Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij

[Regeling vervalt per 08-07-2026.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 28-02-2018 t/m 07-07-2021

Besluit van 25 oktober 2017, houdende regels met betrekking tot subsidiëring van de kosten van sloop en ombouw van nertsenhouderijen (Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 mei 2015, nr. WJZ / 15059322 en van 10 juli 2017, nr. WJZ / 17058674;

Gelet op artikel 7 van de Wet verbod pelsdierhouderij, en artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 juli 2015, nr. W15.15.0161/IV en advies van 2 augustus 2017, nr. W15.17.0215/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 20 oktober 2017, nr. WJZ /17128318;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • landbouwbedrijf: onderneming als bedoeld in paragraaf 2.4, punt 35, onderdeel 16, van de Richtsnoeren van 1 juli 2014 van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PbEU C 204);

  • nertsenhouderij: bedrijf of een gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

  • ombouw: investeren in de bouw of verbetering van onroerende goederen ten behoeve van een nieuw landbouwbedrijf, of een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf, op dezelfde plaats waar een nertsenhouderij zich bevond;

  • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • plaats: plaats als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de wet;

  • richtsnoeren: Richtsnoeren van 1 juli 2014 van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PbEU C 204), zoals deze luidden op 1 juli 2014;

  • sloop: geheel of gedeeltelijk afbreken en verwijderen van gebouwen, bouwwerken en betonnen of geasfalteerde erfverharding die ten dienste hebben gestaan van een nertsenhouderij;

  • wet: Wet verbod pelsdierhouderij.

Hoofdstuk 2. Sloop

Artikel 2. Verstrekking subsidie

  • 1 Onze Minister verstrekt op aanvraag, ten behoeve van de sloop van een nertsenhouderij, een subsidie per plaats.

  • 2 Een aanvrager komt slechts in aanmerking voor subsidie krachtens dit hoofdstuk indien hij op de plaats waarvoor hij subsidie aanvraagt, nertsen hield.

Artikel 3. Hoogte subsidie

  • 1 De subsidie voor sloop bedraagt 50% van de gemaakte subsidiabele sloopkosten.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag:

    • a. per vierkante meter, waarbij het bedrag voor verschillende omstandigheden verschillend kan worden vastgesteld, en

    • b. per plaats.

  • 3 Indien bij het slopen asbest wordt verwijderd kan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, uitsluitend met betrekking tot de kosten van die asbestverwijdering worden verhoogd tot een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

Artikel 4. Voor subsidie in aanmerking komende kosten

Als subsidiabele kosten voor sloop komen in aanmerking de kosten van:

  • a. de afbraak en verwijdering van gebouwen en bouwwerken van de nertsenhouderij;

  • b. de afbraak en verwijdering van de betonnen of geasfalteerde erfverharding rondom de nertsenhouderij;

  • c. het doen van een asbestinventarisatie;

  • d. het verwijderen van asbest in gebouwen en bouwwerken;

  • e. het afsluiten van de nutsvoorzieningen van de nertsenhouderij;

  • f. het afvoeren van puin en afval, en

  • g. het vlak en greepschoon opleveren van de grond waar de gesloopte nertsenhouderij zich bevond.

Artikel 5. Niet voor subsidie in aanmerking komende kosten

Als subsidiabele kosten komen niet in aanmerking de kosten voor zover die verband houden met:

  • a. de sloop van een bedrijfswoning;

  • b. het verwijderen van de inventaris en werktuigen;

  • c. de sloop van omheiningen, en

  • d. het saneren van een verontreinigde bodem, inclusief de verwijdering van asbest uit de bodem.

Hoofdstuk 3. Ombouw

Artikel 6. Verstrekking subsidie

  • 1 Onze Minister verstrekt op aanvraag, ten behoeve van de ombouw naar een nieuw landbouwbedrijf, of een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf, een subsidie per plaats.

  • 2 Een aanvrager komt slechts in aanmerking voor subsidie krachtens dit hoofdstuk indien hij op de plaats waarvoor hij subsidie aanvraagt, nertsen hield en hij op dezelfde plaats waar de nertsenhouderij zich bevond de nertsenhouderij ombouwt naar een nieuw landbouwbedrijf, of naar een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf.

Artikel 7. Hoogte subsidie

  • 1 De subsidie voor ombouw bedraagt 40% van de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per plaats.

  • 3 Indien bij het slopen ten behoeve van de ombouw asbest wordt verwijderd kan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, uitsluitend met betrekking tot de kosten van die asbestverwijdering worden verhoogd tot een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

  • 4 Indien de aanvrager een grote onderneming heeft als bedoeld in onderdeel 97 van de richtsnoeren, en ombouwt naar een nieuw landbouwbedrijf, wordt de hoogte van de subsidie beperkt aan de hand van de berekening, bedoeld in de onderdelen 96 en 97 van de richtsnoeren.

Artikel 8. Voor subsidie in aanmerking komende kosten

Als subsidiabele kosten voor ombouw komen in aanmerking de kosten ten behoeve van het nieuwe landbouwbedrijf, of het nieuwe bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf van:

  • a. de gemaakte arbeidsuren door derden of de nertsenhouder zelf ten behoeve van de ombouw;

  • b. de aanleg van nutsvoorzieningen;

  • c. de aanschaf van bouwmaterialen voor ombouw;

  • d. het gebruik van machines voor de ombouw, en

  • e. algemene kosten in verband met de ombouw, zoals voor het inschakelen van architecten.

Artikel 9. Niet voor subsidie in aanmerking komende kosten

Als subsidiabele kosten komen niet in aanmerking, de kosten voor zover die verband houden met:

  • a. de ombouw naar een bedrijfswoning;

  • b. de aanschaf van inventaris;

  • c. de onderwerpen, genoemd in paragraaf 1.1.1.1, punt 145, van de richtsnoeren, en

  • d. investeringen in verband met de productie van biobrandstoffen, de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, of irrigatie.

Artikel 10. De minimis

Er wordt geen subsidie krachtens dit hoofdstuk verleend voor de ombouw naar een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf, voor zover de verlening in strijd is met het bepaalde in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

Hoofdstuk 4. Bepalingen die van toepassing zijn op de subsidieverstrekking krachtens hoofdstukken 2 en 3

Artikel 11. samenloop sloop en ombouw

  • 2 Indien bij de sloop en ombouw asbest wordt verwijderd, kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend met betrekking tot de kosten van die asbestverwijdering worden verhoogd tot een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

Artikel 12. Weigering subsidieverlening sloop en ombouw

Geen subsidie wordt verleend:

  • a. indien tussen het beëindigen van de nertsenhouderij en de aanvraag van subsidie als bedoeld in dit besluit andere bedrijfsmatige activiteiten dan het houden van nertsen in de te slopen of om te bouwen gebouwen of bouwwerken hebben plaatsgevonden;

  • b. indien de betreffende gebouwen of bouwwerken de laatste vijf jaar voor de aanvraag van de subsidie voor sloop of ombouw niet daadwerkelijk en onafgebroken in gebruik zijn geweest ten behoeve van de nertsenhouderij;

  • c. indien de aanvraag na 1 maart 2022 is ingediend;

  • d. voor zover vóór de aanvraag voor de subsidie voor sloop of ombouw reeds een aanvang is gemaakt met het slopen of ombouwen van de gebouwen of bouwwerken;

  • e. indien de aanvrager failliet is verklaard, of aan hem surseance van betaling is verleend, of een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • f. indien op de aanvrager de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • g. indien niet alle gebouwen, bouwwerken en betonnen of geasfalteerde erfverharding op de betreffende plaats worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en daarbij behorende bouwwerken en erfverharding, tenzij in die gebouwen, bouwwerken en erfverharding wordt geïnvesteerd ten behoeve van de ombouw naar een nieuw landbouwbedrijf, of naar een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf, of tenzij aan die gebouwen, bouwwerken of erfverharding een nieuwe functie wordt gegeven;

  • h. indien de aanvrager een onderneming in moeilijkheden heeft als bedoeld in paragraaf 2.4, punt 35, onderdeel 15, van de richtsnoeren;

  • i. indien de aanvrager niet voldoet aan relevante Europese staatssteunkaders, waaronder punt 145 en 428 van de richtsnoeren;

  • j. voor sloop, indien voor de plaats reeds een sloopsubsidie is aangevraagd, of

  • k. voor ombouw, indien voor de plaats reeds een ombouwsubsidie is aangevraagd.

Artikel 13. Behandeling aanvragen

Onze Minister behandelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst.

Artikel 14. Verplichtingen subsidie-ontvanger

  • 1 De subsidieontvanger verleent aan de door Onze Minister aangewezen toezichthouders alle medewerking die redelijkerwijs gevergd kan worden bij de uitoefening van het toezicht op het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

  • 2 Uiterlijk een jaar na de verleningsbeschikking zijn de subsidiabele activiteiten, te weten sloop of ombouw, afgerond.

  • 3 De subsidieontvanger onthoudt zich van het opstarten van een nertsenhouderij op dezelfde plaats met betrekking waartoe, op basis van dit besluit, een subsidie voor de sloop of ombouw is verleend of op een andere plaats.

  • 4 De subsidieontvanger, bedoeld in hoofdstuk 2 van dit besluit, doet de gebouwen slopen in overeenstemming met de benodigde vergunning.

  • 5 De subsidieontvanger, bedoeld in hoofdstuk 3 van dit besluit, voert een afzonderlijke en gescheiden boekhouding tussen de voormalige nertsenhouderij enerzijds en het nieuw op te bouwen bedrijf anderzijds en bewaart deze boekhouding ten minste drie jaar.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1 De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

  • 2 In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel 16 terugwerkt tot en met 15 januari 2013.

Artikel 18. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 25 oktober 2017

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Uitgegeven de zevende februari 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven