Samenvatting
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De Wet OM-afdoening maakt mogelijk dat de officier van justitie als hij vaststelt dat een overtreding
is begaan of misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving niet meer dan zes jaar
gevangenisstraf is gesteld, een strafbeschikking uitvaardigt.
In beginsel worden alle strafzaken die zich daarvoor lenen door middel van een strafbeschikking
afgedaan. Er bestaan wel contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking.
De contra-indicaties zijn (niet limitatief) opgenomen in de bijlagen 1A en 1B bij deze aanwijzing.
Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen
de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet
gekoppeld aan het soort delict, maar aan de soort of de zwaarte van de op te leggen
sanctie.
Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels
van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hij kan tegen deze strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door
de rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt
of de strafbeschikking wijzigt, waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde
strafbeschikking wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of
afstand doen van verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan
de strafbeschikking of schriftelijk, bijgestaan door een raadsman. De verzetstermijn
bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of zich anderszins
een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem
bekend is.
Ter terechtzitting zal de officier van justitie in beginsel geen zwaardere sanctie
eisen dan de sanctie van de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke
gronden aanvoert waarop zijn verzet is gebaseerd. Een dergelijke situatie kan voorkomen
wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens
verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer
voert. Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na mislukte executie kan – mede
afhankelijk van de reden van die mislukking – een zwaardere of andere sanctie worden
geëist.
In de executie van de opgelegde sanctie wordt hetgeen reeds is voldaan dan wel is
uitgevoerd in mindering gebracht op de door de rechter opgelegde straf.
Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter
in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het
dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. De
Landelijk strafbeschikkingsofficier beoordeelt onder meer de door het CJIB voorbereide
vorderingen machtiging gijzeling. Na mislukte executie kan de bestrafte alsnog worden
gedagvaard.