behorende bij deze beleidsregels) ingediend waaruit de intentie van de penvoerder en de mede-indiener(s) blijkt om gezamenlijk het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft uit te voeren.

  • D.8 A. De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van Nederlandse aanvragers, penvoerders en mede-indieners, zijnde rechtspersonen of instellingen bedoeld in artikel 1.3 van de Wet Normering Topinkomens, voldoet uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd aan de voor hen krachtens die wet geldende maximale bezoldiging.

    B. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van overige aanvragers, penvoerders en mede-indieners staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.

Criteria specifiek voor aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen

  • D.9 De aanvrager heeft als zelfstandige aanvrager en/of als penvoerder tenminste twee en niet meer dan drie (3) aanvragen ingediend voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen (zie annex 1 bij deze beleidsregels) en elke aanvraag is gericht op één (1) prioritair land.

  • D.10 De gevraagde subsidie per aanvraag/land bedraagt ten minste € 2.000.000 en ten hoogste € 6.000.000.

  • D.11 De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd richten zich op:

    • a) De algemene doelstelling van het Nederlands humanitair ontmijningsbeleid namelijk het verminderen van fysieke bedreigingen voor persoonlijke veiligheid; en

    • b) Per land tenminste drie van de volgende vijf categorieën van activiteiten:

      • 1) Ruimen van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (door detecteren, in kaart brengen, markeren en ruimen);

      • 2) Vernietigen van voorraden (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (inclusief ontmantelen van productiecapaciteit en opslagfaciliteiten);

      • 3) Hulp aan slachtoffers en families, inclusief rehabilitatie, re-integratie en psychosociale hulp;

      • 4) Bewustwording van en voorlichting aan de lokale bevolking over risico van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie;

      • 5) Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van lokale en/of nationale uitvoerders gerelateerd aan de activiteiten genoemd onder 1) tot en met 4) hierboven; en:

    • c) De landenstrategieën zoals geformuleerd in annex 4 van deze beleidsregels.

Criteria specifiek voor aanvragen voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding

  • D.12 De totaal gevraagde subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000.000.

  • D.13 De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd richten zich op:

    • a) De algemene doelstelling van het Nederlands humanitair ontmijningsbeleid namelijk het verminderen van fysieke bedreigingen voor persoonlijke veiligheid; en

    • b) Tenminste drie van de volgende vijf categorieën van activiteiten:

      • 1) Onderzoeksprojecten en kennisopbouw die de effectiviteit en efficiëntie van de ontmijningssector vergroten;

      • 2) Ondersteuning van IT-managementprocessen ten behoeve van het standaardiseren en stroomlijnen van ontmijningsactiviteiten;

      • 3) Ontwikkeling van richtlijnen en handleidingen op het gebied van veilig en efficiënt ruimen van landmijnen;

      • 4) Strategische beleidsadviezen schrijven voor het ontwikkelen van nationale strategieën voor ontmijningsautoriteiten.

      • 5) Technische en operationele ondersteuning, zoals trainingen en workshops, aan nationale (ontmijningsautoriteiten) om effectiviteit te verhogen.

5.1.2. Drempelcriteria fase 2

  • D.14 In het geval van een aanvraag namens een alliantie omvat de aanvraag een door alle betrokken alliantieleden (penvoerder en mede-indieners) getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin in ieder geval afspraken zijn neergelegd over (i) de wijze waarop elk van de alliantieleden bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband, (ii) de wijze waarop de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt, (iii) de wijze waarop de kosten en de risico’s worden gedeeld over de alliantieleden, (iv) de wijze waarop de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de Minister is gewaarborgd, inclusief de zorg voor gezamenlijke geaggregeerde rapportages (inclusief IATI-rapportages), (v) de wijze waarop de alliantieleden elkaar informeren, in het bijzonder over hun financiële gezondheid, (vi) de wijze waarop de samenwerking kan worden aangepast en (vii) de wijze waarop elk van de alliantieleden betrokken is bij het monitoren en evalueren van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

  • D.15 De aanvrager/penvoerder is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten als die waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.

  • D.16 De aanvrager/penvoerder toont aan dat hij en in geval van een alliantie zijn mede-indieners een integriteitsbeleid hebben vastgesteld en procedures hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven, teneinde ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en om de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

Criteria specifiek voor aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in niet-prioritaire landen

  • D.17 De aanvraag is gericht op activiteiten in één (1) land dat niet is opgenomen op de bij deze beleidsregels behorende landenlijst (zie annex 1 bij deze beleidsregels), maar wel is aangesloten bij het Ottawa- en/of Osloverdrag.

  • D.18 De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd richten zich op:

    • a) De algemene doelstelling van het Nederlands humanitair ontmijningsbeleid namelijk het verminderen van fysieke bedreigingen voor persoonlijke veiligheid; en

    • b) Per land tenminste drie van de volgende vijf categorieën van activiteiten:

      • 1) Ruimen van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (door detecteren, in kaart brengen, markeren en ruimen);

      • 2) Vernietigen van voorraden (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie (inclusief ontmantelen van productiecapaciteit en opslagfaciliteiten);

      • 3) Hulp aan slachtoffers en families, inclusief rehabilitatie, re-integratie en psychosociale hulp;

      • 4) Bewustwording van en voorlichting aan de lokale bevolking over risico van (geïmproviseerde) mijnen, ERW, UXO, AXO en clustermunitie;

      • 5) Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van lokale en/of uitvoerders gerelateerd aan de activiteiten genoemd onder 1) tot en met 4) hierboven.

5.2. Inhoudelijke criteria – fase 1

  • C.1 Track record:

    Het track record van de aanvrager, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie, de alliantie of één of meerdere alliantieleden waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:

    • a) Het totale budget dat daarbij aan ontmijningsactiviteiten besteed is over de periode 2015–2019;

    • b) Het % van het budget (per jaar) dat besteed is aan genderspecifieke ontmijningsactiviteiten;

    • c) specifiek voor aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen: Het aantal jaren dat de aanvrager of in geval van een aanvraag namens een alliantie, de alliantie of één of meerdere alliantieleden, actief is (of zijn) op ontmijningsgebied, specifiek voor aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in het land waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • C.2 Beleidsrelevantie:

    De mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de minister op het thema humanitair ontmijnen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende factoren:

    • a) De mate waarin de voorgestelde activiteiten bijdragen aan de algemene doelstelling van de tender, met betrekking tot legitieme stabiliteit en duurzame vrede in door conflicten getroffen landen in het algemeen, en meer specifiek bij het volgende:

      • De Veiligheid en Rechtsorde Theory of Change (zie annex 2 van deze beleidsregels) en daarbij horende resultatenkader (zie annex 3 van deze beleidsregels);

      • De Theory of Change van het Mine Action en Clustermunitie Programma 2020 – 2024 (zie annex 5 van deze beleidsregels).

    • b) De mate waarin de voorgestelde activiteiten gender-sensitief zijn en significant bijdragen aan de versterking van de positie van vrouwen.

    • c) De mate waarin de voorgestelde activiteiten relevantie hebben voor gemarginaliseerde en/of kwetsbare groepen en het beschermen van deze groepen.

    • d) De mate waarin de voorgestelde activiteiten conflict sensitief zijn, ofwel het (lokale) conflict en spanningen niet versterken en ook positief bijdragen aan sociale cohesie en daarop monitoren en flexibel kunnen inspelen.

    • e) De mate waarin de voorgestelde activiteiten het sociaaleconomische wederopbouw aspect van humanitair ontmijnen in acht nemen.

    • f) De mate waarin het voorstel innovatief is ten opzichte van eerder door de aanvrager/alliantie activiteiten, in thematische zin, door verbeteringen in de gehanteerde interventiestrategie (verhoging van kwaliteit van de outcomes en impact van de activiteiten) en door efficiëntiewinst, via kostenbesparingen, in de uitvoering van de programma’s.

    Voor operationele ontmijningsactiviteiten gelden ook de volgende factoren:

    • g) Relevantie van de voorgestelde interventie in de gekozen landen: de mate waarin de voorgestelde activiteiten aansluiten bij de landdoelstellingen omschreven in annex 4 bij deze beleidsregels in de landen waarin de activiteiten worden uitgevoerd en hoe prioritering wordt gegeven voor de locaties waar de activiteiten uitgevoerd zullen worden, bijvoorbeeld door gebruik van een prioriteitsmatrix.

    • h) Complementariteit en geïntegreerdheid van de voorgestelde interventie aan de nationale ontmijningsstrategie (indien beschikbaar) en de bredere ontwikkelingsdoelen van het land zoals gedefinieerd door de nationale autoriteiten.

  • C.3 Gehanteerde PM&E-systematiek

    De mate waarin de gehanteerde Planning, Monitoring & Evaluatie systematiek toereikend is voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten, outputs, outcomes, aannames en onderliggende Theory of Change.

    Tijdens de beoordeling wordt hierbij specifiek gekeken naar:

    • Beoogde ‘outcomes’:

      • methodologische consistentie;

      • succescriteria;

    • Beoogde ‘outputs’:

      • methodologische consistentie;

      • succescriteria;

    • Aannames: Verificatie of de aannames tussen outputs en outcomes in voldoende mate realistisch zijn;

    • In hoeverre de beschreven outcomes en outputs gekoppeld worden aan, of een toegevoegde waarde vormen op het resultatenraamwerk van Veiligheid- en Rechtsorde (zie annex 3 bij deze beleidsregels).

  • C.4 Begroting

    De begroting wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria. De mate waarin:

    • a) de aanvraag een helder en realistisch verband legt tussen de benodigde middelen en de uit te voeren activiteiten en de te realiseren outputs en outcomes.

    • b) de organisatie of andere donoren zelf bijdragen aan de voorgestelde activiteiten, via eigen middelen of middelen die verkregen worden van andere donoren.

    • c) gebruik gemaakt wordt van lokale actoren.

5.3. Inhoudelijke criteria – fase 2

  • P.1 Contextanalyse

    De mate waarin het voorstel, in het bijzonder de probleemstelling en doelstelling, is afgestemd op de uitkomsten van een valide en op bewijs gebaseerde analyse van de context in de landen waar de aanvraag zich op richt, inclusief de behoeften van de verschillende doelgroepen.

  • P.2 (Verdere uitwerking van de) beleidsrelevantie van de aanvraag genoemd onder C.2.

    Voor aanvragen voor operationele ontmijningsactiviteiten in prioritaire landen en voor aanvragen voor activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, innovatie, en strategische beleidsbeïnvloeding:

  • P.2.a: De mate waarin het voorstel de beleidsrelevantie van de activiteiten zoals genoemd onder C.2 verder heeft uitgewerkt.

    Voor operationele ontmijningsactiviteiten in niet-prioritaire landen:

  • P.2.b: De mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de minister op het thema humanitair ontmijnen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende factoren:

    • a) De mate waarin de voorgestelde activiteiten bijdragen aan de algemene doelstelling van de tender, met betrekking tot legitieme stabiliteit en duurzame vrede in door conflicten getroffen landen in het algemeen, en meer specifiek bij het volgende:

      • De Veiligheid en Rechtsorde Theory of Change (zie annex 2 van deze beleidsregels) en daarbij horende resultatenkader (zie annex 3 van deze beleidsregels);

      • De Theory of Change van het Mine Action en Clustermunitie Programma 2020 – 2024 (zie annex 5 van deze beleidsregels).

    • b) De mate waarin de voorgestelde activiteiten gender-sensitief zijn en significant bijdragen aan de versterking van de positie van vrouwen.

    • c) De mate waarin de voorgestelde activiteiten relevantie hebben voor gemarginaliseerde en/of kwetsbare groepen en het beschermen van deze groepen.

    • d) De mate waarin de voorgestelde activiteiten conflict sensitief zijn, ofwel het (lokale) conflict en spanningen niet versterken en ook positief bijdragen aan sociale cohesie en daarop monitoren en flexibel kunnen inspelen.

    • e) De mate waarin de voorgestelde activiteiten het sociaaleconomische wederopbouw aspect van humanitair ontmijnen in acht nemen.

    • f) De mate waarin het voorstel innovatief is ten opzichte van eerder door de aanvrager/alliantie activiteiten, in thematische zin, door verbeteringen in de gehanteerde interventiestrategie (verhoging van kwaliteit van de outcomes en impact van de activiteiten) en door efficiëntiewinst, via kostenbesparingen, in de uitvoering van de programma’s.

    • g) Relevantie van de voorgestelde interventie in het gekozen land: hoe prioritering wordt gegeven voor de locaties waar de activiteiten uitgevoerd zullen worden, bijvoorbeeld door gebruik van een prioriteitsmatrix.

    • h) Complementariteit en geïntegreerdheid van de voorgestelde interventie aan de nationale ontmijningsstrategie (indien beschikbaar) en de bredere ontwikkelingsdoelen van het land zoals gedefinieerd door de nationale autoriteiten.

  • P.3 Positie en betrokkenheid van lokale partners binnen het voorstel:

    De mate waarin:

    • a) de activiteiten bijdragen aan de institutionele capaciteitsopbouw van lokale partners;

    • b) de lokale partners effectieve invloed hebben gehad op de totstandkoming en inhoud van het voorstel;

    • c) de lokale partners effectieve invloed hebben op de sturing van de activiteiten; en

    • d) de partners in de doellanden een eigen bijdrage, financieel en/of inhoudelijk, leveren aan de (met) de activiteiten (te behalen resultaten).

  • P.4 Positie en betrokkenheid van de doelgroep binnen het voorstel:

    De mate waarin:

    • a) de activiteiten bijdragen aan de institutionele capaciteitsopbouw van de doelgroep;

    • b) de doelgroep effectieve invloed heeft gehad op de totstandkoming en inhoud van het voorstel;

    • c) de doelgroep effectieve invloed heeft op de sturing van de activiteiten; en

    • d) de doelgroep een eigen bijdrage, financieel en/of inhoudelijk, leveren aan de (met) de activiteiten (te behalen resultaten).

  • P.5 Uitwerking van Outcomes, Outputs, Assumpties, Activiteiten en Middelen:

    De mate waarin het voorstel is uitgewerkt in een Theory of Change met resultatenkader van outcomes, outputs, assumpties, voorgenomen activiteiten en middelen en is voorzien van een helder verband tussen de te bereiken outputs en de daarvoor benodigde middelen, tussen outcomes en outputs en tussen outcomes en impact.

  • P.6 Uitwerking van beoogde outcomes, outputs en middelen in SMART-systematiek:

    De mate waarin de outcomes en outputs en middelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn uitgewerkt.

  • P.7 PME-systeem:

    De mate waarin sprake is van een adequaat systeem voor planning, monitoring en evaluatie van de resultaten en waar nodig bijsturing.

  • P.8 Duurzaamheid:

    De mate waarin het voorstel:

    • a) een blijvend effect voor de uiteindelijke doelgroep heeft en

    • b) bijdraagt aan de institutionele duurzaamheid van de partners.

  • P.9 Risicomanagement:

    De mate waarin sprake is van (1) een adequate analyse van de interne en externe risico’s voor de organisatie, activiteiten en resultaten, (2) inclusief stappen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken, (3) een adequaat systeem voor monitoring en (4) een adequaat systeem voor bijsturing.

  1. Het aanvraagformulier is geplaatst op https://www.government.nl/topics/grant-programmes/mine-action-and-cluster-munitions-programme-2020-2024 ^ [1]
  2. https://www.government.nl/topics/grant-programmes/mine-action-and-cluster-munitions-programme-2020-2024. ^ [2]
  3. Voor een volledige definitie van ERW zie: https://www.mineactionstandards.org/fileadmin/MAS/documents/standards/Glossary_of_mine_action_terms_and_abbreviations_Ed.2_Am.10.pdf ^ [3]
  4. Zie: http://www.mineactionstandards.org/standards/ ^ [4]
  5. Voor definities van AXO en UXO zie: https://www.mineactionstandards.org/fileadmin/MAS/documents/standards/Glossary_of_mine_action_terms_and_abbreviations_Ed.2_Am.10.pdf ^ [5]
  6. Cijfers gebaseerd op resultaten van 2016 – 2018, 2019 nog niet meegenomen. ^ [6]
  7. Zie: Landmine Monitor 2019. http://the-monitor.org/media/3071380/Landmine-Monitor-2019-WEB-Final.pdf ^ [7]
  8. Amendement van Ardenne-van Der Hoeven en Apostolou (27 400 V Nr. 17) van 2000 en toezegging in 2011 in de Eerste Kamer jaarlijks EUR 15 mln. euro aan ontmijning te besteden ^ [8]
  9. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2018/05/18/pdf-beleidsnota-investeren-in-perspectie ^ [9]
  10. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/19/notitie-geintegreerde-buitenland--en-veiligheidsstrategie-gbvs ^ [10]
  11. Verenigde Naties en Wereldbank, Pathways for Peace: Inclusive Approaches to Preventing Violent Conflict, 2018, https://openknowledge.worldbank.org/bitstream/handle/10986/28337/9781464811623.pdf?sequence=12&isAllowed=y ^ [11]
  12. 88% van burgerslachtoffers van landmijnen zijn mannen of jongens, van kinderslachtoffers van landmijnen zijn 84% jongens. Zie Landmine Monitor 2019, http://the-monitor.org/media/3071380/Landmine-Monitor-2019-WEB-Final.pdf ^ [12]
  13. Voor een volledige definitie van residuele contaminatie zie: https://www.mineactionstandards.org/fileadmin/MAS/documents/standards/Glossary_of_mine_action_terms_and_abbreviations_Ed.2_Am.10.pdf ^ [13]
  14. Voor een definitie van mine action zie: https://www.mineactionstandards.org/fileadmin/user_upload/Glossary_of_mine_action_terms_and_abbreviations_Ed.2_Am.10.pdf ^ [14]
  15. Voor definities van de verschillende manieren zie: https://www.mineactionstandards.org/fileadmin/user_upload/Glossary_of_mine_action_terms_and_abbreviations_Ed.2_Am.10.pdf ^ [15]
  16. Het is daarbij niet toegestaan om gebruik te maken van WeTransfer of andere systemen voor digitale gegevensoverdracht. ^ [16]
  17. Aanvragen per post kunnen worden gestuurd naar: Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Stabiliteit en Humanitaire Hulp, Postbus 20061, 2500 EB ’s Gravenhage. Als u de aanvraag persoonlijk of per koerier wilt aanleveren, dan kunt u de aanvraag (laten) afgeven bij het afgifteloket voor poststukken (expeditie) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Rijnstraat 8, 2515 XP ’s-Gravenhage. Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag op het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven. ^ [17]
Naar boven