Besluit aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg (experimenten persoonsvolgende inkoop)

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-11-2016 t/m heden

Aanwijzing van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 september 2016, 990524-153134-MC, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake experimenten persoonsvolgende inkoop

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na op 10 juni 2016 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 104, 129) als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Gezien het verslag van de Tweede Kamer van een schriftelijk overleg met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze aanwijzing wordt verstaan onder:

Artikel 2. Werkingssfeer

Deze aanwijzing heeft betrekking op zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van de Wlz, voor zover deze zorg niet wordt geleverd op basis van een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 3.3.3 van de Wlz.

Artikel 3. Opdracht

  • 1 De zorgautoriteit voorziet met ingang van 1 januari 2017 in regelgeving voor een experiment persoonsvolgende inkoop.

  • 2 Het experiment ziet op de regio Rotterdam voor zover het gaat om bekostigingsprestaties die samenhangen met zorgprofielen voor gehandicaptenzorg en de regio Zuid-Limburg voor zover het gaat om bekostigingsprestaties die samenhangen met zorgprofielen voor verpleging en verzorging.

  • 3 Alle zorgaanbieders en Wlz-uitvoerders in de in het tweede lid genoemde regio’s nemen deel aan het experiment.

Artikel 4. Administratieve lasten

Het experiment kan ook zien op de bekostigingsprestaties voor consumenten die zijn geïndiceerd met een zorgprofiel uit een andere sector dan genoemd in artikel 3, tweede lid, indien deze consumenten zorg geleverd krijgen van een zorgaanbieder die deelneemt aan een experiment zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, voor zover dit met het oog op de beperking van de administratieve lasten wenselijk is. Voorgaande gaat ook op voor de niet-geïndiceerde partner en crisiszorg.

Artikel 5. Uitgangspunten experiment

De zorgautoriteit neemt bij de vaststelling van de regelgeving voor het experiment als bedoeld in artikel 3 de volgende uitgangspunten in acht:

  • 1. De consument kiest de zorgaanbieder, de Wlz-uitvoerders en de zorgaanbieders maken geen afspraken over de productie;

  • 2. Artikel 56b van de wet, dat ziet op het vaststellen van een vereffeningbedrag, is niet van toepassing.

Artikel 6. Looptijd

Het experiment heeft een looptijd van twee jaar, van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018.

Artikel 7. Monitoring en evaluatie

  • 1 Indien de zorgautoriteit het niet langer verantwoord vindt een experiment onveranderd voort te zetten, laat zij mij dat onmiddellijk weten en zal het experiment zo nodig stopgezet worden.

  • 2 De zorgautoriteit zal op grond van de wet het experiment (tussentijds) evalueren en zal daarbij de resultaten van een door een extern bureau uit te voeren onderzoek betrekken. De zorgautoriteit werkt bij de evaluatie samen met de zorgaanbieders, consumenten en Wlz-uitvoerders van de in artikel 3 genoemde regio’s.

  • 3 Op basis van de (tussen)evaluatie zal ik de zorgautoriteit verzoeken het experiment uit te breiden, te verlengen of stop te zetten.

Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.J. van Rijn

Naar boven