Regeling teelt

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 26-11-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 december 2014, nr. WJZ/14148909, houdende regels inzake de teelt van gewassen (Regeling teelt)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 6a, 6b en 6c van het Besluit verhandeling teeltmateriaal;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aardappelen: planten van de soort Solanum tuberosum;

  • aardappelopslag: aardappelplanten gegroeid uit op een perceel achtergebleven aardappelknollen of zaad;

  • gg-gewassen: toegelaten of vergunde genetisch gemodificeerde rassen van aardappelen, suikerbieten en maïs;

  • ggo: genetisch gemodificeerd organisme;

  • ggo-teler: degene die gg-gewassen teelt of laat telen, of voornemens is dat te doen;

  • ggo-vrije teler: degene die de aanwezigheid van ggo’s in zijn producten wil voorkomen en dit integraal in zijn bedrijfsvoering heeft doorgevoerd en kan aantonen dat zijn afnemers specifieke markteisen stellen met betrekking tot het voorkomen van de aanwezigheid van ggo’s in de eindproducten;

  • isolatieafstand: horizontaal gemeten afstand tussen het hart of de eerste plant van de rij met gg-gewassen en het hart respectievelijk de eerste plant van de rij met niet-gg gewassen van dezelfde plantensoort bij verschillende telers;

  • maïs: planten van de soort Zea mays;

  • niet-ggo teler: degene die geen gg-gewassen teelt en geen ggo-vrije teler is;

  • suikerbieten: planten van de soort Beta vulgaris;

  • suikerbietenopslag: suikerbieten gegroeid uit zaad gevallen op een perceel waarop in een voorafgaand teeltseizoen suikerbieten zijn geteeld;

  • suikerbietenschieter: suikerbieten die al in het eerste jaar tot de vorming van zaad zijn overgegaan;

  • toegelaten: overeenkomstig hoofdstuk 4 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 of Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (Pb EU 2003, L268) toegelaten voor de handel;

  • vergund: overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 vergund;

  • wilde haver: plant van de soort Avena fatua.

Hoofdstuk 2. Gebruik van teeltmateriaal

Artikel 2

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik van landbouwzaaizaad, anders dan lijnzaad van vezelvlas, door degene die het heeft geteeld.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik van lijnzaad van vezelvlas, dat een vlasteler heeft geoogst van, en uitzaait op, cultuurgrond waarvan hij de eigenaar is of die hij voor langer dan een jaar zonder onderbreking in gebruik heeft.

Artikel 3

De opslag en bewerking van landbouwzaaizaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, dat niet is goedgekeurd en dat wordt gebruikt overeenkomstig artikel 2, tweede of derde lid, wordt zodanig ingericht dat geen vermenging van partijen zaaizaad van verschillende landbouwers plaatsvindt.

Artikel 4

  • 1 Degene die landbouwzaaizaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid dat niet is goedgekeurd en dat wordt gebruikt overeenkomstig artikel 2, tweede of derde lid, bewerkt, houdt een dagelijkse administratie bij waaruit voor elke aangevoerde, voorhanden of in voorraad zijnde, of teruggeleverde partij landbouwzaaizaad blijkt:

    • a. de naam van de opdrachtgever;

    • b. het aantal verpakkingseenheden;

    • c. het gewicht;

    • d. het vochtgehalte;

    • e. de hoeveelheid uitval, indien het een bewerkte partij betreft.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende ten minste vijf jaren in chronologische volgorde bewaard.

Artikel 5

Op verzoek van de Minister doet degene die landbouwzaaizaden gebruikt, opslaat, bewerkt, of in de handel brengt mededeling van:

  • a. de voorraad landbouwzaaizaden opgeslagen bij een ondernemer of bij derden, gespecificeerd naar soort, ras en generatie;

  • b. de hoeveelheid uit Nederland uitgevoerde of in Nederland ingevoerde landbouwzaaizaden, gespecificeerd naar soort, ras en generatie;

  • c. de opslag en de in- of verkoop van landbouwzaaizaden.

Artikel 6

  • 1 De ggo-teler meldt tijdig schriftelijk aan telers waarvan de percelen binnen de afstanden, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, van de te telen gg-gewassen liggen, welke gg-gewassen hij voornemens is te gaan telen. Aan de verplichting van tijdigheid is niet voldaan na het passeren van de datum van 31 januari van het jaar waarin de ggo-teler van plan is de gg-gewassen te telen.

  • 2 De ggo-vrije teler of de niet-ggo teler die een melding als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen en die voornemens is dezelfde plantensoort te gaan telen, meldt dit schriftelijk binnen twee weken na ontvangst van de melding, bedoeld in het eerste lid, aan de ggo-teler.

Artikel 7

De teler van gg-gewassen neemt tenminste de volgende isolatieafstanden in acht:

  • a. ten aanzien van niet-ggo telers: 3 meter voor aardappelen, 1,5 meter voor suikerbieten en 25 meter voor maïs;

  • b. ten aanzien van ggo-vrije telers: 10 meter voor aardappelen, 3 meter voor suikerbieten en 250 meter voor maïs.

Artikel 8

  • 1 De ggo-teler, niet-ggo teler en ggo-vrije teler nemen maatregelen om de producten van gg-gewassen en niet gg-gewassen tijdens teelt, bewerking, verwerking, transport en opslag strikt te scheiden.

  • 2 De maatregelen bedoeld in het eerste lid betreffen tijdens de teelt in het bijzonder:

    • a. het bestrijden van aardappelopslag;

    • b. het bestrijden van suikerbietenschieters;

    • c. het bestrijden van suikerbietenopslag.

Hoofdstuk 3. Gebruik van landbouwgronden

Artikel 9

Degene die landbouwgewassen teelt bestrijdt de wilde haverplanten die voorkomen op in zijn gebruik zijnde landbouwgrond effectief voordat het zaad begint uit te vallen, doch in de provincies Utrecht, Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland en Limburg uiterlijk vóór 1 juli en in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Flevoland, Overijssel en Noord-Holland uiterlijk vóór 15 juli van het lopende kalenderjaar.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10

Archiefbescheiden van de bedrijfslichamen betreffende zaken die op grond van deze regeling worden behartigd door de Minister van Economische Zaken, worden overgedragen aan de Minister van Economische Zaken, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 2014

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Naar boven