Inkomstenbelasting, toeslagen, partnerregeling; partnerschap in opvangsituaties

[Regeling vervallen per 25-12-2020.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 06-06-2015 t/m 24-12-2020

Inkomstenbelasting, toeslagen, partnerregeling; partnerschap in opvangsituaties

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een goedkeuring waardoor in bepaalde opvangsituaties geen sprake is van partnerschap voor de inkomstenbelasting en voor de toeslagen. Dit besluit loopt vooruit op een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 25-12-2020]

Twee personen die met een kind van een van beiden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen, zijn fiscaal partner en toeslagpartner van elkaar. Dit is bepaald in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 en artikel 3, tweede lid, onderdeel e, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Dit geldt ook als de personen in een accommodatie verblijven van een instelling die opvang biedt in de zin van artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: een opvangwoning). Door het partnerschap kan de aanspraak op verschillende toeslagen wijzigen omdat ter bepaling van de draagkracht ook het toetsingsinkomen van de partner in aanmerking wordt genomen. Ook heeft het partnerschap gevolgen voor de inkomstenbelasting.

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2015 heb ik per brief1 aangegeven, dat het kabinet het onwenselijk acht om deze gevolgen van het partnerschap voor deze groep te laten voortbestaan. Doorslaggevend vind ik dat het kwetsbare personen betreft die geen zeggenschap hebben over de accommodatie waarin zij worden geplaatst. Ook biedt de uitzondering om met een zakelijke huurovereenkomst te doen blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander, voor deze gevallen geen uitkomst. Deze wijziging van het partnerbegrip geeft daarmee uitvoering aan de in de Tweede Kamer breed geuite wens om deze groep, gedurende hun verblijf in een opvangwoning, niet te laten kwalificeren als partners. Een wetsvoorstel van die strekking zal binnenkort worden ingediend. De beoogde ingangsdatum van de wetswijziging is 1 januari 2016. In dit besluit keur ik vooruitlopend op die wetswijziging goed dat in bepaalde opvangsituaties geen sprake is van fiscaal partnerschap en toeslagpartnerschap. Deze goedkeuring geldt voor het belasting- en berekeningsjaar 2015.

2. Goedkeuring voor uitzondering partnerschap in opvangsituaties

[Regeling vervallen per 25-12-2020]

Ik acht het ongewenst dat twee personen die met een kind van een van beiden wonen in een opvangwoning, kwalificeren als partners omdat wordt voldaan aan de criteria in artikel 1.2, aanhef en eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 en artikel 3, aanhef en tweede lid, onderdeel e, van de Awir. Vooruitlopend op wetgeving keur ik daarom het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat in deze situatie geen sprake is van fiscaal partnerschap en toeslagpartnerschap voor het belasting- en berekeningsjaar 2015.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Er is sprake van partnerschap als gevolg van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 en artikel 3, tweede lid, onderdeel e van de Awir;

  • b. De personen wonen in een opvangwoning;

  • c. De belastingplichtigen of belanghebbenden verzoeken gezamelijk om in de periode waarin zij in 2015 in een opvangwoning wonen, te worden uitgezonderd van de onder a bedoelde kwalificatie als partner;

  • d. Belastingplichtigen of belanghebbenden voegen bij het schriftelijk verzoek een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015 waaruit blijkt dat door de gemeente voor beide personen afzonderlijk een maatwerkvoorziening ten behoeve van beschermd wonen en opvang is getroffen;

  • e. Het verzoek wordt uiterlijk 1 maart 2016 gedaan;

  • f. Als aan de belanghebbende(-n) een voorschot is verleend op basis van partnerschap, wordt de toeslag herrekend naar de situatie waarin geen partnerschap bestaat. De toepassing van deze goedkeuring kan in uitzonderingsgevallen leiden tot een lager bedrag aan toeslagen dan het bedrag waarop volgens de wet- dus uitgaande van partnerschap – aanspraak bestaat. Door een verzoek om toepassing van deze goedkeuring te doen, gaan belanghebbenden voor zover nodig akkoord met een terugvordering van toeslagen;

  • g. Als een belastingplichtige op basis van deze goedkeuring niet wordt aangemerkt als fiscaal partner, is hij ook voor de toeslagen geen partner en omgekeerd.

3. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 25-12-2020]

Dit besluit treedt in werking met ingang de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 27 mei 2015

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze,

J. de Blieck

Lid van het managementteam Belastingdienst

  1. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 81. ^ [1]
Naar boven