Subsidieregeling praktijkleren

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 13-07-2017 t/m 29-08-2018

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 oktober 2013, nr. WJZ/560472 (10352), houdende regels voor subsidieverstrekking ter stimulering van praktijkleren en het verrichten van onderzoek (Subsidieregeling praktijkleren)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 4 en 10 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. beroepsopleiding: beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.1.2, tweede lid, van de WEB;

  • b. deelnemer: natuurlijke persoon die een beroepsopleiding volgt;

  • c. gerealiseerde praktijkleerplaats: het aantal weken dat tijdens de praktijkleerplaats daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaats vindt tot ten hoogste 40 weken per studiejaar gedeeld door 40 voor zover het een beroepsopleiding, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs betreft, onderscheidenlijk tot ten hoogste 42 weken gedeeld door 42 voor zover het een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft;

  • d. gerealiseerde werkleerplaats: het aantal maanden in een studiejaar dat een promovendus zijn onderzoek verricht of een technologisch ontwerper in opleiding staat ingeschreven bij een universiteit voor zijn opleiding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met de totale arbeidsduur van de promovendus of technologisch ontwerper in opleiding in uren per week tot ten hoogste 36 uur gedeeld door 36;

  • e. KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen, bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de WHW;

  • f. leerling: leerling als bedoeld in de WEC of de WVO;

  • g. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • h. NWO: Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek;

  • i. praktijkleerovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de WEB, artikel 7.7, vijfde lid, van de WHW of artikel 10b3 van de WVO dan wel stage-overeenkomst als bedoeld in artikel 9 van het Onderwijskundig besluit WEC, respectievelijk artikel 35 van het Inrichtingsbesluit WVO;

  • j. praktijkleerplaats: tijdsduur gedurende welk een bedrijf of organisatie onderricht in de praktijk van het beroep voor een leerling, deelnemer of student verzorgt op grond van een praktijkleerovereenkomst;

  • k. promovendus: natuurlijke persoon die een onderzoek verricht gericht op promotie als bedoeld in artikel 7.18 WHW;

  • l. student: natuurlijke persoon die een opleiding volgt in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in de WHW;

  • m. studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van een kalenderjaar en eindigt op 31 juli van het daaropvolgende kalenderjaar voor zover het een beroepsopleiding, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs betreft of tijdvak dat aanvangt op 1 september van een kalenderjaar en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar voor zover het een opleiding in het hoger beroepsonderwijs of een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding betreft;

  • n. technologisch ontwerper in opleiding: natuurlijk persoon die staat ingeschreven bij een universiteit voor de opleiding gericht op de titel PDEng;

  • o. universiteit: bekostigde universiteit als bedoeld in de onderdelen a en b, van de bijlage bij de WHW;

  • p. WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • q. WEC: Wet op de expertisecentra;

  • r. werkgever: bedrijf of organisatie die de praktijkleerplaats of werkleerplaats verzorgt en omschreven als bedoeld in artikel 4, tweede lid, 6, tweede lid, 8, tweede lid, onderscheidenlijk 10, tweede lid;

  • s. werkleerplaats: tijdsduur gedurende welke een promovendus aan een universiteit of instituut van de KNAW of NWO zijn onderzoek verricht of welke een technologisch ontwerper in opleiding zijn opleiding volgt;

  • t. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • u. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 3. Doelstelling subsidie

  • 1 Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen door middel van de verstrekking van subsidie.

  • 2 De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een werkgever voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student of een tegemoetkoming in de loonkosten of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding.

Artikel 4. Subsidie voor praktijkleerplaatsen in het mbo

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een deelnemer in het kader van een beroepsopleiding voor zover het betreft de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, van de WEB.

  • 2 Onder werkgever wordt in dit artikel verstaan het bedrijf dat of de organisatie die het onderricht in de praktijk van het beroep voor de deelnemer verzorgt.

  • 4 Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een deelnemer in het kader van een beroepsopleiding, bedoeld in het eerste lid, indien de beroepspraktijkvormingsovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op één of meer keuzedelen.

Artikel 5. Subsidievoorwaarden mbo praktijkleerplaatsen

Subsidie op grond van artikel 4 wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de deelnemer gedurende het desbetreffende studiejaar of een deel daarvan een beroepsopleiding heeft gevolgd die gericht is op het behalen van een kwalificatie die is opgenomen in het Centraal register beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 6.4.1 van de WEB;

  • b. het onderwijsprogramma van de beroepsopleiding, bedoeld onder a, aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming voldoet als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid, van de WEB;

  • c. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de deelnemer door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een praktijkleerovereenkomst;

  • d. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming; en

  • e. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt en de wijze waarop de deelnemer het deel van de beroepsopleiding met betrekking tot de beroepspraktijkvorming heeft gerealiseerd.

Artikel 6. Subsidie voor praktijkleerplaatsen in het hbo

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een student in het kader van een duale opleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van de WHW of een deeltijdse opleiding in het hoger beroepsonderwijs waarbij de beroepsuitoefening een verplicht onderdeel vormt van de opleiding.

  • 2 Onder werkgever wordt in dit artikel verstaan een in Nederland gevestigd bedrijf dat of organisatie die het onderricht in de beroepsuitoefening voor de student verzorgt.

Artikel 7. Subsidievoorwaarden hbo praktijkleerplaatsen

Subsidie op grond van artikel 6 wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de student gedurende het desbetreffende studiejaar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft gevolgd waarvoor op grond van artikel 5a.9 van de WHW accreditatie is verleend en de opleiding is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van die wet, en de code van de opleiding is opgenomen in de onderdelen techniek of landbouw en natuurlijke omgeving;

  • b. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de student door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een praktijkleerovereenkomst;

  • c. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de student bij de beroepsuitoefening; en

  • d. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de student blijkt en de wijze waarop de student het deel van de kwaliteiten met betrekking tot de beroepsuitoefening heeft gerealiseerd.

Artikel 8. Subsidie voor werkleerplaatsen voor promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde werkleerplaats voor een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding.

  • 2 Onder werkgever wordt in dit artikel verstaan een privaatrechtelijke rechtspersoon, met uitzondering van de bijzondere universiteiten of de daaraan verbonden academische ziekenhuizen genoemd in de bijlage bij de WHW en de privaatrechtelijke onderzoeksorganisaties.

Artikel 9. Subsidievoorwaarden werkleerplaatsen

  • 1 Subsidie op grond van artikel 8 wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. de promovendus:

      • voor zijn onderzoek een arbeidsovereenkomst met of aanstelling bij een universiteit of een instituut van de NWO of de KNAW heeft, op basis van een overeenkomst tussen één van die instellingen en de werkgever over de financiering van de loonkosten van de promovendus door de werkgever; of

      • met de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft en de werkgever een overeenkomst heeft met een universiteit of een instituut van de NWO of de KNAW over de begeleiding door die instelling van de promovendus bij diens onderzoek; of

    • b. de technologisch ontwerper in opleiding:

      • voor zijn opleiding een arbeidsovereenkomst met of aanstelling bij een universiteit heeft en in dat kader een ontwerpopdracht bij de werkgever vervult op basis van een overeenkomst tussen de universiteit en de werkgever; of

      • een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever en de werkgever een overeenkomst heeft met een universiteit over de begeleiding door de universiteit van de technologisch ontwerper in opleiding bij diens opleiding.

  • 2 De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, bevat in ieder geval:

    • a. een bepaling dat de werkgever de loonkosten van de promovendus financiert;

    • b. de periode van de arbeidsovereenkomst met of aanstelling bij de instelling, bedoeld in dat onderdeel, en de totale arbeidsduur in uren per week van de promovendus; en

    • c. de naam en het adres van de werkgever, de instelling en de promovendus.

  • 3 De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, bevat in ieder geval:

    • a. de zaken, bedoeld in het tweede lid, onder a en c; en

    • b. de periode van de begeleiding door de instelling, bedoeld in dat onderdeel, en de totale arbeidsduur in uren per week van de promovendus bij de werkgever.

  • 4 De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, bevat in ieder geval:

    • a. de periode waarin de technologisch ontwerper in opleiding de ontwerpopdracht bij de werkgever vervult en de arbeidsduur in uren per week van de technologisch ontwerper in opleiding; en

    • b. de naam en het adres van de werkgever, de universiteit en de technologisch ontwerper in opleiding.

  • 5 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 2°.

Artikel 9a. Subsidie voor praktijkleerplaatsen in het voortgezet speciaal onderwijs

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel in het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 14c van de WEC.

  • 3 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van een leer-werktraject in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs van het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 14a van de WEC.

Artikel 9b. Subsidievoorwaarden vso praktijkleerplaatsen

Subsidie op grond van artikel 9a, eerste en derde lid, wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de leerling als daadwerkelijk schoolgaand staat ingeschreven aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs en in het laatste schooljaar onderwijs volgt in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14c van de WEC, respectievelijk een leer-werktraject in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, bedoeld in artikel 14a van de WEC;

  • b. de stage van de uitstroomprofielen, bedoeld in het eerste lid, een omvang heeft van tenminste 640 klokuren en voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 17, van de WEC en Titel III van het Onderwijskundig besluit WEC;

  • c. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de leerling door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een stage-overeenkomst;

  • d. de werkgever over een gunstige beoordeling beschikt door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, van de WEB;

  • e. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de leerling bij het praktijkgedeelte; en

  • f. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de leerling blijkt en de wijze waarop de leerling de leerdoelen van het praktijkgedeelte heeft behaald.

Artikel 9c. Subsidie voor praktijkleerplaatsen in het praktijkonderwijs

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van het praktijkonderwijs in het voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10f van de WVO.

Artikel 9d. Subsidievoorwaarden praktijkonderwijs praktijkleerplaatsen

Subsidie op grond van artikel 9c, eerste lid, wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de leerling als daadwerkelijk schoolgaand staat ingeschreven aan een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de WVO en onderwijs volgt in het laatste schooljaar;

  • b. de stage een omvang heeft van tenminste 640 klokuren en voldoet aan de voorschriften, bedoeld in paragraaf 6 van hoofdstuk III van het Inrichtingsbesluit WVO;

  • c. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de leerling door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een stageovereenkomst;

  • d. de werkgever over een gunstige beoordeling beschikt door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, van de WEB;

  • e. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de leerling bij het praktijkgedeelte; en

  • f. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de leerling blijkt en de wijze waarop de leerling de leerdoelen van het praktijkgedeelte heeft behaald.

Artikel 10. Subsidie voor praktijkleerplaatsen in het vmbo

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van een leer-werktraject in het voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10b1 van de WVO.

  • 2 Onder werkgever wordt in dit artikel verstaan het bedrijf dat of de organisatie die de begeleiding van de leerling verzorgt als bedoeld in artikel 10b4 van de WVO.

  • 3 De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van een entreeopleiding in het voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10b8 van de WVO.

Artikel 11. Subsidievoorwaarden vmbo praktijkleerplaatsen

  • 1 Subsidie op grond van artikel 10, eerste lid, wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. de leerling een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs volgt die is ingericht als leer-werktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de WVO en dat specifiek is gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van de basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de WEB;

    • b. het praktijkgedeelte van het leer-werktraject voldoet aan het aantal klokuren, bedoeld in artikel 10b1, eerste lid, van de WVO;

    • c. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de leerling door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een praktijkleerovereenkomst;

    • d. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de leerling bij het praktijkgedeelte; en

    • e. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de leerling blijkt en de wijze waarop de leerling de leerdoelen van het praktijkgedeelte heeft behaald.

  • 2 Subsidie op grond van artikel 10, derde lid, wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. de leerling een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs volgt die is ingericht als entreeopleiding als bedoeld in artikel 10b8 van de WVO en dat wordt verzorgd als beroepsbegeleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, van de WEB;

    • b. de beroepspraktijkvorming van de entreeopleiding voldoet aan het aantal klokuren, bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid, van de WEB;

    • c. de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep voor de leerling door de werkgever plaats heeft gevonden op grond van en overeenkomstig een praktijkleerovereenkomst;

    • d. de werkgever beschikt over een gunstige beoordeling door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, van de WEB;

    • e. de werkgever beschikt over een aanwezigheidsregistratie van de leerling bij het praktijkgedeelte; en

    • f. de werkgever beschikt over een administratie waaruit de begeleiding van de leerling blijkt en de wijze waarop de leerling de leerdoelen van het praktijkgedeelte heeft behaald.

Artikel 12. Buitenlandse opleidingen

  • 1 Met een deelnemer of student aan een opleiding als bedoeld in artikel 4 of 6 wordt gelijkgesteld een natuurlijke persoon die gedurende het desbetreffende studiejaar een opleiding heeft gevolgd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, indien de werkgever gevestigd is in Nederland en beschikt over een verklaring van de minister dat die opleiding wat betreft niveau en kwaliteit vergelijkbaar is met een opleiding als bedoeld in artikel 5, onder a, onderscheidenlijk artikel 7, onder a.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt in artikel 5 of 7 onder praktijkleerovereenkomst verstaan een onderwijsarbeidsovereenkomst of stage-overeenkomst gesloten tussen de werkgever, het opleidingsinstituut en de natuurlijke persoon, waarin de verzorging van het onderricht in de praktijk van het beroep is geregeld.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt verkregen overeenkomstig paragraaf vier van deze regeling.

Artikel 14. Subsidieplafonds

  • 1 Voor subsidieverstrekking zijn jaarlijks ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar voor:

    • a. subsidies op grond van artikel 4: € 188,9 miljoen;

    • b. subsidies op grond van artikel 6: € 3,4 miljoen;

    • c. subsidies op grond van artikel 8: € 2,8 miljoen;

    • d. subsidies op grond van de artikelen 9a, 9c en 10: € 1,4 miljoen.

  • 2 Indien in enig jaar een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verstrekt, kan het resterende bedrag naar verhouding van de budgetten gelijkelijk worden verdeeld over de overige budgetten.

Artikel 15. Subsidiebedrag

Het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats of gerealiseerde werkleerplaats wordt berekend aan de hand van het beschikbare bedrag voor de desbetreffende categorie gedeeld door het aantal gerealiseerde praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen dat in aanmerking komt voor subsidie voor die categorie, met een maximum van € 2.700 per gerealiseerde praktijkleerplaats of gerealiseerde werkleerplaats.

§ 2. Aanvraag

Artikel 16. Aanvrager

Een werkgever als bedoeld in artikel 4, 6, 8, 9a, 9c of 10 kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het desbetreffende artikel indienen.

Artikel 17. Aanvraagtermijn

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend uiterlijk om 17:00 uur op 15 september na het studiejaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Aanvragen die later worden ontvangen worden afgewezen.

  • 2 In geval het indienen van een aanvraag op of kort voor de sluitingsdatum van een aanvraagronde langere tijd niet mogelijk is door een calamiteit aan de kant van het elektronisch loket, bedoeld in artikel 18, kan de minister met inachtneming van een redelijke termijn een nieuw tijdstip voor uiterste indiening van een aanvraag bepalen.

  • 3 Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvullende informatie is ontvangen.

Artikel 18. Wijze van indiening

Een subsidieaanvraag wordt elektronisch ingediend via de website www.agentschapnl.nl/praktijkleren.

Artikel 19. In te dienen documenten

  • 1 Voor de indiening van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van het hiervoor bestemde aanvraagformulier dat wordt bekendgemaakt op de website www.agentschapnl.nl/praktijkleren.

  • 2 De minister kan na indiening van een aanvraag, de aanvrager verplichten de documenten, bedoeld in artikel 5, 7, 9, 9b, 9d of 11 over te leggen. Artikel 17 is niet van toepassing op het indienen van deze documenten.

§ 3. Vaststellen subsidie

Artikel 20. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidieverstrekking geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie:

  • a. aan de werkgever voor de deelnemer of student voor meer volledige gerealiseerde praktijkleerplaatsen subsidie zou worden verstrekt dan de duur van de opleiding van de deelnemer of student in studiejaren;

  • b. aan de werkgever voor de promovendus voor meer dan vier volledige gerealiseerde werkleerplaatsen subsidie zou worden verstrekt; of

  • c. aan de werkgever voor de technologisch ontwerper in opleiding voor meer dan twee volledige gerealiseerde werkleerplaatsen subsidie zou worden verstrekt.

Artikel 21. Wijze van verdeling beschikbare middelen

De minister beslist met toepassing van artikel 15 gelijktijdig op de voor het desbetreffende studiejaar ontvangen aanvragen.

Artikel 22. Beslistermijn

De minister beslist binnen dertien weken na 15 september van enig kalenderjaar op de voor het daaraan voorafgaande studiejaar ontvangen aanvragen.

Artikel 23. Verplichting

Aan de verstrekking van subsidie is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger de documenten, bedoeld in artikel 5, 7, 9, 9b, 9d of 11 gedurende vijf jaren bewaart na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

§ 4. Verklaring vergelijkbare opleiding

Artikel 24. Aanvraag voor een verklaring

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister bekend wordt gemaakt.

  • 3 Een aanvraag voor de vergelijking van een buitenlandse opleiding met een opleiding als bedoeld in artikel 4 of 6 geeft in ieder geval inzicht in de vooropleiding die toegang geeft tot de opleiding.

  • 4 In aanvulling op het derde lid geeft een aanvraag voor de vergelijking met een opleiding als bedoeld in artikel 4 in ieder geval inzicht in:

    • a. het vakkenpakket waaruit de opleiding bestaat;

    • b. de hoeveelheid onderwijsuren waaruit de opleiding bestaat; en

    • c. het aantal uren en aandeel van de beroepspraktijkvorming, als onderdeel van de opleiding.

Artikel 25. Beslissing op aanvraag verklaring

  • 1 De minister beslist binnen acht weken op een aanvraag voor een verklaring als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

  • 2 De verklaring vermeldt het tijdstip vanaf welk moment de opleiding waarop de verklaring betrekking heeft als een vergelijkbare opleiding wordt aangemerkt.

Artikel 26. Weigeringsgronden verklaring

Een aanvraag voor een verklaring wordt in ieder geval geweigerd indien de buitenlandse opleiding niet in dat land is erkend of het opleidingsniveau lager is dan een vergelijkbare Nederlandse opleiding.

§ 5. Mandaatverlening en toezicht

Artikel 27. Mandaatverlening Algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Ministerie EZ

Aan de Algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat verleend tot:

  • a. het nemen van besluiten namens de minister op grond van deze regeling, met uitzondering van paragraaf 4; en

  • b. het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen.

Artikel 28. Verlening van ondermandaat

De directeur generaal Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 27, ondermandaat verlenen aan één of meer onder hem ressorterende medewerkers.

Artikel 29. Toezicht

Onverminderd het toezicht door de Inspectie van het onderwijs worden de ambtenaren die een aanstelling hebben bij het Ministerie van Economische Zaken, voor zover zij werkzaamheden verrichten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij deze regeling.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 30. Overgangsbepalingen studiejaar 2014

  • 1 Voor de aanvragen in 2014 wordt in afwijking van artikel 1 onder studiejaar verstaan: tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2014 en eindigt op 31 juli van dat jaar voor zover het een beroepsopleiding of het voortgezet onderwijs betreft of tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2014 en eindigt op 31 augustus van dat jaar voor zover het een opleiding in het hoger beroepsonderwijs of een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding betreft.

  • 2 Voor de aanvragen in 2014 wordt in afwijking van artikel 1 onder gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken dat tijdens de praktijkleerplaats daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaats vindt tot ten hoogste 23 weken per studiejaar gedeeld door 23 voor zover het een beroepsopleiding of het voortgezet onderwijs betreft, onderscheidenlijk tot ten hoogste 28 weken gedeeld door 28 voor zover het een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft.

  • 3 Voor de aanvragen in 2014 wordt in afwijking van artikel 1 onder gerealiseerde werkleerplaats verstaan: het aantal maanden in een studiejaar dat een promovendus zijn onderzoek verricht of een technologisch ontwerper in opleiding staat ingeschreven bij een universiteit voor zijn opleiding, gedeeld door acht en vermenigvuldigd met de totale arbeidsduur van de promovendus of technologisch ontwerper in opleiding in uren per week tot ten hoogste 36 uur gedeeld door 36.

Artikel 31. Overgangsbepaling opleidingsbedrijven 2014

  • 1 In afwijking van artikel 13 kan de minister subsidie verstrekken aan een werkgever die een opleidingsbedrijf is voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen in de eerste dertien weken van het studiejaar in 2014, bedoeld in artikel 30, eerste lid.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend tussen 1 april en 1 mei 2014 om 17:00 uur. De artikelen 17, tweede en derde lid, 18 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing op het indienen van de aanvraag.

  • 3 De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag.

  • 4 In afwijking van artikel 15 wordt per praktijkleerplaats die de volledige eerste dertien weken van het studiejaar omvat € 1.000 subsidie verstrekt. Bij een lager aantal weken begeleiding wordt het bedrag naar verhouding verlaagd.

  • 5 Bij de berekening van het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats, bedoeld in artikel 15, voor het studiejaar 2014 wordt het totaal beschikbare budget, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, niet verlaagd met de op grond van dit artikel verstrekte middelen.

  • 6 Na de berekening van het subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats voor het studiejaar 2014 wordt de te verstrekken subsidie aan een opleidingsbedrijf verlaagd met het subsidiebedrag dat het opleidingsbedrijf op grond van dit artikel heeft ontvangen.

Artikel 32. Overgangsbepaling urennorm mbo

Artikel 5, onderdeel b, en artikel 30, vierde lid, zijn niet van toepassing op praktijkleerplaatsen die zijn aangevangen voor 1 augustus 2013.

Artikel 33. Intrekken Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering onderwijs

Deze regeling wordt ingetrokken, maar de bepalingen over het indienen van een aanvraag voor een verklaring van een vergelijkbare buitenlandse opleiding zijn inhoudelijk overgenomen in paragraaf 4 van onderhavige regeling.

Artikel 33a. Overgangsbepaling gunstige beoordeling praktijkplekken voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en vmbo entreeopleiding schooljaar 2017–2018

  • 2 De werkgever, bedoeld in het vorige lid, dient het verzoek voor een gunstige beoordeling vóór de aanvang van de stage respectievelijk beroepspraktijkvorming door de leerling in bij de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de WEB.

Artikel 34. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 35. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling praktijkleren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Naar boven