Wijzigingswet Wet schadefonds geweldsmisdrijven (opheffen rechtspersoonlijkheid van het fonds, enz.)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-04-2019 t/m heden

Wet van 6 maart 2019 tot wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede verduidelijking van de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer jegens derden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspersoonlijkheid van het Schadefonds Geweldsmisdrijven op te heffen teneinde beter aan te sluiten bij de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de taakuitoefening van het Schadefonds uit te breiden tot Caribisch Nederland en de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer na uitkering te verduidelijken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goed vinden en verstaan bij deze:

Artikel III

Artikel 20 is van toepassing indien het geweldsmisdrijf bedoeld in dit artikel is gepleegd op of na 1 januari 2017, tenzij het naasten betreft als bedoeld in artikel 20, tweede lid, in samenhang met artikel 3.

Artikel IV

Indien en voor zover het naasten betreft als bedoeld in artikel 20, tweede lid, in samenhang met artikel 3, is artikel 20 van toepassing indien het geweldsmisdrijf is gepleegd op of na de datum van inwerkingtreding van de wet van 11 april 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen (Staatsblad 2018, 132).

Artikel VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 6 maart 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming,

S. Dekker

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.W. Knops

Uitgegeven de negentiende maart 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven