Stcrt. 2021, 20060, datum inwerkingtreding 24-04-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
7 Ter zake van een project als bedoeld in artikel 9, aanhef en onderdeel a, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag van € 150.000 indien het
een grondgebonden woning betreft, en een bedrag van € 100.000 indien het een niet-grondgebonden
woning betreft.
8 Ter zake van een project als bedoeld in artikel 9, aanhef en onderdelen b en c, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag van € 1.000 per vierkante
meter bruto vloeroppervlak van het gedeelte van een pand met woonbestemming, tot een
maximum van € 100.000 per gerealiseerde woning.
9 Op een project als bedoeld in artikel 9, aanhef en onderdelen d en e, is de volgende tabel van toepassing:
Bij een verbeteringsniveau van de energieprestatie zoals opgenomen onder
|
komt per woning een bedrag in aanmerking van maximaal
|
of in het geval van een Rijks- of Gemeentemonument een bedrag van maximaal
|
artikel 9, onderdeel d, onder 1°
|
€ 25.000
|
€ 45.000
|
artikel 9, onderdeel d, onder 2°
|
€ 50.000
|
€ 70.000
|
artikel 9, onderdeel d, onder 3°
|
€ 75.000
|
€ 100.000
|
artikel 9, onderdeel d, onder 4°
|
€ 100.000
|
€ 150.000
|
10 Ter zake van een project als bedoeld in artikel 9, aanhef en onderdeel f, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 1.000 per
vierkante meter bruto vloeroppervlak voor projecten die voldoen aan de eisen, bedoeld
in artikel 9, onderdeel f.
11 Ter zake van een project met betrekking tot een utiliteitsgebouw als bedoeld in artikel 9, onderdeel g, komt voor een groenverklaring in aanmerking:
-
a. maximaal € 300 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet
aan de energieprestatie bedoeld in artikel 9, onderdeel g, onder 1°, of maximaal € 450 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project tevens
is aangewezen als Rijks- of Gemeentemonument;
-
b. maximaal € 450 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet
aan de energieprestatie bedoeld in artikel 9, onderdeel g, onder 2°, of maximaal € 600 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project tevens
is aangewezen als Rijks- of Gemeentemonument;
-
c. maximaal € 600 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet
aan de energieprestatie bedoeld in artikel 9, onderdeel g, onder 3°, of maximaal € 750 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project tevens
is aangewezen als Rijks- of Gemeentemonument; of
-
d. maximaal € 750 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project voldoet
aan de energieprestatie bedoeld in artikel 9, onderdeel g, onder 4°, of maximaal € 1.000 per vierkante meter bruto vloeroppervlak indien het project
tevens is aangewezen als Rijks- of Gemeentemonument.
12 Ter zake van een project met betrekking tot een gebouw met een industriefunctie als
bedoeld in artikel 9, onderdeel h, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 400 per
vierkante meter bruto vloeroppervlak.
13 Ter zake van een project met betrekking tot een gebouw met een industriefunctie als
bedoeld in artikel 9, onderdeel i, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 300 per
vierkante meter bruto vloeroppervlak.
14 Voor projecten als bedoeld in artikel 10, aanhef en onderdeel b, onder 1°, wordt de groenverklaring beperkt tot 50% van het projectvermogen.
15 Voor projecten als bedoeld in artikel 10, aanhef en onderdeel b, onder 2°, wordt de groenverklaring beperkt tot 15% van het projectvermogen of, indien tevens
een rompoptimalisatieonderzoek is uitgevoerd, tot 20% van het projectvermogen.
16 Indien het projectvermogen het bedrag van 35.000.000 te boven gaat, kan de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat het projectvermogen beperken tot € 35.000.000.
17 Ter zake van een project als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdelen a en b, komt voor een groenverklaring in aanmerking een bedrag dat is gemoeid met de verwerving
van grond, voor zover dit het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel
14, zesde lid, onderdeel a, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening overschrijdt
en tot een maximum dat op grond van de de-minimisverordening landbouw is toegestaan.