Beleidsregel aangaande de definitie en de berekening van een shortpositie in de zin van de Wft

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-07-2013 t/m heden

Beleidsregel van de Stichting Autoriteit Financiële Markten aangaande de definitie en de berekening van een shortpositie in de zin van de Wft

Wettelijk kader

De Wet op het financieel toezicht (Wft) stelt in artikel 5:38, derde lid, dat; een ieder die de beschikking krijgt of verliest over financiële instrumenten die een shortpositie met betrekking tot de aandelen vertegenwoordigen waardoor, naar hij weet of behoort te weten, de shortpositie waarover hij beschikt, uitgedrukt in het percentage van het kapitaal, een drempelwaarde bereikt, overschrijdt dan wel onderschrijdt, meldt dat onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de bepaling van een shortpositie als bedoeld in dit lid.

Aan artikel 5:39 zal een lid worden toegevoegd dat ziet op de plicht tot het melden van een shortpositie bij het bereiken, over- of onderschrijden van een drempelwaarde bij een passieve wijziging door het wijzigen van het kapitaal.

Dit is een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bevoegdheid van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) tot het vaststellen van deze beleidsregel is gebaseerd op artikel 4:81, eerste lid, Awb.

Beleidsregel

  • I. In Hoofdstuk 5.3 Wft en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    shortpositie: een positie in het geplaatste kapitaal van een uitgevende instelling die voorvloeit uit één van de volgende gevallen:

    • a) een shorttransactie in een door of met medewerking van een uitgevende instelling uitgegeven aandeel1;

    • b) het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of één van de gevolgen is dat degene die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel daalt.

  • II. Voor het berekenen van een shortpositie onder Hoofdstuk 5.3 Wft moet worden uitgegaan van het volgende:

    • i) een shorttransactie in een aandeel via een shorttransactie in de index of het mandje aandelen wordt niet in aanmerking genomen, tenzij het aandeel in de index of het mandje 1% of meer vertegenwoordigt van het totaal aantal geplaatste aandelen van dezelfde soort óf het aandeel 20% of meer van de waarde van de effecten in de index of het mandje vertegenwoordigt, óf indien aan beide voorwaarden is voldaan;

    • ii) een positie in een financieel instrument, met inbegrip van die welke is opgenomen in de lijst in bijlage I, deel 1, van de Gedelegeerde Verordening2, wordt in aanmerking genomen als deze positie een financieel voordeel oplevert bij een daling van de koers of de waarde van het aandeel (artikel 6, tweede lid, van de Gedelegeerde Verordening);

    • iii) het is irrelevant of afwikkeling in geld dan wel fysieke levering van de onderliggende activa is overeengekomen (artikel 7, onder a, van de Gedelegeerde Verordening);

    • iv) shortposities in financiële instrumenten die een recht doen ontstaan op (nog) niet uitgegeven aandelen en inschrijvingsrechten, converteerbare obligaties en andere vergelijkbare instrumenten die een recht doen ontstaan op (nog) niet uitgegeven aandelen, worden niet als shortpositie beschouwd bij het berekenen van een shortpositie (artikel 7, onder b, van de Gedelegeerde Verordening);

    • v) de shortpositie moet worden berekend op basis van de delta gecorrigeerde calculatiemethode als beschreven in bijlage II, deel 1, van de Gedelegeerde Verordening (artikel 10, eerste lid, van de Gedelegeerde Verordening);

    • vi) er moet rekening worden gehouden met transacties in alle financiële instrumenten, ongeacht of deze op of buiten een handelsplatform plaatsvinden, die een financieel voordeel opleveren bij een daling van de koers of de waarde van het aandeel (artikel 10, derde lid, van de Gedelegeerde Verordening);

    • vii) toerekening vindt plaats op grond van artikel 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening;

    • viii) er mag geen verrekening plaatsvinden tussen een longpositie en een shortpositie, met dien verstande dat aan- en verkooptransacties in hetzelfde financieel instrument betrekking hebbend op dezelfde uitgevende instelling gedurende de handelsdag mogen worden verrekend (genet), waarbij aan het eind van de dag het totaal van de bruto short positie in de desbetreffende uitgevende instelling dient te worden gemeld (indien deze een drempelwaarde bereikt, overschrijdt of onderschrijdt.

De beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2013. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aangaande de definitie en de berekening van een shortpositie in de zin van de Wft.

Amsterdam, 20 juni 2013

Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Bestuurslid,

Th.F. Kockelkoren, MBA

Bestuurslid,

G.J. Everts RA

  1. Aandeel in de zin van artikel 5:33, eerste lid, onder b sub 1 en sub 2 Wft. ^ [1]
  2. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 918/2012 van de Commissie van 5 juli 2012. ^ [2]
Naar boven