Besluit hulpofficieren van justitie van de bijzondere opsporingsdiensten

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 13-04-2019 t/m heden

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 3 april, nr. 2509646, houdende aanwijzing van opsporingsambtenaren bij de Belastingdienst/FIOD, de NVWA-IOD, de directie Opsporing van de Inspectie SZW, en de ILT-IOD tot hulpofficier van justitie (Besluit hulpofficieren van justitie van de bijzondere opsporingsdiensten)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 146a, aanhef en onder d, van het Wetboek van Strafvordering;

Besluit:

Artikel 1

Aangewezen tot hulpofficier van justitie is de opsporingsambtenaar die

  • a. werkzaam is bij:

    • de Belastingdienst/FIOD de functie vervult van teamleider of projectleider, of de medewerker opsporing groepsfunctie F of I, die minimaal vijf jaar opsporingservaring heeft binnen een of meer bijzondere opsporingsdiensten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

    • de NVWA-IOD, en de functie vervult van operationeel manager, senior inspecteur of inspecteur;

    • de directie Opsporing van de Inspectie SZW, en de functie vervult van operationeel manager of senior inspecteur;

    • de ILT-IOD, en de functie vervult van operationeel manager, coördinerend specialistisch inspecteur, senior inspecteur of inspecteur;

  • b. en die met goed gevolg een door de Minister van Justitie en Veiligheid goedgekeurd examen tot hulpofficier van justitie heeft voltooid en in het bezit is van het certificaat ‘hulpofficier van justitie’.

Artikel 2

  • 2 De examencommissie bijzondere opsporingsdiensten kan deskundigen aanwijzen die haar terzijde staan bij het uitvoeren van de taak, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De uitslag van het examen wordt uitgedrukt in het oordeel voldoende of onvoldoende. Jaarlijks doet de examencommissie bijzondere opsporingsdiensten aan de Minister van Justitie en Veiligheid verslag van de resultaten van de afgenomen examens.

Artikel 3

  • 1 De examencommissie bijzondere opsporingsdiensten stelt een examenreglement vast. Het reglement voorziet in elk geval in de mogelijkheid van ten minste één herkansing voor een niet behaald examen en in de mogelijkheid om beklag te doen over de uitslag van het examen.

  • 2 Het examenreglement, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Minister van Justitie en Veiligheid goedgekeurd.

Artikel 4

  • 1 Na het oordeel voldoende van de examencommissie bijzondere opsporingsdiensten wordt door die examencommissie, het certificaat ‘hulpofficier van justitie’ afgegeven.

  • 2 Het in lid 1 bedoelde certificaat heeft een geldigheidsduur van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte van dat certificaat.

Artikel 5

De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren beperken zich bij het uitoefenen van hun bevoegdheden als hulpofficier van justitie tot hetgeen is bepaald bij of krachtens het Wetboek van Strafvordering en de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 6

Van de krachtens dit besluit verkregen bevoegdheden wordt gebruik gemaakt overeenkomstig de aanwijzingen door de officier van justitie te geven.

Artikel 7

De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren doen hun processen-verbaal, de aangiften of berichten inzake strafbare feiten en de in beslag genomen voorwerpen rechtstreeks aan de officier van justitie toekomen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hulpofficieren van justitie van de bijzondere opsporingsdiensten.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven