Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019

[Regeling vervalt per 29-07-2024.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-12-2020 t/m 23-07-2021

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 12 juli 2019, nr. 9161960, houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van opleidingsscholen (Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Subsidie voor opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen

§ 2.1. Algemeen

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

De Minister kan subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 4 als tegemoetkoming in de kosten van de begeleiding van studenten en de inrichting en instandhouding van een opleidingsinfrastructuur.

Artikel 4. Penvoerderschap

  • 1 Vanuit de opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool treedt één bevoegd gezag op als penvoerder.

  • 2 De penvoerder is de subsidieontvanger.

  • 3 Subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 4 Wijzigingen in het penvoerderschap worden uiterlijk op 1 mei gemeld bij DUO, indien het een opleidingsschool betreft of een aspirant-opleidingsschool die subsidie ontvangt voor een derde of vierde schooljaar als bedoeld in artikel 18, eerste lid. De wijziging treedt in werking met ingang van 1 augustus volgend op de datum waarop de wijziging aan de Minister is doorgeven.

  • 5 Wijzigingen in het penvoerderschap worden uiterlijk op 1 oktober gemeld bij DUS-I, indien het een aspirant-opleidingsschool betreft die subsidie ontvangt voor de eerste twee schooljaren als bedoeld in artikel 14.

Artikel 5. Subsidieplafonds

  • 1 In het schooljaar 2020–2021 is een bedrag van € 32.757.000 beschikbaar voor:

    • a. subsidieverstrekking voor opleidingsscholen; en

    • b. subsidieverstrekking voor aspirant-opleidingsscholen voor een derde of vierde schooljaar als bedoeld in artikel 18, eerste lid.

  • 2 Het subsidieplafond voor het schooljaar 2021–2022 voor opleidingsscholen en aspirant- opleidingsscholen als bedoeld in het eerste lid zal worden bekendgemaakt door wijziging van deze regeling.

  • 3 In het schooljaar 2020–2021 is een bedrag van € 6,5 miljoen beschikbaar voor subsidieverstrekking aan aspirant-opleidingsscholen voor de eerste twee schooljaren, bedoeld in artikel 15, eerste lid.

Artikel 6. Verantwoording

  • 1 De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2 De subsidieontvanger toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 7. Besteding subsidie

Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

§ 2.2. Bijzondere bepalingen subsidie opleidingsscholen

Artikel 8. Subsidieaanvraag

  • 1 De subsidie aan een opleidingsschool wordt per schooljaar aangevraagd en verstrekt.

  • 2 Een subsidieaanvraag voor een opleidingsschool wordt ingediend uiterlijk op 30 september van het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Aanvragen die later worden ingediend, worden afgewezen.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met behulp van het formulier ‘Opgave aantal studenten voor tegemoetkoming kosten opleidingsscholen’ dat daarvoor op de website van DUO beschikbaar is gesteld.

Artikel 9. Subsidiebedrag en verdeling subsidie

  • 1 De opleidingsscholen en de aspirant-opleidingsscholen in het derde en vierde schooljaar waarin subsidie wordt verleend krijgen een vast subsidiebedrag voor de ontwikkeling en instandhouding van de basisinfrastructuur. De vaste voet bedraagt, conform bijlage 2, € 100.000.

  • 2 Naast de vaste voet krijgen de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen in het derde en vierde schooljaar waarin subsidie wordt verleend een subsidie per student, bedoeld in artikel 8, derde lid. De hoogte van de subsidie bedraagt, conform bijlage 2, € 955 per student.

  • 3 De bedragen die de opleidingsscholen krijgen op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel worden verrekend met het bedrag op grond van de overgangsregeling, bedoeld in artikel 21a. De overgangsregeling geldt voor opleidingsscholen en aspirant opleidingsscholen in het derde en vierde jaar die voor het schooljaar 2019–2020 zijn gestart.

  • 4 Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, in het schooljaar 2020–2021 of 2021–2022 wordt overschreden, ontvangen opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen de vaste voet, bedoeld in het eerste lid. Daarnaast ontvangen de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen een verrekening op grond van de overgangsbepaling, bedoeld in artikel 21a. Vervolgens verdeelt de Minister het resterende bedrag voor de subsidie per student, bedoeld in het tweede lid, evenredig over de subsidieontvangers en zodanig dat iedere subsidieontvanger, conform bijlage 2, een gelijk bedrag per student ontvangt.

  • 5 Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag in de schooljaren na schooljaar 2021–2022 zou worden overschreden, ontvangen opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen de vaste voet, zoals bedoeld in het eerste lid. Vervolgens verdeelt de Minister het resterende bedrag voor de subsidie per student, zoals bedoeld in het tweede lid, evenredig over de subsidieontvangers en zodanig dat iedere subsidieontvanger, conform bijlage 2, een gelijk bedrag per student ontvangt.

Artikel 10. Subsidieverplichtingen

  • 1 Een opleidingsschool organiseert eenmaal in de drie jaar een peer review. De peer review wordt uitgevoerd door een panel met deskundigen van buiten de opleidingsschool met gebruikmaking van een kwaliteitskader dat daarvoor op de website van DUS-I is gepubliceerd.

  • 2 De opleidingsschool maakt een rapport van de peer review.

  • 3 De eerste peer review van een opleidingsschool vindt plaats binnen drie jaar na afloop van het schooljaar waarin de eerstvolgende accreditatie van een deelnemende lerarenopleiding heeft plaatsgevonden.

  • 4 In afwijking van artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS houdt de subsidieontvanger een administratie bij:

    • a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal opgeleide studenten in een schooljaar wordt geregistreerd;

    • b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages; en

    • c. die voldoende mogelijkheden biedt voor een goede accountantscontrole op de juistheid van de in a genoemde gegevens.

Artikel 11. Vaststelling en betaling

  • 1 De Minister stelt de subsidie direct vast binnen 13 weken na de datum, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

  • 2 Het subsidiebedrag wordt in twee gedeelten aan de subsidieontvanger betaald. Het eerste gedeelte bedraagt 49% van het totaalbedrag en wordt betaald in november van het schooljaar. Het tweede gedeelte bedraagt 51% van het totaalbedrag en wordt betaald in februari van hetzelfde schooljaar.

Artikel 12. Weigeringsgronden

  • 1 Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd, indien:

    • a. de opleidingsschool niet of niet langer driejaarlijkse peer review organiseert;

    • b. het aantal studenten dat een opleidingsschool opleidt lager is dan 60 per schooljaar;

    • c. niet of niet langer alle deelnemende scholen voor po, vo en bve, of afdelingen daarbinnen, in de opleidingsschool onder het basistoezicht van de Inspectie van het Onderwijs vallen;

    • d. niet of niet langer alle deelnemende lerarenopleidingen in de opleidingsschool geaccrediteerd zijn door de NVAO; of

    • e. de opleidingsschool niet of niet langer voldoet aan de vereiste basiskwaliteit.

  • 2 De minister vraagt over de toepassing van de weigeringsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, advies aan DUS-I.

  • 3 De Minister vraagt over de toepassing van de weigeringsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, advies:

    • a. aan DUS-I, voor opleidingsscholen die in het schooljaar 2019–2020 of in een daaropvolgend schooljaar als aspirant-opleidingsschool zijn gestart; of

    • b. aan de NVAO, voor opleidingsscholen die in het schooljaar 2016–2017 of 2017–2018 als aspirant opleidingsschool zijn gestart.

  • 4 Een advies van DUS-I als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, wordt gebaseerd op de rapportage van de peer review, bedoeld in artikel 19.

  • 5 Een advies van de NVAO als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt gebaseerd op het beoordelingskader, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

§ 2.3. Bijzondere bepalingen subsidie aspirant-opleidingsscholen

Artikel 13. Criterium doelgroep aspirant-opleidingsschool

Een aspirant-opleidingsschool komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking, indien van de opleidingsplaatsen binnen de aspirant-opleidingsschool:

  • a. ten minste 60% zich bevindt op scholen in het po;

  • b. ten minste 60% zich bevindt op scholen in het vo; of

  • c. ten minste 60% zich bevindt op scholen in het bve.

Artikel 14. Hoogte subsidiebedrag eerste twee schooljaren

Aan een aspirant-opleidingsschool wordt voor de eerste twee schooljaren eenmaal een vast subsidiebedrag verstrekt van € 500.000.

Artikel 15. Subsidieaanvraag eerste twee schooljaren

  • 1 Een subsidieaanvraag voor de eerste twee schooljaren van een aspirant-opleidingsschool wordt ingediend vóór 1 september 2020.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een samenwerkingsovereenkomst, die de afspraken tussen de deelnemende partijen in de aspirant-opleidingsschool bevat, en waarin in ieder geval:

      • 1°. een beschrijving is opgenomen van de gezamenlijke visie van de deelnemende partijen op het opleiden van aanstaande leraren en een daarbij passende leeromgeving;

      • 2°. de inzet van middelen is vastgesteld die de deelnemende partijen hierbij inbrengen; en

      • 3°. is vastgelegd welke partij als penvoerder optreedt.

    • b. een ontwikkelplan dat voldoet aan de criteria, opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.

  • 3 Een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier ‘Aanvraagformulier tegemoetkoming kosten aspirant-opleidingsscholen’ dat daarvoor beschikbaar is gesteld op de website van DUS-I.

Artikel 16. Beoordeling subsidieaanvragen en verdeling beschikbare middelen

  • 2 Vervolgens rangschikt de Minister de aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van de subsidie. In het schooljaar 2020–2021 komen voor subsidie in aanmerking:

  • 3 Indien op basis van de rangschikking twee of meerdere aanvragen van gelijke geschiktheid worden geacht, geeft de Minister voorrang aan de eerst-ontvangen aanvraag.

  • 4 Indien binnen een categorie aspirant-opleidingsscholen als bedoeld in het tweede lid, minder aanvragen dan het maximum voor subsidie in aanmerking komen, wordt het resterende bedrag aangewend voor toewijzing van de eerstvolgende hoogst gerangschikte aanvraag uit de andere categorieën.

Artikel 17. Vaststelling en betaling subsidie eerste twee schooljaren

  • 2 Het subsidiebedrag voor de eerste twee schooljaren voor aspirant-opleidingsscholen wordt in twee gelijke delen betaald, uiterlijk in de maand december van de eerste twee schooljaren.

Artikel 18. Subsidieverstrekking voor een derde of vierde schooljaar

  • 1 De subsidie voor het derde en vierde schooljaar van een aspirant-opleidingsschool wordt per schooljaar aangevraagd en verstrekt. Daarbij zijn de artikelen 9, eerste en tweede lid, 10 en 12 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij toepassing van artikel 9, tweede lid, worden de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen die voor een derde of vierde schooljaar subsidie hebben aangevraagd, op gelijke voet in de evenredige verdeling betrokken.

Artikel 19. Subsidieverplichtingen

  • 1 Een aspirant-opleidingsschool die in schooljaar 2019–2020 of later gestart is, organiseert in het vierde jaar van de aspirantfase een peer review. De peer review wordt uitgevoerd door een panel met deskundigen van buiten de eigen opleidingsschool aan de hand van een op de website van DUS-I te publiceren kwaliteitskader.

  • 2 De aspirant-opleidingsschool maakt een rapport van de peer review.

  • 3 Artikel 10, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op een aspirant-opleidingsschool waaraan voor een derde of een vierde schooljaar subsidie wordt verstrekt.

Artikel 20. Weigeringsgronden

  • 2 De weigeringsgrond, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op een aspirant-opleidingsschool waaraan voor het derde en vierde schooljaar subsidie wordt verstrekt.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21a. Overgangsbepaling

  • 1 In het schooljaar 2020–2021 wordt de hoogte van het subsidiebedrag berekend aan de hand van het absolute verschil in het subsidiebedrag op grond van het financieringsmodel dat van toepassing was in het schooljaar 2019–2020 en het financieringsmodel, bedoeld in artikel 9 eerste en tweede lid. Dit absolute verschil wordt berekend aan de hand van de opgave van studentenaantallen op 1 oktober 2019. Indien het oude subsidiebedrag hoger ligt dan het nieuwe subsidiebedrag, wordt van het absolute verschil, conform bijlage 2, 85% toegevoegd op het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 9. Indien het oude subsidiebedrag lager ligt dan het nieuwe subsidiebedrag, wordt van het absolute verschil, conform bijlage 2, 85% in mindering gebracht op het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 9.

  • 2 In het schooljaar 2021–2022 wordt de hoogte van het subsidiebedrag berekend aan de hand van het absolute verschil in het subsidiebedrag op grond van het financieringsmodel dat van toepassing was in het schooljaar 2019–2020 en het huidige financieringsmodel, bedoeld in artikel 9 eerste en tweede lid. Dit absolute verschil wordt berekend aan de hand van de opgave van studentenaantallen op 1 oktober 2019. Indien het oude subsidiebedrag hoger ligt dan het nieuwe subsidiebedrag, wordt van het absolute verschil, conform bijlage 2, 60% toegevoegd op het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 9. Indien het oude subsidiebedrag lager ligt dan het nieuwe subsidiebedrag, wordt van het absolute verschil, conform bijlage 2, 60% in mindering gebracht op het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 9.

Artikel 22. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 juli 2019 en vervalt met ingang van 29 juli 2024.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Bijlage 1. behorende bij artikel 12, vijfde lid, van de Regeling tegemoetkoming opleidingsscholen 2019

Kader beoordeling opleidingsschool

De beoordeling van de kwaliteit van de opleidingsschool wordt uitgevoerd aan de hand van de samenwerkingsovereenkomst en de explicitering daarin van de wijze waarop de partners in de opleidingsschool gestalte geven aan het programma, het personeelsbeleid, de voorzieningen en de kwaliteitszorg, alsook over ieders verantwoordelijkheid daarbij.

Standaard 1. Beoogde eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.

Toelichting op standaard 1

De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool heeft een geëxpliciteerde visie op opleiden in de school geconcretiseerd in een opleidingsplan.

De opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben de verbinding tussen theorie en praktijk te leggen. Het opleidingstraject in de school kent voldoende diepgang door verbindingen met de theorie. Het opleidingstraject in de lerarenopleiding sluit aan bij de praktijkervaringen in de school en is geconcretiseerd in een opleidingsplan.

De opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben ervaring op te doen in gevarieerde onderwijssituaties.

Standaard 2. Onderwijsleeromgeving

Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.

Toelichting op standaard 2

De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.

Criteria voor de opleidingsschool

Programma

Het programma dat door de opleidingsschool is uitgewerkt stelt de studenten in staat om de eindkwalificaties te bereiken.

De opleidingsschool heeft een samenhangend programma waarbinnen het gedeelte van het curriculum dat in de school wordt verworven en het gedeelte van het curriculum dat in de lerarenopleiding wordt verworven een geïntegreerd geheel vormen. De individuele trajecten zijn verankerd in dit programma.

De scholen en de lerarenopleidingen hanteren in functie van het traject in de opleidingsschool een didactisch concept waarmee alle partners instemmen.

Personeel

De opleidingsschool zet voldoende personeel in om de studenten op te leiden, te begeleiden en te beoordelen. Bij de algemene gegevens van de opleidingsschool wordt aangegeven het percentage master- en hbo-geschoolde docenten.

Het personeel dat wordt ingezet voor de opleidingsschool is deskundig in het opleiden, begeleiden en beoordelen van de studenten.

De opleidingsschool heeft een visie op professionalisering uitgeschreven en borgt op systematische wijze de kwaliteit van alle personeel dat betrokken is bij de opleidingsschool.

Studiebegeleiding

De opleidingsschool zorgt ervoor dat de begeleiding vanuit de school en vanuit de lerarenopleiding op elkaar is afgestemd, transparant is voor studenten en andere betrokkenen en aansluit bij de specifieke behoeften van de studenten binnen dit traject.

Standaard 3. Toetsing

De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing.

Toelichting op standaard 3

De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool hanteert duidelijke afspraken over de rol, de taken en de verantwoordelijkheden van elk van de partners bij beoordeling en toetsing. Iedere student heeft volstrekte helderheid over wat die afspraken in de praktijk van de opleiding betekenen.

De examencommissie van de betreffende instituten heeft expliciet een rol bij de beoordeling en toetsing.

Standaard 4. Kwaliteitszorg

De opleidingsschool wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool hanteert een kwaliteitszorgplan dat waarborgt dat de streefdoelen van de opleiding gerealiseerd worden en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd worden.

De opleidingsschool geeft aantoonbaar opvolging aan de resultaten van de regelmatige evaluaties.

De medewerkers en studenten van de opleidingsschool alsook het beroepenveld zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleidingsschool.

Bijlage 2. behorende bij de artikelen 9 en 21a, eerste en tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019

Rekenregel financieringsmodel 2020

  • 1. Formule, behorende bij artikel 9, eerste en tweede lid

    Als Qt≤ Bt, dan geldt:

    x1,t (st)=€ 100.000+(€ 955*st)

  • 2. Formule, behorende bij artikel 9, vijfde lid

    Als Qt> Bt, dan geldt:

    XB1,t (Nt, STt, st Bt) = € 100.000+(((Bt-(€ 100.000* Nt ))/STt)*st)

  • 3. Formule, behorende bij artikel 9, vierde lid

    Als t=2020, dan geldt:

    XB1,2020 (N2020, ST2020, s2020, B2020, OR2020) = € 100.000+(((B2020-(€ 100.000* N2020-OR2020))/ST2020)*s2020)

    Als t=2021, dan geldt:

    XB1,2021 (N2021, ST2021, s2021, B2021, OR2021) = € 100.000+(((B2021-(€ 100.000* N2021-OR2021))/ST2021)*s2021)

  • 4. Formule, behorende bij artikel 21a, eerste lid

    Als t=2020, dan geldt:

    x2,2020 = x1,2020+((x0,2020- x1,2020)*0,85)

    Als t=2020 en Qt> Bt dan geldt:

    x2,2020 = XB1,2020+((x0,2020- x1,2020)*0,85)

  • 5. Formule, behorende bij artikel 21a, tweede lid

    Als t=2021, dan geldt:

    x2,2021 = x1,2021+((x0,2020- x1,2020)*0,60)

    Als t=2021 en Qt> Bt dan geldt:

    x2,2021 = XB1,2021+((x0,2020- x1,2020)*0,60)

Toelichting

Qt = totaalbedrag van de subsidie naar opleidingsscholen in het schooljaar (t/ t+1), berekend volgens artikel 9 eerste en tweede lid, en artikel 21A. Dit is de som van alle x2,t (voor 2020 en 2021), x1,t (na 2021 en als het subsidieplafond niet wordt overschreden) of XB1,t (na 2021 en als het subsidieplafond wordt overschreden).

ORt: totaalbedrag overgangsregeling. Dit is de som van de individuele bedragen op basis van de overgangsregeling. Voor 2020 is dit de som van de volgende formule: (x0,2020- x1,2020)*0,85. Voor 2021 is dit de som van de volgende formule: (x0,2020- x1,2020)*0,60.

STt = totaal aantal studenten op de opleidingsscholen in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd en wordt toegekend (studentenaantal totaal in schooljaar t-1/t).

st = studentaantal van de opleidingsschool in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd en wordt toegekend (studentenaantal in schooljaar t-1/t).

Nt = aantal opleidingsscholen in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd en wordt toegekend (aantal opleidingsscholen in schooljaar t-1/t).

x0,2020 = bedrag per opleidingsschool op basis van de staffelsystematiek (oude financieringssystematiek) in schooljaar 2020/2021.

XB1,t = bedrag per opleidingsschool op basis van de nieuwe financieringssystematiek in schooljaar (t/ t+1) indien het subsidieplafond wordt overschreden.

x1,t = bedrag per opleidingsschool op basis van de nieuwe financieringssystematiek in schooljaar (t/ t+1).

x2,t = bedrag per opleidingsschool op basis van de nieuwe financieringssystematiek in schooljaar (t/ t+1) + overgangsregeling.

Als Qt≤ Bt

x1 is afhankelijk van:

  • st: het aantal studenten op een opleidingsschool in schooljaar (t-1/t).

Als Qt> Bt

XB1 is afhankelijk van:

  • Nt: het aantal opleidingsscholen in schooljaar (t-1/t)

  • STt: het totaal aantal studenten van alle opleidingsscholen in schooljaar (t-1/t)

  • st: het aantal studenten op een opleidingsschool in schooljaar (t-1/t)

  • Bt: het subsidieplafond op tijdstip t

  • ORt: totaalbedrag overgangsregeling (de som van de individuele bedragen op basis van de overgangsregeling).

Oude financieringsmodel

Aantal studenten

Tegemoetkoming per jaar

60-139

€  200.000

140-179

€  280.000

180-219

€  320.000

220-259

€  340.000

260-299

€  380.000

300-339

€  420.000

340-379

€  460.000

380 en meer

€  500.000

Bijlage 3. behorende bij artikel 16, eerste lid, van de Regeling tegemoetkoming opleidingsscholen 2019

Beoordelingscriteria aspirant-opleidingsscholen

Deze tabel bevat een samenvatting van de criteria. Elk van de criteria wordt uitgewerkt op drie onderdelen:

  • de vertaling van de te realiseren basiskwaliteit (zoals opgenomen in het kwaliteitskader) naar het partnerschap;

  • de huidige stand van zaken;

  • het ontwikkelpad van de huidige stand van zaken naar de basiskwaliteit (zoals opgenomen in het kwaliteitskader).

I. Lerende leraar

  • a. Vertaling van de te realiseren basiskwaliteit ten aanzien van de lerende leraar naar het partnerschap.

  • b. beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van de lerende leraar binnen het partnerschap.

  • c. Beschrijving hoe het partnerschap de basiskwaliteit ten aanzien van de lerende leraar tijdens de subsidieperiode wil realiseren.

II. Leeromgeving

  • a. Beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van de huidige leeromgeving binnen het partnerschap.

  • b. Vertaling van de te realiseren basiskwaliteit ten aanzien van de leeromgeving naar het partnerschap

  • c. Beschrijving hoe het partnerschap de basiskwaliteit ten aanzien van de leeromgeving tijdens de subsidieperiode wil realiseren.

III. Organisatie

  • a. Beschrijving van de stand van zaken van de huidige organisatie binnen het partnerschap.

  • b. Vertaling van de te realiseren basiskwaliteit ten aanzien van de organisatie naar het eigen partnerschap

  • c. Beschrijving hoe het partnerschap de basiskwaliteit ten aanzien van de organisatie tijdens de subsidieperiode wil realiseren.

IV. Kwaliteitscultuur

  • a. Beschrijving van de stand van zaken van de huidige kwaliteitscultuur binnen het partnerschap.

  • b. Vertaling van de te realiseren basiskwaliteit ten aanzien van de kwaliteitscultuur naar het eigen partnerschap

  • c. Beschrijving hoe het partnerschap de basiskwaliteit (zoals opgenomen in het Kwaliteitskader) voor de kwaliteitscultuur tijdens de subsidieperiode wil realiseren.

Weging:

De Minister toetst alle aanvragen aan de bovengenoemde vier criteria. De gemiddelde beoordeling van deze criteria dient voldoende te zijn. Een nadere uitwerking van bovenstaande criteria en de wijze waarop wordt beoordeeld, is te vinden op dus-i.nl via https://www.dus-i.nl/subsidies/t/tegemoetkoming-opleidingsscholen.

Bijlage 4. behorende bij artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling tegemoetkoming opleidingsscholen 2019

Het ontwikkelplan van de aspirant-opleidingsschool bevat in ieder geval:

  • 1. een lijst van deelnemende opleidingen, besturen en scholen (inclusief status accreditatie, laatste inspectieoordeel);

  • 2. een opgave van de beoogde studentenaantallen (per onderwijssector) aan het einde van de ontwikkelperiode;

  • 3. een (concept)beschrijving van de beoogde structuur van de opleidingsschool (inclusief rollen schoolopleider en werkplekbegeleider*);

  • 4. een beschrijving waarin wordt aangegeven op welke onderdelen de aspirant-opleidingsschool al denkt te voldoen aan de kaders genoemd in bijlage 1 bij deze regeling en op welke onderdelen de aspirant-opleidingsschool zich nog gaat ontwikkelen in de ontwikkelperiode (inclusief hiervoor benodigde activiteiten en planning).

Bij de beschrijving van punt 4 worden in ieder geval de volgende producten uit het kader, genoemd in bijlage 1 bij deze regeling, benoemd:

  • opleidingsplan (standaard 1)

  • gezamenlijke visie op professionalisering (standaard 2)

  • gezamenlijke visie op HR-beleid

  • kwaliteitszorgplan (standaard 4)

Specifiek wordt hierbij aangegeven hoe gewerkt wordt aan de benodigde kwalificatie van het personeel.

Het ontwikkelplan is maximaal 20 A4 groot

* De schoolopleider is de algemeen begeleider van studenten en coördinator van de praktijkopleiding op de school die ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit van begeleiding en beoordeling.

De werkplekbegeleider is de begeleider van studenten tijdens het werkplekleren in de praktijk.

Naar boven