Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 02-04-2019 t/m 31-03-2020

Regeling van de Minister van Financiën van 26 februari 2013, kenmerk: FM 2013/372M, houdende regels tot vaststelling van de eindtermen en toetstermen voor examens financiële dienstverlening Wft (Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft)

Artikel 2

De eindtermen en toetstermen behorende bij de verschillende modules, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig de volgende bijlagen:

  • a. module basis: de eindtermen en toetstermen in bijlage 1;

  • b. module consumptief krediet: de eindtermen en toetstermen in bijlage 2;

  • c. module schadeverzekeringen particulier: de eindtermen en toetstermen in bijlage 3;

  • d. module schadeverzekeringen zakelijk: de eindtermen en toetstermen in bijlage 4;

  • e. module vermogen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 5;

  • f. module inkomen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 6;

  • g. module hypothecair krediet: de eindtermen en toetstermen in bijlage 7;

  • h. module pensioenverzekeringen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 8;

  • i. module zorgverzekeringen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 9.

Artikel 2b

De eindtermen en toetstermen behorende bij de bijzondere examens, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig bijlage 13.

Artikel 3

In de bijlagen 1 tot en met 11 wordt het beheersniveau van de toetstermen aangeduid met de taxonomiecodes:

  • a. K (=Kennis);

  • b. B (=Begrip);

  • c. V (=Vaardigheid);

  • d. C (=Competentie).

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Bijlage 1. Eindtermen en toetstermen module basis

Algemene vaardigheden

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken:

• dilemma’s inzake serviceverlening en kosten van serviceverlening;

• dilemma’s inzake bevoegdheden en afhandeling van klantvragen;

• dilemma’s inzake situaties (specifiek voor financiële dienstverlening) die wettelijk niet zijn toegestaan;

• dilemma’s inzake situaties (specifiek voor financiële dienstverlening) die maatschappelijk niet wenselijk zijn.

4a.1 De vraag van de klant afhandelen.

De kandidaat neemt verantwoordelijkheid om de vraag van de klant zo goed als mogelijk af te handelen.

Gaat empathisch en strategisch om met emoties van de klant.

Communiceert zowel mondeling als schriftelijk op een correcte wijze met de klant.

Wijst op de inhoud van de algemene voorwaarden en regels uit de overeenkomst.

4a.2 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door andere partijen.

 

4a.3 Handelen in geval van een situatie die wettelijk niet is toegestaan.

Is alert op fraude en dergelijke.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.4 Handelen in een situatie die maatschappelijk gezien niet wenselijk is.

Handelt in het belang van de klant, stelt de klant centraal.

Is in zijn handelen transparant.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.5 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Werkt volgens de voorschriften en procedures.

Taak 1. Informeren en doorverwijzen van de klant, het aangaan van de financiële relatie

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op elementaire kennis van de financiële huishouding van de klant.

1a.1

De kandidaat kan de definitie van sparen, ontsparen en lenen geven.

K

1a.2

De kandidaat kan in een eenvoudige economische kringloop de geldstromen en goederenstromen aangeven.

K

1a.3

De kandidaat kan de gevolgen van de verschillende levensfasen voor de financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) van een klantenhuishouding uitleggen aan de klant.

B

1a.4

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van de samenlevingsvormen (huwelijk, geregistreerd partnerschap en ongehuwd samenwonen) opnoemen.

K

1a.5

De kandidaat kan de elementaire regelingen van het erfrecht noemen.

K

1a.6

De kandidaat kan de onderstaande begrippen binnen de Successiewet omschrijven:

• schenking, vrijstelling (jaarlijkse en eenmalige verhoogde);

• verkrijging krachtens erfrecht.

K

1a.7

De kandidaat kan noemen voor welke vier handelingen toestemming van de partner vereist is volgens het Burgerlijk Wetboek: handelingen met betrekking tot de eigen woning, aangaan huurkoop, persoonlijke borgstelling en het doen van anders dan gebruikelijke giften.

K

1a.8

De kandidaat kan de onderstaande begrippen binnen de inkomstenbelasting omschrijven:

• Box 1 belastbaar inkomen uit werk en woning: winst uit onderneming, loon (begrip loon), resultaat overige werkzaamheden, periodieke uitkeringen en verstrekkingen, inkomsten uit eigen woning;

• Box 2 belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang;

• Box 3 belastbaar inkomen uit sparen en beleggen: bezittingen, schulden, heffingsvrij vermogen, vrijstellingen.

B

1a.9

De kandidaat kan noemen welke bescheiden als legitimatiemiddelen geaccepteerd worden.

K

1a.10

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een krediet bij het BKR geregistreerd wordt.

K

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn informatieverstrekking van spaar- en betaalfaciliteiten op kennis van betaal- en spaarrekeningen met inbegrip van daaraan verbonden spaar- en betaalfaciliteiten en elektronisch geld.

1b.1

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken noemen van een betaalrekening op één of meer namen.

K

1b.2

De kandidaat kan de procedure voor het openen van een betaalrekening uitleggen.

B

1b.3

De kandidaat kan BKR-, EVA- VIS- en UBO-toetsing omschrijven en de doelstelling van de toetsing aangeven.

K

1b.4

De kandidaat kan de producten voor toonbankbetaling beschrijven (zoals chartaal geld, contactloos betalen, pinbetaling en creditcard).

K

1b.5

De kandidaat kan de producten voor girale betaling beschrijven (gewone overboeking, internetbetaling, incasso, acceptgiro en periodieke overboeking).

K

1b.6

De kandidaat kan de drie spaarmotieven (zekerheidsmotief, doelmotief en vermogensmotief) beschrijven.

K

1b.7

De kandidaat kan uitleggen waarom een bank spaargeld aantrekt.

B

1b.8

De kandidaat kan de kenmerken van de meest gangbare spaarrekeningen kort omschrijven.

K

1b.9

De kandidaat kan vormen van niet-direct opneembaar spaargeld noemen.

K

1b.10

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen sparen, beleggen en investeren.

B

1b.11

De kandidaat kan noemen op welke wijze een klant geld kan boeken op of onttrekken aan een spaarrekening.

K

1b.12

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven in welke gevallen banksparen fiscaal gefaciliteerd kan worden.

K

1b.13

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven wat de fiscale consequenties zijn van banksparen.

K

1b.14

De kandidaat kan het verband aangeven tussen de spaarvorm en de hoogte van de rentevergoeding (incl. internetspaarrekening).

B

1b.15

De kandidaat kan de drie aspecten noemen (liquiditeit, rendement en risico), die de voorkeur van een klant voor een bepaald spaarproduct bepalen.

K

1b.16

De kandidaat kan de verschillen tussen een besloten en open beleggingsfonds noemen.

K

1b.17

De kandidaat kan de beleggingscategorieën noemen (aandelen, obligaties, vastgoed, liquide middelen, derivaten en beleggingsobjecten) en op hoofdlijnen omschrijven.

K

1b.18

De kandidaat kan rangorde aanbrengen in de beleggingscategorieën op basis van het risico.

B

1b.19

De kandidaat kan uitleggen welke invloed een rentebeweging heeft op aandelen- en obligatiekoersen.

B

1b.20

De kandidaat kan noemen voor wie het depositogarantiestelsel bedoeld is.

K

1b.21

De kandidaat kan de dekking en de functie van het depositogarantiestelsel omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om te rekenen in vereiste situaties.

2a.1 Eenvoudige berekeningen maken.

Uitrekenen van enkelvoudige interestberekeningen, die opstellen m.b.t. verschillende producten of belastingen en zeer eenvoudige berekeningen van samengestelde interest correct uitvoeren.

Kandidaat gebruikt indien nodig een rekenmachine, tabellen, etc.

In de praktijk zijn dit soort berekeningen geautomatiseerd. De kandidaat moet de berekening kunnen uitleggen aan de klant.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de juiste gegevens voor het (intake)gesprek te inventariseren en te verwerken.

2b.1 Identiteit klant controleren.

Is alert dat juiste document(en) getoond worden, onderkent vervalsingen.

Raadpleegt, indien daartoe aanleiding is, databestanden voor identiteitsverificatie.

Signaleert mogelijke onjuistheden en meldt dit volgens de procedure.

Bepaalt, in geval van stichting of vennootschap, vanuit KvK-informatie en/of statuten of de persoon tekenbevoegd is.

Diverse manieren en documenten kunnen van toepassing zijn.

2b.2 Balanspositie en/of inkomsten-uitgaven-overzicht opstellen.

Op basis van de klantgegevens een overzicht opstellen van bezittingen, schulden en persoonlijk vermogen.

Het betreft in deze module alleen eenvoudige balansposities en inkomsten/uitgavenoverzichten.

Eventueel met behulp van rekenmachine.

2b.3 Eenvoudige factuur of declaratie opstellen.

Is in staat om een factuur op te stellen.

Legt klant opzet declaratie/factuur uit, verantwoordt de geleverde diensten.

Berekeningen zijn in de praktijk geautomatiseerd. Grondslagen voor de berekening, zoals maand, jaar, 365 dagen en dergelijke, zijn in de praktijk gegeven bij de diverse producten. Is bekend met BTW en assurantiebelasting.

2b.4 Financiële overeenkomst vastleggen.

Werkt volgens regels en procedures en nauwkeurig.

Is flexibel met betrekking tot het hanteren van verschillende regels en procedures voor verschillende product- en dienstencombinaties.

Legt overeenkomst op de juiste wijze vast in systemen.

Inzake een groot aantal producten en diensten, zoals betalen, sparen, verzekeren, financieringen en beleggingen, worden standaard documenten aangemaakt, opgestuurd en vastgelegd.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij een zakelijk (intake)gesprek kan voeren met de klant.

3a.1 Intakegesprek voeren.

Eerste fysieke of telefonische contact met de klant inzake financiële behoeften en vragen. Kennismakingsgesprek.

Is zakelijk, klantvriendelijk, effectief, onbevooroordeeld en respectvol.

Gebruikt een gevarieerde vraagtechniek, luistert goed, leidt het gesprek.

Inventariseert alle benodigde gegevens.

Controleert identiteit van de klant.

Administreert de klantgegevens nauwkeurig.

Werkt volgens de procedure(s), telefoonregels en bedrijfsvoorschriften.

Kent de kenmerken van een product op basis van de omschrijving op het formulier of op het invulscherm.

Vraagt, indien nodig, toelichting bij weinig voorkomende handelingen of wijzigingen in productadministratie.

Is de eerste indruk goed? Voelt de klant zich welkom bij de organisatie?

Ben ik oplettend en zorgvuldig en nauwkeurig?

Weet ik wat ik moet doen, of moet ik hulp vragen?

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren over financiële diensten, rekening houdend met de verschillende sociaaleconomische en sociaal-culturele kenmerken van de klant.

3b.1 Klanten informeren.

In gesprek met zowel interne als externe klanten.

Is klantvriendelijk en resultaatgericht.

Vraagt door als dat nodig is.

Vat de klantbehoefte goed samen.

Houdt rekening met sociaaleconomische en sociaal-culturele kenmerken van de klant. Hanteert heftige klantemoties met empathie en strategie.

Plant de (juridisch) juiste actie(s).

Wijst de klant, indien nodig, door naar de juiste persoon of afdeling, laat de klant niet ‘zwemmen’.

Vraagt naleving van geplande acties.

Heb ik alles gedaan om de klant in contact te brengen met de juiste persoon of afdeling? Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

3b.2 Stortingen en/of opnames met betrekking tot chartaal geld behandelen.

Bij een bank of een niet-kashoudende winkel of kantoor.

Telt correct.

Administreert volgens voorschriften.

Is alert op fraude en dergelijke.

Past de meldingsplicht toe.

 

3b.3 financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) opstellen voor een moment in de toekomst.

Voor een (eenvoudige) huishouding.

Houdt rekening met levensloop.

Onderkent de relatie naar fiscale vormen van sparen die niet geadviseerd mogen worden.

Onderkent de wenselijkheid om schulden af te bouwen, verwijst in deze gevallen door naar een vakbekwame collega.

Onderkent bij spaardoelen de risico’s die afgedekt moeten worden, en verwijst door naar andere vakbekwame personen.

Heb ik mijn hand niet overspeeld door het gesprek aan te gaan met de klant?

Taak 2. Beheren van de relatie en het verlenen van service met betrekking tot financiële diensten

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis met betrekking tot financieringsmogelijkheden van de klant

1c.1

De kandidaat kan aangeven welke factoren de kredietwaardigheid bepalen en deze factoren (moraliteit, financiële positie, zekerheden) omschrijven.

K

1c.2

De kandidaat kan omschrijven wat een consumptief krediet is.

K

1c.3

De kandidaat kan de begrippen kredietsom en kredietvergoeding omschrijven.

K

1c.4

De kandidaat kan de kenmerken van een geldkrediet en een goederenkrediet noemen.

K

1c.5

De kandidaat kan de vormen van consumptief krediet (aflopend krediet, doorlopend krediet, rekening-courant krediet, huurkoop) benoemen en op hoofdlijnen beschrijven.

K

1c.6

De kandidaat kan het doel van de BKR-toetsing aangeven.

K

1c.7

De kandidaat kan uitleggen dat de handelingsbekwaamheid, samenlevingsvorm en leeftijd van de kredietaanvrager een rol spelen bij het sluiten van een overeenkomst, zoals het verlenen van het consumptief krediet.

B

1c.8

De kandidaat kan de juridische gevolgen van niet-nakoming van een kredietovereenkomst uitleggen.

B

1c.9

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven: recht van hypotheek, hypotheekgever, hypotheeknemer.

K

1c.10

De kandidaat kan op hoofdlijnen het wettelijk kader omschrijven met betrekking tot de informatieverstrekking over krediet aan de klant.

K

1c.11

De kandidaat kan de rol van de aanbieder van krediet binnen de verschillende distributiekanalen omschrijven.

K

1c.12

De kandidaat kan omschrijven wat een hypothecair krediet is.

K

1c.13

De kandidaat kan de begrippen renterisico, liquiditeitsrisico en valutarisico bij het aantrekken en uitzetten van gelden beschrijven.

K

1c.14

De kandidaat kan uitleggen wat registergoederen zijn.

K

1c.15

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed van de taxatiewaarde is op de hoogte van het hypotheekbedrag.

B

1c.16

De kandidaat kan de verschillende taxatiewaarden in een taxatierapport van een woning beschrijven.

K

1c.17

De kandidaat kan aangeven welke inkomsten en lasten de kredietwaardigheid bepalen.

K

1c.18

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed van het inkomen is op de hoogte van het hypotheekbedrag.

B

1c.19

De kandidaat kan het begrip ‘woonquote’ omschrijven.

K

1c.20

De kandidaat kan doel en strekking van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) aangeven.

K

1c.21

De kandidaat kan uitleggen wat de rol van de notaris is bij de verkrijging van de onroerende zaak en het hypothecair krediet.

B

1c.22

[Red: Vervallen.]

 

1c.23

De kandidaat kan de verschillende aflossingsvormen van een hypothecair krediet beschrijven.

K

1c.24

De kandidaat kan de begrippen vaste hypotheek, krediethypotheek, bankhypotheek beschrijven.

K

1c.25

De kandidaat kan de begrippen variabele rente en vaste rente beschrijven.

K

1c.26

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed is van de rentevaste periode op de hoogte van de hypotheekrente.

B

1c.27

De kandidaat kan op hoofdlijnen beschrijven in welke gevallen en tegen welke voorwaarden een natuurlijk persoon tijdelijk uitstel van zijn betalingsverplichtingen kan krijgen.

K

Eindterm 1d

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van de persoonlijke risico’s van de klant en mogelijke (verzekerings-)oplossingen.

1d.1

De kandidaat kan de functie en inhoud van een klantprofiel omschrijven.

K

1d.2

De kandidaat kan de categorieën van de risico’s opnoemen, waarvan de gevolgen te verzekeren zijn.

K

1d.3

De kandidaat kan de risico’s noemen die verbonden zijn aan materieel bezit en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.4

De kandidaat kan voorbeelden noemen van risico’s die verbonden zijn aan de gezondheid en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.5

De kandidaat kan voorbeelden noemen van de aansprakelijkheidsrisico’s en risico’s die verbonden zijn aan vermogen van de klant, en welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.6

De kandidaat kan voorbeelden noemen van risico’s die verbonden zijn aan (lang) leven en dood en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.7

De kandidaat kan de werknemersverzekeringen noemen en kan opsommen voor wie deze werknemersverzekeringen gelden.

K

1d.8

De kandidaat kan de volksverzekeringen opnoemen en voor wie deze volksverzekeringen gelden.

K

1d.9

De kandidaat kan de risico’s opnoemen die afgedekt zijn door sociale verzekeringen.

K

1d.10

De kandidaat kan de mogelijkheden voor gemoedsbezwaarden opsommen.

K

1d.11

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

1d.12

De kandidaat kan de rol en taken van de verzekeraars en pensioenfondsen noemen bij het afdekken van de financiële gevolgen van risico’s die de klant kan lopen.

K

1d.13

De kandidaat kan de meest gangbare inkomensverzekeringen ingeval van arbeidsongeschiktheid benoemen.

K

1d.14

De kandidaat kan het doel van en de dekking op een ongevallenverzekering omschrijven.

K

1d.15

De kandidaat kan de diverse wettelijke regelingen inzake de vergoeding van medische kosten omschrijven.

K

1d.16

De kandidaat kan de meest voorkomende mogelijkheden voor het verzekeren van de medische kosten omschrijven.

K

1d.17

De kandidaat kan de diverse mogelijkheden noemen die er zijn om het ouderdoms- en nabestaandenpensioen aanvullend te verzekeren.

K

1d.18

De kandidaat kan op hoofdlijnen een omschrijving geven van de verschillende pensioenregelingen.

K

1d.19

De kandidaat kan op hoofdlijnen de kenmerken van een algemeen pensioenfonds (apf), bedrijfstakpensioenfonds (bpf) en een ondernemingspensioenfonds (opf) opsommen.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van elementaire relevante verzekeringsbegrippen.

1e.1

De kandidaat kan de wet van de grote aantallen uitleggen.

B

1e.2

De kandidaat kan uitleggen waarom verzekeraars reserveren.

B

1e.3

De kandidaat kan uitleggen waarom verzekeraars rekening houden met het gemiddelde schadebedrag per verzekerde.

B

1e.4

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze verzekeraars risico’s spreiden.

B

1e.5

De kandidaat kan de componenten opnoemen waaruit de premie van een verzekering bestaat.

K

1e.6

De kandidaat kan de kenmerken en voorbeelden noemen van voorzieningen en particuliere- en sociale verzekeringen.

K

1e.7

De kandidaat kan de meest gangbare bezitsverzekeringen voor de klant benoemen en kort beschrijven.

K

1e.8

De kandidaat kan de meest gangbare begrippen bij bezitsverzekering van de klant benoemen.

K

1e.9

De kandidaat kan de meest gangbare aansprakelijkheidsverzekeringen voor de klant benoemen en kort beschrijven.

K

1e.10

De kandidaat kan het doel en de functie van de WAM uitleggen.

B

1e.11

De kandidaat kan het doel omschrijven van gezinsrechtsbijstands-verzekering, motorrijtuigenrechtsbijstandsverzekering en bedrijfsrechtsbijstandsverzekering.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van de ordening van en het toezicht op de financiële markt.

1f.1

De kandidaat kan de volgende informatiebronnen noemen die gericht zijn op de belangen van de klant: overheid (AFM), markt (Nibud, Consumentenbond) en de diverse brancheorganisaties.

K

1f.2

De kandidaat kan op hoofdlijnen beschrijven wat het Essentiële-informatiedocument (Eid), de verzekeringskaart en het dienstverleningsdocument is.

K

1f.3

De kandidaat kan noemen bij welk soort product het Essentiële-informatiedocument (Eid) beschikbaar moet zijn.

K

1f.4

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven wanneer een verzekeringskaart en een dienstverleningsdocument beschikbaar moet zijn en welke (financiële) informatie in de verzekeringskaart en een dienstverleningsdocument vermeld moet worden.

K

1f.5

De kandidaat kan de klachten- en geschilleninstellingen, Klachten instituut financiële dienstverlening (Kifid), Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) en stichting Tuchtrecht Banken noemen en kort beschrijven op welke gebieden zij werkzaam zijn.

K

1f.6

De kandidaat kan het begrip ‘rechtstreekse verkoop’ omschrijven en daarbij aangeven welke advies- en distributiekosten worden gemaakt.

B

1f.7

De kandidaat kan de werkwijze van verkoop via bemiddeling uitleggen, daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden, en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

B

1f.8

de kandidaat kan uitleggen wat het provisieverbod voor complexe producten inhoudt en waarom het is ingevoerd vanuit het klantbelang.

B

1f.9

[Red: Vervallen.]

 

1f.10

De kandidaat kan uitleggen in welk geval gekozen wordt voor rechtstreekse verkoop of verkoop via bemiddeling.

B

1f.11

De kandidaat kan de kenmerken van een abonnementensysteem en andere beloningsvormen (fee/vast tarief) noemen.

K

1f.12

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van wanneer en waarvoor passende provisieregels (inducementnorm) van toepassing zijn.

K

1f.13

De kandidaat kan de wettelijke vormen van toezicht op de financiële markten noemen en op hoofdlijnen omschrijven (prudentieel, systeem en gedrag).

K

1f.14

De kandidaat kan het doel van prudentieel en gedragstoezicht uitleggen.

B

1f.15

De kandidaat kan omschrijven wat onder zorgplicht wordt verstaan.

K

1f.16

De kandidaat kan uitleggen waarom de overheid de zorgplicht wettelijk regelt.

B

1f.17

De kandidaat kan de rol van de AFM in het kader van de zorgplicht uitleggen.

B

1f.18

De kandidaat kan noemen op welke financiële dienstverleners de zorgplicht van toepassing is.

K

1f.19

De kandidaat kan het begrip ‘adviesregel’ omschrijven.

K

1f.20

De kandidaat kan noemen wie het toezicht in het kader van de Wft uitoefent.

K

1f.21

De kandidaat kan beschrijven welke beroepsmogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitspraken klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

1f.22

De kandidaat kan omschrijven wat de eigen verantwoordelijkheid van de klant volgens de Wft inhoudt.

K

1f.23

De kandidaat kan de drie plichten van de aanbieder ten opzichte van een bemiddelaar opnoemen: het controleren van de Wft-vergunning van de bemiddelaar, de bemiddelaar van adequate informatie voorzien, en de meldplicht aan de AFM inzake belangrijke of stelselmatige misstanden bij een bemiddelaar.

K

1f.24

De kandidaat kan noemen welke plicht de bemiddelaar heeft naar de aanbieder van de financiële dienst (het controleren van de Wft-vergunning van de aanbieder).

K

1f.25

De kandidaat kan het belang van een vergunning voor de financiële dienstverlener beschrijven.

K

1f.26

De kandidaat kan de verschillende samenwerkingsvormen en samenwerkingsorganisaties binnen de verzekeringsbranche noemen.

K

1f.27

De kandidaat kan het doel van FISH aangeven.

K

1f.28

De kandidaat kan de verschillende distributievormen in de verzekeringsbranche noemen met daarbij de voor de klant belangrijkste voor- en nadelen van elke distributievorm.

K

1f.29

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het tot stand brengen van de overeenkomst van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.30

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beheer en de uitvoering tijdens de looptijd van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.31

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beëindigen van een financieel product.

K

1f.32

De kandidaat kan de drie verschillende vormen van effectendienstverlening benoemen: execution only, beleggingsadvisering en vermogensbeheer.

K

1f.33

De kandidaat kan een korte omschrijving geven van de zes kwaliteitseisen die gesteld worden aan de financiële dienstverlener: betrouwbaarheid, geschiktheid, financiële zekerheid, adequate en integere bedrijfsvoering, zorgplicht en transparantie.

K

1f.34

De kandidaat kan de fasen van het adviestraject (inventarisatie, risicoanalyse, advies, beheer en mutatie en nazorg en schadebehandeling) benoemen.

K

1f.35

De kandidaat kan omschrijven voor welke financiële dienstverlener de beroepsaansprakelijkheidsverzekering verplicht is.

K

1f.36

De kandidaat kan de verschillende soorten bemiddelaars (verbonden bemiddelaar, gebonden bemiddelaar, ongebonden bemiddelaar) beschrijven.

K

1f.37

De kandidaat kan beschrijven hoe een ongebonden bemiddelaar werkt op basis van een objectieve en selectieve analyse.

K

1f.38

De kandidaat kan noemen welke financiële dienstverleners ‘van rechtswege een vergunning krijgen’, en welke financiële dienstverleners een vergunning moeten aanvragen.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van relevante en actuele wet- en regelgeving in de verzekeringssector.

1g.1

De kandidaat kan omschrijven op welke manier een geldige verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1g.2

De kandidaat kan omschrijven hoe via de diverse distributiekanalen een verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1g.3

De kandidaat kan op hoofdlijnen de acceptatieprocedure bij een verzekeraar omschrijven.

K

1g.4

De kandidaat kan de drie functies van het aanvraagformulier noemen.

K

1g.5

De kandidaat kan omschrijven wat een verzekeringnemer, de verzekerde, premiebetaler en de begunstigde is.

K

1g.6

De kandidaat kan uitleggen wat een voorlopige dekking is.

B

1g.7

De kandidaat kan uitleggen wat een dekkingsbevestiging is.

B

1g.8

De kandidaat kan de juridische omschrijving van het begrip ‘verzekeren’ geven.

K

1g.9

De kandidaat kan de kenmerken van een schadeverzekering noemen.

K

1g.10

De kandidaat kan de kenmerken van een sommenverzekering noemen.

K

1g.11

De kandidaat kan de kenmerken van een persoonsverzekering noemen.

K

1g.12

De kandidaat kan de werking van het mededelingsplicht-artikel en de mogelijke gevolgen daarvan uitleggen.

B

1g.13

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen ten aanzien van eigen gebrek beschrijven.

K

1g.14

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen ten aanzien van opzet en roekeloosheid beschrijven.

K

1g.15

De kandidaat kan het indemniteitsbeginsel beschrijven.

K

1g.16

De kandidaat kan de begrippen ‘onderverzekering’, ‘oververzekering’ en ‘dubbele verzekering’ beschrijven.

K

1g.17

De kandidaat kan het begrip ‘onopzegbare polis’ beschrijven.

K

1g.18

De kandidaat kan de situaties noemen, waarin een onopzegbare polis toch door de verzekeraar opgezegd kan worden.

K

1g.19

De kandidaat kan een aflopende verzekering beschrijven.

K

1g.20

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeraar.

K

1g.21

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeringnemer.

K

1g.22

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekeringnemer recht heeft op terugbetaling van de premie.

K

1g.23

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn als de klant de premie niet betaalt.

B

1g.24

De kandidaat kan het doel van de respijttermijn beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om leads te genereren.

2c.1 Contact met (potentiële) klanten leggen.

Proactief, is alert om (mogelijke) klanten te werven.

Onderkent de behoefte van de klant, zodat het goed vertaald kan worden in een passend advies.

Verwijst door als dat nodig is.

Behoefte en belang eindklant moet centraal gesteld worden bij dit proces.

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om informatie vast te leggen, klantdossiers te onderhouden, klant- en productgegevens te registreren en te muteren.

2d.1 Klantendossiers aanleggen en onderhouden.

De gegeven adviezen aan klanten zijn traceerbaar en reconstrueerbaar. Het ingevulde risicoprofiel is volledig.

Noodzakelijk voor interne en externe controles, waaronder die van de AFM. Dossiers betreffen een groot aantal product- en dienstencombinaties, zowel fysiek als in elektronische systemen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij klachten van klanten kan behandelen.

3c.1 Klachten behandelen.

 

Neemt de klacht aan. Luistert inlevend naar de klant, reflecteert op emoties van klant, zegt niets toe. Kan (onsamenhangende) informatie van de klant samenvatten en ordenen.

Handelt volgens de klachtenprocedure.

Baseert zijn handelen op kennis van de organisatie, de financiële dienst en het product.

Neemt verantwoordelijkheid voor de behandeling van de klacht. Handelt zo mogelijk de klacht zelf af, verwijst anders door naar de juiste persoon of afdeling.

Ken ik de procedure met betrekking tot klachten? Heb ik alles gedaan om de klant in contact te brengen met de juiste persoon of afdeling?

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij relaties kan beheren en/of aangaan met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, rekening houdend met zeer wisselende klantbehoeften, klantsituaties, wettelijke en organisatorische bevoegdheden.

3d.1 Klant- en/of product-gegevens beheren en muteren.

Gegevens met betrekking tot financieren en verzekeren.

Houdt rekening met de klantbehoefte en -situatie.

Houdt rekening met wettelijke en organisatorische bevoegdheden. Verwijst tijdig door naar juiste persoon of afdeling ingeval werkzaamheden buiten bevoegdheden of vakbekwaamheid liggen.

Stelt risicoprofiel op of bij.

Is klantvriendelijkheid, resultaatgericht en professioneel.

Vraagt door om situaties helder te krijgen.

Onderkent fraudesignalen.

Overschat ik mij zelf niet? Verwijs ik niet te gemakkelijk door?

3d.2 Klanten actief informeren gedurende de relatie.

Verandering in de persoonlijke levenssfeer, zoals overlijden of echtscheiding.

Adviseert correct inzake beschikking over rekeningen en afhandeling van aanspraken. Verwijst de klant, indien nodig, naar de juiste persoon of afdeling door.

Houdt rekening met de emotie van de klant. Hanteert heftige emotie met empathie en strategie.

Onderkent juridische en fiscale context.

Plant de juiste acties.

Vraagt naleving van geplande acties

Hoe reageerde ik op emoties? Heb ik begrip voor verschillende culturele gewoonten van de klanten

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

Bijlage 2. Eindtermen en toetstermen module consumptief krediet

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen op grond van de Wft en de van toepassing zijnde gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan de reikwijdte en regelgeving van de Wft en de uitwerking daarvan in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft alsmede de gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Banken en de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland uitleggen.

B

1a.2

De kandidaat kan de hoofdlijnen van de richtlijn 2008/48/EG (richtlijn consumentenkrediet) en de eisen die zij stelt op gebied van adverteren, precontractuele en contractuele informatie uitleggen.

B

1a.3

De kandidaat kan de pre- en postcontractuele informatieverplichtingen benoemen en verklaren.

B

1a.4

De kandidaat kan het aanbod en de marktpositie van de verschillende categorieën kredietverleners alsook de rol en functie van het intermediair beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld.

De kandidaat vraagt door als de informatie onduidelijk of onvolledig is.

 

2a.2 Mondeling communiceren.

De informatie en toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van de gesprekspartner varieert.

2a.3 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Bijvoorbeeld het toetsantwoord van het BKR.

2a.4 Schriftelijk communiceren.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Formulieren en offertes invullen, aanvragen en controleren.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten.

Betreft alleen formulieren en offertes die samenhangen met het consumptief kredietadvies.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in en werkt secuur.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten

Is alert op invoerfouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat gebruikt systemen en/of uitslagen van de systemen (zoals EVA, SFH, VIS en BKR) op een juiste wijze.

Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

 

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

 

4a.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen op grond van de Wft en de van toepassing zijnde gedragscodes.

1b.1

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

1b.2

De kandidaat kan de regelgeving ter voorkoming van overkreditering uitleggen.

B

1b.3

De kandidaat kan de procedure en werkwijze van het Bureau Krediet Registratie (BKR) uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen de benodigde informatie te verzamelen.

2c.1 Gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

De kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantprofiel worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

De kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

De kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2c.2 Gegevens ten behoeve van het klantprofiel controleren en vastleggen.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 

2c.3 Inkomen berekenen en vaststellen

Aan de hand van de meegeleverde bewijsstukken, zoals loonstrook, uitkeringsspecificatie en UPO.

De kandidaat kan de inkomsten en uitgaven ordenen en herberekenen tot gegevens die uitgangspunt voor de beoordeling zijn.

De kandidaat is alert op rekenfouten.

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn analyse op kennis van de risico’s in de verschillende levensfasen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1c.1

De kandidaat kan uitleggen hoe risico’s beter beheersbaar worden.

B

1c.2

De kandidaat kan uitleggen hoe overkreditering voorkomen kan worden.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn analyse op kennis van de mogelijke risico’s in het kader van een kredietaanvraag.

1d.1

De kandidaat kan de aard en de duur van diversen soorten inkomstenbronnen noemen.

K

1d.2

De kandidaat kan mogelijke risico’s als gevolg van echtscheiding, arbeidsongeschiktheid, onvrijwillige werkloosheid en overlijden uitleggen.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn analyse op kennis van het proces rondom een kredietaanvraag.

1e.1

De kandidaat kan de achtereenvolgende stappen in het aanvraag-, beoordelings- en verstrekkingsproces benoemen.

K

1e.2

[Red: Vervallen.]

 

1e.3

[Red: Vervallen.]

 

1e.4

[Red: Vervallen.]

 

1e.5

De kandidaat kan benoemen welke factoren een rol kunnen spelen bij het beoordelen van de hoogte van een aanvraag en het bepalen van een kredietvergoeding (waaronder risk-based pricing).

K

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij aan de hand van het huidige en eventuele toekomstige inkomen en het (toekomstige) vermogen het klantprofiel kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantprofiel analyseren.

 

• De kandidaat berekent de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s op de juiste wijze, indien gewenst met behulp van de software.

• De kandidaat interpreteert het toetsantwoord van het BKR op de juiste wijze.

Begrijpt de kandidaat, in grote lijnen, hoe de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s tot stand komen?

3a.2 Klantprofiel opstellen.

De krediet-aanvraag (en niet meer).

• Is op basis van de resultaten van de analyses.

• Zowel huidige als toekomstige situatie.

• Het klantprofiel is volledig: doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis en ervaring.

• De kandidaat bepaalt de budgetdiscipline van de klant.

• De kandidaat inventariseert en analyseert de risico’s die de doelstellingen van de klant kunnen bedreigen.

• Risico’s zijn juist berekend.

Kan de kandidaat de gegevens met elkaar in verband brengen? Bijv. hoog inkomen versus jonge leeftijd.

Durft de kandidaat een overmatig uitgavenpatroon ten opzichte van het inkomen te benoemen bij de klant?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en verplichte gedragscodes.

1f.1

De kandidaat kan de wijze waarop de wettelijke bepalingen van de WCK en titel 2a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in de kredietovereenkomst zijn opgenomen, uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan het (wettelijke) traject voor schuldsanering beschrijven.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies op een inschatting van de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel, zodat de bruto- en nettolasten op de juiste wijze kunnen worden berekend, ook in geval een krediet bestemd is voor de eigen woning.

1g.1

De kandidaat kan de fiscale behandeling van kredieten in box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting uitleggen.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies op kennis van consumptieve kredietproducten met bijbehorende voorwaarden.

1h.1

De kandidaat kan het verband tussen de economische looptijd van objecten en de looptijd en restantschuld van het krediet uitleggen.

B

1h.2

De kandidaat kan de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van alternatieve financieringsvormen uitleggen.

B

1h.3

De kandidaat kan de verschillende kredietvormen en de krediettechnische kenmerken van de verschillende aflossingsvormen uitleggen.

B

1h.4

De kandidaat kan de mogelijke zekerheden en gevolgen daarvan omschrijven.

K

1h.5

De kandidaat kan uitleggen hoe de leencapaciteit van een aanvrager wordt beoordeeld.

B

1h.6

De kandidaat kan de kosten van de verschillende kredietvormen omschrijven en onderling vergelijken.

B

1h.7

De kandidaat kan de werking van de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- en overlijdensrisicoverzekeringen uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om na een eerste inventarisatie en een toetsing aan de (verplichte) gedragscodes een inschatting te maken ten aanzien van de haalbaarheid van de financiering.

2d.1 Alternatieve financieringsoplossingen bepalen.

De kandidaat houdt rekening met bestaande vermogensbestanddelen.

De oplossing is een goed alternatief voor het financieringsdoel.

 

2d.2 Haalbaarheid van de financiering inschatten.

De kandidaat maakt een realistische inschatting – op basis van alle door de klant aangeleverde informatie – of de aanvraag uiteindelijk geaccepteerd zal worden.

 

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden te presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2e.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is, dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel. Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2e.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

2e.3 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject kredietofferte alsnog aankaarten bij geldverstrekker.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2f.1 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij op basis van de informatie het juiste advies kan geven dat aansluit bij de wensen en behoeften van de klant.

3b.1 Het advies ontwerpen.

Situatie van de klant.

• Het kredietadvies sluit aan bij het klantprofiel.

• Advies voldoet aan de wettelijke regels en regels met betrekking tot zelfregulering.

• Berekent de bruto- en nettolasten op de juiste wijze, ook in het geval van een krediet bestemd voor de eigen woning.

• De kandidaat maakt inzichtelijk of arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid en overlijdensrisico’s extra verzekerd moeten worden, zodat de klant een bewuste keuze kan maken. De variabelen looptijd en het termijnbedrag zijn zo bepaald dat de (maand)lasten betaalbaar zijn. Kandidaat voorkomt overkreditering.

• De kandidaat verwerkt in het advies de mogelijke gevolgen voor de financiering bij, op het moment van het advies bekend zijnde, verandering van de leefsituatie van de klant.

De kandidaat verantwoordt het volledige advies. Kan de kandidaat inzicht verschaffen in de afwegingen die bij de beoordeling een rol hebben gespeeld? Kan de kandidaat de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel goed inschatten?

3b.2 Over passende, toegestane producten adviseren.

Risico afdekken vanuit het product.

• De kandidaat stelt op de juiste wijze de verzekerde som voor de aanpalende producten vast.

• Advies met betrekking tot aanpalende producten past bij gesloten financiering, risico en wensen van de klant.

 

3b.3 Het advies aan de klant uitleggen.

Klantgesprek.

• De kandidaat kan de gevolgen aan de klant inzichtelijk maken. Klant heeft inzicht in de risico’s.

• Inclusief de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel, ook in geval van een krediet bestemd voor de eigen woning.

• De (maand) lasten zijn voor de klant inzichtelijk.

• De samenstelling van het consumptief krediet en de premie van de eventuele betalingsbeschermer(s) zijn voor de klant inzichtelijk.

Is de opbouw van de premie voor de klant transparant?

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het resultaat van de kredietaanvraag met de klant kan bespreken en uitleg kan geven over het vervolg, de kredietovereenkomst en andere relevante stukken.

3c.1 Het resultaat van de kredietaanvraag bespreken.

Klantgesprek.

• De klant begrijpt hoe het aanvraag-, beoordelings- en verstrekkingsproces verloopt en de mogelijke consequenties van non-betaling.

• De kredietovereenkomst en andere relevante stukken zijn uitgelegd en in relatie gebracht met het klantprofiel.

• Alle vragen van de klant zijn beantwoord.

Bijvoorbeeld: U gaf aan dat u snel wilde aflossen, daarom...

Eindterm 3d:

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren in geval van afwijzing van de financiering.

3d.1 De klant informeren in geval van afwijzing van de financiering.

Klantgesprek.

Factoren die bepalend zijn bij een eventuele afwijzing van de aanvraag zijn uitgelegd.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe verder.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot het beheer en actueel houden van het advies op basis van kennis van het proces rondom kredietbeheer.

1i.1

De kandidaat kan de procedures en gevolgen uitleggen van de administratieve afhandeling en mutaties in het kader van kredietbeheer.

B

1i.2

De kandidaat kan de wettelijke regels in het kader van achterstalligheid en het ontstaan van non-betaling omschrijven.

K

1i.3

De kandidaat kan uitleggen hoe en wanneer vertragingsrente in rekening wordt gebracht.

B

1i.4

De kandidaat kan in geval van algehele of gedeeltelijke extra aflossing uitleg geven over de (mogelijke) kosten en de invloed op de resterende of theoretische looptijd en termijnbedrag.

B

1i.5

De kandidaat kan de mogelijkheden van de kredietgever voor beslaglegging en uitwinning benoemen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om het beheertraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2g.1 Het beheer-traject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij op grond van veranderde omstandigheden in kan schatten of aanpassing van het krediet wenselijk is, zodat de verstrekking ook op langere termijn passend is.

3e.1 Het bedrag aan te restitueren rente en kosten voor vervroegde aflossing berekenen.

Ingeval van algehele en gedeeltelijke aflossing.

Het bedrag is berekend aan de hand van de gegevens uit de administratie.

 

3e.2 De eventuele consequenties van wijzigingen voor de lopende financiering bepalen.

Bestaande overeenkomst.

• De kandidaat bepaalt op de juiste wijze aan de hand van de nieuwe informatie wat de eventuele consequenties zijn voor de lopende financiering.

• De verstrekking is ook op langere termijn passend.

• De kandidaat houdt rekening met het actuele klantprofiel en de actuele situatie.

• De kandidaat voorkomt overkreditering.

 

Bijlage 3. Eindtermen en toetstermen module schadeverzekeringen particulier

Onder materiële verzekeringen (rubriek A) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Bezit

    • Opstal en inboedel

    • Glas

    • Kostbaarheden/geld

    • Computer/elektronica

    • Recreatiegoederen

    • Caravan en kampeerwagen

  • 2. Verkeer

    • Motorrijtuigen

    • Motorrijtuigcasco

    • Motorrijtuigaansprakelijkheid

    • Motorrijtuigrechtsbijstand

    • Verhaalsrechtsbijstand Motorrijtuigen

    • Ongevallen in- of opzittenden

  • 3. Transport

    • Pleziervaartuig

Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Aansprakelijkheid

    • Particulieren

    • Reis en annulering

  • 2. Rechtsbijstand

    • Gezinsrechtsbijstand

Onder zorg- en ongevallenverzekeringen (rubriek C) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Zorg

    • Zorgverzekeringen

    • Collectieve (aanvullende) zorg

  • 2. Ongevallen

    • Collectieve (aanvullend) ongevallen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van het verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1a.1

De kandidaat kan herkennen of een product of dienst voldoet aan de definitie van een verzekeringsovereenkomst.

K

1a.2

De kandidaat kan onderscheiden of een verzekering voldoet aan de definitie van een schadeverzekering of van een sommenverzekering.

B

1a.3

De kandidaat kan beoordelen of een schadeverzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1a.4

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen zijn van het niet tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een schadeverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

B

1a.5

De kandidaat kan uitleggen of er dekking is op een verzekering voor een schade door aard en gebrek van een verzekerde zaak, door opzet of roekeloosheid.

B

1a.6

De kandidaat kan uitleggen of en op welke wijze er aan de klant voorlopige dekking kan worden toegezegd.

B

1a.7

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen er bij een verzekering al dan niet in strijd gehandeld wordt met het indemniteitsbeginsel.

K

1a.8

De kandidaat kan uitleggen welke feiten op grond van de mededelingsplicht bij een aanvraag van een schadeverzekering meegedeeld moeten worden en wat de gevolgen zijn van het niet mededelen van deze feiten.

B

1a.9

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een schadeverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden genomen.

K

1a.10

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen opsommen, o.m. Letselschaderichtlijnen, Richtlijn Waardevermindering Personenauto’s en het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit.

K

1a.11

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen, o.m. Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen particuliere schade- en inkomensverzekeringen en Gedragscode Letselschade.

K

1a.12

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Kwaliteitscode Rechtsbijstand.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 De documenten zoals formulieren en offertes uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen/grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld: het dilemma van financiële dienstverlener die inventariseert, en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Respecteert privacy- en patiëntenrechten (o.a. WGBO, Wmk).

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers systeem middels een rollen en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij de functie.

4a.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving.

1b.1

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

1b.2

De kandidaat kan passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s selecteren.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de benodigde informatie met betrekking tot de inventarisatie te verzamelen.

2b.1 Gegevens verzamelen.

Kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantbeeld worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

Kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2b.2 De genomen preventiemaatregelen inventariseren.

Kandidaat inventariseert alle genomen preventiemaatregelen. De kandidaat legt uit, indien nodig, in welke omstandigheden preventieve maatregelen wenselijk, effectief of zelfs verplicht zijn. De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

 

2b.3 De gegevens controleren en invoeren.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantbeeld kan inventariseren en het klantbeeld correct kan opstellen.

3a.1 De gegevens voor het klantbeeld inventariseren.

Klantgesprek.

De gegevens zijn administratief volledig en in één keer goed.

De genomen preventiemaatregelen zijn goed geïnventariseerd.

Het schadeverleden van de klant is goed uitgewerkt, zodat een adequaat schadebeeld ontstaat.

De kandidaat vraagt door in bijzondere situaties en wanneer klantgegevens onvolledig of mogelijk onjuist zijn, zodat hij/zij een passende dekking kan adviseren. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

De kandidaat vraagt in het geval van verkeersobjecten door naar de specifieke kenmerken.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is dat die leidt tot afwijkende voorwaarden of afwijzing?

Wat doe ik als de opgave of aanvraag niet strookt met de waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

3a.2 Het klantbeeld opstellen.

 

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

Het klantbeeld is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voor zover relevant voor het opstellen van een passend advies m.b.t. particuliere schadeverzekeringen.

Klant kan zich herkennen in het klantbeeld.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Kan hij de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Het opstellen van een risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren,

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren, en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van verzekeringstechnische risicoanalyse van particuliere huishoudens.

ALGEMEEN

 

1c.1

De kandidaat kan onderscheiden de materiële risico’s die hij loopt evenals de risico’s ten aanzien van vermogen en een ongeval.

B

1c.2

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die de verschillende risico’s (deels) afdekken.

K

1c.3

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van verzekeringen kunnen worden geschaard.

B

1c.4

De kandidaat kan kort het belang uitleggen van de dekking en de eventuele verschillen daartussen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringen voor de specifieke situatie van de klant.

B

1c.5

De kandidaat kan de volgende verzekeringstechnische begrippen definiëren: inboedel, opstal, motorrijtuig, verzekerden, alles tenzij dekking, negatieve- en positieve dekkingsomschrijving, bepalingen dwingend- en aanvullend recht kwalitatieve aansprakelijkheid, vermoeden van schuld.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

1c.6

De kandidaat kan bij materiële verzekeringen onderscheiden: de risico’s met betrekking tot het object zelf en de aansprakelijkheidsrisico’s die de objecten met zich meebrengen.

B

1c.7

De kandidaat kan in hoofdlijnen het verschil in dekking omschrijven tussen verzekeringen die betrekking hebben op hetzelfde risico-object.

K

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1c.8

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van de risico’s rond bezit die te maken hebben met tijdelijk stallen van inboedel elders.

K

1c.9

De kandidaat kan de dekkingsgevolgen beschrijven bij verbouwing van een gebouw.

K

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1c.10

De kandidaat kan de specifieke risico’s en dekkingen die te maken hebben met pleziervaartuigen benoemen, zoals beperkte dekking AVP voor pleziervaartuigen, bijzondere aansprakelijkheid internationale wateren, vaargebied, vaarbewijs, uitsluitingen (osmose e.d.).

K

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1c.11

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsrisico’s onderscheiden ingeval de klant bezitter van een opstal is.

B

1c.12

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsrisico’s onderscheiden ingeval de klant een vergunning op basis van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming beoogt.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1c.13

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf gebruikelijke (verplichte) verzekeringsvormen die ziektekostenrisico’s (deels) afdekken.

K

1c.14

De kandidaat kan kort het belang voor de klant van de aanvullende ziektekostenverzekering benoemen.

B

1c.15

De kandidaat kan in een specifieke situatie afwijkende risico’s en/of risicoverzwarende factoren voor de aanvullende ziektekostenverzekering benoemen.

B

1c.16

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen een natura-, een restitutie- en een combinatiepolis.

B

1c.17

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de eventuele gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico voor een aanvullende ziektekostenverzekering.

B

RUBRIEK C2 ONGEVALLEN

 

1c.18

De kandidaat kan de verschijningsvormen van de ongevallenverzekering en de dekkingsrubrieken omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de risico’s te analyseren en te beoordelen.

2c.1 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een verzekeringsoplossing.

De analyse is volledig en uitputtend.

Op basis van de risicobereidheid van de klant maakt de adviseur een keuze uit verschillende risicomitigerende oplossingen (volledig verzekeren, deels verzekeren met eigen risico, risico zelf dragen, risicoreductie door preventieve maatregelen).

2c.2 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van materiële verzekeringen kunnen worden geschaard.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg kandidaat waarop een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een (aanvullende) verzekering valt.

De kandidaat kan de mogelijke gevolgen van een afwijkend risico en/of risicoverzwarende factor voor het acceptatietraject aan de klant duidelijk maken.

 

2c.3 Beoordelen welke risico’s kunnen worden afgedekt door een ongevallenverzekering, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg van kandidaat welke verzekerde rubrieken onder de ongevallenverzekering vallen.

Aan de klant kan uitgelegd worden dat een ongevallenverzekering uitkeert als het verzekerde evenement zich voordoet, zonder naar de schuldvraag te kijken. Een jarenlange schuldvraagdiscussie wordt vermeden.

2c.4 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van aansprakelijkheid- of rechtsbijstandsverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle subdekkingen.

De kandidaat kan onderscheid maken in risico’s die betrekking hebben op zaken of belangen die kunnen worden afgedekt door een aansprakelijkheid- of rechtsbijstandverzekering.

 

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te analyseren en te beoordelen en de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken.

2d.1 De genomen preventiemaatregelen analyseren.

De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de context of begrijpt de preventiemaatregelen niet.

2d.2 Voor een risico beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming of beperking van schade.

De kandidaat analyseert de meest passende preventiemaatregelen ter voorkoming of beperking van schade bij de klant.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke preventiemaatregelen.

Competenties

Competentie (C)

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het analysetraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen correct kan uitvoeren.

3b.1 Risico analyse opstellen.

Op basis van de inventarisatie.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm1d

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op grondige en actuele kennis van de particuliere schadeverzekeringsproducten.

ALGEMEEN

1d.1

De kandidaat kan de meest gangbare verzekeringsbegrippen aan de klant uitleggen waaronder: premier risque, opzet, cautie en fundamenten, verzekerd bedrag en waardebepaling.

B

1d.2

De kandidaat kan voor eenvoudige schadegevallen de dekking op een verzekering omschrijven.

K

1d.3

De kandidaat kan in een bepaalde situatie uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, een uitsluiting, franchise of eigen risico van toepassing is op een verzekering, en kan de mogelijke gevolgen voor de schadeafwikkeling aangeven.

B

1d.4

De kandidaat kan uitleggen hoe verzekerde bedragen worden vastgesteld, hoe verzekerde bedragen worden geïndexeerd, hoe waardemaatstaven worden omschreven en wat het indemniteitsbeginsel inhoudt.

B

1d.5

De kandidaat kan omschrijven wat samenloop is en hier voorbeelden van noemen.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1d.6

De kandidaat kan de begrippen onder- en oververzekering, zuivere en onzuivere premier risque en de concrete gevolgen daarvan voor de bezitsverzekering(en) omschrijven.

K

1d.7

De kandidaat kan de meest voorkomende alternatieve en/of aanvullende vormen van bezitsverzekeringen, zoals instrumentenverzekeringen, huisdieren, hobby- en sportuitrustingverzekeringen opsommen.

K

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1d.8

De kandidaat kan de waardemaatstaven omschrijven voor de verzekering en schadevergoeding van een motorrijtuig- of aanverwante verzekering.

K

1d.9

De kandidaat kan het belang uitleggen van het verzekeren van het juiste aantal zitplaatsen op een ongevallenverzekering voor in- of opzittenden.

B

1d.10

De kandidaat kan uitleggen hoe een verzekeraar gegevens over een motorrijtuig, de eigenaar en de verzekering daarvan kan verifiëren.

B

1d.11

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven: bonus-malusregeling, royementsbrief en roy-data.

K

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1d.12

De kandidaat kan de meest gangbare in pleziervaartuigenverzekeringen opgenomen begrippen verklaren, waaronder: nieuw voor oud, abandonnement, averij en aanvaring.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1d.13

De kandidaat kan de volgende aansprakelijkheidsbegrippen omschrijven: contractuele aansprakelijkheid, wettelijke aansprakelijkheid, schuldaansprakelijkheid, risicoaansprakelijkheid.

K

1d.14

De kandidaat kan uitleggen hoe een reis- en annuleringsverzekering het vermogen van de verzekerde kan beschermen.

B

ONDERDEEL B 2 RECHTSBIJSTAND

 

1d.15

De kandidaat kan de meeste gangbare begrippen uit rechtsbijstandverzekeringen aan de klant uitleggen, zoals borg, zekerheidsstelling en onvermogenheiddekking.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1d.16

De kandidaat kan uitleggen uit welk(e) component(en) de premie van een zorgverzekering of aanvullende ziektekostenverzekering in de regel bestaat.

B

1d.17

De kandidaat kan de verzekeringsmogelijkheden uitleggen met betrekking tot Nederlanders die wonen en werken in het buitenland en buitenlanders die wonen en werken in Nederland (expatriates, kenniswerkers, immigranten, asielzoekers).

B

1d.18

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen kunnen worden geschaard.

B

RUBRIEK C2 ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

1d.19

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn als een verzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1d.20

De kandidaat kan het begrip ongeval volgens polisvoorwaarden definiëren en voorbeelden geven van ongevallen.

K

1d.21

De kandidaat kan opnoemen wat ongevallenverzekeraars in de regel als maximum te verzekeren bedrag hanteren.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van de processen bij schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1e.1

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces beschrijven, inclusief de mogelijkheden van voorlopige dekking.

K

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL 1 ZORG

 

1e.2

De kandidaat kan de gevolgen van het politieke besluitvormingsproces voor de dekking en het verplicht eigen risico van de zorgverzekering aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces en de polisdekking uitleggen.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake schadeverzekeringen.

RUBRIEK A MATERIËLE BEZITSVERZEKERINGEN

1f.1

De kandidaat kan aan de klant de voordelen van een garantie tegen onderverzekering uitleggen.

B

ONDERDEEL A 2 VERKEER

1f.2

De kandidaat kan de relevante bepalingen uit de WAM uitleggen.

B

1f.3

De kandidaat kan aangeven wat artikel 185 WVW inhoudt.

K

1f.4

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen van artikel 185 WVW zijn voor de aansprakelijkheid van de eigenaar of houder van een motorrijtuig.

B

1f.5

De kandidaat kan het belang uitleggen van het verzekeren van het juiste aantal zitplaatsen op een ongevallenverzekering voor in- of opzittenden.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1f.6

De kandidaat kan de relevante wetsartikelen uit het BW uitleggen.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERING

ONDERDEEL C1 ZORG

1f.7

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven welke samenhang er is tussen de verzekering van zorgrisico’s van de klant, bij de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de (aanvullende) ziektekostenverzekeringen.

B

1f.8

De kandidaat kan omschrijven wie de verzekerden en de verzekeringsnemer zijn inclusief individuele verzekeringsplicht, welke (premiebetalings-)plichten zij hebben en welke dekking van de zorgrisico’s voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie en het te verzekeren bedrag te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvormen en -voorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvormen, voorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, uitsluitingen en beperkingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 Informatie gebruiken die in de bedrijfstak beschikbaar is ter zake van protocollen, convenanten, bedrijfsregelingen en gedragscodes.

De kandidaat gebruikt de informatie op de juiste wijze.

De kandidaat kan met behulp van een inboedelwaardemeter uit een bepaald jaar en de indexcijfers de globale waarde van een inboedel berekenen.

De kandidaat kan met behulp van de herbouwwaardemeter de globale herbouwkosten van een woonhuis berekenen.

Toepassing VRKI Woningen, Herbouwwaardemeter, Inboedelwaardemeter, etc.

2e.2 De premies en te verzekeren bedragen van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens, inclusief assurantiebelasting.

De kandidaat kan gebruikmaken van indexcijfers. De berekening is correct.

Gebruikt ICT-toepassingen, waaronder vergelijkingssoftware. De kandidaat moet kunnen rekenen met een index, promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s (per dag) of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

2e.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen.

De kandidaat beoordeelt of offerte aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico en kan de eventuele verschillen verklaren.

Ingeval bijzonder schadeverleden, gezinssituaties en/of hobby’s.

2e.4 De verzekeringsvormen selecteren die voor de klant onacceptabele risico’s (deels) kunnen afdekken.

De kandidaat selecteert de verzekeringsvormen op grond van de risico’s die zijn geïnventariseerd.

De kandidaat vertaalt de risico’s naar mogelijke verzekeringsvormen die de risico’s (deels) mitigeren.

Aan de (eind-)klant moet een passende verzekeringsoplossing worden geboden.

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een standaard verzekering vallen en die mogelijk een maatwerkoplossing voor de (eind-)klant vereisen.

De kandidaat legt duidelijk uit dat bepaalde risico’s mogelijk niet te verzekeren zijn en legt uit waarom.

 

2e.6 Inschatten welke van de geselecteerde verzekeringsvoor-waarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

De dekking is passend in de specifieke situatie van de klant.

Maakt voor afwijkende risico’s al dan niet in overleg met maatschappij een passende offerte met maatwerkclausules en/of eigen risico’s en/of uitsluitingen (normaliseert risico’s).

Spanningsveld tussen beste dekking en hoge premie versus beschikbaar budget van klant.

2e.7 Beoordelen of de motorrijtuigrisico’s van de klant, door de advisering van een of meer motorrijtuig- of aanverwante verzekeringen adequaat worden afgedekt.

De kandidaat gaat uit van premiehoogte en de verzekeringsbehoefte en wensen van de klant.

Een voorzichtige klant met een hoge korting zal zijn auto langer AR verzekerd willen houden.

WA, WA Beperkt casco, WA + Casco en aanvullende dekkingen, bonus malus situaties, aantoonbaarheid schadevrije jaren, collectiviteiten, merkenpolis, taxatierapport, beveiligingsniveau, oldtimers/klassiekers en/of exclusieve (snelle) personenauto’s alles in ruime zin, al dan niet ondersteund door softwaretoepassingen.

2e.8 Beoordelen of de nieuwwaarde- of dagwaarderegeling, verzekeraarshulpdienst, de schadeherstelregeling en overige dekkingen op de motorrijtuigverzekering van toepassing zijn.

De kandidaat biedt transparantie voor de klant.

Schadesturing door verzekeraars, verlaagd eigen risico, gratis vervangende auto voor duur van reparatie.

2e.9 Op basis van voorbeelden uitleggen wat de voordelen en nadelen zijn van het verzekeren van meer risico’s op één polis.

De klant kan de juiste beslissing nemen: combineren of juist afzonderlijk verzekeren.

De kandidaat kan beargumenteren waarom een risico juist op een afzonderlijke polis verzekerd moet worden.

Dit is specifiek aan de orde bij bezits- en verkeersverzekeringen.

2e.10 Het belang aantonen van een aansprakelijkheidsverzekering (inclusief eventuele jagersdekking) en rechtsbijstandverzekering in de specifieke situatie van de klant.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op de situatie van de klant.

Let op jagersrisico bij aansprakelijkheidsverzekering.

Let op de maximale vergoeding externe advocaatkosten bij rechtsbijstand, conflicten- en geschillenregeling rechtsbijstand, inloop- en uitlooprisico, carenztijd en smeulende conflicten bij rechtsbijstandverzekering.

2e.11 De polisdekking van de zorgverzekering en (aanvullende) ziektekostenverzekeringen toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een zorgverzekering- en/of (aanvullende) ziektekostenverzekering.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, marginale provisie voor distributiekanaal, collectieve markt, declaratiestromen, verplicht en vrijwillig eigen risico.

2e.12 Berekenen wat de consequenties zijn van het niet verzekerd zijn en het niet betalen van de premie voor de Zorgverzekeringswet.

De kandidaat rekent de premie en de extra premie correct uit, zodat direct inzichtelijk is wat de extra kosten zijn bij het niet betalen van de zorgverzekerings- en ziektekostenpremie.

 

2e.13 [Red: Vervallen.]

   

2e.14 Voor niet of moeilijk verzekerbare arbeidsongeschiktheidsrisico’s een passende oplossing adviseren in de vorm van een ongevallenverzekering.

Klant baseert behoefte op advies inkomensadviseur. Kandidaat werkt goed samen met inkomensadviseur.

De oplossing is passend.

Ingeval de klant onverzekerbaar is voor arbeidsongeschiktheidsrisico’s, de AOV te duur vindt, of een te zwaar medisch risico vormt.

In sommige gevallen is de klant doorverwezen door de inkomensadviseur.

2e.15 Voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met ongevalsgevolgen.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Sommenverzekering, meer dekkingsmogelijkheden, meer polissen die zelfde risico dekken, werking Gliedertax, gevaarlijke beroepen of gevaarlijke sporten.

2e.16 Bij een ongevallenverzekering de meest gangbare (dekkingsbeperkende) clausules en uitsluitingen toepassen alsmede fiscale gevolgen uitleggen.

De kandidaat is alert op afwijkende risico’s.

De oplossing is passend en afgestemd op de situatie van de klant.

Bijzonder beroep, extreme sporten, alcoholgebruik, opzet, bestaande gebreken, fiscale behandeling premie en uitkering.

2e.17 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant zelfstandig, succesvol en correct kan adviseren inzake particuliere schadeverzekeringen, waarbij het belang van de klant centraal wordt gesteld.

3c.1 Een advies opstellen.

Niet altijd kan een standaardoplossing worden geboden.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit.

Advies is op basis van de risicoanalyse en inclusief preventieadvies en verzekeringsoplossingen.

Kandidaat maakt, indien nodig, een juiste cijfermatige analyse, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van verzekerd bedrag, (vervoerde) omzet of eigen risico.

Advies is passend en conform de polisvoorwaarden. De verzekeringen dekken de risico(’s) adequaat af en vullen elkaar aan, sluiten bij elkaar aan.

De kandidaat onderscheidt beperkingen en reikwijdte van de particuliere/zakelijke verzekeringen scherp.

Waar gaat particuliere hoedanigheid over in zakelijke hoedanigheid?

3c.2 Alternatieve verzekeringsoplossingen uitwerken bij afwijzing.

Bij afwijzing van het aangeboden risico door verzekeraars dan wel bij een mindere dekking dan gevraagd.

Risicoanalyse is correct. De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin. Alternatieve verzekeringsmogelijkheden eventueel met beperkte dekking of tegen een verhoogde premie

Verzekeringsmogelijkheden bij De Vereende voor afwijkende risico’s, zoals extreem schadeverleden, problemen door betalingsmoraliteit, straatraces, praalwagens, evenementen e.d.

 

3c.3 Het advies presenteren.

Klantgesprek.

Verschillend begripsniveau van klanten.

De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

De kandidaat legt de offerte en eventuele afwijkende voorwaarden en/of premies duidelijk uit.

De kandidaat geeft passende voorbeelden bij voorwaarden van de gekozen verzekering. Het belang van de geadviseerde verzekeringen wordt de klant duidelijk.

Klant wordt overtuigd van de juistheid van de gekozen verzekering en accepteert gepresenteerde oplossing.

De kandidaat legt voor de klant begrijpelijk uit in welk geval een deskundigentaxatie zinvol is. Geeft de klant aan wat de verschillen zijn tussen de verschillende vormen van waardebepaling. Geeft voorbeelden aan de hand van een paar gefingeerde schadegevallen.

Klant begrijpt de risico’s van onderverzekering en dat oververzekering niet wenselijk is. Waarom en hoe verzekerde bedragen aangepast worden aan prijsontwikkelingen en welke consequenties dit mogelijk heeft voor de premie en dat een te hoge schade-uitkering wettelijk verboden is.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg van kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een verzekering valt.

Indien de klant het advies niet opvolgt, waarschuwt de kandidaat de klant voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

Begrijpt de klant mij?

Volg ik niet uitsluitend de wens van de klant, maar geef ik daadwerkelijk advies op basis van mijn eigen inzicht en kunnen?

Heeft de klant nu goed inzicht in de financiële implicaties?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van particuliere schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1g.1

De kandidaat kan bij wijziging uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

RUBRIEK A MATERIËLE VERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1g.2

De kandidaat kan beschrijven in welke specifieke situaties het invullen van een nieuwe inboedelwaardemeter, inboedelinventarisatielijst of het uitbrengen van een taxatie zinvol is.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving;

• de gewenste wijzigingen op een bestaande particuliere schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen;

• de klant tijdig te informeren over (acceptatie-)beslissing van verzekeraars en deze als ook overige informatie vast te leggen;

• de polisdocumenten en overige informatie tijdens de lopende verzekeringsperiode op juistheid te controleren, ter beschikking stellen aan de klant en vast te leggen;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Beoordelen of er bepaalde relevante zaken zijn veranderd of binnenkort gaan veranderen bij de klant.

De kandidaat weet dat de situatie van de klant gewijzigd is.

Dit is een cruciaal onderdeel van beheer, waar men alleen achter komt door vragen, bestuderen van websites, advertenties etc. en door deze te vergelijken met de informatie uit het eerste advies.

2f.2 Beoordelen of de acceptatiebeslissing m.b.t een lopende polis aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

De klant heeft het aangeboden risico nu afgedekt.

De verzekering is op de juiste wijze in (voorlopige) dekking gegeven; en is bevestigd aan de verzekeraar en de verzekerde.

Bij afwijking dient de klant te worden geïnformeerd en moet nieuwe beoordeling van het risico plaatsvinden.

2f.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen voor een bestaande schadeverzekering.

De klant begrijpt wat hij aangeboden krijgt.

Ook hier geldt de transparantie: als er een afwijking is, moet de adviseur er zeker van zijn dat de klant deze begrijpt en accepteert.

2f.4 Op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie de restitutie resp. suppletie als gevolg van een wijziging van een schadeverzekering (laten) berekenen.

De klant betaalt niet te veel.

De kandidaat kan de klant inzicht geven in de tariefstelling van verzekeraars.

Kandidaat moet gevolgen kunnen schetsen bij beëindiging verzekering, rekening houdend met uitloop en inloop.

2f.5 Adviseren over mogelijke vervolgstappen bij aanpassing door de verzekeraar van de premie en/of voorwaarden.

Het advies sluit aan bij de specifieke uitgangssituatie van de klant.

Dit is van toepassing op alle verzekeringen, maar relatief vaker bij zorgverzekeringen. Kandidaat kent de specifieke context daarvan.

Soms past de verzekeraar de dekking en bloc aan, soms is er een ‘aanwijzing’.

2f.6 De gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

De gegevens worden op de juiste wijze aangeleverd, per datum verandering.

Het actueel houden van gegevens kan op vele manieren: op papier, via internet of direct in administratie van verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

2f.7 Op basis van voorbeeld aantonen wat het belang voor de klant is om hem en de verzekeraar op de hoogte te stellen van mededelingen van de RDW over het niet-verzekerd zijn van een motorrijtuig.

De gevolgen van de wet- en regelgeving voor de dekking van de verzekering moeten duidelijk gemaakt worden aan de klant.

Dit is specifiek aan de orde bij verkeersverzekeringen.

2f.8 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens, die op een makkelijke manier terug te vinden zijn.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het beheertraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen van diverse omvang en complexiteit zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren.

3d.1 Een verzekering beheren

Gedurende de looptijd van de verzekering. Soms zal er in het pakket geen wijziging nodig zijn, andere keren wel.

Wijzigingen in risico’s in levensloop van de klant, wijzigingen in de objecten, geldigheid deskundigen-taxaties.

Gebruik en blocbepaling door verzekeraar, premie aanpassing, eendimensionaal overstappen (alleen premie als ijkpunt).

De kandidaat voldoet aan de eisen m.b.t. zorgplicht.

Kandidaat is proactief.

De kandidaat controleert de polis en eventuele overige bescheiden van een schadeverzekering of de gevolgen van een verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking juist verwerkt zijn.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

De polis is (nog steeds) akkoord.

Is de dekking in de specifieke situatie van klant juist?

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

Zijn er betere alternatieven voor klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering.

Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.2 Een verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen tot een andere situatie leiden die andere eisen aan verzekering stelt.

Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder de doorgegeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

3d.3 Een verzekering aanpassen.

Verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

De kandidaat past de verzekering op de juiste manier aan, zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant motiveren of en wanneer het oversluiten of beëindigen van een schadeverzekering zinvol is.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop oude polis en inloop bij nieuwe polis.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking van de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

3d.4 De klant informeren over de wijzigingen.

Klantgesprek.

Voor een bestaande schadeverzekering.

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Heb ik de gevolgen van verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking goed geschetst?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis over particuliere schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1h.1

De kandidaat kan uitleggen wat bij schade de mogelijke rol is van een (contra-)expert en arbiter en hoe de betaling van deze personen gewoonlijk is geregeld.

B

1h.2

De kandidaat kan voor een schade onder een schadeverzekering aangeven of een dekkingsbeperking of -uitsluiting van toepassing is.

B

1h.3

De kandidaat kan de principes omschrijven van een actief schaderegelingsbeleid bij een schade onder een schadeverzekering.

K

1h.4

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij schade onder een schadeverzekering.

B

1h.5

De kandidaat kan bij samenloop aan de klant uitleggen bij welke verzekeraar de schade het beste geclaimd kan worden.

B

1h.6

De kandidaat kan uitleggen welke personen, bedrijven en instanties (kunnen) zijn betrokken bij het schadebehandelingsproces, inclusief de wijze van schadevaststelling na het ontstaan van de schade en ook de stappen in de schadebehandelingsprocedure beschrijven.

B

1h.7

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van een te laag verzekerde som, en onder- of oververzekering.

B

1h.8

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de schademelding onder een schadeverzekering.

B

1h.9

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden er zijn om bij een afwijzing van een schade een klacht in te dienen.

B

1h.10

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een uitkering onder een schadeverzekering.

B

1h.11

De kandidaat kan de benodigde gegevens selecteren voor het melden van een schade onder een schadeverzekering en het belang daarvan aangeven.

B

1h.12

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn voor de (hoogte van de) uitkering onder een schadeverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1h.13

De kandidaat kan omschrijven wat de rechten en de plichten van een verzekerde en verzekeraar zijn bij schade.

B

1h.14

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade.

B

1h.15

De kandidaat kan uitleggen wanneer, en in hoeverre, de verzekeraar maximaal verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

B

1h.16

De kandidaat kan uitleggen waarom bepaalde kosten aanvullend kunnen worden vergoed.

B

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A 1 BEZIT

 

1h.17

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze de verzekeraar een uitkeringscorrectie kan toepassen onder een bezitsverzekering, waarbij sprake is van een deskundigentaxatie.

B

1h.18

De kandidaat kan de overdekkingsregeling op de inboedelverzekering uitleggen.

B

1h.19

De kandidaat kan aan de klant de werking van de indexclausule bij schade onder een woonhuis- en inboedelverzekering uitleggen.

B

1h.20

De kandidaat kan aan de klant de waardemaatstaf uitleggen die de verzekeraar hanteert bij het behandelen van een schadeclaim op de woonhuisverzekering.

B

1h.21

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder salvage wordt verstaan en hoe de salvageprocedure verloopt.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1h.22

De kandidaat kan voor een motorrijtuig- of aanverwante verzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de wijze van schadevaststelling) of een beroep op het Waarborgfonds Motorverkeer beschrijven.

K

1h.23

De kandidaat kan voor een specifieke situatie herkennen of is voldaan aan de basisvoorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW en/of op grond van het Burgerlijk Wetboek.

K

1h.24

De kandidaat kan uitleggen in hoeverre de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan zijn voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1h.25

De kandidaat kan bij een vordering op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke (vorderingsgerechtigde) instanties een rol kunnen spelen bij de afwikkeling.

B

1h.26

De kandidaat kan aan de verzekerde op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke mogelijke vorderingen een of meer benadeelden hebben op grond van het algemene aansprakelijkheid- en schadevergoedingsrecht.

B

1h.27

De kandidaat kan aan de klant de gevolgen van samenloop uitleggen bij aansprakelijkheidsverzekeringen.

B

1h.28

De kandidaat kan onderscheiden of er bij een eenvoudige vordering sprake is van persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid van een van de verzekerden op een aansprakelijkheidsverzekering.

B

ONDERDEEL B2 RECHTSBIJSTAND

 

1h.29

De kandidaat kan bij een verschil van inzicht of een conflictsituatie onder de rechtsbijstandverzekering aan de klant uitleggen op welke wijze de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke polisvoorwaarden dit regelen en wat diens mogelijkheden zijn, rekening houdend met de voorwaarden, en gedrags- en kwaliteitscodes.

B

1h.30

De kandidaat kan uitleggen waarom een rechtsbijstandsverzekeraar in bepaalde gevallen geen rechtsbijstand verleent, maar de vordering rechtstreeks met de klant regelt.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1h.31

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering.

B

1h.32

[Red: Vervallen.]

B

1h.33

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens beoordelen of de door de verzekeraar vastgestelde vergoeding op een zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering juist is, rekening houdend met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdrage en eigen risico.

B

1h.34

De kandidaat kan voor een zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering uitleggen op welke wijze de afwikkeling van de zorgnota’s en -vergoedingen plaatsvindt.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• een door de verzekeraar ingenomen standpunt te beoordelen;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat bepaalt wanneer, en in hoeverre, de verzekeraar maximaal verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Controleert of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens inclusief overige vereiste bescheiden aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 De juistheid van het standpunt van de verzekeraar beoordelen en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schadevergoeding berekenen.

Berekent aan de hand van de beschikbare gegevens, op de juiste wijze de schadevergoeding.

Beoordeelt of er sprake is van over- of onderverzekering.

De kandidaat kan voor een schadeverzekering beargumenteren waarom en/of op welke punten de door de verzekeraar vastgestelde uitkering afwijkt van zijn eigen inschatting.

Schakelt zonodig deskundige in.

Voor een eenvoudige schade. Een adviseur moet snel duidelijkheid kunnen geven, ook verzekeraars maken fouten.

Laten blijken van de toegevoegde waarde van de adviseur.

2g.3 Beoordelen of verzekeraar en verzekerde in voldoende mate meewerken aan een correcte afwikkeling van het schadeproces.

De klant begrijpt wat verzekeraar en verzekerde van elkaar mogen verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen kunnen zijn als de verplichtingen en gedragsregels niet worden nageleefd.

Voorkomen moet worden dat de schade groter wordt of de schadeafwikkeling onnodig wordt vertraagd of bemoeilijkt door gebrek aan of onvoldoende medewerking van de verzekeraar of benadeelde.

2g.4 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen onder de schadeverzekering(en).

Inzet vergoedingen voor preventieve activiteiten.

2g.5 Met behulp van een oplossing het belang van aanlevering van de benodigde gegevens voor de schadeaangifte onder een schadeverzekering aantonen.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen van de wijze waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.6 Beoordelen welke maatregelen kunnen worden getroffen om een claim die onder een dekking van een schadeverzekering valt te kunnen beperken.

Kandidaat stelt de juiste risicobeheersing vast en initieert de juiste schadebeperkende en preventieve maatregelen.

Soms zal hierdoor een verzekeringsoplossing overbodig worden.

2g.7 Ingeval sprake is van een aansprakelijkheidsclaim analyseren wie de betrokken partijen zijn en in welke situatie sprake is van bijvoorbeeld persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid.

Kandidaat geeft een duidelijke toelichting op de rollen en aansprakelijkheden van partijen die betrokken zijn bij een aansprakelijkheidsschade.

 

2g.8 Aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorgverzekering plaatsvindt.

Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het schadebehandelingstraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade. Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

• Klant is goed geïnformeerd, onder andere over hoe de schadebehandelingsprocedure werkt en de mate van dekking.

• De kandidaat legt de mogelijke maatregelen uit ter beperking van de schade (bereddingsplicht volgens BW, water weg (laten) pompen, luchten en heaters plaatsen bij waterschade, reconditioneringsbedrijf inschakelen, inboedelrestanten elders opslaan, noodglas laten aanbrengen etc.).

• De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

• Kandidaat ziet toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

• Klant krijgt het juiste inzicht in de wijze waarop wordt bepaald of er recht op een uitkering is.

• Kandidaat handelt op de juiste wijze als de verzekeraar beroep doet op de polisvoorwaarden of op wet- en regelgeving voor bonus malus, subsidies e.d. of regresrecht.

• Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Wordt de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie en dat ik aan zijn kant sta?

Betaalt klant niet te veel zelf?

Gedrags- en kwaliteitscodes geven raamwerk met mijlpalen in het proces.

Begrijpt klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

Wordt de uitkering tijdig en juist gedaan?

3e.2 Beoordelen of een schade onder de gesloten schadeverzekering valt.

Ingeval van schade.

• Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of:

– er dekking is voor een schade door aard en gebrek;

– of er sprake is van over- of onderverzekering;

– dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is;

– de schade (inclusief kosten) gedekt is;

– er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

• De kandidaat bepaalt of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is onder de schadeverzekering.

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijk-heden?

3e.3 Beoordelen of een schade geclaimd kan worden onder de eigen polis en/of dat een verhaalsactie ingezet kan of moet worden.

Ingeval van schade bij verkeersverzekeringen.

• Kandidaat beoordeelt in geval van motorrijtuigenverzekeringen:

– of de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan worden gesteld voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker;

– in hoeverre en hoe de klant zijn schade kan verhalen op de tegenpartij of het Waarborgfonds Motorverkeer;

– of er al dan niet sprake is van aansprakelijkheid van de klant of de tegenpartij op grond van artikel 185 WVW en/of het Burgerlijk Wetboek en/of de jurisprudentie.

• De kandidaat kan tegenover de verzekeraar verdedigen dat zijn klant in aanmerking komt voor toepassing van de regeling Schuldloze derde.

Begrijpt de klant de werking van art. 185 WVW?

Ken ik de aansprakelijkheidsregeling krachtens het BW en de rol van het Waarborgfonds?

Ken ik de meest gebruikte bedrijfsregelingen met betrekking tot autoschades?

3e.4 Op basis van een voorbeeld aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorgverzekering is samengesteld.

Eenvoudige schade op een zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering

• Aan de hand van alle benodigde gegevens.

• Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Bijlage 4. Eindtermen en toetstermen module schadeverzekeringen zakelijk

Onder materiële schadeverzekeringen(rubriek A) worden de volgende zakelijke schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Bezit

    • Opstal

    • Inventaris

    • Goederen

    • Glas

    • Kostbaarheden

    • Geld en fraude

    • Computer/elektronica

    • Machinebreuk

    • Hagelschade en (brede)weer

    • Paarden en vee

    • Agrarisch

    • Milieuschade

    • CAR/montage

  • 2. Verkeer

    • Motorrijtuigen

    • Motorrijtuigcasco

    • Motorrijtuigaansprakelijkheid

    • Verhaalsrechtsbijstand motorrijtuigen

    • Motorrijtuigrechtsbijstand

    • Schade voor inzittenden (svi)

    • Ongevallen in- of opzittenden

  • 3. Transport

    • Transport (goederen)

    • Molest

    • Verhuis

    • Landmateriaal/werkmaterieel

    • Vervoerdersaansprakelijkheid

Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B) dienen de volgende zakelijke schadeverzekeringen te worden verstaan:

  • 1. Aansprakelijkheid

    • Beroepsaansprakelijkheid

    • Bedrijfsaansprakelijkheid

    • Bestuurdersaansprakelijkheid

    • Garage

    • Reis en annulering

  • 2. Rechtsbijstand

    • Bedrijfsrechtsbijstand

    • Verhaalsrechtsbijstand

  • 3. Bedrijfsschade

    • Bedrijfsschade

    • Machinebreukbedrijfsschade

    • (Exploitatie-)kosten

    • Reconstructie/extra kosten

  • 4. Krediet

  • 5. Cyber- en datarisks

Onder zorg- en ongevallenverzekeringen (rubriek C) dienen de volgende zakelijke schadeverzekeringen te worden verstaan:

  • 1. Zorg

    • Zorgverzekeringen

    • Collectieve (aanvullende) zorg

  • 2. Ongevallen

    • Collectieve ongevallen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant,

op actuele kennis van het verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1a.1

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een schadeverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden genomen.

K

1a.2

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen opsommen, o.m. Letselschaderichtlijnen, Brandregresregeling, Richtlijn Waardevermindering en Het Fraudeprotocol.

K

1a.3

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen, o.m. Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade en inkomensverzekeringen en Gedragscode Letselschade.

K

1a.4

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Kwaliteitscode Rechtsbijstand en Convenant Criminaliteit Bouwlocaties.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in de diverse ontwikkelingsstadia van een onderneming en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk, niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 De documenten zoals formulieren en offertes uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk, niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Het document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen/grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld het dilemma van een financiële dienstverlener die bemiddelt en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy- en patiëntenrechten (o.m. WGBO, Wmk).

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers systeem middels een rollen- en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij de functie.

4a.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert de inventarisatie met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant,

op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1b.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap omschrijven.

K

1b.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven en kan benoemen welke rechten er bij een overgang van onderneming overgaan.

K

1b.3

De kandidaat kan in algemene zin passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s benoemen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de benodigde informatie met betrekking tot de inventarisatie te verzamelen.

2b.1 Gegevens verzamelen.

Kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantbeeld worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

Kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2b.2 De genomen preventiemaatregelen inventariseren.

Kandidaat inventariseert alle genomen preventiemaatregelen.

De kandidaat legt, indien nodig, uit in welke omstandigheden preventieve maatregelen wenselijk, effectief of zelfs verplicht zijn.

De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de omstandigheden of de preventiemaatregelen niet.

2b.3 De gegevens controleren en in voeren.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantbeeld kan inventariseren en het klantbeeld correct kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantbeeld inventariseren.

Klantgesprek.

De gegevens van de belangen, bezittingen en doelstellingen van de klant inventariseren.

De genomen preventiemaatregelen zijn goed geïnventariseerd.

Het schadeverleden van de klant is goed uitgewerkt, zodat een adequaat schadebeeld ontstaat.

De kandidaat vraagt door in bijzondere situaties en/of als klantgegevens onvolledig of mogelijk onjuist zijn, zodat hij/zij een passende dekking kan adviseren. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

In het geval van verkeersobjecten vraagt de kandidaat door naar de specifieke kenmerken.

Het aanvraagformulier is correct en naar waarheid ingevuld.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achterwege uit vrees voor afwijkende voorwaarden of afwijzing?

Wat doe ik als de opgegeven situatie niet strookt met de waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Wat voor soort wagenpark heeft de klant? Oldtimers, snelle personenauto’s, taxi’s rouw/trouwvervoer, koeriers, vrachtwagens, bestelauto’s.

3a.2 Het klantbeeld opstellen.

 

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

Het klantbeeld is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voorzover relevant voor het opstellen van een passend advies m.b.t. zakelijke schadeverzekeringen.

Klant kan zich herkennen in het klantbeeld.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Kan de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Het opstellen van een risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van verzekeringstechnische risicoanalyse van bedrijven.

1c.1

De kandidaat kan in een bepaalde situatie de risico’s onderscheiden op het gebied van materiële bezittingen, vermogen en ongevallen.

B

1c.2

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die de verschillende risico’s (deels) afdekken.

K

1c.3

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant vallen onder de dekking van verzekeringen.

B

1c.4

De kandidaat kan kort het belang van de dekking uitleggen en wat de verschillen zijn tussen de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringen.

B

1c.5

De kandidaat kan in algemene zin passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s benoemen.

K

1c.6

De kandidaat kan de preventiemaatregelen die passend zijn bij het specifieke risico benoemen en kan het belang om te voldoen aan de NEN -norm elektrische installaties, het bezit van een actuele risico-inventarisatie en -evaluatie en onderhoudscontracten beschrijven.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

1c.7

De kandidaat kan bij materiële schadeverzekeringen de risico’s met betrekking tot het object zelf en de aansprakelijkheidsrisico’s die de objecten met zich meebrengen onderscheiden.

B

1c.8

De kandidaat kan de meest gangbare begrippen zoals inventaris, goederen en molest omschrijven.

K

1c.9

De kandidaat kan in hoofdlijnen het verschil in dekking omschrijven tussen verzekeringen die betrekking hebben op hetzelfde risico-object.

K

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1c.10

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van risico’s m.b.t. bezittingen die te maken hebben met het tijdelijk stallen van inboedel elders, bijv., taxatie, kraken, leegstand, verkoop, bestemmingswijziging en het verzekerbaar belang aangeven.

K

1c.11

De kandidaat kan de dekkingsgevolgen beschrijven bij verbouwing van een gebouw.

K

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1c.12

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant en gezien zijn hoedanigheid de meest geschikte (collectieve) dekkingen onderscheiden.

B

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1c.13

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant de transportrisico’s onderscheiden.

B

1c.14

[Red: Vervallen.]

 

1c.15

De kandidaat kan op grond van de benoemde transportrisico’s van de klant de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die deze transportrisico’s (deels) afdekken.

B

1c.16

De kandidaat kan op hoofdlijnen omschrijven wat de diverse leveringscondities regelen.

K

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1c.17

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant en gezien zijn hoedanigheid de meest geschikte (collectieve) aansprakelijkheidsdekkingen onderscheiden

B

1c.18

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsbeperkende of- vergrotende artikelen uit leverings-, diensten en contractvoorwaarden onderscheiden.

B

1c.19

De kandidaat kan het principe van de claims-madepolis uitleggen.

B

RUBRIEK C ZORG- & ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1c.20

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf gebruikelijke (verplichte) zorgverzekeringen en (aanvullende) ziektekostenverzekeringen die ziektekostenrisico’s (deels) afdekken.

K

1c.21

De kandidaat kan kort het belang voor de klant van de (collectieve) aanvullende ziektekostenverzekering benoemen.

K

1c.22

De kandidaat kan in een specifieke situatie afwijkende risico’s en/of risicoverzwarende factoren voor de (aanvullende) ziektekostenverzekering benoemen.

K

1c.23

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de eventuele gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico voor een aanvullende ziektekostenverzekering.

B

ONDERDEEL C2 ONGEVALLEN

 

1c.24

De kandidaat kan de (verhoogde) ongevallenrisico’s binnen het bedrijf of binnen bepaalde werknemersgroepen benoemen.

K

Eindterm 1d

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op kennis van een aantal bedrijfseconomische en organisatorische informatiebronnen (balansanalyse, analyse resultatenrekening).

1d.1

De kandidaat kan ten behoeve van het advies aan de klant uit de diverse bedrijfseconomische en organisatorische informatiebronnen relevante informatie selecteren, zoals organogram, KvK-uittreksels, schadeverleden organisatie, legitimatie bestuurders, CAO, activa-administratie, personeelsreglement, ongevallenregister, fiscale en sociale aansluitnummers, jaarrekening (V&W rekening, balans) en (privé-) vermogen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de zakelijke risico’s te analyseren en te beoordelen, mede door gebruik te maken van informatie uit de balans en het jaarverslag.

2c.1 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een verzekeringsoplossing.

De analyse is volledig en uitputtend.

Op basis van de risicobereidheid van de klant maakt de adviseur een keuze uit verschillende risicomitigerende oplossingen (volledig verzekeren, deels verzekeren met eigen risico, risico zelf dragen, risicoreductie door preventieve maatregelen.

2c.2 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van materiële verzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle aanvullende dekkingen.

Juiste benoeming van de diverse (verzekerbare) belangen, zoals eigenaarsbelangen, huurdersbelang, belang derden, en vruchtgebruiker.

De kandidaat kan de mogelijke gevolgen schetsen van een afwijkend risico en/of risicoverzwarende factor voor het acceptatietraject.

 

2c.3 Het verzekerd belang bepalen waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie uit het jaarverslag, bestaande uit balans, resultatenrekening en toelichting.

Kandidaat gebruikt de noodzakelijke gegevens uit de balans en de resultatenrekening.

Kandidaat vraagt door als gegevens niet compleet of onjuist zijn.

Balansen kunnen complex zijn, meerdere vennootschappen omvatten, zijn al dan niet geconsolideerd.

2c.4 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een (collectieve) zorgverzekering, ziektekostenverzekering en ongevallenverzekering, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt op basis van uitleg kandidaat waarom een bepaalde verstrekking of vergoeding wel of juist niet onder de zorgverzekering, (aanvullende) ziektekostenverzekering of ongevallenverzekering valt.

 

2c.5 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van aansprakelijkheid- en rechtsbijstandverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle subdekkingen.

De kandidaat kan onderscheid maken in risico’s die betrekking hebben op zaken of belangen die kunnen worden afgedekt door een aansprakelijkheid- of rechtsbijstandverzekering.

 

2c.6 Beoordelen welke vervoercondities van toepassing zijn en in hoeverre de vervoerder aansprakelijk is.

De kandidaat bepaalt van in- en uitgaande goederenstromen op correcte wijze voor wiens rekening en risico de goederen vervoerd worden en welke vervoerscondities van toepassing zijn.

Onderwerpen die aan de orde (kunnen) komen zijn: mogelijke vervoerscondities, verpakkingswijze, middelen van vervoer, geconditioneerd vervoer, maximum per gelegenheid, vervoersomzet en retourzendingen.

2c.7 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van bedrijfsschadeverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt op basis van uitleg kandidaat waarom een bepaalde verstrekking of vergoeding wel of juist niet onder de (aanvullende) bedrijfsschadeverzekering valt.

Bedrijfsschadeverzekering (en) noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf.

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te analyseren en te beoordelen en de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken.

2d.1 De genomen preventiemaatregelen analyseren.

De kandidaat informeert de klant over de doelmatigheid van de door hem voorgestelde preventiemaatregelen.

 

2d.2 Voor een risico beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming of beperking van schade.

De kandidaat hanteert de meest passende preventiemaatregelen ter voorkoming of beperking van schade bij de klant.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke preventiemaatregelen.

Heeft oog voor de meest zinvolle organisatorische en/of bouwkundige en/of technische preventiemaatregelen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het analyse traject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen correct kan uitvoeren.

3b.1 Risicoanalyse opstellen.

Op basis van de inventarisatie.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van de zakelijke schadeverzekeringsproducten.

ALGEMEEN

1e.1

De kandidaat kan voor eenvoudige schadegevallen de dekking van een verzekering omschrijven.

K

1e.2

De kandidaat kan in een bepaalde situatie uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, een uitsluiting, franchise of eigen risico van toepassing is op een verzekering, en kan de mogelijke gevolgen voor de schadeafwikkeling aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan uitleggen hoe verzekerde bedragen worden vastgesteld en worden geïndexeerd, kan waardemaatstaven omschrijven en het indemniteitsbeginsel uitleggen.

B

1e.4

De kandidaat kan omschrijven wat (oneigenlijke) samenloop is en hier voorbeelden van noemen.

K

1e.5

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A1. BEZIT

 

1e.6

De kandidaat kan de begrippen onder- en oververzekering en de concrete gevolgen daarvan voor de bezitsverzekering(en) omschrijven.

K

1e.7

De kandidaat kan voor de klant het principe van de premier-risquedekking aan de hand van voorbeelden uitleggen.

B

1e.8

[Red: Vervallen.]

 

1e.9

De kandidaat kan de meest voorkomende specifieke vormen van bezitsverzekeringen opsommen, zoals lichtreclameverzekering-, paarden- en veeverzekering, en instrumentenverzekering.

K

1e.10

De kandidaat kan de voor de geld- en fraudeverzekering gangbare begrippen uitleggen, zoals waarden, fraude, oplichting, verblijfs- en vervoersrisico, en omzetpolis.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1e.11

De kandidaat kan de waardemaatstaven omschrijven voor de verzekering en schadevergoeding van een motorrijtuig- of aanverwante verzekering.

K

ONDERDEEL A3. TRANSPORT

 

1e.12

[Red: Vervallen.]

 

1e.13

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de premie wordt verrekend bij de diverse goederencontractpolissen.

B

1e.14

De kandidaat kan de dekking omschrijven van de goederenclausules G 13, G 14 en M 3.

K

1e.15

De kandidaat kan kort het belang en het doel van de Nederlandse Beurs-Goederenpolis uitleggen.

B

1e.16

De kandidaat kan kort het belang en het doel van de Nederlandse Beurs-Polis voor Landmateriaal uitleggen.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1e.16a

De kandidaat kan uitleggen binnen welke termijn een annuleringsverzekering in principe moet zijn gesloten en welke verzekeringsmogelijkheden er zijn indien deze

termijn wordt overschreden.

B

1e.16b

De kandidaat kan het doel van de recallverzekering uitleggen.

B

ONDERDEEL B2 BEDRIJFSSCHADE

 

1e.17

De kandidaat kan de meest voorkomende verzekeringsvormen noemen die schade als gevolg van bedrijfsstagnatie dekken.

K

1e.18

De kandidaat kan uitleggen wat onder het verzekerbaar belang bij een bedrijfsschadeverzekering wordt verstaan.

B

1e.19

De kandidaat kan uitleggen met welke twee methodes het verzekerbaar belang voor een bedrijfsschadeverzekering kan worden berekend.

B

1e.20

De kandidaat kan het verschil tussen de verzekeringstermijn en de uitkeringstermijn op een bedrijfsschadeverzekering aangeven.

B

1e.21

De kandidaat kan de factoren benoemen die van invloed zijn op de duur van de uitkeringstermijn van een bedrijfsschadeverzekering.

K

1e.22

De kandidaat kan uitleggen hoe een kredietverzekering kan bijdragen aan het voorkomen van schade.

B

1e.23

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant voorbeelden opsommen van kosten die zijn verzekerd op de reconstructiekostenverzekering.

K

1e24

De kandidaat kan een definitie geven van het begrip verzekerd belang in het kader van een brandbedrijfsschadeverzekering en een extra-kostenverzekering.

K

1e.25

De kandidaat kan opsommen welke factoren van belang zijn bij het sluiten van een brandbedrijfsschade- en extra-kostenverzekering.

K

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C 1 ZORG

K

1e.26

De kandidaat kan aan de klant uitleggen uit welke standaardcomponenten de premie op een (collectieve) zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering bestaat.

B

1e.27

De kandidaat kan de collectieve verzekeringsmogelijkheden uitleggen van werknemers die wonen en werken in het buitenland en van buitenlandse werknemers die wonen en werken in Nederland (expatriates, kenniswerkers, woonland, werkland).

B

ONDERDEEL C2 ONGEVALLEN

 

1e.28

De kandidaat kan opnoemen welk maximum te verzekeren bedrag ongevallenverzekeraars in de regel hanteren.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van de processen bij zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1f.1

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces beschrijven inclusief de mogelijkheden van voorlopige dekking.

K

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1f.2

De kandidaat kan de gevolgen van het politieke besluitvormingsproces voor de dekking en het verplicht eigen risico van de zorgverzekering aangeven.

B

1f.3

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces en de polisdekking uitleggen.

B

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake zakelijke schadeverzekeringen.

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A 2 VERKEER

1g.1

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de WAM uitleggen.

B

1g.2

De kandidaat kan het doel van de Wet Personenvervoer in relatie tot de WAM uitleggen.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1g.3

De kandidaat kan de relevante wetsartikelen in het BW uitleggen.

B

1g.4

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

ONDERDEEL C1 ZORG

1g.4

[Red: Vervallen.]

 

1g.5

De kandidaat kan op hoofdlijnen voor de verzekering van de zorgrisico’s van de klant aangeven welke samenhang er is tussen de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet en (aanvullende) ziektekostenverzekeringen.

B

1g.6

De kandidaat kan omschrijven wie verzekerde en verzekeringsnemer zijn inclusief individuele verzekeringsplicht, welke (premiebetalings-)plichten zij hebben en welke dekking van de zorgrisico’s voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie en het te verzekeren bedrag te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, beperkingen en uitsluitingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 Informatie die in de bedrijfstak beschikbaar is ter zake van protocollen, convenanten, bedrijfsregelingen en gedragscodes gebruiken.

De kandidaat gebruikt de informatie op de juiste wijze.

Toepassing VRKI Bedrijven.

2e.2 De premies en te verzekeren bedragen van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens, inclusief assurantiebelasting.

De kandidaat kan gebruikmaken van indexcijfers, de informatie uit de balans en resultatenrekening.

De berekening is correct.

Gebruikt ICT-toepassingen, waaronder vergelijkingssoftware.

De kandidaat moet kunnen rekenen met een index, promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s (per dag) of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

2e.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen.

De kandidaat beoordeelt of de offerte aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico en kan de eventuele verschillen verklaren.

Ingeval van bijzonder schadeverleden en bijzondere situaties.

2e.4 De verzekeringsvormen selecteren die voor de klant onacceptabele risico’s (deels) kunnen afdekken.

De kandidaat selecteert de verzekeringsvormen op grond van de risico’s die zijn geïnventariseerd.

De kandidaat vertaalt de risico’s naar mogelijke verzekeringsvormen die de risico’s (deels) mitigeren.

Aan de klant moet een passende verzekeringsoplossing worden aangeboden.

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een standaardverzekering vallen en een maatwerkoplossing voor de (eind-)klant vereisen.

De kandidaat biedt de passende dekking aan en bepaalt welke uitzonderingen op welke wijze alsnog onder de dekking gebracht kunnen worden.

 

2e.6 Inschatten welke van de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

De dekking is passend in de specifieke situatie van de klant.

Maakt voor afwijkende risico’s al dan niet in overleg met maatschappij een passende offerte met maatwerkclausules en/of eigen risico’s en/of uitsluitingen (normaliseert risico’s).

De kandidaat is in staat dekkingsbeperkingen en uitsluitingen uit te leggen op een voor de klant begrijpelijke manier.

Spanningsveld tussen prijs en prestatieverhouding, rating risicodrager, provinciale of beurspolis, coassurantie?

Brand/inbraak of uitgebreide dekking of een-alles-tenzij-dekking. Spanningsveld tussen beste dekking en hoge premie versus beschikbaar budget van klant.

2e.7 Beoordelen of de motorrijtuigrisico’s van de klant, uitgaande van diens verzekeringsbehoefte en -wensen, door de advisering van een of meerdere motorrijtuig- of aanverwante verzekeringen adequaat worden afgedekt.

Passende dekking gezien ouderdom en gebruik objecten.

WA, WA Minicasco, WA + Casco en aanvullende dekkingen, no-claimsituaties, aantoonbaarheid schadevrije jaren, collectiviteiten, merkenpolis, taxatierapport, beveiligingsniveau, oldtimers/klassiekers en/of exclusieve (snelle) personenauto’s, alles in ruimste zin, al dan niet ondersteund door softwaretoepassingen.

2e.8 Beoordelen of de nieuwwaarde- en dagwaarderegeling, verzekeraarshulpdienst, de schadeherstelregeling en overige dekkingen op de motorrijtuigverzekering van toepassing zijn.

De kandidaat kan transparantie bieden voor de klant.

Schadesturing door verzekeraars, verlaagd eigen risico, gratis vervangende auto voor duur reparatie.

2e.9 Op basis van voorbeelden uitleggen wat de voordelen en mogelijke gevolgen zijn van het verzekeren van meer risico’s op één polis.

De klant kan de juiste beslissing nemen: combineren of juist afzonderlijk verzekeren.

De kandidaat kan beargumenteren waarom een risico juist op een afzonderlijke polis verzekerd moet worden.

 

2e.10 Het belang aantonen van aansprakelijkheidsverzekering en rechtsbijstandverzekering in de specifieke situatie van de klant.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Let op naturadekking bij rechtsbijstand, conflicten- en geschillenregeling rechtsbijstand, inloop- en uitlooprisico, carenztijd, smeulende conflicten.

2e.11 De polisdekking van de (collectieve) zorgverzekering en (aanvullende) ziektekostenverzekering toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een zorgverzekering en (aanvullende) ziektekostenverzekering.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, marginale provisie voor distributiekanaal, collectieve markt, declaratiestromen, verplicht en vrijwillig eigen risico.

2e.12 Beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn om het welzijn en de gezondheid van de medewerkers te bevorderen.

De kandidaat kan op basis van een zorgkosten- analyse verzuim- en ongevalgegevens passende beheersingsmaatregelen voorstellen.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke maatregelen.

Oppassen met gezondheidswaarborgen bij oversluiten aanvullend pakket.

Grenzen kennen, geen vooroordelen en vooringenomenheid en correcte bejegening klant, privacy respecteren.

2e.13 Voor niet of moeilijk verzekerbare arbeidsongeschiktheidsrisico’s een passende oplossing adviseren in de vorm van een ongevallenverzekering.

Klant baseert behoefte eventueel op advies inkomensadviseur. Kandidaat werkt goed samen met inkomensadviseur.

De oplossing is passend.

 

2e.14 Voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met ongevalsgevolgen.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Sommenverzekering, meer dekkingsmogelijkheden, meer polissen die hetzelfde risico dekken, werking Gliedertax, gevaarlijke beroepen of gevaarlijke sporten

2e.15 Bij een ongevallenverzekering de meest gangbare (dekkingsbeperkende) clausules en uitsluitingen toepassen alsmede de fiscale gevolgen uitleggen.

De kandidaat is alert op afwijkende risico’s

De oplossing is passend en afgestemd op de situatie van de klant.

Bijzonder beroep, extreme sporten, alcoholgebruik, opzet, bestaande gebreken, fiscale behandeling premie en uitkering.

2e.16 Beoordelen of de transportrisico’s worden afgedekt.

De eventuele transportrisico’s worden door het advies van een of meer transportverzekeringen adequaat gedekt.

Passende dekking zonder overlap van in- en uitgaande goederenstromen. Kandidaat gaat uit van de behoefte en wensen van de klant.

Intern transport, retourzendingen.

2e.17 Kort het belang van een aflopende transportverzekering uitleggen.

Belang is vertaald naar de specifieke situatie van de zakelijke klant.

Beperkte dekking op AVVV-voorwaarden bij verhuizing. Beperkte verblijfsdekking en tijdelijke verblijfsdekking elders.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant zelfstandig, succesvol en correct kan adviseren inzake zakelijke schadeverzekeringen waarbij het belang van de klant centraal wordt gesteld.

3c.1 Een advies opstellen.

Niet altijd kan een standaardoplossing worden geboden.

Zakelijke klant kan variëren van een kleine ondernemer tot een multinational met meerdere vestigingen in meerdere landen en veel personeel.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit.

Advies is op basis van de risicoanalyse en inclusief preventieadvies en verzekeringsoplossingen.

Kandidaat maakt indien nodig een juiste cijfermatige analyse, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van verzekerd bedrag, (vervoerde) omzet of eigen risico.

Advies is passend en conform de polisvoorwaarden. De verzekeringen dekken de risico(’s) adequaat af, vullen elkaar aan, sluiten op elkaar aan.

De kandidaat onderscheidt scherp de beperkingen en reikwijdte van de particuliere/zakelijke verzekeringen.

Het advies sluit qua omvang en inhoud aan op de situatie van de klant; het uitwerkingsniveau past bij complexiteit van de onderneming.

Beoordeelt of in- of exclusief BTW verzekerd moet worden.

Waar gaat particuliere hoedanigheid over in zakelijke hoedanigheid?

3c.2 Alternatieve verzekeringsoplossingen uitwerken bij afwijzing.

Bij afwijzing van het aangeboden risico door verzekeraars dan wel bij een mindere dekking dan gevraagd.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin. Alternatieve verzekeringsmogelijkheden eventueel met beperkte dekking of tegen een verhoogde premie

Bijvoorbeeld verzekeringsmogelijkheden bij De Vereende voor afwijkende motorrijtuigenrisico’s zoals extreem schadeverleden, problemen door betalingsmoraliteit, straatraces, praalwagens, evenementen e.d.

 

3c.3 Het advies presenteren.

Klantgesprek.

Verschillend begripsniveau van klanten.

De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Ingeval er meerdere verzekeringsvoorwaarden zijn geselecteerd, geeft de kandidaat de relevante verschillen aan. Kandidaat zet premieverschillen af tegen dekkingsverschillen.

De kandidaat legt de offerte en eventuele afwijkende voorwaarden en/of premies duidelijk uit.

De kandidaat geeft passende voorbeelden bij voorwaarden van de gekozen verzekering. Het belang van de geadviseerde verzekeringen wordt de klant duidelijk.

Klant wordt overtuigd van de juistheid van de gekozen verzekering en accepteert gepresenteerde oplossing.

De kandidaat legt voor de klant begrijpelijk uit in welk geval een deskundigentaxatie zinvol is. Geeft de klant aan wat de verschillen zijn tussen de verschillende vormen van waardebepaling. Geeft voorbeelden aan de hand van een paar gefingeerde schadegevallen.

Klant begrijpt de risico’s van onderverzekering en dat oververzekering niet wenselijk is. Hij/zij snapt waarom en hoe verzekerde bedragen aangepast worden aan prijsontwikkelingen en welke consequenties dit mogelijk heeft voor de premie, en dat een te hoge schade-uitkering wettelijk verboden is.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De klant begrijpt op basis van uitleg van de kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een verzekering valt.

Indien de klant het advies niet opvolgt, waarschuwt de kandidaat de klant voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

Begrijpt de klant mij?

Volg ik niet uitsluitend de wens van de klant, maar geef ik daadwerkelijk advies op basis van mijn eigen inzicht en kunnen?

Heeft de klant nu goed inzicht in de financiële implicaties?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1h.1

De kandidaat kan beschrijven op welke wijze de te verzekeren waarde of belang kan worden vastgesteld.

B

1h.2

De kandidaat kan – bij wijziging – de acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) bij een schadeverzekering uitleggen.

B

1h.3

De kandidaat kan – bij wijziging – uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A 1. BEZIT

 

1h.4

De kandidaat kan beschrijven in welke specifieke situaties het uitbrengen van een taxatie zinvol is.

K

RUBRIEK C ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

1h.5

De kandidaat kan met betrekking tot de collectieve ongevallenverzekering omschrijven welke gevolgen een verhoogde schadelast kan hebben op de premie en/of voorwaarden van de verzekering.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving;

• de gewenste wijzigingen op een bestaande zakelijke schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen;

• de klant tijdig te informeren over (acceptatie-)beslissingen van verzekeraars en deze als ook overige informatie vast te leggen;

• de polisdocumenten en overige informatie tijdens de lopende verzekeringsperiode op juistheid te controleren, ter beschikking stellen aan de klant en vast te leggen;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Beoordelen of er bepaalde relevante zaken zijn veranderd of binnenkort gaan veranderen bij de klant.

De kandidaat weet dat de situatie van de klant gewijzigd is.

Dit is een cruciaal onderdeel van beheer, waar men alleen achter komt door vragen, bestuderen van websites, advertenties etc. en door deze te vergelijken met de informatie uit het eerste advies

2f.2 Beoordelen of de acceptatiebeslissing, voorwaarden en verzekerde bedragen met betrekking tot een lopende polis aansluiten op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

Voor de klant is het aangeboden risico nu afgedekt.

De verzekering is op de juiste wijze in (voorlopige) dekking gegeven; is bevestigd aan de verzekeraar en de verzekerde.

Bij afwijking dient de klant te worden geïnformeerd en moet een nieuwe beoordeling van het risico plaatsvinden.

2f.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen voor een bestaande schadeverzekering.

De kandidaat maakt de klant duidelijk dat de aangeboden dekking niet of niet meer voldoet aan de wensen van de klant.

Ook hier geldt de transparantie: als er een afwijking is, moet de adviseur er zeker van zijn dat de klant deze begrijpt en accepteert.

2f.4 Op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie de restitutie, respectievelijk suppletie als gevolg van een wijziging van een schadeverzekering (laten) berekenen.

De klant betaalt niet teveel.

De kandidaat kan de klant inzicht geven in de tariefstelling van verzekeraars.

Kandidaat moet gevolgen kunnen schetsen bij beëindiging of wijziging van verzekering, rekening houdend met specifieke polisvoorwaarden.

2f.5 Adviseren over mogelijke vervolgstappen bij aanpassing door de verzekeraar van de premie en/of voorwaarden.

Het advies sluit aan bij de specifieke uitgangssituatie van de klant.

Dit is van toepassing op alle verzekeringen, maar relatief vaker op zorgverzekeringen. Kandidaat kent de specifieke context daarvan.

Soms past de verzekeraar de dekking en bloc aan, soms is er een ‘aanwijzing’.

2f.6 De gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

De gegevens worden op de juiste wijze aangeleverd, per datum verandering.

Het actueel houden van gegevens kan op vele manieren: op papier, via internet of direct in administratie van verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

2f.7 Op basis van voorbeeld aantonen wat het belang van de klant is om hem en de verzekeraar op de hoogte te stellen van mededelingen van de RDW over het niet-verzekerd zijn van een motorrijtuig.

De gevolgen van de wet- en regelgeving voor de dekking van de verzekering moeten duidelijk gemaakt worden aan de klant.

 

2f.8 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het beheertraject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen van diverse omvang en complexiteit zelfstandig, succesvol en correct kan voeren.

3d.1 Een verzekering beheren.

Gedurende de looptijd van de verzekering. Soms zal er in het pakket geen wijziging nodig zijn, andere keren wel.

Wijzigingen in risico’s, wijzigingen in de ontwikkelings-stadia van de onderneming van de klant, wijzigingen in de objecten, en geldigheid van deskundigen-taxaties.

Gebruik en-blocbepaling door verzekeraar, premieaanpassing, eendimensionaal overstappen (alleen premie als ijkpunt).

De kandidaat voldoet aan de eisen met betrekking tot zorgplicht in de Wft.

Kandidaat is proactief.

De kandidaat controleert de polis en eventuele overige bescheiden van een schadeverzekering of de gevolgen van een verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of dekking juist verwerkt zijn.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

De polis is (nog steeds) akkoord.

Is de dekking in de specifieke situatie van klant juist?

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

Zijn er betere alternatieven voor klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.2 Een verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen leiden tot een andere situatie die andere eisen aan verzekering stelt.

Wijzigingen in de situatie van de klant en wijzigingen in wet- en regelgeving kunnen leiden tot andere eisen aan de verzekering. De klant is vaak niet op hoogte van de wijzigingen en de consequenties van die wijzigingen.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder de doorgegeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

3d.3 Een verzekering aanpassen.

Verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking zoals faillissement en surseance.

De kandidaat past de verzekering op de juiste manier aan, zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

De kandidaat kan in een specifieke situatie van de klant motiveren of, en wanneer het oversluiten of beëindigen van een schadeverzekering zinvol is.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop oude polis en inloop bij nieuwe polis.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking van de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

Schetsen van gevolgen van een veranderde situatie bij de eindklant.

3d.4 De Klant informeren over de gevolgen van de wijzigingen.

Klantgesprek.

Voor een bestaande schadeverzekering

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Heb ik de gevolgen van verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking goed geschetst?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis over zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1i.1

De kandidaat kan uitleggen wat bij schade de mogelijke rol is van een (contra-)expert en arbiter en hoe de betaling van deze personen gewoonlijk is geregeld.

B

1i.2

De kandidaat kan voor een schade onder een schadeverzekering aangeven of een dekkingsbeperking of -uitsluiting van toepassing is.

B

1i.3

De kandidaat kan de gedragsregels beschrijven die de verzekeraar dient na te leven in zijn communicatie met de klant tijdens het schadebehandelingsproces.

K

1i.4

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij schade onder een schadeverzekering.

B

1i.5

De kandidaat kan bij samenloop aan de klant uitleggen bij welke verzekeraar de schade het beste geclaimd kan worden.

B

1i.6

De kandidaat kan uitleggen welke personen, bedrijven en instanties (kunnen) zijn betrokken bij het schadebehandelingsproces, inclusief de wijze van schadevaststelling, en de vervolgstappen in de schadebehandelingsprocedure beschrijven.

B

1i.7

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van een te laag verzekerde som, en onder- of oververzekering.

B

1i.8

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de schademelding onder een schadeverzekering.

B

1i.9

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden er zijn om bij een verschil van mening een klacht in te dienen.

B

1i.10

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een uitkering onder een schadeverzekering.

B

1i.11

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn voor de hoogte van de uitkering onder een schadeverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1i.12

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade.

B

1i.13

De kandidaat kan uitleggen wanneer en in hoeverre de verzekeraar verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

B

1i.14

De kandidaat kan uitleggen waarom bepaalde kosten aanvullend kunnen worden vergoed.

B

RUBRIEK A MATERIELE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1i.15

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze de verzekeraar een uitkeringscorrectie kan toepassen op een bezitsverzekering waarbij sprake is van een deskundigentaxatie.

B

1i.16

De kandidaat kan aan de klant de werking van de indexclausule bij schade onder een verzekering van een bedrijfsgebouw uitleggen.

B

1i.17

De kandidaat kan aan de klant de waardemaatstaf uitleggen die de verzekeraar hanteert bij het behandelen van een schadeclaim op de opstalverzekering.

B

1i.18

De kandidaat kan aan de klant de voordelen van een garantie tegen onderverzekering uitleggen.

B

1i.19

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder salvage wordt verstaan en hoe de salvageprocedure verloopt.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1i.20

De kandidaat kan voor een motorrijtuig- of aanverwante verzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de wijze van schadevaststelling) of een beroep op het Waarborgfonds Motorverkeer beschrijven.

K

1i.21

De kandidaat kan voor een specifieke situatie herkennen of is voldaan aan de basisvoorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW en/of op grond van het Burgerlijk Wetboek.

K

1i.22

De kandidaat kan bij samenloop tussen de eigen motorrijtuigcascoverzekering en de garageverzekering uitleggen bij welke verzekeraar het beste geclaimd kan worden.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1i.23

De kandidaat kan bij een vordering op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke (vorderingsgerechtigde) instanties een rol kunnen spelen bij de afwikkeling.

B

1i.24

De kandidaat kan aan de verzekerde op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke mogelijke vorderingen een of meer benadeelden hebben op grond van het algemene aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.

B

ONDERDEEL B3 BEDRIJFSSCHADE

 

1i.25

De kandidaat kan de gevolgen van een bedrijfsbeëindiging voor de uitkering van een bedrijfsschadeverzekering uitleggen.

B

1i.26

De kandidaat kan uitleggen welke kosten een verzekeraar naast de schade voor zijn rekening bij bedrijfsschade neemt en in welke gevallen tot welk bedrag.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1i.27

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering.

B

1i.28

De kandidaat kan omschrijven in welke gevallen een verzekeraar bereid zal zijn de kosten van vaccinaties en andere preventieve behandelingen voor zijn rekening te nemen.

B

1i.29

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens beoordelen of de door de verzekeraar vastgestelde vergoeding onder een zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering juist is, rekening houdend met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

B

1i.30

De kandidaat kan voor een zorgverzekering of (aanvullende) ziektekostenverzekering uitleggen op welke wijze de afwikkeling van zorgnota’s en -vergoedingen plaatsvindt.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren; en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• een door de verzekeraar ingenomen standpunt te beoordelen;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat bepaalt wanneer en in hoeverre de verzekeraar verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Controleert of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens, inclusief overige vereiste bescheiden, aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 Juistheid van het standpunt van de verzekeraar beoordelen en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schadevergoeding berekenen.

Berekent aan de hand van de beschikbare gegevens op de juiste wijze de schadevergoeding.

Beoordeelt of er sprake is van over- of onderverzekering.

De kandidaat kan voor een schadeverzekering beargumenteren waarom en/of op welke punten de door de verzekeraar vastgestelde uitkering afwijkt van zijn eigen inschatting.

Schakelt zonodig een deskundige in.

Voor een eenvoudige schade. Een adviseur moet snel duidelijkheid kunnen geven; ook verzekeraars maken fouten.

Laten blijken van de toegevoegde waarde van de adviseur.

2g.3 Beoordelen of verzekeraar en verzekerde in voldoende mate meewerken aan een correcte afwikkeling van het schadeproces.

De klant begrijpt wat verzekeraar en verzekerde van elkaar mogen verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen kunnen zijn als de verplichtingen en gedragsregels niet worden nageleefd.

Voorkomen moet worden dat de schade groter wordt of de schadeafwikkeling onnodig wordt vertraagd of bemoeilijkt door gebrek aan of onvoldoende medewerking van de verzekeraar of benadeelde.

2g.4 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen onder de schadeverzekering(en).

Inzet vergoedingen voor bereddings-, expertise- en opruimingskosten en preventieve maatregelen.

2g.5 Het belang van aanlevering van de benodigde gegevens voor de schadeaangifte op een schadeverzekering aantonen.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen van de wijze waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.6 Beoordelen welke maatregelen kunnen worden getroffen om een claim die onder een dekking van een schadeverzekering valt te kunnen beperken.

Kandidaat stelt de juiste risicobeheersing vast en initieert de juiste schadebeperkende en preventieve maatregelen.

Soms zal hierdoor een verzekeringsoplossing overbodig worden.

2g.7 Ingeval er sprake is van een aansprakelijkheidsclaim analyseren wie de betrokken partijen zijn en in welke situatie sprake is van bijvoorbeeld persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid.

Kandidaat geeft een duidelijke toelichting op de rollen en aansprakelijkheden van partijen die betrokken zijn bij een aansprakelijkheidsschade.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier.

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het schadebehandelingstraject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen zelfstandig, succesvol en correct uit kan voeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade.

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

Klant is goed geïnformeerd, onder andere over hoe de schadebehandelingsprocedure werkt en de mate van dekking.

De kandidaat legt de mogelijke maatregelen uit ter beperking van de schade (bereddingsplicht volgens BW, water weg (laten) pompen, luchten en heaters plaatsen bij waterschade, reconditioneringsbedrijf inschakelen, inboedelrestanten elders opslaan, noodglas laten aanbrengen etc.).

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Kandidaat ziet erop toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

Klant krijgt het juiste inzicht in de wijze waarop wordt bepaald of er recht op een uitkering is.

Kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op de polisvoorwaarden of op wet- en regelgeving voor no-claimpolis, subsidies e.d. of regresrecht.

Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Houd ik de klant op een goede manier op de hoogte van de voortgang van het schadeproces?

Heeft klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie en dat ik aan zijn kant sta?

Betaalt klant niet te veel zelf?

Gedrags- en kwaliteitscodes geven raamwerk met mijlpalen in het proces.

Begrijpt klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

Wordt de uitkering tijdig en juist gedaan?

3e.2 Een schade beoordelen op de afgesloten verzekering-(en).

Ingeval van schade.

Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of

• er dekking is voor een schade door eigen gebrek.

• of er sprake is van over- of onderverzekering.

• dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is.

• de schade (inclusief kosten) gedekt is.

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn

De kandidaat beoordeelt of de schade gedekt is en hoe hoog de uitkering is.

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijkheden?

Onderken ik het effect van bestaande ziektes?

Herken ik het in- en uitlooprisico.

Ken ik de uitsluitingen in het acceptatieproces en kan ik een heldere koppeling maken met het acceptatieproces?

3e.3 Van een schade beoordelen of de schade op de afgesloten motorrijtuigenverzekeringen geclaimd kan of moet worden en of verhaal op derden mogelijk is.

Ingeval van schade bij verkeers-verzekeringen.

Kandidaat beoordeelt in geval van motorrijtuigenverzekeringen:

• of de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan worden gesteld voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker.

• in hoeverre en hoe de klant zijn schade kan verhalen op de tegenpartij of het Waarborgfonds Motorverkeer.

• of er al dan niet sprake is van aansprakelijkheid van de klant of de tegenpartij op grond van artikel 185 WVW en/of het Burgerlijk Wetboek en/of de jurisprudentie.

De kandidaat kan tegenover de verzekeraar verdedigen dat zijn klant in aanmerking komt voor toepassing van de regeling Schuldloze derde.

Begrijpt de klant de werking van art. 185 WVW?

Ken ik de aansprakelijkheidsregeling krachtens het BW en de rol van het Waarborgfonds.

Ken ik de meest gebruikte bedrijfsregelingen met betrekking tot autoschades?

Bijlage 5. Eindtermen en toetstermen module vermogen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan de relatie tussen de eisen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek (BW) met betrekking tot professioneel en integer handelen (zorgplicht: overeenkomst van opdracht Boek 7 art. 400 e.v.) uitleggen en kan de spanningsvelden met de Wet op het financieel toezicht (Wft) in concrete recente gevallen analyseren.

B

1a.2

De kandidaat kan de mogelijke juridische, financiële en persoonlijke consequenties van een niet-professioneel en/of niet-integer advies uitleggen zoals vastgelegd in de artikelen 4:23 en 4:24a Wft.

B

1a.3

De kandidaat kan relevante bepalingen inde Wet op medische keuring en in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst uitleggen.

B

1a.4

De kandidaat kan de hoogte van de actuele sociale loongrenzen (minimumloon en max. dagloon) noemen.

K

1a.5

De kandidaat kan de gevolgen van de privacywetgeving uitleggen.

B

1a.6

De kandidaat kan uitleggen onder welke voorwaarden financiële dienstverlening met betrekking tot beleggingsobjecten is vrijgesteld van de Wft-vergunningsplicht.

B

1a.7

De kandidaat kan de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Europese Verordening marktmisbruik op hoofdlijnen uitleggen.

B

1a.8

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

De kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen. Het doel is dat de adviseur een goed klantbeeld krijgt, tegenstrijdigheden in wensen en doelstellingen signaleert en bespreekt om uiteindelijk een passend advies te kunnen geven.

2a.2 Adviesgesprek voeren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert. De kandidaat is in staat te verifiëren of de gesprekspartner de informatie begrepen heeft.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en controleert de ingevulde formulieren. Is alert op fouten. Spoort eventuele fouten, onjuistheden of onvolkomenheden op. Communiceert hierover mondeling en schriftelijk op correcte en effectieve wijze met betrokkenen. Zorgt voor correcte documenten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

De kandidaat dient er alert op te zijn dat formulieren onduidelijkheden kunnen bevatten, de gevraagde informatie door de klant niet altijd goed begrepen wordt, en uiteindelijk alle relevante vragen voldoende duidelijk beantwoord zijn. De aanbieder krijgt – zoveel mogelijk in een keer – alle informatie die nodig is voor een juiste verwerking. Klanten zijn soms slordig en administraties van aanbieders zijn niet altijd foutloos.

2a.4 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt bijvoorbeeld tekeningen en grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s kunnen gebruiken die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 4a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis op het gebied van integer gedrag in de financiële sector.

4a.1

De kandidaat kan de mogelijke macro-economische gevolgen uitleggen als het vertrouwen in de financiële sector in gevaar komt, als gevolg van bijvoorbeeld instabiliteit in de economie, stagnerende kredietverlening, druk op de werkgelegenheid, toename van het zwarte geld circuit, bankrun en dreigende blokkering van het betalingsverkeer.

B

4a.2

De kandidaat kan de middelen uitleggen die kunnen worden ingezet om een integere cultuur en integer handelen in een onderneming te bereiken, zoals goede procesbeschrijvingen, gedragscodes, agendapunt in vergaderingen/collegiaal overleg, incidentenregeling, klokkenluidersregeling, vertrouwenspersoon, voorbeeldgedrag.

B

4a.3

De kandidaat kan de gedragskenmerken voor het integer functioneren van een financieel adviseur uitleggen en daarvan voorbeelden geven.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4b

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

4b.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat kan de acties die vereist zijn bij het constateren van fraude omschrijven. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld: het dilemma van financiële dienstverlener die bemiddelt en merkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4b.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy.

 

4b.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen. Hij verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zowel collega’s als derden.

Bijvoorbeeld in geval van: grensoverschrijdende belastingen, het analyseren van en/of adviseren over (leven)testamenten en huwelijkse voorwaarden, belaste schenkingen en advisering rondom vaste en/of variabele pensioenuitkeringen.

4b.4 Verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant(en) en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

Onder meer met betrekking tot de geschiktheidsbeoordeling en de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten en beleggingsobjecten.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant, bedrijf en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het vermogensadvies.

De kandidaat kan onderscheid aangeven tussen de vormen van integriteit (persoonlijk, organisatorisch, relationeel).

4b.5 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Naast diversiteit van de producten zelf is er een combinatie mogelijk van al deze producten bij verschillende productaanbieders. Dat vraagt om uitgebreide kennis van deze range van producten en dan niet alleen de productspecificaties, maar ook de kostenstructuur en het verdienmodel.

Kandidaat moet voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangen afwegen van belanghebbenden, o.a. werkgevers/werknemers, aanbieders, bemiddelaars, adviseurs.

Betreft ook relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie op: grondige kennis van de vorming, beheer en afbouw van vermogen.

1b.1

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen werk en pensionering en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.2

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen ziekte en arbeidsongeschiktheid en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.3

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen overlijden en vermogensopbouw -en afbouw.

B

1b.4

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen werkloos worden en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.5

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen echtscheiding en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.6

De kandidaat kan uitleggen hoe wetgeving rond gelijke behandeling inwerkt op vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.7

De kandidaat kan de meeste vormen van bezittingen en schulden, alsmede inkomsten en uitgaven van een particuliere relatie beschrijven.

K

1b.8

De kandidaat kan de informatie beschrijven die benodigd is voor het maken van een passende vermogensoplossing.

K

1b.9

De kandidaat kan de relatie verklaren tussen sociale voorzieningen en sociale verzekeringen aan de ene kant en fiscale wetgeving, inkomen en vermogen aan de andere kant.

B

1b.10

De kandidaat kan de verschillen uitleggen tussen verzekerings- en bancaire oplossingen.

B

1b.11

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van een beleggingsobject opsommen.

K

1b.12

De kandidaat kan voorbeelden van beleggingsobjecten opsommen.

K

1b.13

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen een financiële dienst, financieel product, financieel instrument en beleggingsobject conform de Wft.

B

1b.14

De kandidaat kan uitleggen wanneer een beleggingsproduct een gestructureerd product is.

B

1b.15

De kandidaat kan de vereisten van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij om te kwalificeren als instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) of alternatieve beleggingsinstelling (abi) uitleggen.

B

1b.16

De kandidaat kan uitleggen welke producten geadviseerd mogen worden en welke beleggingsdiensten mogen worden verleend in het kader van het Nationaal Regime.

B

1b.17

De kandidaat kan de invloed van de premie Zorgverzekeringswet (Zvw) op het netto inkomen verklaren.

B

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn inventarisatie op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1c.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken omschrijven van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap.

K

1c.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming uitleggen in het kader van vermogensopbouw en afbouw, alsmede de uitzonderingsregels daarvan.

K

1c.3

De kandidaat kan bij vennootschappen de rekening-courant, leenverhoudingen en terbeschikkingstelling tussen de vennootschap en haar aandeelhouder(s) in privé begrijpen en vertalen naar een integrale financiële positie in privé en kan kruisverbanden aanleggen.

B

1c.4

De kandidaat kan de belangrijkste voor- en nadelen uitleggen van het behoud van een premievrij pensioen in eigen beheer, het omzetten van een premievrij pensioen in eigen beheer naar een oudedagsverplichting of het afkopen van een premievrij pensioen in eigen beheer.

B

1c.5

De kandidaat kan de meeste voorkomende balansposten, de posten op de resultatenrekening, in enkelvoudige en geconsolideerde vorm, beschrijven.

K

1c.6

De kandidaat kan de balans en de resultatenrekening begrijpen en vertalen naar een integrale financiële positie in privé.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn inventarisatie op de voor het klantprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de klant, met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten.

1d.1

De kandidaat kan de eisen benoemen die de Wft stelt ten aanzien van het vaststellen van een klantprofiel.

K

1d.2

De kandidaat kan de inventarisatievragen in de rubrieken uit de Wft (financiële positie, kennis, ervaring, doelstelling, risicobereidheid) benoemen.

K

1d.3

[Red: Vervallen.]

 

1d.4

De kandidaat kan het verschil verklaren tussen een doelstelling met een objectieve dan wel subjectieve prioriteit.

B

1d.5

De kandidaat kan uitleggen in welke gevallen en op welke wijze een geschiktheidsbeoordeling conform de betreffende bepalingen van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 dient te worden uitgevoerd.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de informatie ten behoeve van het klantprofiel te inventariseren en controleren en vast te leggen.

2c.1 De informatie inventariseren, controleren en vastleggen.

De kandidaat verifieert de tijdens de inventarisatiefase van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

Kandidaat inventariseert financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies of het beheren van het individuele vermogen (4:23 Wft).

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op.

De kandidaat heeft goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

Een goede vastlegging zorgt voor reconstrueerbaarheid van het advies op basis van de ingewonnen informatie.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klantwensen en behoeften met betrekking tot inkomens- en vermogensontwikkelingen voor het klantprofiel kan inventariseren en aan de hand daarvan een klantprofiel kan opstellen.

3a.1 De gegevens voor het klantprofiel inventariseren, controleren en vastleggen.

Klantgesprek.

De financiële positie en wensen van de klant zijn zodanig geïnventariseerd dat de klant voldoende zorgvuldig geadviseerd kan worden.

De ontwikkelingen in de levensloop van de klant zijn geïnventariseerd, de bevindingen tussen adviseur en klant worden besproken en gedocumenteerd.

De gegevens zijn administratief volledig. De kandidaat vraagt in bijzondere situaties door. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

Kandidaat houdt rekening met mogelijke valkuilen bij het in kaart brengen van de financiële positie, kennis, ervaring en beleggingsdoelstelling van de klant.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Het inventarisatieformulier beleggingen is correct en naar waarheid ingevuld.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is voor afwijkende voorwaarden en/of afwijzing waar het verzekeringsoplossingen betreft?

Wat doe ik als de aanvraag niet strookt met de gegevens waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Is het logisch wat de klant zegt, klopt het allemaal?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis en ervaring) voor zover relevant voor het opstellen van een passend vermogensadvies.

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is, en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

De kandidaat stelt het klantprofiel vast waarmee toegewerkt kan worden naar een advies. Klant kan zich herkennen in het profiel.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Ben ik alert genoeg geweest op de tegenstrijdige informatie?

3a.3 De informatie m.b.t. de inventarisatie presenteren.

Verschillende belanghebbenden.

Informeert de verschillende belanghebbenden inzake vermogensopbouw en -afbouw, correct en passend binnen de financiële positie.

Relativeert onder meer weerstanden die bestaan op grond van vooroordelen en onbekendheid van de materie bij belanghebbenden.

Kan in gevallen van een door belanghebbenden gewenste oplossing of situatie, de passende boodschap brengen, de mogelijke emoties hanteren, en acceptatie van de boodschap bewerkstellingen.

Kan samen met belanghebbenden constructief zoeken naar mogelijkheden die wel passen of kunnen.

Helpt de klant met het prioriteren van doelstellingen confronteert de klant met bepaalde keuzes en uitgangspunten.

 

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn risicoanalyse op grondige kennis van relevante wet- en regelgeving en jurisprudentie.

1e.1

De kandidaat kan de inhoud van het convenant Van Leeuwen beschrijven, en de impact van de Wet op de Medische Keuringen op het acceptatieproces verklaren.

B

1e.2

De kandidaat kan alle relevante juridische, fiscale en financiële consequenties van de diverse productoplossingen uitleggen.

B

1e.3

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid beschrijven.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn risicoanalyse op elementaire kennis van ontwikkelingen in de mondiale economie en de mogelijke gevolgen daarvan op het inkomen en het vermogen van de klant.

1f.1

De kandidaat kan het begrip ‘economische groei’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.2

De kandidaat kan het begrip ‘inflatie’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.3

De kandidaat kan een het begrip ’rente’ (korte- en lange termijn) omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.4

De kandidaat kan het begrip ‘valutakoers’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.5

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de economische groei.

B

1f.6

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de inflatie.

B

1f.7

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de rente (korte- en lange termijn).

B

1f.8

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de valutakoers.

B

1f.9

De kandidaat kan uitleggen hoe beleggers reageren op verwachte cijfers en op feitelijke cijfers van de macro-economie.

B

Eindterm 1g

De persoon is in staat om met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten in dialoog met de klant in kaart te brengen hoeveel risico de klant kan lopen en hoeveel risico de klant wil lopen.

1g.1

De kandidaat kan de financiële risico’s van een financieel instrument of beleggingsobject definiëren en de risico’s van het al dan niet behalen van de financiële doelstelling door de klant beschrijven.

K

1g.2

De kandidaat kan ter bepaling van het risicoprofiel van de klant per vraag uit de vragenlijst verklaren wat het verband is tussen de vraag en de mate waarin de klant risico kan en/of wil lopen.

B

1g.3

De kandidaat kan per antwoord van de klant op een vraag uit de vragenlijst aangeven wat de invloed van het antwoord is op het te adviseren risicoprofiel van de klant.

B

1g.4

De kandidaat kan de begrippen ‘risicoprofiel’ en ‘klantprofiel’ definiëren.

K

1g.5

De kandidaat kan verklaren waarom de klant wordt ingedeeld in een bepaald risicoprofiel.

B

1g.6

De kandidaat kan verklaren dat de gebruikte instrumenten van aanbieders om het risicoprofiel op te stellen in gelijke situaties tot wisselende uitkomsten kunnen leiden.

B

1g.7

De kandidaat kan de specifieke risico’s uitleggen die betrekking hebben op de diverse vormen van beleggingsobjecten (zoals teakhout, wijnranken, direct vastgoed, private investeringen etc.).

B

1g.8

De kandidaat kan de functie van de prospectus uitleggen.

B

1g.9

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil in risico is bij belegging in individuele titels, beleggingsfondsen dan wel beleggingsobjecten.

B

1g.10

De kandidaat kan uitleggen waardoor er een verschil kan zijn tussen hoeveel risico een klant kan lopen en hoeveel risico een klant wil lopen.

B

1g.11

De kandidaat kan de consequenties uitleggen van een lager, c.q. hoger risicoprofiel met betrekking tot de haalbaarheid van de doelstelling.

B

Eindterm 1h

De persoon is in staat om met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de klant.

1h.1

De kandidaat kan de verschillende vormen van dienstverlening omschrijven, zoals: execution only, advies en beheer en vermogensbeheer.

K

1h.2

De kandidaat kan uitleggen aan de klant welke vorm van dienstverlening passend is en hoe daarbij zijn financiële positie, wensen en doelstellingen en kennis en ervaring zijn meegenomen en hoeveel risico de klant kan en wil lopen.

B

1h.3

De kandidaat kan beschrijven wat hij moet doen wanneer de klant zich niet kan vinden in het geadviseerde risicoprofiel.

K

1h.4

De kandidaat kan de (extra) risico’s uitleggen, indien een klant een lager of hoger risicoprofiel wil dan is geadviseerd.

B

Eindterm 1i

De persoon is in staat om aan de klant uit te leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie, die wordt gegeven bij de strategische assetallocaties, en wat dat voor hem betekent.

1i.1

De kandidaat kan een omschrijving geven van de begrippen ‘verwacht rendement’ en ‘standaarddeviatie.’

K

1i.2

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen standaarddeviatie en waarschijnlijkheidsinterval van een strategische assetallocatie en in dit verband aangeven wat een normale verdeling is.

B

1i.3

De kandidaat kan uitleggen wat de kans op een mogelijke uitkomst van een belegging in enig jaar is.

B

1i.4

De kandidaat kan het verband tussen risico en rendement uitleggen.

B

1i.5

De kandidaat kan het begrip ‘samengesteld rendement’ definiëren.

K

1i.6

De kandidaat kan de beleggingshorizon en de relatie tussen tijd en risico uitleggen.

B

1i.7

De kandidaat kan het risicotolerantiemodel definiëren.

K

1i.8

De kandidaat kan het verband uitleggen tussen de verschillende risicoprofielen van beleggingsportefeuilles en de daarbij behorende minimaal veronderstelde beleggingshorizon.

B

1i.9

De kandidaat kan uitleggen waarom er in het advies gebruik wordt gemaakt van een strategische assetallocatie.

B

1i.10

De kandidaat kan de kenmerken van een strategische assetallocatie definiëren.

K

1i.11

De kandidaat kan de kanttekeningen benoemen bij het gebruik van de normale verdeling.

K

1i.12

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties kunnen zijn van het rekenen met de normale verdeling in verschillende scenario’s.

B

1i.13

De kandidaat kan de weging van de categorieën in een strategische assetallocatie uitleggen.

B

1i.14

De kandidaat kan, gegeven een risicoprofiel, het verband aangeven tussen een strategische assetallocatie en de verdeling over de verschillende assetcategorieën.

B

1i.15

De kandidaat kan, gegeven een risicoprofiel, het verband aangeven tussen een strategische assetallocatie en de risico-rendementsverhouding.

B

1i.16

De kandidaat kan het begrip modelportefeuille definiëren.

K

1i.17

De kandidaat kan uitleggen waarom een gemaakte keuze van een beleggingsprofiel een momentopname is en onderhevig kan zijn aan veranderingen in persoonlijke omstandigheden, risicoperceptie en tijd.

B

1i.18

De kandidaat kan het verschil tussen een strategische en een tactische assetallocatie uitleggen en wat de argumenten kunnen zijn om tactisch af te wijken van de strategische assetallocatie.

B

1i.19

De kandidaat kan voor de waardering van een beleggingsproduct het verschil aangeven tussen een kwalitatieve waardering en een kwantitatieve waardering en kan aangeven welke gegevens bij deze twee waarderingsmethodes een rol spelen.

B

Eindterm 1j

De persoon is in staat om uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd.

1j.1

De kandidaat kan diversificatie definiëren.

K

1j.2

De kandidaat kan correlatie definiëren.

K

1j.3

De kandidaat kan uitleggen wanneer er bij twee financiële instrumenten sprake kan zijn van voordelen door diversificatie.

B

1j.4

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen risico en rendement van de verschillende strategische assetallocaties.

B

1j.5

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen het marktrisico en specifiek risico, waaronder renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en tegenpartijrisico.

B

1j.6

De kandidaat kan uitleggen hoe risicospreiding wordt bereikt in een portefeuille.

B

1j.7

De kandidaat kan uit een lijst portefeuilles een onderscheid maken tussen goed en slecht gediversifieerde portefeuilles.

B

1j.8

De kandidaat kan de verschillende handelsplatformen opsommen.

K

Eindterm 1k

De persoon is in staat om de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in verschillende beleggingsinstellingen als onderdeel van (model-)portefeuilles.

1k.1

De kandidaat kan de voor- en nadelen van collectief beleggen benoemen.

K

1k.2

De kandidaat kan de kosten van collectief beleggen benoemen.

K

1k.3

De kandidaat kan de totale kosten van zowel de (vermogensopbouw)producten als van de verschillende soorten van dienstverlening uitleggen

B

1k.4

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil is tussen direct en indirect rendement van een beleggingsinstelling.

B

1k.5

De kandidaat kan de invloed op het rendement van alle te verwachten kosten van de productoplossing uitleggen aan de klant.

B

Eindterm 1l

De persoon is in staat om uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn.

1l.1

De kandidaat kan de vormen van specialisatie bij beleggingsinstellingen benoemen.

K

1l.2

De kandidaat kan de verschillen tussen de beleggingsstijlen uitleggen.

B

1l.3

De kandidaat kan een aantal speciale beleggingsproducten uitleggen.

B

1l.4

De kandidaat kan aangeven wat het doel van het Essentiële -informatiedocument (Eid) is, welke informatie erin te vinden is en voor welke producten het gebruikt wordt.

B

1l.5

De kandidaat kan de beleggingscategorieën van een strategische assetallocatie benoemen.

K

1l.6

De kandidaat kan de verschillende beleggingscategorieën omschrijven.

K

1l.7

De kandidaat kan schetsen welke vormen van financiële waarden onderdeel uitmaken van de beleggingscategorieën.

B

1l.8

De kandidaat kan de kenmerken van de beleggingscategorieën benoemen.

K

1l.9

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen de beleggingscategorieën waarin wordt belegd en het profiel van de klant.

B

1l.10

De kandidaat kan de kenmerken van beleggingsfondsen met een hefboom uitleggen.

B

1l.11

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil in risico is tussen aandelen, obligaties, vastgoed en liquiditeiten.

B

1l.12

De kandidaat kan indexbeleggen, lifecycle beleggen en het verschil tussen passief en actief beleggen uitleggen met de daarbij behorende voor- en nadelen.

B

1l.13

De kandidaat kan op basis van de risicometer Beleggen het verschil in volatiliteit van het rendement van de diverse beleggingsfondsen aangeven.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante informatie te verwerken ter bepaling van de financiële positie en doelstellingen te formuleren.

2d.1 Aanspraken en lasten nauwkeurig berekenen m.b.v. ICT-toepassingen, en kan aanspraken en lasten globaal handmatig berekenen.

De kandidaat berekent of de klant in staat is geld over te houden om vermogen op te bouwen en hoeveel vermogen er nodig is om de doelstelling te kunnen behalen.

Vraagt indien nodig om toelichting aan derden bij de balansposten, eigen vermogen, voorzieningen en reserves. Gaat na wat het gewenste dan wel benodigde inkomen is nu en later. De kandidaat beoordeelt in welke fase overschotten en tekorten ontstaan en in welke mate.

Met behulp van deze informatie worden financiële doelstellingen concreet gemaakt.

Hierbij kan een spanningsveld ontstaan tussen de financiële (on)mogelijkheden en de doelstellingen. Bij niet reële doelstellingen inleg verhogen, assetallocatie aanpassen en/of doelstellingen aanpassen aan de realiteit. Aanspraken zijn bedoeld in de meest brede zin van het woord, dus alle mogelijke toekomstige rechten in vermogensopbouw.

2d.2 Het actuele vermogen berekenen.

Vermogen wordt correct berekend na aftrek van eventuele belastingen. Kandidaat is alert op rekenfouten.

Houdt rekening met de periodieke inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en voormalige beroep en het bezit van onroerende zaken.

Met betrekking tot de ondernemer wordt gebruik gemaakt van de informatie uit balansen en resultatenrekeningen, waarbij accountant en andere adviseurs de actuele grootte van het eigen vermogen en besteedbare winst hebben aangegeven.

Er wordt gebruik gemaakt van fiscale opgaven waarbij, indien nodig, de adviseur correcties uitvoert als gevolg van stille reserves en latente belastingclaims, zoals de werkelijke waarde van bijvoorbeeld onroerend goed.

 

2d.3 De werkgeverspensioenregeling interpreteren.

Gebruikt de juiste gegevens (bijvoorbeeld Pensioen 1-2-3, standaardmodellen (vast en variabel pensioen), het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) en overzicht uit www.mijnpensioenoverzicht.nl) om de pensioenaanspraken te begrijpen, te beoordelen en toe te passen.

Te gebruiken in het kader van een uit te brengen vermogensadvies (bijvoorbeeld voor de pensioenaanvulling). Hiervoor is kennis nodig van de verschillende opbouwregelingen uitkeringsmethodes en de risico’s ervan. Verder is kennis over rekenrente en prognosemethodieken nodig.

2d.4 Inkomens en vermogensdoel-stellingen met de klant formuleren.

De kandidaat brengt in kaart welke bedragen de klant op welk moment nodig heeft om diens wensen te kunnen verwezenlijken.

De kandidaat houdt rekening met de invloed van inflatie en prioriteit van de doelstellingen.

 

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om door middel van de juiste analyse van de financiële positie en wensen van de klant een zorgvuldig risicoprofiel op te stellen.

2e.1 Een risicoprofiel opstellen.

De kandidaat kan zelfstandig motiveren en vastleggen welk risicoprofiel van toepassing is, gelet op de beperkte betrouwbaarheid van de in de praktijk gebruikte instrumenten.

De vragen gesteld door de adviseur zijn niet suggestief. De adviseur gebruikt voorbeelden en scenario’s om een juist beeld te krijgen van het risicoprofiel van de klant De klant heeft daardoor een juist beeld van de bevraagde punten in het profiel; de klant herkent zich in het profiel en weegt de keuzes in samenspraak met de adviseur af.

Het risicoprofiel wordt opgesteld in verschillende fiscale situaties.

Aanbieders hanteren verschillende invuldocumenten om een risicoprofiel op te stellen. Klanten hebben geen inzicht in hun financiële behoeften en beleggingscategorieën en kunnen vooroordelen hebben over de begrippen ‘risico’ en ‘rendement’. Ze overzien niet de financiële aspecten van gebeurtenissen in de verschillende fasen van de levensloop. Het opgestelde risicoprofiel dient voor de belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), voor specifieke toekomstige uitgaven, en/of voor vrij te besteden vermogen.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om door middel van de juiste analyse het spanningsveld tussen inleg, doelstelling, en rendement en risico te doorzien.

2f.1 De risico-, rendement- en kostenkarakteristieken van de geselecteerde beleggingsfondsen beoordelen.

De kandidaat gaat op basis van de informatie over het beleggingsbeleid van een fonds na, of de samenstelling van de geselecteerde fondsen overeenkomt met het opgestelde risicoprofiel voor de looptijd waarvoor het profiel geldt. De kandidaat is zich bewust dat door verschillen in de weging van de strategische assetallocatie van de geselecteerde fondsen (ook als het om modelportefeuilles gaat met ogenschijnlijk dezelfde profielnamen) alsmede door verschillen in minimale en maximale bandbreedtes (de tactische ruimte), de risico en rendementskarakteristieken in de praktijk verschillend zijn. Hij is in staat de geselecteerde fondsen op volgorde van rendement en risico in te delen.

De adviseur verwijst, indien nodig, de klant door naar een ander type adviseur (bijvoorbeeld vermogensbeheerder)

De kandidaat kan van een slecht gediversifieerde portefeuille motiveren waarom deze slecht gespreid is.

Aanbieders maken vaak gebruik van actief beheerde fondsen over de verschillende beleggingscategorieën (bijvoorbeeld mixfondsen). Gedurende de looptijd van de belegging is niet altijd geborgd dat het risico, dat in de portefeuille kan ontstaan doordat de fondsbeheerder actief belegt, overeenkomt met het geïnventariseerde risico van de klant. De markt kent een grote variatie aan beleggingsproducten. Kosten van beleggingsfondsstructuren kunnen grote invloed hebben op het rendement.

2f.2 De risico-, rendement- en kostenkarakteristieken van de geselecteerde beleggingsobjecten beoordelen.

De kandidaat gaat op basis van de informatie over het beleggingsobject na, of het beleggingsobject overeenkomt met het opgestelde risicoprofiel voor de looptijd waarvoor het profiel geldt en verwijst de klant eventueel door naar een ander type adviseur (bijvoorbeeld vermogensbeheerder).

De kandidaat kan met behulp van de prospectus de klant de achtergronden van het betreffende beleggingsobject toelichten.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het risicoanalysetraject met betrekking tot vermogen zelfstandig en succesvol kan uitvoeren.

3b.1 De behoeften met betrekking tot vermogens-op- en afbouw analyseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met diverse partijen. De advisering aan deze groepen is van toepassing voor het afdekken van risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in relatie tot de oudedagsvoorziening in privé.

Brengt behoeften in kaart zonder vooringenomen instelling. Signaleert eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen. Benoemt welke belangen betrokken partijen hebben en benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Onderkent de effecten van verschillende inkomenssituaties op het vermogen in de levensfasen van de klant.

Durf ik in complexe fiscale situaties hulp in te roepen van derden, (gecertificeerd) financieel planner, accountant. Ken ik mijn grenzen?

3b.2 Een risicoanalyse opstellen.

 

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent de klant de analyse?

Klopt het gekozen risicoprofiel met de overtuigingen van de klant en de door mij gekozen vermogensoplossing?

3b.3 Bestaande werkgeverspensioen-regelingen beoordelen en uitwerken t.b.v. aanvullend vermogensadvies aan een klant.

Het benutten van de mogelijkheden in de werkgeverspensioenregeling met als doel bij te dragen aan voldoende bestedingsruimte na pensionering.

De kandidaat is in staat om de mogelijkheden in de werkgeverspensioen-regeling te onderkennen die de consument als oplossing kan benutten om extra (pensioen)inkomen op te bouwen.

Mogelijkheden (niet limitatief) als:

• bijverzekeren voor ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, WGA hiaat, ANW hiaat, AOW gat en WIA excedent.

• uitruilen van nabestaanden- of partnerpensioen voor ouderdomspensioen.

• de pensioenleeftijd uit te stellen, deeltijdpensioen en toepassen hoog/laag- of laag/hoogconstructie.

• bijstorten, vrijwillige (tijdelijke) voortzetting bij beëindiging van een actief dienstverband en waardeoverdracht bij uitdiensttreding.

De kandidaat kan de mogelijkheden voor flexibilisering van de pensioenregeling in de werkgeverspensioenregeling toepassen.

Hierdoor kan de kandidaat de financiële consequenties van de mogelijkheden in de werkgeverspensioenregeling na pensionering voor de klant in beeld te brengen.

De kandidaat onderkent zowel de nadelige als voordelige gevolgen hiervan en schakelt tijdig (pensioen-) specialisten in.

 

3b.4 De betaalbaarheid van de vermogensoplossing beoordelen.

 

Vermogensoplossing past binnen de financiële positie van de klant.

Met betrekking tot de ondernemer kan advies gevraagd worden aan andere deskundigen.

Kan omgaan met klanten die onrealistische verwachtingen hebben of teveel risico willen nemen.

 

3b.5 De verkregen financiële informatie van de klant analyseren.

 

De adviseur werkt op een verantwoord kritische manier.

Na de analyse krijgt de adviseur een goed beeld van de financiële positie van de klant.

Berekent de inkomensoverschotten- en tekorten.

Indien de klant aandelen in een BV en/of vermogen heeft in een onderneming, onderkent de kandidaat complexiteit en gecompliceerdheid en aarzelt dan niet derden in te schakelen om te komen tot juiste financiële informatie. De kandidaat kan aan de hand van uitspraken van de klant over beleggen inschatten of de klant de risico’s van beleggen begrijpt.

Overschat ik mijn kennis niet?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1m

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot vermogens-(bestanddelen) op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wet- en regelgeving.

1m.1

De kandidaat kan de wetgeving betreffende lijfrente en kapitaaluitkering uitleggen.

B

1m.2

De kandidaat kan het boxensysteem in de inkomstenbelasting uitleggen.

B

1m.3

De kandidaat kan de begrippen ‘vlaktax’ en ‘progressief belastingstelsel’ uitleggen.

B

1m.4

De kandidaat kan de verschillende elementen van het begrip ‘levensverzekeringsovereenkomst’ definiëren.

K

1m.5

De kandidaat kan opsommen welke factoren de hoogte van een AOW-uitkering of ANW-uitkering bepalen.

K

1m.6

De kandidaat kan de soorten fiscaal toegestane lijfrenten opsommen en uitleggen, inclusief overgangsrecht.

B

1m.7

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden en de Successiewet inzake erfbelasting en schenkbelasting uitleggen.

B

1m.8

De kandidaat kan de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek inzake het huwelijksvermogensrecht uitleggen.

B

1m.9

De kandidaat kan uitleggen welke fiscale mogelijkheden er zijn met een ontslagvergoeding (onder andere direct belasting betalen over ontslagvergoeding, belasting middelen over drie jaar, benutten van de jaarruimte en storten in de bestaande levensloopregeling).

B

1m.10

De kandidaat kan de wetgeving betreffende uitvaartverzekeringen en uitvaartsparen uitleggen.

B

1m.11

De kandidaat kan beschrijven in welke gevallen en op welke wijze een geschiktheidsverklaring conform artikel 4:23 Wft dient te worden verstrekt en waaraan deze verklaring inhoudelijk moet voldoen.

K

Eindterm 1n

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot vermogen(sbestanddelen) op grondige kennis van levensverzekeringsproducten en bancaire producten.

1n.1

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering.

B

1n.2

De kandidaat kan de klant aan de hand van concrete gegevens de voor- en nadelen van een spaarrekening en beleggingsrekening in vergelijking met elkaar en met een levensverzekeringsoplossing uitleggen.

B

1n.3

De kandidaat kan uitleggen welke gezondheidswaarborgen een levensverzekeraar zal verlangen bij het aanvragen van een nieuwe levensverzekering en bij mutatie of conversie van een bestaande levensverzekering.

B

1n.4

De kandidaat kan de rechten en verplichtingen van de klant uitleggen met betrekking tot financiële producten, zoals rechten verzekeringnemer, rekeninghouder, begunstigde etc.

B

1n.5

De kandidaat kan de volgende levensverzekeringsbegrippen omschrijven en uitleggen: maatschappij- en overrentewinstdeling, rekenrente, bruto- en netto premie, overlevingstafels en leeftijdverschuiving.

B

1n.6

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden de klant heeft met zijn bestaande bancaire ‘gouden handdruk’ en de ‘gouden handdrukverzekering’.

B

1n.7

De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de keuze voor een vaste en/of variabele lijfrente- uitkering kan hebben op de vorming, beheer en afbouw van vermogen.

B

1n.8

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven welke gevolgen de keuze voor een vaste en/of variabele pensioenuitkering kan hebben op de vorming, beheer en afbouw van vermogen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om het adviestraject te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, onder meer door:

• doelstellingen op realiteitszin en eventuele tegenstrijdigheden te herkennen;

• de financiële oplossingen met de klant te bespreken;

• de betaalbaarheid van de productoplossing te beoordelen;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2g.1 De structuur en opzet van het advies, mondeling en schriftelijk, inzake vermogensopbouw, -afbouw communiceren.

De klant begrijpt op welke wijze de (vermogens-) oplossing of portefeuille aansluit bij zijn risicoprofiel.

De statistische data die aanbieders presenteren bij het beleggingsproduct zijn voor de kant begrijpelijk vertaald.

Klanten hebben vaak onvoldoende inzicht in hun financiële behoeften en beleggingscategorieën en kunnen vooroordelen hebben ten aanzien van de begrippen ‘risico’ en ‘rendement’ bij verschillende beleggingsproducten. Ze overzien niet de financiële aspecten van de gebeurtenissen in de verschillende fasen van de levensloop. De portefeuille dient voor belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), specifieke toekomstige uitgaven, en/of vrij te besteden vermogen. De sociale, economische en culturele kenmerken van klant verschillen zeer sterk. Klanten kunnen extreem zijn in risicoaversie en risicoperceptie.

2g.2 De fiscale gevolgen van de financiële oplossing berekenen.

Geldt zowel voor inkomstenbelasting als voor bijvoorbeeld schenk- of erfbelasting in een concreet geval. Ook kennis van belasting over kapitaalverzekeringen valt hieronder.

 

2g.3 De benodigde kapitalen bepalen.

De kandidaat legt de klant uit hoe hij zijn doelstelling kan bereiken door de juiste combinatie van rendement, risico en inleg.

Indien er sprake is van afwijking van de samenstelling van de portefeuille ten opzichte van de gewenste portefeuille, legt de kandidaat dit op begrijpelijke wijze uit en geeft aan welke actie ondernomen moet worden.

Bij een oudedagsvoorziening en beleggen voor aflossing van schulden is er vaak sprake van een lange horizon. Het is voor de klant lastig om de effecten van inleg, koersbewegingen, samengestelde rendementen te overzien en te begrijpen. Met betrekking tot vrij vermogen spelen aspecten als onverwachte en onvoorziene behoeften en omstandigheden een rol, bijvoorbeeld: overlijden, trouwen, scheiden, schenken.

Overziet fiscale aspecten van de kapitaalopbouw.

2g.4 Verzekeringstarieven berekenen en het beoordelen van de betaalbaarheid van de productoplossing.

De berekeningen zijn correct. De kandidaat vergelijkt de voorstellen voor productoplossingen kwalitatief en kwantitatief en verklaart de verschillen tussen de diverse oplossingen.

Producten van verschillende aanbieders berekenen op basis van de beschikbare informatie.

2g.5 In voorkomende gevallen de effecten van actuele ontwikkelingen en wijzigingen in wet en regelgeving wat betrekking heeft op productoplossingen aangeven.

De kandidaat maakt de toekomstige ontwikkelingen en de gevolgen daarvan inzichtelijk en begrijpelijk voor de klant.

Past de actuele wetgeving toe.

 

2g.6 Een passende nabestaandenvoorziening vormgeven.

De kandidaat stelt een passend advies op.

De kandidaat houdt rekening met de verschillende wijzen van financiering en verschijningsvormen, zoals bijvoorbeeld de gevolgen van een variabele pensioenuitkering op het nabestaandenpensioen.

2g.7 Berekenen wat de mogelijke uitkomst is van een eenmalige belegging in een verwacht, goed en slecht scenario in verschillende beleggingsprofielen op basis van een strategische assetallocatie.

Berekent de mogelijke uitkomsten correct en licht dit toe aan de klant, zowel bij een eenjarige als meerjarige beleggingshorizon.

Ten minste op basis van een betrouwbaarheidsinterval van 95% (2x standaarddeviatie).

2g.8 Verschillende manieren van kostenbepaling aangeven, waaronder percentage vaste kosten.

Is transparant naar de klant.

 

2g.9 Uitleggen wat de consequenties zijn bij arbeidsongeschiktheid van de klant.

Geeft realistische voorstelling van de mogelijke situaties in concrete gevallen.

 

2g.10 De gevolgen van echtscheiding of ontbinding partnerregelingen in het kader van vermogensopbouw en -afbouw en beheer beschrijven en berekenen.

Houdt rekening met belangen van alle partijen, is onafhankelijk.

Maakt gebruik van(eventueel) aangeleverde juridische adviezen.

2g.11 Berekenen wat de consequentie is van een strategische assetallocatie voor het verwachte risico en rendement en eindwaarde.

Op basis van het risicoprofiel is een juiste en verantwoorde verdeling gemaakt van de te beleggen middelen over een groot aantal beleggingscategorieën, en berekend.

De beleggingsmarkt kent een grote verscheidenheid aan beleggingsmogelijkheden en oplossingen. Aanbieders hanteren modelportefeuilles op basis van standaard risicoprofielen.

Past de risico- en rendementsinformatie van een gekozen strategische assetallocatie bij het risicoprofiel van de klant?

2g.12 In geval van beleggingsobjecten de specifieke risico’s daarvan in kaart brengen.

Klant wordt gewezen op de risico’s die men loopt bij het investeren of beleggen in beleggingsobjecten.

Kandidaat moet zich vergewissen of de klant daarvan goed doordrongen is. Op korte termijn brengen beleggingsobjecten gewoonlijk niets op De kandidaat wijst erop dat controle op een product in het buitenland lastig is, evenals het nemen en uitvoeren van juridische stappen.

Kandidaat moet goed kunnen uitleggen en verduidelijken aan de klant dat hij zijn hele investering kan kwijtraken. De kandidaat moet een goede inschatting maken in hoeverre het product qua doelstelling en risicoweging past in het financiële plaatje van de klant Alternatieven moeten aangedragen worden en eventueel moet de kandidaat het gewenste de klant kunnen afraden.

Beleggingsobjecten zijn doorgaans veelzijdige complexe producten met een lange looptijd, (30 jaar is geen uitzondering) waaraan de nodige risico’s zijn verbonden. Het gaat om producten die zich vaak op grote afstand van de klant bevinden. Denk bijvoorbeeld aan de teakhoutfondsen in Latijns Amerika. Deze factoren maken het voor klanten moeilijk om de risico’s te kunnen begrijpen en te kunnen plaatsen.

2g.13 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden. Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vaststelling en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is. De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2h.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel. Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2h.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2h.3 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject alsnog aankaarten bij aanbieder.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kenmerken kritische situatie

Waardering van de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij een vermogensadvies kan plannen, ontwerpen en aan de klant kan presenteren.

3c.1 Het adviestraject plannen.

Heeft een opdracht van een nieuwe relatie via verschillende kanalen gekregen.

Creëert acceptatie bij de verschillende partijen, vormt zich een beeld van de opdrachtgever en zijn (financiële) omstandigheden. Hanteert hierbij de eventuele spanning tussen kosten en baten van de uitgebrachte adviezen en de zorgvuldigheid van het advies.

Heb ik alle stappen in de goede volgorde voor de klant gezet? Ben ik niet te snel naar de productoplossing gegaan?

3c.2 De verschillende voorstellen en/of offertes vanuit de wensen van de klant prioriteren en verklaren.

 

Vergelijkt voorstellen en/of offertes van financiële instellingen met elkaar. Gaat bij vergelijking van voorstellen en/of offertes zoveel mogelijk uit van gelijke en reële uitgangspunten.

Kan de verschillen in begrijpelijke taal verklaren en met voorbeelden verduidelijken.

Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen in concrete situaties wanneer bedrijfsbelangen en klantenbelang conflicteren. Voert eventueel vanuit de belangenafweging van de klant maatregelen door die in de perceptie van de klant vervelend zijn.

Handel ik integer en professioneel in verband met mijn eigen positie en de klantbelangen?

3c.3 Een passende oplossing ontwerpen.

 

Vertaalt alle ingewonnen informatie op een juiste wijze naar een passende oplossing

Gaat om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen. Signaleert deze, benoemt deze en koppelt deze terug naar de klant, om vervolgens tot een passend advies te komen.

Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen in concrete situaties wanneer eigen positie (bedrijfsbelangen) en klantenbelang conflicteren.

 

3c.4 Het samengestelde advies bespreken in samenhang met onder meer de verkregen financiële gegevens van de klant.

 

Geeft passend advies. Wijst op betaalbaarheid. Verwerkt de financiële gegevens in het advies.

Vertelt ook over eventuele negatieve vermogensontwikkelingen, toetst of klant bewust is van financiële risico’s. Spiegelt de klant geen te positieve rendementen voor. Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen wanneer eigen positie (bedrijfsbelang) en klantbelang conflicteren.

Durf ik met de klant slechte vermogensontwikkeling te bespreken?

Durf ik voorbeelden te bespreken om ten laste van het besteedbaar inkomen besparingen te realiseren voor het verbeteren van de vermogenssituatie?

Breng ik voldoende het lange termijn perspectief aan bij vermogensopbouw en afbouw bij klanten die in het hier en nu willen leven?

3c.5 Het ontworpen advies specifiek m.b.t. beleggingsobjecten bespreken.

Presenteert zijn advies naar aanleiding van zijn bevindingen.

Gelet op de risicogevoeligheid gekoppeld aan complexiteit, is het advies uitgebreid, kritisch en voor de klant begrijpelijk.

Kandidaat heeft alle kenmerken van het specifieke beleggingsobject in kaart gebracht.

Kandidaat kan juridische eigendomsconstructies en juridische houdbaarheid van het specifieke beleggingsobject goed uitleggen.

Is het realistisch is om het product individueel aan te bieden en te onderhouden? Is het product verhandelbaar?

Heb ik voldoende alternatieven aangeboden?

Moet ik de klant het product niet afraden?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1o

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige kennis van wet- en regelgeving.

1o.1

De kandidaat omschrijft de mogelijkheden en gevolgen met betrekking tot wijziging, afkoop of beëindiging van financiële producten, omschrijft de voorwaarden en gevolgen daarvan voor financiële producten.

B

1o.2

De kandidaat kan de fiscale gevolgen bij wijzigingen, bijvoorbeeld als gevolg van echtscheiding, afkoop of beëindiging van financiële producten in het kader van verschillende belastingregimes, in combinatie met het overgangsregime van IB 2001 uitleggen.

B

1o.3

De kandidaat kan het begrip fiscaal erkende pensioenregeling uitleggen.

B

Eindterm 1p

De persoon stelt in het kader van het beheer en actueel houden van het advies vast of bijsturing van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille nodig is, welke oorzaken daaraan ten grondslag kunnen liggen en welke maatregelen eventueel nodig zijn.

1p.1

De kandidaat kan scheefgroei in en rebalancing (herschikking) van een beleggingsportefeuille uitleggen.

B

1p.2

De kandidaat kan uitleggen waarom er bij scheefgroei gerebalanced moet worden.

B

1p.3

De kandidaat kan in een specifieke situatie aangeven welke veranderingen aanleiding kunnen geven om het risicoprofiel van een beleggingsportefeuille aan te passen.

B

1p.4

De kandidaat kan in het algemeen situaties aangeven waarin een klant naar mogelijke wijzigingen in zijn persoonlijke en financiële situatie gevraagd moet worden die invloed kunnen hebben op het te adviseren risicoprofiel van zijn beleggingsportefeuille.

B

1p.5

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties zijn van een wijziging in de situatie van de klant op het risicoprofiel van zijn beleggingsportefeuille.

B

1p.6

De kandidaat kan uitleggen welke maatregelen moeten worden genomen, indien het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aanpassing behoeft.

B

1p.7

De kandidaat kan de kosten van het advies en het aanpassen van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille uitleggen aan de klant.

B

1p.8

De kandidaat kan aangeven wanneer het opstellen van een nieuw risicoprofiel noodzakelijk is.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om:

• het vermogensadvies te beheren en actueel te houden.

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2i.1 De klant ondersteunen bij het invullen van alle benodigde documenten op elk relevant moment tijdens de looptijd van de financiële producten.

Controleert de relevante producten.

Ondersteunt klant bij de aanvraag premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, uitkeringen, switchen, overdracht, wijziging begunstiging, aanvaarding begunstiging deblokkering etc.

2i.2 De lopende contracten m.b.t. de klant gedurende de looptijd actief beheren.

Past het advies aan op basis van (relevante) wetswijzigingen of wijziging in de omstandigheden van de klant zoals:

– start en einde dienstbetrekking;

– overlijden;

– arbeidsongeschiktheid;

– pensionering/eerder stoppen met werken;

– studerende kinderen

– (mogelijk) faillissement

In de verschillende fasen van de levensloop van de klant kunnen verwachte en onverwachte gebeurtenissen plaats vinden. Deze gebeurtenissen moeten vertaald worden naar een aanpassing of beëindiging van de lopende overeenkomst, dan wel een nieuwe oplossing adviseren.

2i.3 Beoordelen of er wijzigingen zijn in het klantprofiel.

Past het profiel op een juiste wijze aan op de actuele situatie. Klant is akkoord met te gebruiken profiel, al of niet aangepast.

Klant is op de hoogte van de (mogelijke) gevolgen van de wijzigingen van het profiel.

In de verschillende fasen van de levensloop van de klant kunnen verwachte en onverwachte gebeurtenissen plaats vinden. Deze gebeurtenissen moeten vertaald worden naar een nieuw profiel.

2i.4 Het verloop van de beleggingsportefeuille en of -oplossing bespreken.

De klant begrijpt op welke wijze de portefeuille of beleggingsoplossing aansluit bij zijn risicoprofiel en zijn beleggingsdoelstellingen. De economische ontwikkelingen, die van invloed zijn geweest op de performance van de portefeuille, worden besproken.

De kandidaat waarschuwt actief bij bepaalde situaties.

De portefeuille dient voor belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), voor specifieke toekomstige uitgaven of voor vrij te besteden vermogen. De sociale, economische en culturele kenmerken van klant verschillen zeer sterk. Klanten kunnen extreem zijn in risicoaversie en risicoperceptie. Klanten hebben de neiging om risicoprofielen aan te passen aan marktomstandigheden.

2i.5 Beoordelen of de allocatie aangepast moet worden.

Tijdens mutatiemomenten signaleert de kandidaat tijdig of de door de klant verstrekte informatie en/of verandering in persoonlijke financiële situatie gevolgen hebben voor het risicoprofiel van de klant, zodat de strategische assetallocatie bijgesteld kan worden en andere passende financiële instrumenten kunnen worden geselecteerd.

Kandidaat onderkent de hoofdsomrisico’s.

De allocatie sluit aan bij de actuele doelstellingen van de klant.

Kandidaat geeft advies op basis van de wijzigingen.

Het is van groot belang om hoofdsomrisico’s te onderkennen en te beheersen tegen het einde van de looptijd van de belegging of het ingaan van de besteding van de belegging, (oudedagsvoorzieningen, aflossen hypotheek ed.)

2i.6 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het uitgebrachte advies kan beheren en actueel houden.

3d.1 Een lopend contract beheren.

Gedurende de looptijd van het product.

Kandidaat is zorgvuldig, zodat de oplossing zoveel mogelijk aansluit bij de situatie van de klant op het (tussentijdse) moment van advies. Reageert proactief op het aspect van beheersing van risico’s in de persoonlijke situatie van de klant.

Reflectie op juistheid van dekking in specifieke situatie van de klant.

Maak ik een juiste inschatting van het belang van de verzekering voor de klant?

Hoe tarifeer ik beheer?

3d.2 Een vermogensoplossing actueel houden.

Verandering in situatie van klant of aanpassing wetgeving of financiële markt.

Kandidaat reageert proactief op veranderingen.

Kandidaat reageert op uitspraken van de klant.

Verschillende situaties in de levensfase kennen verschillende emoties bij de klant. Kandidaat gaat goed om met deze emoties.

De kandidaat is zorgvuldig en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de productoplossing aansluiten bij de situatie van de klant.

De kandidaat onderkent de gevolgen bij afkoop van pensioen in eigen beheer voor box 3.

Onderken ik tijdig aspecten van positieve en negatieve ontwikkelingen in de relatie. Hoe maak ik deze bespreekbaar met de klant?

Hoe tarifeer ik het beheer?

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van het product te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder doorgeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van het product. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.3 De belanghebbenden informeren.

Soms is er sprake van incidenteel advies bij een klant, maar meestal is er sprake van een (jarenlange) zakelijke relatie tussen adviseur en klant.

Informeert de belanghebbenden tijdig en correct.

Voert het beheers- en voortgangsgesprek op een juiste wijze.

Verstrekt mondeling en schriftelijk begrijpelijke informatie naar de belanghebbenden.

Adviseur moet kunnen aantonen dat hij voldoet aan zijn zorgplicht gedurende het beheer van de financiële producten.

Bijlage 6. Eindtermen en toetstermen module inkomen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden ten behoeve van het advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op actuele kennis van relevante wet- en regelgeving.

1a.1

De kandidaat kan de relatie tussen de eisen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek (BW) over professioneel en integer handelen (zorgplicht): overeenkomst van opdracht Boek 7 art. 400 e.v.) uitleggen en kan de spanningsvelden met de Wet op het financieel toezicht (Wft) in concrete recente gevallen analyseren.

B

1a.2

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het niet voldoen aan de mededelingsplicht conform art. 7:928 e.v. BW (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant) en kan daarbij recente praktijkgevallen beschrijven.

B

1a.3

De kandidaat kan beschrijven welke beroepsmogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitspraken klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

1a.4

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de Wet op medische keuring en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst uitleggen.

B

1a.5

De kandidaat kan de hoogte van de actuele sociale loongrenzen (minimumloon en max. dagloon) bij benadering noemen.

K

1a.6

De kandidaat kan de gevolgen van privacywetgeving schetsen.

B

1a.7

De kandidaat kan het verband aangeven tussen arbeidsongeschiktheid en overige financiële producten.

B

1a.8

De kandidaat kan de status van werknemer, zelfstandige zonder personeel, DGA en ondernemer binnen de sociale zekerheid en de belastingwetgeving in hoofdlijnen beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid.

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren, inleven in de klant en duidelijk vastleggen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Kandidaat gebruikt tekeningen en grafische voorstellingen, presenteert argumenten en conclusies logisch.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen en grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast aan de verschillende belanghebbenden.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s kunnen gebruiken die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Kennis

Nummer toetsterm

 

Kennisniveau

Eindterm 4a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis op het gebied van integer gedrag in de financiële sector.

4a.1

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen als de consument geen vertrouwen (meer) heeft in de financiële sector (stabiliteit economie komt in gevaar, noodzakelijke risico- en spaarproducten worden niet meer afgesloten, macro-economische gevolgen als onvoldoende spaargeld beschikbaar komt, werkgelegenheid, ook in financiële sector onder druk, vergroting zwartgeldcircuit, bankrun en betalingsverkeer dreigt te blokkeren).

B

4a.2

De kandidaat kan de middelen uitleggen die kunnen worden ingezet om een integere cultuur en integer handelen in een onderneming te bereiken, zoals goede procesbeschrijvingen, gedragscodes, agendapunt in vergaderingen/collegiaal overleg, incidentenregeling, klokkenluidersregeling, vertrouwenspersoon, voorbeeldgedrag.

B

4a.3

De kandidaat kan de gedragskenmerken voor het integer functioneren van een financieel adviseur uitleggen en daarvan voorbeelden geven.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4b

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen.

4b.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat kan de acties omschrijven die vereist zijn bij het constateren van fraude. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld het dilemma van een financiële dienstverlener die bemiddelt en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4b.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy- en patiëntenrechten (o.m. WGBO, Wmk).

 

4b.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen, en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

4b.4 Eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen signaleren.

Benoemt welke belangen van welke partijen betrokken zijn bij die dilemma’s.

Benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Bijvoorbeeld:

Inlooprisico bij WGA eigen risicodragen. De premielasten bij aanvang kunnen hoger zijn van via de verzekering bij UWV, op termijn lager.

4b.5 Verschillende belangen in kaart brengen

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het inkomensadvies.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen.

1b.1

De kandidaat kan de financiële verantwoordelijkheid van werkgevers bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid (loondoorbetaling bij ziekte, ZW, WIA en WW) beschrijven.

K

1b.2

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico en de bepaling van de hoogte van het benodigde verzekerde bedrag van een inkomensverzekering.

B

1b.3

De kandidaat kan de gevolgen van toekomstplannen (groei, krimp, fusie, overnames, leeftijdsopbouw van de onderneming) voor de premielasten aangeven.

B

1b.4

De kandidaat kan de invloed van een CAO op de hoogte van de loondoorbetalingsverplichting aangeven.

K

1b.5

De kandidaat kan de gevolgen van de Ziektewet (vangnet) en WAZO (zwangerschaps- en bevallingsverlof) voor de loondoorbetalingsverplichtingen van de werkgever aangeven.

B

1b.6

De kandidaat kan de voornaamste subsidieregelingen voor arbeidsongeschikte, werkloze of op de arbeidsmarkt kwetsbare werknemers noemen en opsommen in welke situaties deze subsidieregelingen van toepassing zijn.

K

1b.7

De kandidaat kan de gevolgen van de Pensioenwet voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (o.a. de UPO-verplichting, gevolgen van niet-betaling van de premie) noemen.

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de klant op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1c.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap omschrijven.

K

1c.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven, alsmede de uitzonderingsregel daarbij, en kan benoemen welke rechten en plichten er bij een overgang van de onderneming overgaan.

K

1c.3

De kandidaat kan de basisbeginselen van de werking van het belastingregime (BTW, vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, loonbelasting) rond natuurlijke en rechtspersonen omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te inventariseren en te verduidelijken.

2c.1 Voor de specifieke situatie van de klant het belang motiveren van de meest zinvolle maatregelen ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid en ter beperking van eventuele gevolgen.

Licht klant nut van preventieve en schadebeperkende maatregelen toe.

Klant begrijpt waarom dit soort maatregelen van belang zijn.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers,

• de ondernemer, en

• de particulier

het klantprofiel met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen kan inventariseren en het klantprofiel correct kan opstellen.

3a.1 Het klantprofiel inventariseren.

Klantgesprek.

Bevindt zich in een gespreks-situatie met de klant bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Informeert naar doelstellingen, kennis en ervaring van de klant met betrekking tot het financiële risico van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

Brengt behoefte in kaart zonder toe te werken naar een vooraf gekozen oplossing.

Gebruikt de juiste bronnen, zoals IB-aangiftes, enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen, V&W-rekening, begroting, balans, eigen vermogen en privévermogen.

Selecteert de juiste cijfermatige informatie, brengt zonodig ordening aan in de gegevens.

Handelt juist in geval van onvolledige of onjuiste informatie, zoals geen verzuimoverzicht, WGA-beschikking, of accountantsverklaring inkomen, als geen gegevens bekend zijn van de van toepassing zijnde CAO of pensioenregeling waarin staat welke verplichtingen de werkgever richting de werknemer heeft. Of als informatie lastig te verkrijgen is.

Schakelt in complexere gevallen een expert in.

Stuurt niet te vroeg naar standaardoplossing, vraagt zo nodig door.

Reflecteert op manier waarop informatie wordt verkregen.

Heb ik begrip gekregen van de klant?

Kan en mag ik dit doen, moet ik iemand anders inschakelen?

Begrijpt de klant mij goed, moet ik nog onderwerpen toelichten?

Begrijpt de klant wat het gevolg is van incorrecte of onvolledige gegevens voor de inventarisatie?

(Kan ik uitleggen binnen welke context de verzekering moet worden geplaatst en wat de invloed van de context op de verzekering is?)

Bij knelpunten: wat is mijn eigen rol en het belang van partijen?

Hoe heb ik mij ervan overtuigd dat de klant de juiste risicoperceptie heeft van zijn situatie?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voorzover relevant voor het opstellen van een passend inkomensadvies. De kandidaat stelt het klantprofiel vast, waarmee toegewerkt kan worden naar een advies.

Klant kan zich herkennen in het profiel.

Kan de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Analyseren van de gegevens van de klant ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn analyse met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de risico’s in de diverse levensstadia van de persoon of de onderneming en de van toepassing zijnde richtlijnen en instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1d.1

De kandidaat kan uitleggen hoe de verantwoordelijkheid van werkgevers bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid (loondoorbetaling bij ziekte, ZW, WIA en WW) beter beheersbaar wordt.

B

1d.2

De kandidaat kan in verschillende klantsituaties de financiële schade als gevolg van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid aangeven.

B

1d.3

De kandidaat kan aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke maatregelen voor een inkomensrisico concluderen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid en/of ongevallen en ter beperking van eventuele gevolgen.

B

1d.4

De kandidaat heeft inzicht in de financiële risico’s op het gebied van aansprakelijkheid voor of schadevergoedingsplicht die een werkgever heeft voor eigen werknemers of ingehuurd personeel.

B

1d.5

De kandidaat kan de korte- en langetermijngevolgen van een toekenning van < 35% arbeidsongeschiktheid voor de werkgever en werknemer uitleggen.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn analyse met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen op kennis van een aantal bedrijfseconomische rapportages (balans, resultatenrekening).

1e.1

De kandidaat kan ten behoeve van de analyse van klantgegevens de door de verzekeraar gehanteerde inkomensdefinitie(s) voor de inkomensverzekering verklaren en de diverse informatiebronnen (zoals loonbegrip, jaarrekening, begrotingen, V&W-rekening, balans, eigen vermogen) onderscheiden.

B

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het analysetraject met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen correct uit kan voeren.

3b.1 De benodigde gegevens analyseren, rekening houdend met de behoeften en doelstellingen van de klant.

Bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Analyseert doelstellingen, kennis en ervaring van de klant met betrekking tot het financiële risico van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

Het advies kan op basis van consistente, goed onderbouwde en verifieerbare informatie uit betrouwbare bronnen opgesteld worden.

Gebruikt de juiste bronnen, zoals IB-aangiftes, enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen, V&W-rekening, begroting, balans, eigen vermogen en privévermogen.

Selecteert de juiste cijfermatige informatie, brengt zonodig ordening aan in de gegevens.

Handelt juist in geval van onvolledige of onjuiste informatie, zoals geen verzuimoverzicht, WGA-beschikking, of accountantsverklaring inkomen, als geen gegevens bekend zijn van de van toepassing zijnde CAO of pensioenregeling waarin staat welke verplichtingen de werkgever richting de werknemer heeft. Of als informatie lastig te verkrijgen is.

Schakelt in complexere gevallen een expert in.

Stuurt niet te vroeg naar standaardoplossing, vraagt zo nodig door.

Reflecteert op manier waarop informatie wordt verkregen.

Heb ik begrip gekregen van de klant?

Kan en mag ik dit doen, moet ik iemand anders inschakelen?

Begrijpt de klant mij goed, moet ik nog onderwerpen toelichten?

Kan ik uitleggen binnen welke context de verzekering moet worden geplaatst en wat de invloed van de context op de verzekering is?

Bij knelpunten: wat is mijn eigen rol en het belang van partijen?

Hoe heb ik mij ervan overtuigd dat de klant de juiste risicoperceptie heeft van zijn situatie?

3b.2 De gegevens interpreteren en verwerken.

 

Is alert op tegenstrijdigheden.

De inventarisatie levert een goed beeld op.

Vraagt door als gegevens incompleet zijn, of geeft aan dat inventarisatie niet compleet is.

Trek ik de juiste conclusie uit de informatie?

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

3b.3 Risicoanalyse opstellen.

Zoals wisselend personeelsbestand, variabel inkomen, groei of krimp, werknemer wisselt van werkgever of krijgt nieuwe hypotheek. Kan de particulier geregelde inkomensverzekering worden aangepast?

De risicoanalyse is correct en doet recht aan de situatie van de klant. De klant herkent zich in de analyse.

De kandidaat raakt niet van slag als er te veel veranderingen en onzekerheden zijn.

De kandidaat maakt bespreekbaar of de gesloten inkomensverzekeringen en/of bedrijfsmatig gesloten aansprakelijkheidsverzekering voldoen aan het adequaat afdekken van deze financiële risico’s.

Hoe ben ik ervan overtuigd dat de klant de analyse begrijpt en herkent?

3b.4 De belangen van de verschillende actoren in kaart brengen.

Bij actoren valt te denken aan: aanbieders, adviseurs, bemiddelaars, diverse types werkgevers, diverse type werknemers.

Kan uitleggen welke belangen de verschillende actoren hebben, kan tegengestelde belangen benoemen en aangeven hoe beide belangen het best gediend zijn.

Analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan, omdat er sprake kan zijn van tegengestelde belangen van de actoren.

Weegt de belangen van de verschillende actoren af bij de te maken keuzes tijdens de totstandkoming van het advies.

Kan gemaakte keuzes verantwoorden.

Communiceert deze dilemma’s zowel mondeling als schriftelijk met de verschillende actoren.

Heb ik de belangen van mijn klant centraal gesteld zonder de belangen van andere actoren uit het oog te verliezen?

3b.5 Belanghebbenden informeren.

Verzekeringnemer en verzekerde.

Informeert de verschillende belanghebbenden bij de inkomensverzekering inhoudelijk juist en op een correcte wijze.

Neemt zo nodig weerstanden weg die bestaan op grond van vooroordelen, onderschatting en onbekendheid van de materie.

Hanteert emoties empatisch en strategisch.

 

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van het algemene verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1f.1

De kandidaat kan bij een inkomensproduct onderscheid maken tussen inkomensverzekeringen en niet-inkomensverzekeringen.

B

1f.2

De kandidaat kan onderscheiden of een verzekering voldoet aan de definitie van een schadeverzekering of van een sommenverzekering.

B

1f.3

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn als een inkomensverzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1f.4

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen een inkomensverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden, en kan aangeven wat de gevolgen zijn van de opzegging.

B

1f.5

De kandidaat kan aangeven of er dekking is onder een inkomensverzekering voor een schade door opzet of roekeloosheid.

K

1f.6

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen er bij een inkomensverzekering niet in strijd gehandeld wordt met het indemniteitsbeginsel.

K

1f.7

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn van een onjuiste premie in relatie tot de beroepswerkzaamheden op een AOV van een natuurlijke persoon, indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheidsclaim.

B

1f.8

De kandidaat kan de begrippen renseignering en loonheffing definiëren.

K

1f.9

De kandidaat kan de procedures en vereisten rond de keuze voor eigenrisicodragerschap, zoals uittreeddata en garantstellingen, aangeven.

K

1f.10

De kandidaat kan de randvoorwaarden bij vrijwillige voortzettingsmogelijkheden vanuit de UWV opsommen.

K

1f.11

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen o.a. Gedragscode Geïnformeerde verlenging van zakelijke verzekeringen, waaronder ook inkomensverzekeringen.

K

1f.12

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten en de strekking ervan opsommen o.a. convenant Van Leeuwen.

B

1f.13

De kandidaat kan de meest relevante convenanten opsommen en de strekking ervan uitleggen.

B

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1g.1

De kandidaat kan voor de meest gebruikelijke verzekeringsvormen aangeven welke arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsrisico’s ze (deels) afdekken.

B

1g.2

De kandidaat kan de bijzondere situaties die van toepassing kunnen zijn bij de dekking van de inkomensverzekeringen benoemen (bijv. no risk ZW, oproepkracht of AOW-gerechtigde + dga)

K

1g.3

De kandidaat kan de kern van de dekking op de inkomensverzekeringen omschrijven.

K

1g.4

De kandidaat kan relevante verschillen tussen verzekeringsvoorwaarden uitleggen.

B

1g.5

De kandidaat kan uitleggen met welk doel een klimmende, stijgende of geïndexeerde arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidverzekering wordt gesloten en welke gevolgen de klimming, stijging of indexering hebben voor de premie en de uitkering.

B

1g.6

De kandidaat kan uitleggen wat arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekeraars in de regel als maximum te verzekeren bedrag hanteren.

B

1g.7

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de verzekeraar de medische selectie mag inrichten.

B

1g.8

De kandidaat kan de werking en (prijs)effecten van de onderdelen van de AOV benoemen, waaronder eindleeftijden, indexering, beroepsarbeidsongeschiktheid en passende arbeid, traditionele en ongevallen a.o.-dekkingen, combi- en standaard tarief, 80% of minder van het inkomen verzekeren (maximaal verzekerd inkomen) benoemen en het effect van de beroepenklasse-indeling, nevenfunctie/sport en taakverdeling in een % aangeven.

B

1g.9

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1g.10

De kandidaat kan de werking van conventionele loondoorbetalingsverzekering uitleggen.

B

1g.11

De kandidaat kan de werking van stop-loss loondoorbetalingsverzekering uitleggen.

B

1g.12

De kandidaat kan uitleggen waarom het inlooprisico van belang is bij de acceptatie van een inkomensverzekering en wat de mogelijke gevolgen zijn in individuele situaties.

B

1g.13

De kandidaat kan de uitkeringenstructuur en uitkeringsduur van de diverse WIA-aanvullingsverzekeringen uitleggen.

B

1g.14

De kandidaat kan de inschatting en bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid verklaren.

B

1g.15

De kandidaat kan de werking van ‘benutting geduide resterende verdiencapaciteit’ verklaren.

B

1g.16

De kandidaat kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen de keuringsmethodiek die het UWV bij de WIA hanteert en de door de private verzekeraars toegepaste methodieken ‘passende arbeid’ en ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’.

B

1g.17

De kandidaat kan de uitkeringsstructuur en -duur van een WW-aanvullingsverzekering uitleggen.

B

1g.18

De kandidaat kan de risico’s van het niet, beperkt of geheel verzekeren van het inlooprisico bij inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1g.19

De kandidaat kan de effecten en oplossingen rondom het verzekeren van uitloop bij alle inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1g.20

De kandidaat kan de gevolgen van de kwalificatie ‘complex product’ en ‘impactvol product’ voor de wijze van adviseren aangeven.

B

1g.21

De kandidaat kan de alternatieve verzekeringsoplossingen met bijbehorende kenmerken en voorwaarden voor de moeilijk verzekerbare klanten, die niet onder de sociale wetgeving vallen, opsommen, zoals vangnet AOV en vrijwillige voortzetting van ZW en/of WIA.

K

1g.22

De kandidaat kan het belang uitleggen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke inkomensverzekeringen die van toepassing zijn op ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

B

1g.23

De kandidaat kan de meest gebruikelijke aanvullende dienstverlening uitleggen.

B

1g.24

De kandidaat kan de verschillen benoemen tussen een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een sommendekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een schadedekking.

K

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de processen bij inkomensverzekeringen.

1h.1

De kandidaat kan de acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) voor de inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1h.2

De kandidaat kan aan de klant uitleggen waarom hij door de verzekeraar wordt opgeroepen voor een medische keuring en welke personen hierbij een rol spelen.

B

1h.3

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gevraagde informatie door de verzekeraar.

B

1h.4

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten) de door de klant te betalen premie voor een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering bestaat.

B

1h.5

De kandidaat kan aan de klant uitleggen op welke wijze hij beloond wordt voor zijn dienstverlening.

B

1h.6

De kandidaat kan het acceptatieproces volledig en correct beschrijven.

K

1h.7

De kandidaat kan uitleggen in welk geval een gezondheidsverklaring nodig is.

B

1h.8

De kandidaat kan de verschillende keuringsgrenzen en de daarbij behorende medische acceptatie-richtlijnen opsommen.

K

1h.9

De kandidaat kan de regeling en het effect van afstandsverklaringen afgegeven door werknemers uitleggen.

B

1h.10

De kandidaat kan de spijtoptantenregeling voor collectieve werknemersverzekeringen omschrijven.

K

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake inkomensverzekeringen.

1i.1

De kandidaat kan aan de klant de structuur van de organisatie van de sociale zekerheid uitleggen en aangeven hoe het publieke en het private domein zich tot elkaar verhouden.

B

1i.2

De kandidaat kan doel, doelgroep en maximale uitkering van de voor de klant relevante sociale verzekeringswetten omschrijven.

K

1i.3

De kandidaat kan uitleggen in welke gevallen en bij welke verzekeringsvormen inhouding van een premiebijdrage van de werknemers is toegestaan.

B

1i.4

De kandidaat kan uitleggen wanneer een startende zelfstandige in aanmerking komt voor vrijwillige verzekering op grond van de sociale inkomensdervingswetten, inclusief de vangnet AOV.

B

1i.5

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat de fiscale gevolgen zijn van het betalen van de premie en/of ontvangen van een of meer uitkeringen op een inkomensverzekering.

B

1i.6

De kandidaat kan de wettelijke regeling zwangerschap ZEZ omschrijven.

K

1i.7

De kandidaat kan de inkomensvoorzieningen binnen de sociale wetgeving voor zelfstandigen (UWV, voortzetting ZW en WIA) opsommen.

K

1i.8

De kandidaat kan de wettelijke regelingen rond de loondoorbetaling bij verzuim als gevolg van ziekte beschrijven.

K

1i.9

De kandidaat kan de gevolgen van de Wet Verbetering Poortwachter aangeven.

B

1i.10

De kandidaat kan de fiscale situatie rond WIA-aanvullingen uitleggen.

B

1i.11

De kandidaat kan de IVA-regeling binnen de Wet WIA uitleggen.

B

1i.12

De kandidaat kan de WGA-regeling binnen de Wet WIA uitleggen.

B

1i.13

De kandidaat kan de regelgeving rond de keuze voor eigenrisicodragerschap (voor onder meer ZW, WIA en WW) uitleggen.

B

1i.14

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen inzake de overstap van UWV naar eigenrisicodragerschap en vice versa benoemen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/resultaat/

prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of

communicatieve aspecten van de

vaardigheid of omstandigheid rond

de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie te (laten) berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen te verduidelijken;

• een ingevuld aanvraagformulier op juistheid te controleren; en

• op correcte wijze een aanvraag in te dienen.

2d.1 De verzamelde financiële en organisatorische informatie analyseren en vertalen naar een advies.

De kandidaat is verantwoord kritisch.

Brengt een goed inkomensadvies uit. Na de analyse ontstaat een goed beeld van de financiële en organisatorische positie van klant.

Vraagt door in onbekende situaties, bijvoorbeeld verhouding tussen onderdelen onderneming,

ontwikkeling van verzuim, samenwerking met bijv. arbodienst of re-integratiebedrijf, afspraken

tussen aandeelhouders. Gesprekspartners kunnen zijn: accountant, directie, controller, vertegenwoordigend overleg organisatie en belangenbehartigers.

2d.2 Voor de specifieke situatie van de klant uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt op een inkomensverzekering en de mogelijke gevolgen voor de uitkering aangeven.

De kandidaat geeft inzicht in de risico’s die niet of gedeeltelijk gedekt zijn en geeft de mogelijke consequenties hiervan voor de klant aan.

Bijvoorbeeld AOV met beperkte uitkeringsduur of beperkte dekking, WEG-hiaat versus WGA-hiaat of basisvariant versus WGA hiaatverzekering.

Moet klant kunnen uitleggen waarom in zijn specifieke situatie mogelijk niet met een standaardoplossing kan worden volstaan.

2d.3 Beoordelen welke risico’s van de klant leiden tot de noodzaak tot het sluiten van een bepaalde inkomensverzekering of een alternatief.

De kandidaat legt aan klant de noodzaak van de verzekering uit.

De kandidaat kan aangeven op welke wijze de verzekering past in het risicomanagement van het bedrijf en/of de persoon. Kandidaat kan onderbouwen waarom voor een specifiek risico al dan niet een verzekering noodzakelijk is.

2d.4 Voor de specifieke situatie van de klant voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

De kandidaat licht klant de risico’s toe en kan die ook in zijn specifieke situatie plaatsen.

De kandidaat kan het risico op een begrijpelijke manier toelichten, zodat de klant een goed beeld heeft van de concrete risico’s die hij loopt.

2d.5 Kan de hoogte van de premies, uitkeringsrechten en fiscaliteiten (laten) berekenen.

De kandidaat gebruikt alle benodigde gegevens. Gebruikt de juiste berekeningsprogramma’s op de juiste wijze.

Rekent met een promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s, of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

De kandidaat legt uit hoe de prijs voor de verzekering wordt berekend en welke factoren op de hoogte van de premie van invloed zijn.

 

2d.6 Een medisch acceptatieprocedure begeleiden.

De kandidaat ondersteunt de klant tijdens het hele traject, van het invullen van het aanvraagformulier en de gezondheidsverklaring tot eventueel bij de klachtenprocedure.

Informeert de klant duidelijk en correct.

Werkt volgens protocol en wet- en regelgeving.

Ingeval van uitsluiting of als acceptatie onder beperkende voorwaarden dreigt of extra

toeslagen na medische acceptatie.

2d.7 Voor de natuurlijke persoon met behulp van alle benodigde gegevens de premie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering berekenen.

De kandidaat gebruikt alle benodigde gegevens.

De kandidaat kan uitleggen hoe de premiehoogte wordt bepaald en welke factoren op de hoogte van de premie van invloed zijn.

 

2d.8 Beoordelen of de gegevens op het aanvraagformulier van inkomensverzekering juist zijn ingevuld.

De kandidaat wijst op de gevolgen van een onjuist ingevuld aanvraagformulier.

De kandidaat kan aangeven welke mogelijkheden een verzekeraar heeft als onjuiste informatie is verstrekt en kan klant uitleggen wat de gevolgen zijn van bijv. verzwijging.

2d.9 Beoordelen of alle voor de aanvraag vereiste gegevens, inclusief overige vereiste bescheiden, aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

De kandidaat legt de klant uit waarom de vereiste gegevens en bescheiden nodig zijn voor het totstandkomen van een verzekering.

De kandidaat kan uitleggen wat het belang van de gevraagde bescheiden voor de verzekeraar is.

2d.10 Beoordelen of de acceptatie-beslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) voor een bepaalde inkomensverzekering aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

De kandidaat legt de klant uit hoe verzekeraar tot zijn beslissing is gekomen.

De kandidaat kan beoordelen en uitleggen of verzekeraar een acceptatiebeslissing heeft genomen die aansluit op het risico en kan toelichten waarom een beslissing anders is dan verwacht.

2d.11 Beoordelen of de gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van een inkomensverzekering juist zijn.

De kandidaat controleert of de polis en andere bescheiden juist zijn en informeert de klant tijdig.

De kandidaat kan klant bevestigen dat de documenten correct zijn.

2d.12 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen in geval van gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2e.1 Advies-verantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel en/of diens situatie rond de werknemers.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2e.2 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: als klant tijdens het traject ziek wordt of de werknemers van de werkgever ziek worden (inlooprisico).

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het adviestraject met betrekking tot collectieve inkomensverzekeringen zelfstandig, passend en correct uit kan voeren.

In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. start en einde van de onderneming;

3. start en einde eigen risicodragen van WGA en/of ZW;

4. arbeidsongeschiktheid en werkloosheid;

5. mutaties in het personeelsbestand;

6. eind- of pensioendatum;

7. verwachtingen ten aanzien van de inkomensverzekering;

8. oversluiten van de inkomensverzekering;

9. prognosticeren van toekomstige premielasten van de inkomensverzekering;

10. faillissement of mogelijkheid daartoe;

11. wisselende inkomsten;

12. veranderende beroepswerkzaamheden.

3c.1 Het advies-traject plannen.

 

Creëert een realistisch beeld van het tijdsbeslag van het opstellen van het advies; de klant krijgt een realistisch beeld van het eindresultaat.

Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

Vormt zich een beeld van de markt van de opdrachtgever, vormt zich een beeld van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft.

Bestudeert de relevante CAO.

Overgang naar nieuwe inkomensverzekering: klant heeft belang bij goede aansluiting van dekking en eventuele nieuwe medische acceptatie. En bij sommige verzekeringsvormen een akkoord van werknemers: werknemers hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, adviseur heeft belang bij het tevreden houden van werkgever.

 

3c.2 Advies opstellen.

Veel verschillende situaties zijn mogelijk afhankelijk van o.m. onbekendheid/onwetendheid bij de klant.

De kandidaat brengt de financiële oplossingen overzichtelijk in kaart. Beoordeelt op juiste wijze of de verschillende financiële risico’s die in samenhang of juist los van elkaar moeten worden gezien (verzuim, eigen-risicodragen en WIA-aanvullingen).

De kandidaat houdt rekening met alle relevante factoren, schat de risico’s juist in.

Houdt rekening met relevantie bestaande producten/uitkeringen, zoals SV-uitkering (bijv. WAO). Draagt er zorg voor dat de klant optimaal gebruik maakt van wettelijke mogelijkheden van subsidies, dekkingen voor specifieke groepen e.d.

De kandidaat schat goed in welke van de genoemde verzekeringsvoorwaarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

Houdt rekening met mogelijke ontwikkelingen in de toekomst.

Kandidaat kan motiveren dat de arbeidsongeschiktheidsrisico’s van de klant, uitgaande van diens verzekeringsbehoefte en -wensen, door de advisering van een of meer van de genoemde inkomensverzekeringen adequaat worden afgedekt. Kandidaat geeft aan waar en waarom eventueel nog risico’s voor de klant blijven bestaan.

Houdt rekening met alle relevante wet- en regelgeving.

Het advies is passend en doet recht doen aan de situatie van de klant. De aanbevolen inkomensverzekeringen of producten sluiten op elkaar aan.

Kandidaat wijst op lastenontwikkeling, betaalbaarheid en gevolgen. Verwerkt de financiële gevolgen in het advies.

Het advies is begrijpelijk en herkenbaar voor de klant.

Stuur ik niet meteen aan op een standaardoplossing?

Kan ik de klant de samenhang tussen de verzekeringen goed uitleggen?

Is niet verzekeren een goed alternatief?

Durf ik mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen inkomensoplossing?

3c.3 Bemiddelen in verzekeringsoplossingen.

 

De kandidaat vertaalt het advies in concrete verzekeringsoplossing in onderhandeling met verzekeraars.

 

3c.4 Het gegeven advies presenteren aan de werkgever.

Presentatie aan werkgevers, werknemers en ondernemingsraad.

Heeft het passende aanbod geselecteerd.

Schriftelijk en/of mondeling.

Maakt voor de klant de omschrijving van het financiële risico bij arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheden voor het verzekeren van het inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid inzichtelijk.

Adviseert over van toepassing zijnde regelingen (al dan niet via UWV of private verzekeraar); de mogelijke inkomenstekorten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid.

Taalniveau, vertelt complexe materie begrijpelijk, didactische aspecten van de presentatie.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is.

Kan omgaan met de verschillen tussen niet verzekeren, deels verzekeren en de begrippen sommen- en schadeverzekering.

Aspecten van professioneel gedrag.

Evalueert presentatie op effect knelpunten en acceptatie.

3c.5 Het gegeven advies presenteren aan de werknemer.

 

Legt de klant de mogelijkheden voor het verzekeren van inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid duidelijk uit. Informeert over wettelijke regelingen (al dan niet) via de werkgever, de mogelijke inkomenstekorten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Analyseert de voor de werknemer van toepassing zijnde collectieve regelingen vanuit werkgever, pensioen of cao.

Kan ik na afloop van het gesprek goed aangeven welke doelen de werknemer heeft ten aanzien van een aanvullende inkomensverzekering?

Is in staat om binnen de wetgeving deze doelen te vertalen naar passende inkomensproducten.

3c.6 Inzake de inkomensverzekering bij fusieprocessen, overnames en overgang onderneming adviseren.

 

Kandidaat verwerkt de verschillende regelingen rond inkomensverzekeringen, in- en uitlooprisico op de juiste wijze.

Gaat goed om met complexiteit. Is zich goed bewust van de belangentegenstellingen.

Contractverlenging: productaanbieder en adviseur hebben belang bij voortzetting (afhankelijk van beloningsstructuur).

Onderken ik tijdig tekortkomingen bij mijzelf op het gebied van deskundigheid en verwijs ik in dat geval door naar de juiste persoon of het juiste loket?

3c.7 Het gegeven advies implementeren.

 

Ondersteunt de klant op de juiste manier bij het implementeren van de gekozen oplossing.

Geeft voorlichting aan belanghebbende(n), lost administratieve knelpunten op. Ondersteunt klant bij het efficiënt inrichten van de organisatie en bij het opzetten van samenwerking met andere partijen, zoals Arbodienst, bedrijfsarts etc.

 

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1j.1

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn van het niet-tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een inkomensverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

B

1j.2

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen kunnen zijn voor de hoogte van de uitkering op een inkomensverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1j.3

De kandidaat kan voor een bestaande inkomensverzekering de gevolgen voor de dekking of verzekering uitleggen van een wijziging in de situatie van de klant.

B

1j.4

De kandidaat kan voor een bestaande collectieve inkomensverzekering omschrijven welke gevolgen een verhoogde schadelast kan hebben op de premie en/of voorwaarden van de verzekering.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving, of wijziging van de productkenmerken;

• de wijzigingen op een bestaande inkomensverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en ter beschikking te stellen aan de klant;

• de klant tijdig te informeren over de (acceptatie-)beslissing van verzekeraars;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Gedurende de looptijd van de verzekering controleren of de gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van een inkomensverzekering juist zijn.

Klant heeft de juiste dekking, betaalt de juiste premie en krijgt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Controleren van de juiste verwerking van de gevolgen van verandering van inkomen gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Bijvoorbeeld: door verandering van personeelsbestand kan niet meer worden voldaan aan deelnamegraad, vereiste aantal deelnemers is te laag geworden.

2f.2 Het belang herkennen en schetsen van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

De verzekering van klant wordt op de juiste manier aangepast zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

Schetsen gevolgen van verandering van inkomen gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Schetsen van de gevolgen van verandering van personeelsbestand, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Schetsen gevolgen van faillissement en surseance/schuldsanering.

2f.3 Beoordelen of en wanneer het oversluiten of beëindigen van een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering zinvol is.

Gebaseerd op de specifieke situatie van de klant.

De kandidaat motiveert de keuze.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking tot de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

Schetsen effecten van gevolgen van uitdiensttredingen.

2f.4 De restitutie respectievelijk suppletie als gevolg van een wijziging berekenen.

De kandidaat berekent op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie volgens de door de maatschappij gebruikte methode om premie te bepalen.

De berekening is correct.

Uitleg experience rating.

Schetsen gevolgen bij beëindiging verzekering rekening houden met uitloop en inloop.

Klant moet weten dat de betaalde premie juist is en niet te veel is betaald.

2f.5 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het beheertraject met betrekking tot het (collectieve) inkomensadvies zelfstandig, passend en correct uit kan voeren.

In dit beheertraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. einde van de onderneming;

3. einde eigen risicodragen van WGA en/of ZW;

4. arbeidsongeschiktheid en werkloosheid;

5. mutaties in het personeelsbestand;

6. eind- of pensioendatum;

7. tussentijdse verwachtingen ten aanzien van de inkomensverzekering;

8. verlenging, wijziging, beëindiging of revisie van de inkomensverzekering

9. oversluiten van de inkomensverzekering;

10. prognosticeren van toekomstige premielasten van de inkomensverzekering;

11. versobering of uitbreiding van de gesloten inkomensverzekering;

12. faillissement of mogelijkheid daartoe;

13. wisselende inkomsten;

14. veranderende beroepswerkzaamheden.

3d.1 Verzekering beheren.

Gedurende de looptijd van de verzekering.

Kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten, zodat klant altijd de juiste dekking heeft en dus bij schade de juiste uitkering ontvangt.

Reflectie op juistheid van dekking in specifieke situatie van klant.

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

3d.2 Verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen tot een andere situatie leiden die andere eisen aan verzekering stelt.

Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder doorgeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.3 Gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

Het actueel houden van gegevens kan op veel manieren: op papier, via internet of direct in administratie verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

De kandidaat beoordeelt op juiste wijze inspanning versus belang doorvoeren wijziging.

De kandidaat wisselt de gegevens op een correcte wijze uit.

De kandidaat controleert de polisdocumenten en overige informatie op (on)juistheid.

De kandidaat stelt de informatie ter beschikking aan de klant.

Per datum verandering of per periode (maand, jaar).

 

3d.4 Over voort-zetting of beëindiging van de verzekering adviseren.

De voorwaarden of premie van de verzekering kunnen wijzigen en de wetgeving kan worden aangepast, zodat een hernieuwd advies mogelijk gewenst is.

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Zijn er betere alternatieven voor de klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1k

De persoon baseert met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen

• werkgever en diens werknemers;

• ondernemer;

• particulier;

zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1k.1

De kandidaat kan voor een inkomensverzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of invaliditeit) beschrijven.

K

1k.2

De kandidaat kan aan de klant uitleggen welke personen, bedrijven en instanties bij het schadebehandelingsproces (kunnen) zijn betrokken na het ontstaan van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.

B

1k.3

De kandidaat kan de principes omschrijven van een actief schaderegelingsbeleid voor een schade op een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering.

K

1k.4

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder samenloop wordt verstaan en de gevolgen daarvan aangeven voor de schadeafwikkeling op de inkomensverzekeringen.

B

1k.5

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij de melding van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.

B

1k.6

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant de mogelijke maatregelen uitleggen ter beperking van de (financiële) gevolgen van arbeidsongeschiktheid of een werkloosheid.

B

1k.7

De kandidaat kan op hoofdlijnen beschrijven welke verhaalsmogelijkheden de klant heeft wanneer een derde aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid.

K

1k.8

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsmelding.

B

1k.9

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een (voorschot)uitkering.

B

1k.10

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens aan de klant uitleggen hoe de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering is samengesteld.

B

1k.11

De kandidaat kan aan de klant de premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1k.12

De kandidaat kan de benodigde gegevens selecteren voor het melden van een schade.

K

1k.13

De kandidaat kan uitleggen op welke manier de re-integratieactiviteiten worden beoordeeld door het UWV en wat de gevolgen kunnen zijn als deze activiteiten onvoldoende worden geacht.

B

1k.14

De kandidaat kan de eisen die aan een re-integratiedossier worden gesteld uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot inkomensverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken;

• de re-integratieactiviteiten te inventariseren en te interpreteren;

• de mogelijkheden te beoordelen rond de inzet van re-integratiemiddelen of -budget.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 Verdedigen wanneer de principes van een actief schaderegelingsbeleid geweld wordt aangedaan bij een schade op een afgesloten inkomensverzekering.

Klant begrijpt wat verzekeraar van hem mag verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen zijn als hij niet meewerkt. Een werkgever begrijpt wat de gevolgen zijn indien een werknemer niet meewerkt en welke acties hij zelf kan ondernemen.

Uitleggen verplichtingen van klant bij re-integratieacties door maatschappij en uitleggen gevolgen van niet meewerken.

Uitleggen rol en mogelijkheden werkgever als werknemers niet meewerken aan re-integratie.

Uitleggen rechten bij re-integratie (o.a. onredelijke eisen, gebruik medische informatie).

2g.3 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen op de afgesloten inkomensverzekering(en).

Uitleggen werking van re-integratievergoedingen en -budgetten.

Uitleggen inzet vergoedingen voor preventieve activiteiten.

Uitleggen rol zorgverzekeringen.

Schetsen financiële gevolgen van effectieve inzet van re-integratieactiviteiten.

2g.4 Het belang van de benodigde gegevens motiveren voor de schadeaangifte op een afgesloten inkomensverzekering.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen manier waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.5 Voor een afgesloten inkomensverzekering beoordelen of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens inclusief overige vereiste bescheiden aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Klant begrijpt de wijze waarop de verzekeraar het schadeproces heeft ingericht en begrijpt waarom de bescheiden worden gevraagd en welke rol deze spelen.

Uitleggen en volgen van schadetraject als deskundigen worden ingeschakeld.

Uitleggen waarom de gevraagde bescheiden nodig zijn en wat de rol is.

2g.6 De mogelijkheden voor de inzet van re-integratiemiddelen of budget uitwerken.

De klant begrijpt de mogelijkheden voor de inzet van re-integratiemaatregelen of -budget.

De re-integratieactiviteiten voldoen aan de vereisten die in relevante wet- en regelgeving worden gesteld.

Uitleggen uitvoering Wet Verbetering Poortwachter en gevolgen van niet voldoen.

Uitleggen werking WIA bij eigen risicodragerschap bij re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers.

2g.7 Toezien op de inschakeling van deskundigen.

De kandidaat ziet toe dat de deskundigen de vereiste taken op de juiste wijze, op het juiste moment uitvoeren.

Kandidaat reageert op de juiste wijze als hij of de klant het oneens is met het oordeel van de deskundigen.

In het schadeproces spelen veel deskundigen een rol (o.a. verzekeringsarts, bedrijfsarts, arbeidsdeskundige, arbodienst, re-integratiebedrijf, UWV). Zij moeten op het juiste moment actie ondernemen of informatie aanleveren.

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier.

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

De kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en dit dossier is daarvoor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kenmerken kritische situatie

Waardering van de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• werkgever en diens werknemers;

• ondernemer;

• particulier;

het schadebehandelingstraject inzake inkomensverzekeringsproducten zelfstandig, succesvol en correct uit kan voeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

Klant is goed geïnformeerd, onder meer over hoe de schadebehandelingsprocedure werkt en de mate van dekking.

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Kandidaat ziet toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

De kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op de kleine lettertjes, of op de sociale wetten (ZW, WIA e.d.) voor no-riskpolis, subsidies e.d. of regresrecht.

Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Voelt de klant zich gelijk aan verzekeraar?

Heeft de klant een goed gevoel bij de procedure?

Staat adviseur aan de kant van de klant?

Wordt de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft de klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie?

Betaalt de klant zelf niet te veel?

Begrijpt de klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt de klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

3e.2 Een schade beoordelen.

Voor een schade op de afgesloten inkomensverzekeringen.

De kandidaat beoordeelt op juiste wijze of

• dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is.

• de schade gedekt is.

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

• er sprake kan zijn van regres en wat de verhaalsmogelijkheden van de betrokken partijen zijn voor zover deze inkomensverzekeringen raken.

De kandidaat bepaalt op juiste wijze of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is op de schadeverzekering.

Onderkent de kandidaat het effect van bestaande ziektes?

Herkent de kandidaat het inlooprisico?

3e.3 schadebeperkende en preventieve maatregelen initiëren.

Voor schadebeheersing is het nodig om te leren van verleden en acties in te zetten om schade te voorkomen of te beperken.

Inzet en financiering re-integratieactiviteiten.

Gevolgen van niet meewerken.

Begrijpt de klant waarom deze activiteiten worden gestart?

Begrijpt de klant wat het effect van deze activiteiten op zijn bedrijfsvoering is?

Begrijpt de klant het financiële belang van deze activiteiten?

Bijlage 7. Eindtermen en toetstermen module hypothecair krediet

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op de actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes (zelfregulering).

1a.1

De kandidaat kan de fiscale gevolgen voor de klant in kaart brengen met betrekking tot de hypothecaire kredieten en de onroerende zaken waarvoor deze kredieten worden verstrekt, zoals de Wet op de inkomstenbelasting, Wet op de Loonbelasting, Wet belastingen rechtsverkeer, Wet omzetbelasting, schenk- en erfbelasting.

B

1a.2

De kandidaat kan de voorwaarden en normen van de maximale hypotheekverstrekking benoemen.

K

1a.3

De kandidaat kan de relevante gedragscodes en actuele wet- en regelgeving voor hypotheekadvies uitleggen.

B

1a.4

De kandidaat kan de relevante regelgeving benoemen op de volgende gebieden:

• erfrecht;

• huwelijksvermogensrecht en overige samenlevingsvormen;

• publiekrechtelijke gebruiksbeperkingen;

• overeenkomstenrecht, waaronder titel 2a boek 7 BW en de Wck;

• sociale verzekeringen;

• overige relevante regelgeving op het gebied van consumptief- en hypothecair krediet en de onroerende zaken of overige registergoederen waarvoor deze kredieten worden verstrekt.

K

1a.5

De kandidaat kan op hoofdlijnen de inhoud beschrijven van de door de toezichthouder geschreven relevante documenten met betrekking tot hypotheekadvisering.

K

1a.6

De kandidaat kan de pre- en postcontractuele informatieverplichtingen voor hypothecair krediet benoemen en verklaren.

B

1a.7

De kandidaat kan de fiscale behandeling van consumptieve kredieten in box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting uitleggen.

B

1a.8

De kandidaat kan de regelgeving ter voorkoming van overkreditering van een consumptief krediet uitleggen.

B

1a.9

De kandidaat kan de relevante gedragscodes en actuele wet- en regelgeving voor consumptief krediet uitleggen.

B

1a.10

De kandidaat kan de pre- en postcontractuele informatieverplichting voor consumptief krediet benoemen en verklaren.

B

1a.11

De kandidaat kan de hoofdlijnen van de richtlijn 2008/48/EG (richtlijn consumentenkrediet) en de eisen die zij stelt op gebied van adverteren, precontractuele en contractuele informatie uitleggen.

B

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis van de markt, marktontwikkelingen en processen.

1b.1

De kandidaat kan de overwegingen noemen bij het beantwoorden van de vraag: kopen of huren?

K

1b.2

De kandidaat kan de theoretische samenhang tussen vraag en aanbod, renteontwikkeling en prijsvorming uitleggen.

K

1b.3

De kandidaat kan de rollen van de makelaar, taxateur, notaris, aanbieder en het Waarborgfonds omschrijven.

K

1b.4

De kandidaat kan de positie, de rol en het taakgebied van de hypotheekadviseur uitleggen.

B

1b.5

De kandidaat kan de procedure rond de koop en verkoop van een woning omschrijven.

K

1b.6

De kandidaat kan ten behoeve van hypotheekadvies de verschillende koopconstructies en koopstimulerende maatregelen onderscheiden.

B

1b.7

De kandidaat kan het tijdpad, de geldstroom en het documentenverkeer van het verstrekken van een hypothecair krediet beschrijven.

K

1b.8

De kandidaat kan uitleggen wat een weduweverklaring (ook wel partnerverklaring) behelst.

B

1b.9

De kandidaat kan de belangrijkste elementen uitleggen in de voorlopige koopovereenkomst (ontbindingsclausule, data en waarborgsom, bijzondere bepalingen) en in de akte van levering (hoogte van inschrijving, overinschrijving), indien sprake is van een (voorgenomen) aankoop van een woning.

B

1b.10

De kandidaat kan het aanbod en de marktpositie van de verschillende categorieën consumptief kredietverleners alsook de rol en functie van het intermediair beschrijven.

K

1b.11

De kandidaat kan de achtereenvolgende stappen in het aanvraag, beoordelings- en verstrekkingsproces van een consumptief krediet benoemen.

K

1b.12

De kandidaat kan benoemen welke factoren een rol kunnen spelen bij het beoordelen van de hoogte van een aanvraag en het bepalen van een kredietvergoeding (waaronder risk-based pricing).

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis van de gevolgen van niet-naleving van de relevante wet- en regelgeving.

1c.1

De kandidaat kan actuele en relevante aansprakelijkheidsrisico’s op het gebied van hypothecair krediet uitleggen (afdwingen professioneel gedrag door de klant) en kan daarvan praktijkvoorbeelden noemen.

B

1c.2

[Red: Vervallen.]

 
Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren en documenten correct af te handelen.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 De documenten uitleggen.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Bijvoorbeeld het dienstverleningsdocument, de opdrachtbevestiging, de algemene voorwaarden, de incassomachtiging, de betalingsopdracht, het toetsantwoord van het BKR en de aanvraagformulieren.

2a.4 Schriftelijk communiceren.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Formulieren en offertes invullen, aanvragen en controleren.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten.

Betreft formulieren en offertes die samenhangen met het advies in consumptief en hypothecair krediet.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten. Is alert op invoerfouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden, door:

• fraudesignalen te onderkennen en daarop te handelen;

• door te verwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uit te leggen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat gebruikt systemen en/of uitslag van de systemen, zoals EVA, SFH, VIS en BKR, op een juiste wijze. Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

 

4a.2 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s en/of derden.

Bijvoorbeeld doorverwijzen naar de notaris, maar ook naar een andere financiële dienstverlener als de kandidaat dat product of die oplossing niet kan adviseren/bemiddelen, omdat hij daarin bijvoorbeeld niet bevoegd is terwijl het product wel aansluit op het profiel.

Bijvoorbeeld in geval de klant een ondernemer is en de deskundigheid om het inkomen vast te stellen te kort schiet.

4a.3 Verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het hypotheekadvies.

4a.4 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Kostenloading, verdienmodel, voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangenafweging belanghebbenden – o.a. aanbieders, bemiddelaars, adviseurs, potentiële lener –, relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindtermen 1d

De persoon baseert zijn inventarisatie op kennis van de mogelijke risico’s en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1d.1

De kandidaat kan uitleggen waarom hij de risicobereidheid van de klant goed in kaart moet brengen.

B

1d.2

De kandidaat kan uitleggen hoe risico’s met betrekking tot hypothecair krediet in relevante situaties beheersbaar worden.

B

1d.3

De kandidaat kan uitleggen hoe risico’s met betrekking tot consumptief krediet in relevante situaties beheersbaar worden.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de informatie ten behoeve van het klantprofiel te controleren en vast te leggen.

2c.1 De informatie controleren en vastleggen.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie tijdens de inventarisatiefase op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

 

2c.2 Het inkomen dat relevant is voor het advies over consumptief krediet berekenen en vaststellen.

Aan de hand van de meegeleverde bewijsstukken, zoals loonstrook, uitkeringsspecificatie en UPO.

De kandidaat kan de inkomsten en uitgaven ordenen en herberekenen tot gegevens die uitgangspunt voor de beoordeling zijn.

De kandidaat is alert op rekenfouten.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en het klantprofiel kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

Een klantgesprek.

• De kandidaat brengt behoefte van de klant in kaart.

• Interviewtechniek.

• De kandidaat legt begrijpelijk en klantspecifiek uit waarom hij de informatie vraagt en waarvoor hij de informatie nodig heeft. Zoals identificatie, inkomensgegevens, bestaande voorzieningen.

• De kandidaat gebruikt de juiste (extra) informatiebronnen van de klant zoals jaarrekening, begroting, balans, aangifte IB, box 3 vermogen e.d. De kandidaat kan onderbouwen hoe wordt omgegaan met geïnventariseerde tegenstrijdigheden, zoals: de laagste lasten en maximale risicodekking(en), geen gewenste en noodzakelijke risicodekking en de geuite klantwens om in de woning te blijven wonen bij het intreden van het onzekere voorval als arbeidsongeschiktheid en/of overlijden.

• De kandidaat luistert naar de vraag van de klant en komt hier met een duidelijk antwoord op terug.

• De kandidaat vraagt door bij ontbrekende of onduidelijke gegevens.

• De kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

• De kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

• Analyseert bij knelpunten de eigen rol.

• Reflecteert op eigen vaardigheden.

• Gaat integer met de klantgegevens om.

• Gaat na of de klant de uitleg heeft begrepen.

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

• Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voor zover relevant voor het opstellen van een passend advies. De kandidaat stelt het klantprofiel vast waarmee toegewerkt kan worden naar een advies.

• Klant kan zich herkennen in het profiel.

Kan uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om inkomens- en vermogensoverschotten en- tekorten in de verschillende levensfasen van de klant te bepalen in relatie tot zijn woonlasten.

2d.1 De bestaande en toekomstige klantsituatie vaststellen.

De kandidaat interpreteert alle gegevens en documenten, zoals bestaande financiële producten, hypotheekverleden, UPO, loonstrook en uitkeringsspecificaties, op de juiste wijze.

De kandidaat brengt de logische samenhang van de behoefte van de klant in kaart.

Verzamelt de financiële gegevens en zet deze op een rij in de volgende situaties: arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven (pensionering).

2d.2 Financiële consequenties berekenen.

De kandidaat analyseert de financiële consequenties in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en het langlevenrisico.

De kandidaat houdt rekening met relevante, actuele sociale en fiscale wet- en regelgeving en met overige relevante juridische aspecten.

Geeft een overzicht van de inkomens- en vermogensoverschotten en -tekorten in de volgende situaties: arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven (pensionering) in relatie tot de geldende (wettelijke) normen en de persoonlijke situatie van de klant.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij/zij de klantprofielgegevens kan analyseren.

3b.1 De berekende risicodraagkracht in vergelijking met de geïnventariseerde risicobereidheid uitwerken.

De beschikbare informatie uit de inventarisatie.

De kandidaat toetst op basis van klantspecifieke cijfermatige berekeningen: de financiële positie, zoals de inkomensterugval in geval van arbeidsongeschiktheid en overlijden, en

de geïnventariseerde onderdelen van het klantprofiel (financiële positie, risicobereidheid en doelstellingen). De klant krijgt daardoor voldoende inzicht in de financiële consequenties, op basis waarvan hij een verantwoorde keuze kan maken.

De kandidaat kan uitleggen hoe overkreditering voorkomen kan worden in het geval zich een inkomensrisico voordoet.

 

3b.2 Gegevens voor het klantprofiel analyseren ten behoeve van consumptief krediet.

 

• De kandidaat berekent de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s op de juiste wijze, indien gewenst met behulp van de software.

• De kandidaat interpreteert het toetsantwoord van het BKR op de juiste wijze.

De kandidaat begrijpt, in grote lijnen, hoe de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s tot stand komen.

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies op grondige kennis van producten met betrekking tot consumptieve en/of hypothecaire kredieten, waaronder het belang van aflossen van de schuld.

1e.1

De kandidaat kan het verschil tussen nominale en effectieve hypotheekrente aangeven.

B

1e.2

De kandidaat kan de verschillende hypothecaire leningsvormen en renteconstructies vergelijken en uitleggen.

B

1e.3

De kandidaat kan de verschillende financieringsconstructies vergelijken en uitleggen, zoals overbruggingskrediet, bouwdepot, familielening, zekerheidsstellingen en/of inbrengen van eigen middelen.

B

1e.4

De kandidaat kan de belangrijkste elementen in de (hypotheek)akte(n) benoemen en de consequenties daarvan uitleggen.

B

1e.5

De kandidaat kan de verschillende soorten opstal- en inboedelverzekeringen uitleggen.

B

1e.6

De kandidaat kan de procedures en werkwijzen van informatiesystemen, zoals BKR, verklaren en kan de consequenties van de resultaten uitleggen.

B

1e.7

De kandidaat kan de verschillende kosten voor verkrijging en financiering van de eigen woning in fiscale zin onderscheiden.

B

1e.8

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen de advies- en distributiekosten van directe hypotheekaanbieders en de advies- en distributievergoeding van het intermediaire kanaal.

B

1e.9

De kandidaat kan het restschuldrisico uitleggen.

B

1e.10

De kandidaat kan de gevolgen van vervroegde aflossing van hypothecair krediet uitleggen en hiervan de regels toepassen.

B

1e.11

De kandidaat kan uitleggen wat de financiële consequenties zijn van een eigen woning in de verkoop die (tijdelijk) wordt verhuurd en de financiële gevolgen van het tijdelijk hebben van meer (eigen) woningen.

B

1e.12

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het afkopen, wijzigen, (fiscaal) voortzetten en het verpanden van een KEW, SEW en BEW.

B

1e.13

De kandidaat kan de verschillen in beloningswijzen van advies in consumptief en hypothecair krediet uitleggen.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies op grondige kennis van overeenkomstenrecht en zekerhedenrecht relevant met betrekking tot kredieten.

1f.1

De kandidaat kan verkoopbelemmerende factoren bij eigendom herkennen en de consequenties hiervan uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan de klant de verschillen tussen aankoop van bestaande-, nieuw- of eigenbouw uitleggen.

B

1f.3

De kandidaat kan uitleggen wat het recht van hypotheek inhoudt.

B

1f.4

De kandidaat kan begrippen, zoals mede-debiteurschap, borgstelling, garantstelling, verpanding, bijpandstelling en medeonderzetting uitleggen en onderling vergelijken.

B

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies op kennis van producten om risico’s af te dekken.

1g.1

De kandidaat kan uitleggen welke betalingsbeschermers, naast een hypothecair krediet, kunnen worden afgesloten.

B

1g.2

De kandidaat kan het verband aangeven tussen de aflossingsvorm en het overlijdensrisico.

B

1g.3

De kandidaat kan uitleggen welke betalingsbeschermers, naast een consumptief krediet kunnen worden afgesloten.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies op kennis van betaalbaarheids- en renterisico’s.

1h.1

De kandidaat kan het huidige inkomen vaststellen en een prognose van het toekomstige inkomen geven, in geval van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden, langleven (pensionering) en (echt)scheiding.

B

1h.2

De kandidaat kan de netto en bruto woonlasten berekenen op basis van verschillende situaties en scenario’s (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven/pensionering).

B

1h.3

De kandidaat kan een berekening maken van de heffing van de inkomstenbelasting en de overige belastingen met betrekking tot de financiering en de objecten waarvoor hypothecaire kredieten worden verstrekt.

B

1h.4

De kandidaat kan een berekening maken van de gevolgen voor de inkomstenbelasting van zowel het bezit als de financiering van de objecten waarvoor hypothecaire kredieten worden verstrekt.

B

1h.5

[Red: Vervallen.]

 

1h.6

De kandidaat kan de hypothecair kredietvoorwaarden, zoals de meeneem,- verhuis- en doorgeefregeling, uitleggen.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies op kennis van consumptief kredietproducten met bijbehorende voorwaarden.

1i.1

De kandidaat kan het verband tussen de economische looptijd van objecten en de looptijd en restantschuld van het krediet uitleggen.

B

1i.2

De kandidaat kan de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van alternatieve financieringsvormen uitleggen.

B

1i.3

De kandidaat kan de verschillende kredietvormen en de krediettechnische kenmerken van de verschillende aflossingsvormen uitleggen.

B

1i.4

De kandidaat kan uitleggen hoe de leencapaciteit van een aanvrager wordt beoordeeld.

B

1i.5

De kandidaat kan de kosten van de verschillende kredietvormen omschrijven en onderling vergelijken.

B

1i.6

De kandidaat kan de werking van de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- en overlijdensrisicoverzekeringen uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden te presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat maakt een realistische inschatting of de aanvraag uiteindelijk geaccepteerd zal worden.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is, dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel.

Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties (bijvoorbeeld bij oversluiten) of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2e.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2e.3 Te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject hypotheekofferte of consumptief kredietaanvraag alsnog aankaarten bij geldverstrekker.

2e.4 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan adviseren met betrekking tot de financiering van de objecten door middel van een consumptief en/of hypothecair krediet of op ander wijze, en het bemiddelingstraject tot stand kan laten komen.

3c.1 Een passend advies opstellen.

Uit het totale aanbod van de verschillende aflossings- en rentevormen.

Het advies van de kandidaat is concreet, klantspecifiek en reproduceerbaar en inclusief eventuele aflossingsconstructie mede gebaseerd op het restschuldrisico, renteconstructie en de daarbij behorende woonlastenbeschermer(s), betalingsbeschermers of vergelijkbare en alternatieve oplossingsrichtingen.

De kandidaat houdt rekening met de gegevens uit de analysefase en het klantprofiel. Alle gegevens, informatie, documenten en bestaande producten zijn op een juiste wijze vertaald.

Bij de betaalbaarheid houdt de kandidaat ook rekening met de volgende situaties: overlijden, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid van (één van de) aanvrager(s) en het langlevenscenario (pensionering).

De kandidaat zoekt naar oplossingen om het krediet mogelijk te maken, wijst op sparen, aanpassing bestedingspatronen en dergelijke.

De kandidaat houdt rekening met alle relevante fiscale regelgeving rondom de (geld)lening (zoals hypotheekrenteaftrek, gevolgen box 3, tussentijdse aflossing).

De kandidaat houdt rekening met het relevante juridische kader waarin de aanvrager(s) zich bevind(t)(en).

De kandidaat neemt relevante bestaande producten en overeenkomsten mee in het advies.

De kandidaat laat aan de klant de consequenties zien van de verschillende rentetypes, -mogelijkheden en aflossingsvormen.

De kandidaat geeft bij langlopende hypotheekgerelateerde producten, zoals een KEW of BEW, inzicht in de financiële en fiscale gevolgen van voortijdige beëindiging of wijziging van het product bij onder meer gewijzigde doelstellingen.

De kandidaat brengt de afweging met of zonder NHG in kaart bij hypothecair krediet.

Kandidaat verantwoordt het volledige advies.

Kan de kandidaat inzicht verschaffen in de afwegingen die bij de beoordeling een rol hebben gespeeld?

Kan de kandidaat de fiscale gevolgen van het voorstel goed inschatten?

3c.2 Het advies onderbouwen en uitleggen.

Klantgesprek.

De kandidaat informeert de klant over de relevante financiële, fiscale en juridische implicaties van het aangaan van een krediet en daarbij behorende producten.

De kandidaat houdt rekening met de relevante regelgeving en zorgt, waar nodig, voor een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing (hypothecaire explain- of maatwerksituaties).

Onderbouwing van de kandidaat is klantspecifiek en sluit aan bij de kennis en begrip van de klant.

Kandidaat kan de betaalbaarheid goed motiveren.

De kandidaat geeft in geval van een oversluitadvies een cijfermatige vergelijking van het oude en nieuwe (hypothecair) krediet de (financiële) gevolgen van het oversluiten en de terugverdientijd en legt dit schriftelijk vast.

• De kandidaat kan de gevolgen aan de klant inzichtelijk maken. Klant heeft inzicht in de risico’s.

• De (maand) lasten zijn voor de klant inzichtelijk.

• De samenstelling van het krediet en de premie van eventuele betalings- en woonlastenbeschermer(s) zijn voor de klant inzichtelijk.

Evalueert tijdens het gesprek op effect, knelpunten en acceptatie.

Neemt eigen verantwoordelijkheid door klant te wijzen op risico’s en gevolgen van gemaakte keuzes.

De klant begrijpt de mogelijke consequenties van het niet (tijdig) betalen van de maandlasten.

3c.3 In geval klant afwijkt van het gegeven advies tijdig waarschuwen.

Afwijken van het advies.

Als de adviseur afwijking van het advies onverstandig acht, dan wijst hij de klant op de mogelijke gevolgen van die afwijking.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten, en hoe verder.

3c.4 In het dossier de afwijkingen en de uitwerking daarvan vastleggen.

Klantgesprek.

De kandidaat legt afwijkingen van het advies vast en maakt de consequenties hiervan (cijfermatig) inzichtelijk.

De kandidaat onderbouwt en overtuigt de klant van de (financiële) gevolgen consequenties en gevolgen van de voorgenomen beslissing die afwijkt van de oorspronkelijke doelstellingen van de klant.

Blijft bewust van zijn adviesrol en neemt zo nodig eigen verantwoordelijkheid.

3c.5 Adviseren over extra zekerheden of alternatieve financieringswijze.

In situaties waarbij een krediet niet mogelijk of niet passend en verantwoord is.

De fiscale en juridische gevolgen van extra zekerheden, extra inkomstenbronnen, schenkingen of erfenissen zijn in beeld gebracht met betrekking tot het voorgenomen krediet.

Is alert in het onderkennen van situaties die maatschappelijk niet wenselijk worden geacht of wettelijk niet zijn toegestaan.

3c.6 Adviseren van passende producten in relatie tot het krediet.

Indien kandidaat het krediet verzorgt.

De kandidaat stelt op juiste wijze de verzekerde som vast voor de opstal- en/of inboedelverzekering naast een hypothecair krediet.

De kandidaat adviseert bij een hypothecair krediet een passende dekking voor de opstal- en/of inboedelverzekering die aansluit bij de geïnventariseerde gegevens van de klant.

De kandidaat stelt op de juiste wijze de verzekerde som voor bij consumptief krediet aanpalende producten vast.

Advies met betrekking tot bij consumptief krediet aanpalende producten past bij het gesloten krediet, het risico en de wensen van de klant.

 

3c.7 Offertes aanvragen en controleren.

Hypotheekoffertes, maar ook aanverwante offertes, zoals van woonlastenbeschermers en levensverzekeringen.

De kandidaat vergelijkt offertes kwalitatief en kwantitatief en kan verschillen tussen offertes verklaren.

De kandidaat kan uitleggen waarom een offerte wel of niet aansluit bij het advies.

De kandidaat informeert de klant zodat deze de juiste afweging kan maken bij het wel of niet accepteren van de offerte.

Controleert of product(en) tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de aanvraag.

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren in geval van afwijzing van de financiering.

3d.1 De klant informeren in geval van afwijzing van de financiering.

Klantgesprek.

 

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe dan verder.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot het beheer en actueel houden van het advies op basis van kennis van het proces rondom kredietbeheer.

1j.1

De kandidaat kan de procedures en gevolgen uitleggen van de administratieve afhandeling en mutaties in het kader van het beheer van hypothecair krediet.

B

1j.2

De kandidaat kan de wettelijke regels in het kader van achterstalligheid en het ontstaan van non-betaling in geval van hypothecair krediet omschrijven.

K

1j.3

De kandidaat kan uitleggen hoe en wanneer vertragingsrente bij consumptief krediet in rekening wordt gebracht.

B

1j.4

De kandidaat kan in geval van algehele of gedeeltelijke extra aflossing van consumptief krediet uitleg geven over de (mogelijke) kosten en de invloed op de resterende of theoretische looptijd en termijnbedrag.

B

1j.5

De kandidaat kan de mogelijkheden van de consumptief kredietgever voor beslaglegging en uitwinning benoemen.

K

1j.6

De kandidaat kan het (wettelijke) traject voor schuldsanering beschrijven.

K

1j.7

De kandidaat kan de procedures en gevolgen uitleggen van de administratieve afhandeling en mutaties in het kader van het beheer van consumptief krediet.

B

1j.8

De kandidaat kan de wettelijke regels in het kader van achterstalligheid en het ontstaan van non-betaling in geval van consumptief krediet omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheden (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om het beheertraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2f.1 Het beheer-traject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De privacywetgeving moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij tijdens de looptijd van het consumptief en/of hypothecair krediet kan adviseren op basis van eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving, productaanpassingen of gewijzigde klantomstandigheden.

3e.1 Inzicht geven in de financiële, fiscale en juridische gevolgen van wijzigingen van de financiering.

Klantgesprek.

De kandidaat geeft de klant een realistisch inzicht in alle gevolgen, waaronder de gevolgen van een extra aflossing al dan niet uit een (expirerend) vermogensopbouwproduct en kan een bewuste keuze maken.

 

3e.2

[Red: Vervallen.]

   

3e.3 Beoordelen of aanpassing van het krediet en eventueel daarmee verband houdende financiële producten en/of andere oplossingsrichtingen wenselijk zijn en, waar nodig, komen met een concreet advies en bemiddelingsvoorstel.

Gedurende de looptijd van het product zoals wijzigingen in wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende productaanpassingen.

De kandidaat actualiseert het klantprofiel:

De kandidaat beoordeelt de impact van de verandering op het eerdere advies.

De kandidaat adviseert over een bestaand krediet en daaraan gerelateerde producten, aan de hand van de actuele informatie.

De kandidaat bepaalt op de juiste wijze aan de hand van de nieuwe informatie wat de eventuele consequenties zijn voor de lopende financiering.

• De verstrekking is ook op langere termijn passend en verantwoord.

• De kandidaat houdt rekening met het actuele klantprofiel en de actuele situatie.

3e.4 Handelen in geval van wijzigingen in de omstandigheden van de klant.

Bij gewijzigde klantomstandigheden.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De kandidaat reviseert zijn oorspronkelijk advies op basis van de gewijzigde omstandigheden van de klant, zoals echtscheiding/verbreking partnerrelatie, gezinsuitbreiding, einde of wijziging in dienstverband.

Evaluatie van de betaalbaarheidsanalyse en aanpassingen als gevolg daarvan in advies en financiële producten, dan wel andere oplossingsrichtingen.

3e.5 Het bedrag aan te restitueren rente en kosten voor vervroegde aflossing van een consumptief krediet berekenen.

Ingeval van algehele en gedeeltelijke aflossing.

Het bedrag is berekend aan de hand van de gegevens uit de administratie.

 

Eindterm 3f

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan adviseren in stadia van niet-nakomen van contractuele verplichtingen of onvrijwillig beëindiging van de overeenkomsten.

3f.1 Adviseren ingeval van niet-nakomen contractuele verplichtingen.

Klantgesprek.

De kandidaat informeert de klant over het niet-nakomen van zijn contractuele verplichtingen met betrekking tot het consumptief of hypothecair krediet, zoals het niet betalen van rente en/of aflossing geldlening, verzekeringspremies.

De kandidaat geeft duidelijke en volledige uitleg over het proces en zoekt naar (tijdelijke) oplossingen bij betalingsproblemen.

De uitleg door de kandidaat is conform de wettelijke mogelijkheden en de mogelijkheden bij Nationale Hypotheek Garantie.

De kandidaat verwijst waar nodig door naar instanties die de klant verder kunnen helpen.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe dan verder.

Evalueert of er voldoende is gedaan om de klant van dienst te zijn bij betalingsproblemen.

Bijlage 8. Eindtermen en toetstermen module pensioenverzekeringen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan aangeven welke middelen klanten hebben als zij geconfronteerd worden met onprofessioneel en niet-integer gedrag (verschil klachtenprocedure, Kifid, Ombudsman Pensioenen, schikkingen, rechterlijke uitspraak).

K

1a.2

De kandidaat kan de voorwaarden om professioneel en integer gedrag af te dwingen via zelfregulering verklaren en benoemen (voorbeelden noemen van zelfregulering op niveau productaanbieders bijv. Van Leeuwen convenant, Gedragscode verwerking persoonsgegevens, Wet op de medische keuringen (Wmk), keurmerkorganisaties van financiële dienstverleners zoals: NOPD, RPA, RPC). Kan daarbij het verschil tussen zelfregulering en wet- en regelgeving aangeven.

B

1a.3

De kandidaat kan de gevolgen van uitspraken klachtenprocedures en rechterlijke uitspraken voor het dagelijks handelen aangeven.

B

1a.4

De kandidaat kan beschrijven in welke wet- en regelgeving de functie en bevoegdheden van de verschillende toezichthoudende organisaties vastliggen: Pensioenwet (Pw), Wet op het financieel toezicht (Wft) en lagere regelgeving.

K

1a.5

De kandidaat kan aansprakelijkheidsrisico’s uitleggen (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant) en kan daarbij praktijkvoorbeelden noemen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Het doel is dat de adviseur een goed klantbeeld krijgt, tegenstrijdigheden in wensen en doelstellingen signaleert en bespreekt om uiteindelijk een passend advies te kunnen geven.

2a.2 Een adviesgesprek voeren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert. De kandidaat is in staat te verifiëren of de gesprekspartner de informatie begrepen heeft.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en controleert de ingevulde formulieren. Is alert op fouten. Spoort eventuele fouten, onjuistheden of onvolkomenheden op. Communiceert hierover mondeling en schriftelijk op correcte en effectieve wijze met betrokkenen. Zorgt voor correcte documenten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

De kandidaat dient er alert op te zijn dat formulieren onduidelijkheden kunnen bevatten, de gevraagde informatie door de klant niet altijd goed begrepen wordt en uiteindelijk alle relevante vragen voldoende duidelijk beantwoord zijn, zodat de aanbieder zoveel mogelijk in een keer alle informatie krijgt die nodig is voor een juiste verwerking.

2a.4 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de gesprekspartner.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de gesprekspartner. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen of grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden, zoals de directie, controller, accountant en (adviseur van) de actieve en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde en vertegenwoordigende overlegorganen.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat kan de acties die vereist zijn bij het constateren van fraude omschrijven. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld dilemma als financiële dienstverlener die bemiddelt merkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy.

 

4a.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zowel collega’s als derden.

 

4a.4 De verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant, bedrijf en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan ingeval tegengestelde belangen.

Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Onder andere belangen van aanbieders, adviseurs, bemiddelaars, werkgevers, actieve en niet-actieve deelnemers en pensioengerechtigden, DGA, partner DGA, op alle aspecten van het pensioenadvies.

Bijvoorbeeld:

– Overgang naar nieuwe pensioenvoorziening: werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van actieve en niet-actieve deelnemers; deze hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, pensioenadviseur heeft belang bij tevreden houden werkgever.

– Streefregeling: werknemer heeft belang bij uitkeringsovereenkomst: gevolg werkgever moet bijstorten, werkgever heeft belang bij premieovereenkomst: gevolg werknemer krijgt lager pensioen, pensioenadviseur: wie betaalt voor zijn dienstverlening m.a.w. wiens belangen vertegenwoordigt hij, in hoeverre is dat duidelijk voor de werkgever/werknemer.

– Accountant betrekken in advies. Accountant wil geen medewerking verlenen aan de beoordeling over de invloed van de pensioenvoorziening op de financiële positie van de onderneming. De adviseur dient de juiste informatie van de accountant in opdracht van de werkgever voor deze beoordeling te verkrijgen. De klant heeft belang bij een binnen de financiële positie passende oplossing.

– Advisering van een onderneming waarbij de directie verdeeld is over te kiezen pensioenoplossing.

4a.5 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Naast diversiteit van de producten zelf is er een combinatie mogelijk van al deze producten bij verschillende productaanbieders. Dat vraagt om uitgebreide kennis van deze range van producten en dan niet alleen de productspecificaties, maar ook de kostenstructuur en het verdienmodel.

De kandidaat moet voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangen belanghebbenden – o.a. werkgevers/werknemers, aanbieders, bemiddelaars, adviseurs – afwegen.

Betreft ook relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op juridische kennis van rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1b.1

De kandidaat kan in concrete gevallen de vertegenwoordigingsbevoegdheid met betrekking tot pensioenvoorziening aangeven en kan daarbij de gegevens Kamer van Koophandel (KvK) raadplegen.

B

1b.2

De kandidaat kan aangeven wie de beslissers zijn bij het aangaan van een pensioenovereenkomst en kan aangeven wat de verschillen zijn tussen vertegenwoordigingsbevoegdheid en beslissingsbevoegdheid, ook binnen een internationaal bedrijf.

B

1b.3

De kandidaat kan in concrete situaties de aansprakelijkheid van (rechts)personen benoemen.

K

1b.4

De kandidaat kan de rechtsverhoudingen binnen de structuur van een onderneming met meerdere ondernemingen omschrijven.

K

1b.5

De kandidaat kan de verschillende fusievormen uitleggen alsmede de consequenties voor de pensioenvoorzieningen bij fusies en overnames (overgangsbepalingen, et cetera).

B

1b.6

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven, alsmede de uitzonderingsregel daarbij en kan benoemen welke rechten er bij een overgang van onderneming overgaan.

K

1b.7

De kandidaat kan opsommen aan welke regels een Nederlandse vestiging van een internationaal bedrijf met een hoofdzetel in het buitenland is gehouden.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om relevante informatie over de financiële positie en wensen van de klant te inventariseren, te controleren en vast te leggen.

2c.1 De wensen en mogelijkheden van de opdrachtgever m.b.t. de pensioenvoorziening inventariseren.

Verschillende personen gestructureerd en onbevooroordeeld bevragen en dit correct rapporteren.

Kan in gevallen waarbij de door de belanghebbenden gewenste oplossing, of situatie niet gewenst wordt, de passende boodschap brengen, de emoties die dit teweeg brengt hanteren en acceptatie van de boodschap bewerkstellingen, waarna samen met belanghebbende constructief gezocht wordt naar mogelijkheden die wel passen of kunnen.

2c.2 De informatie controleren en vastleggen.

De kandidaat verifieert de tijdens de inventarisatiefase van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

Een goede vastlegging zorgt voor reconstrueerbaarheid van het advies op basis van de ingewonnen informatie.

De kandidaat werkt bijv. volgens de leidraden en regelgeving in de organisatie.

2c.3 De behoefte met betrekking tot de pensioenvoorziening van de DGA inventariseren.

Leidt het gesprek, stelt open vragen, luistert en verplaatst zich in de situatie van de DGA, vat het gesprek herkenbaar samen.

De gespreksituatie kenmerkt zich door veel andere motieven en belangen van de gesprekspartner. De rollen van privé persoon en de rol van werkgever worden gecombineerd. Je gaat mogelijk met je partner anders om dan met je werknemers. De kandidaat moet op basis hiervan onder andere de doelstellingen en risicobereidheid van de DGA kunnen duiden ten aanzien van zijn financiering van de oude dag en de financiering van zijn nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsvoorziening.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de benodigde gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en aan de hand daarvan een klantprofiel kan opstellen.

3a.1 De gegevens van de klant inventariseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met opdrachtgever bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Bevraagt de juiste personen.

Brengt behoefte in kaart zonder toe te werken naar een vooraf gekozen oplossing.

Interviewtechniek.

Signaleer ik eventuele dilemma’s op het gebied van ethisch en integer handelen?

Heb ik de vraagpunten van het onderzoek goed uitgewerkt en uitgevoerd?

Wat is mijn eigen rol? Weet ik voldoende of moet ik anderen inschakelen?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Verantwoordt uitkomsten van het onderzoek, waarbij belanghebbenden (bijv. accountant, ondernemingsraad, opdrachtgever) zich voldoende herkennen met betrekking tot hun behoeften.

Kandidaat legt in het belang van zijn klant gegevens vast over de doelstellingen, zijn kennis- en ervaring met betrekking tot pensioen(voorzieningen), zijn risicobereidheid en zijn financiële positie voor zover relevant voor het advies.

 

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op kennis van de basisprincipes, hoofdlijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanagement.

1c.1

De kandidaat kan omschrijven wat onder het begrip ‘risicomanagement’ wordt verstaan.

K

1c.2

De kandidaat kan uitleggen wat onder risicobewustzijn wordt verstaan.

B

1c.3

De kandidaat kan omschrijven wat er onder het begrip ‘ondernemingsrisicomanagement’ (Enterprise Risk Management) wordt verstaan, waarbij sprake is van onderscheid tussen:

– strategisch risicomanagement (SRM);

– financieel risicomanagement (FRM);

– operationeel risicomanagement (ORM);

– compliance.

K

1c.4

De kandidaat kan de voordelen en kansen benoemen van een goede risicomanagementaanpak op het terrein van pensioenvoorziening.

K

1c.5

De kandidaat kan voorbeelden geven in potentiële risico’s die betrekking hebben op het onderwerp pensioenvoorziening en kan deze risico’s in de volgende risicosoorten verdelen: persoonlijke risico’s, technische risico’s, organisatorische risico’s, juridische risico’s, financieel en economische risico’s, maatschappelijke risico’s en natuurrisico’s.

B

1c.6

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicoacceptatiegraad’ (risk appetite) wordt verstaan.

B

1c.7

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicotolerantie’ (risk tolerance) wordt verstaan.

B

1c.8

De kandidaat kan het doel en belang van een systematische aanpak van risicomanagement benoemen.

K

1c.9

De kandidaat kan de fasen (afkomstig uit het risicomanagement model COSO II) die binnen een professioneel uitgevoerd risicomanagement traject moeten worden doorlopen, beschrijven. Het betreft achtereenvolgens de volgende fasen:

– Fase 1: Risico – oriëntatiefase waarbij de mate van risicobewustzijn en cultuur op het terrein van risicomanagement binnen een organisatie in kaart wordt gebracht. Het toelichten van het belang van adequaat risicomanagement.

– Fase 2: Het formuleren van doelstellingen en te bereiken resultaten van een organisatie (p.s. deze fase heeft betrekking op artikel 4:23 Wft).

– Fase 3: Het inventariseren van risico’s die de te bereiken doelstellingen of de te behalen resultaten kunnen bedreigingen, of kansen biedt zodat beoogde doelstellingen en resultaten worden behaald.

– Fase 4: Het beoordelen van risico’s door het uitvoeren van een risicoanalyse.

– Fase 5: Het bepalen op welke wijze risicomanagement moet plaatsvinden door risico’s te vermijden, te accepteren, te verminderen en/of over te dragen. In deze fase wordt mede op basis van kosten en baten afgewogen wat de beste balans voor de beheersing van de te lopen risico’s is.

– Fase 6: Het implementeren van risicobeperkende maatregelen waardoor effectief risicomanagement wordt gewaarborgd

– Fase 7: Het communiceren en informeren op welke wijze risicomanagement dient plaats te vinden en te bepalen wie er verantwoordelijk is voor welke acties.

– Fase 8: Het monitoren van het risicomanagement proces met een vooraf afgestemde frequentie.

K

1c.10

De kandidaat kan de processtappen van het pensioenadviestraject in het kader van de risicoanalyse van de onderneming en van de actieve en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde beschrijven.

K

1c.11

De kandidaat kan de risico’s die verbonden zijn aan het partnerpensioen aan de werkgever en aan de actieve en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde uitleggen.

B

1c.12

De kandidaat kan de uitkomsten van de risicoanalyse tussen een keuze voor een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar of premiepensioeninstelling(ppi) ten behoeve van de werkgever en de gevolgen voor de actieve- en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde uitleggen.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op kennis van de relevante bedrijfseconomische vraagstukken (zoals groei, stabilisatie, krimp) en financiële verslaglegging van een onderneming.

1d.1

De kandidaat kan ten behoeve van het pensioenadvies de diverse balansposten, posten op de resultatenrekening, enkelvoudige en geconsolideerde balansen analyseren. Kan de gevolgen van seizoenpatronen herkennen en verwerken.

B

1d.2

De kandidaat kan financiële kengetallen (RTV, REV, current ratio, quick ratio, solvabiliteitsratio) interpreteren.

B

1d.3

De kandidaat kan het netto werkkapitaal beoordelen en kan de gevolgen van toekomstplannen, (groei, krimp, fusie, overnames) van de onderneming voor de pensioenlasten in kaart brengen.

B

1d.4

De kandidaat kan globaal de inhoud van boekhoudregels omschrijven, ook van de internationale.

K

1d.5

De kandidaat kan de uitkomsten van de financiële analyse tussen een eventuele keuze voor een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar of premiepensioeninstelling (ppi) ten behoeve van de werkgever uitleggen.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op risicoanalyse van de financiële draagkracht van de betreffende werkgever.

1e.1

De kandidaat kan de waardering van activa uitleggen en kan deze waardering voor de financiële gevolgen van het pensioenadvies (bedrijfseconomisch en fiscale balansen) beoordelen.

B

1e.2

De kandidaat kan de gevolgen van toekomstplannen, (groei, krimp, fusie, overnames, leeftijdsopbouw pensioen) van de onderneming voor de pensioenlasten aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan de trends ten aanzien van de ontwikkeling van de financiële kengetallen aangeven alsmede de gevolgen van deze trends voor het pensioenadvies.

B

1e.4

De kandidaat kan het gevolg aangeven van trendmatige ontwikkelingen voor de meerjarige ontwikkeling van de pensioenlasten.

B

1e.5

De kandidaat kan de situaties waarbij de inhoud van boekhoudregels een rol spelen voor het pensioensysteem beschrijven.

K

1e.6

De kandidaat kan de juiste informatie uit de jaarrekening van de onderneming uit diverse sectoren en internationale contexten voor zover relevant voor het pensioenadvies, onderscheiden.

B

1e.7

De kandidaat kan de uitkomsten van de risicoanalyse naar financiële draagkracht tussen een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar of premiepensioeninstelling (ppi) uitleggen.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op kennis van de wijze van investeren of beleggen van vermogen.

1f.1

De kandidaat kan de risico’s en het principe van lifecycle beleggen beschrijven en kan de verschillen tussen lifecyclefondsen op het gebied van kosten, rebalancing, samenstelling en risico’s uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan de gevolgen en risico’s voor een verzekeraar en de werkgever bij het investeren van de pensioenpremie bij een salarisdiensttijdregeling versus een premieovereenkomst beschrijven.

K

1f.3

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten uitleggen met betrekking tot het beleggingsbeleid dat gevoerd wordt bij de verschillende pensioenuitvoerders.

B

1f.4

De kandidaat kan de voordelen en nadelen van assetpooling binnen een algemeen pensioenfonds (apf) beschrijven.

K

1f.5

De kandidaat kan de verschillende vormen van variabele uitkeringen beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om binnen het adviestraject op hoofdlijnen gebruik te maken van een risicomodel.

2d.1 Een risicomodel op basis van Enterprises Riskmanagement (ERM) hanteren.

De kandidaat hanteert een van de volgende risicomanagementmodellen COSO II en ISO 31000 om de risico’s die betrekking hebben op de pensioenvoorziening van de organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart te brengen.

Brengt de risico’s die betrekking hebben op de pensioenvoorziening van een organisatie, op een overzichtelijke wijze in kaart.

De kern is het fasegewijs werken bij risicoanalyse.

Het betreft hier alleen risicomanagement in de context van het pensioenadvies.

Verschillende bedrijven en sectoren, verschillende situaties m.b.t. de aanwezigheid van bewust risicomanagement.

Het ‘kleinbedrijf’ kan deze benadering overdreven vinden, het groot bedrijf kan deze benadering als overbodig zien. Dit betekent dat de pensioenadviseur vanuit het staande beleid m.b.t. risicomanagement moet vertrekken.

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om de doelstellingen en resultaten van een organisatie en de risico’s die vanuit de situatie van de pensioenvoorziening een bedreiging vormen of een kans bieden in kaart te brengen, alsmede op welke wijze deze risico’s op adequate wijze kunnen worden beheerd, zodat de risico’s tot een voor de organisatie acceptabel risiconiveau kunnen worden ingevuld.

2e.1 De risico’s in kaart brengen.

De kandidaat brengt de risico’s die betrekking hebben op de pensioenvoorziening van een organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart.

Schat de risico’s met betrekking tot de pensioenvoorziening op juiste wijze in.

Betreft de interne en externe omgeving, ondernemingsrisico’s, procesrisico’s, kritische succesfactoren, risico’s vanuit een breed en divers perspectief.

2e.2 Zich een beeld vormen van de klant.

De kandidaat vormt zich een beeld van de markt van de opdrachtgever en van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft. Bestudeert de relevante cao’s, gaat na of de bedrijfsactiviteiten vallen onder de reikwijdte van een pensioenfonds.

Bestudeert de lopende pensioenvoorziening(en).

 

2e.3 Onderzoeken of een bepaalde pensioenuitvoerder een passende pensioenvoorziening kan bieden.

De kandidaat onderzoekt de betaalbaarheid van de premiestelling bijvoorbeeld n.a.v. renteontwikkeling, beleggingsbeleid en de gekozen uitgangspunten bij de premiestellingen.

De kandidaat onderzoekt de gevolgen van de samenstelling van het deelnemersbestand voor de premiestelling en de toekomstige ontwikkeling daarvan.

De kandidaat analyseert de verschillen in het beleggingsbeleid tussen de verschillende algemeen pensioenfondsen en tussen collectiviteitkringen binnen de algemene pensioenfondsen. Kandidaat kan de verschillen uitleggen.

De kandidaat analyseert en licht de actuariële en bedrijfstechnische nota op hoofdlijnen toe (ABTN).

De kandidaat interpreteert de haalbaarheidstoets in relatie tot het financiële beleid van een algemeen pensioenfonds.

Veronderstelt kennis van de theorie over beleggingen, kennis t.a.v. actuarieel rekenen en de verschillende wijzen waarop de premie kan worden vastgesteld.

Een algemeen pensioenfonds stelt zelf de ABTN en haalbaarheidstoets op. De kandidaat dient deze te kunnen interpreteren.

2e.4 Onderzoeken of de pensioenvoorziening passend is bij de situatie van de actieve- en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde.

De kandidaat houdt bij de pensioenoplossing rekening met de financiële situatie en risicobereidheid van de actieve- en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde.

De kandidaat stelt vast en inventariseert of de vaste of variabele pensioenuitkering een passende oplossing biedt bij premie- en kapitaalovereenkomsten.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om met het oog op de pensioenvoorziening de risicobereidheid en het risicoprofiel van de onderneming en van de actieve en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde op heldere wijze in kaart te brengen en vast te leggen.

2f.1 De financiële informatie analyseren.

De kandidaat is verantwoord kritisch.

Na de analyse krijgt men een goed beeld van de financiële positie.

Vraagt door in onbekende financiële situaties, bijvoorbeeld ontwikkeling rekening-courant verhoudingen met directie en dochterondernemingen.

Gesprekspartners zijn onder meer: accountant, directie controller, vertegenwoordigd overlegorganisatie, actieve- en niet-actieve deelnemer, pensioengerechtigde en belangenbehartigers.

2f.2 De te bereiken doelstellingen, strategie en activiteiten van de onderneming analyseren.

De kandidaat voert de risicoanalyse fasegewijs uit. Brengt de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweedepijler pensioensituatie goed in kaart door de informatie te verzamelen, te beoordelen en te documenteren. Zorgt ervoor dat de risicoanalyse traceerbaar en herleidbaar is.

Op basis van de verzamelde informatie kan de kandidaat inschatten hoe groot de kans is dat een betreffend risico zich zal voordoen en kan de mogelijke gevolgen aangeven als een betreffend risico zich daadwerkelijk voordoet.

Kandidaat heeft zelf een goed inzicht in de mogelijke risico’s van de pensioenvoorziening voor een organisatie en geeft de werkgever een goed inzicht van de risico’s die hij zelf wel of niet kan of wil dragen.

Past de kennis toe van systematische risicoanalyse.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het risicoanalysetraject met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi), zelfstandig en succesvol kan uitvoeren.

3b.1 Pensioenadviestraject fasegewijs uitvoeren.

De keuze voor een pensioenuitvoerder beïnvloedt het uit te voeren adviestraject.

De kandidaat doet grondig onderzoek naar de mogelijkheden voor de keuze van een pensioenuitvoerder. De kandidaat werkt procesmatig. Legt informatie op de juiste wijze vast.

De kandidaat heeft na afloop een goed inzicht in de risico’s van de pensioenvoorziening voor een organisatie.

Klant is op de hoogte.

Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever. Het resultaat is herkenbaar voor de opdrachtgever.

Keuze voor een pensioenuitvoerder kan goed onderbouwd worden.

 

3b.2 Met de werkgever communiceren over de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweede pijler pensioensituatie.

Verschillende opleiding- en kennisniveaus van klanten.

Een algemeen pensioenfonds kent een eigen begrippenkader, zoals, collectiviteitkringen en ringfencing, dat toelichting behoeft.

Gebruikt duidelijke en begrijpelijke taal. Geeft voorbeelden, stelt vragen om te toetsen of de werkgever een en ander begrepen heeft. Controleert of de werkgever in eigen woorden kan vertellen welke risico’s gedekt zijn.

Het aspect van solidariteit bij een algemeen pensioenfonds tussen werkgevers, (ook onderling onder werkgevers) actieve- en niet-actieve deelnemers, pensioengerechtigden bij een pensioen wordt gemeld, besproken en gewogen.

Gaat na of de werkgever de betekenis begrijpt van het belanghebbenden orgaan of verantwoordingsorgaan. Gaat na of de keuzes voor de werkgever voor aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden pensioen door het bestuur van een algemeen pensioenfonds beperkt kunnen worden (bijvoorbeeld in het kader van evenwichtige belangenbehartiging).

 

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en bewijst dat hij de directeur-grootaandeelhouder (DGA) kan adviseren over de verschillende mogelijkheden om de voor hem benodigde pensioenvoorziening te realiseren.

3c.1 De motieven van de DGA met betrekking tot de pensioenvoorziening vaststellen en deze analyseren.

Een DGA geeft aan flexibel te willen zijn ten aanzien van premiebetaling. Af te vragen is of lijfrentesparen dan mogelijk passender is bij het doel van de DGA dan pensioen.

Een DGA geeft aan voor de hoogte van zijn oudedagsvoorziening afhankelijk te zijn van zijn onderneming. Afhankelijk van zijn doel en risicobereidheid zal een DGA keuzes moeten maken voor ofwel premievrije voortzetting, afkoop, omzetting naar oudedagsverplichting van de pensioentoezegging in eigen beheer. De vraag is of een lijfrente passend is bij de oudedagsvoorziening voor de DGA en/of zijn besloten vennootschap.

Kandidaat adviseert over risico en rendement op pensioenvoorziening eigen beheer ten behoeve van de opgebouwde aanspraken in vergelijking of in combinatie met risico en rendement van een verzekerd pensioen, analyseert doelstellingen, kennis en ervaring van de DGA met betrekking tot pensioen.

De kandidaat beschrijft de mogelijkheden van DGA voor zijn oude dag, in het bijzonder de hoogte van het opgebouwde pensioen, lijfrente, oudedagsvoorziening of lijfrente banksparen en box III.

Kan goed op basis van een klantgesprek na afloop aangeven welke doelen de DGA en zijn B.V. hebben ten aanzien van de voorzetting van een voorziening voor de oudedag of bij overlijden.

In hoeverre staat het creëren van liquiditeiten of de mate waarin de DGA een zeker inkomen na de pensioendatum wil centraal? De kandidaat wijst daarbij op risico’s, gevolgen van verzekeren en de mogelijkheden met betrekking tot omzetting van eigen beheer naar een oudedagsverplichting of afkoop.

De kandidaat kan duidelijkheid verschaffen over het verschil tussen de reële en fiscale waardering van de bestaande pensioenvoorziening.

 

3c.2 De behoeften van de DGA analyseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met diverse partijen. De advisering aan deze groepen is van toepassing voor het afdekken van risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in relatie tot de pensioenvoorziening in privé.

Brengt behoeften in kaart zonder vooringenomen instelling. Signaleert eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen. Benoemt welke belangen spelen voor betrokken partijen en benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Onderkent de effecten van de verschillende inkomenssituaties op het vermogen in de levensfasen van de klant.

Durf ik in complexe fiscale situaties hulp in te roepen van derden, financieel planner, accountant. Ken ik mijn grenzen?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

A. aan de werkgever, de actieve- en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) en het verzekerde pensioen voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen.

1g.1

De kandidaat kan het gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw uitleggen.

B

1g.2

De kandidaat kan uitleggen hoe wetgeving rond gelijke behandeling inwerkt op het pensioen.

B

1g.3

De kandidaat kan uitleggen hoe het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Pensioenwet (Pw) inwerkt op de arbeidsovereenkomst met betrekking tot pensioen.

B

1g.4

De kandidaat kan de invloed van individuele en collectieve waardeoverdracht op het adviestraject aangeven.

B

1g.5

De kandidaat kan de invloed van (fiscale) wetgeving en de Pensioenwet (Pw) op de pensioenvoorziening met betrekking tot flexibiliseringselementen uitleggen.

B

1g.6

De kandidaat kan uitleggen hoe de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) inwerkt op beslissingen rondom de pensioentoezegging.

B

1g.7

De kandidaat kan benoemen welke gevolgen de Financial Accounting Standards (FAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) hebben op de bedrijfsvoering bij de verschillende pensioenvoorzieningen.

K

1g.8

De kandidaat kan de gevolgen aangeven van de fiscale regelgeving (de Pensioenwet (Pw) en Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet bpf) op de pensioenvoorziening van de werkgever. De kandidaat kan de gevolgen aangeven van het bestaan van een beroepspensioenfonds of een ondernemingspensioenfonds op de pensioenvoorziening van de werkgever.

B

1g.9

De kandidaat kan de gevolgen aangeven die de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) kan hebben op de pensioenvoorziening van de werkgever.

B

1g.10

De kandidaat kan de relatie aangeven tussen de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) en de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) op pensioen.

B

1g.11

De kandidaat kan aan de werkgever uitleggen welke risico’s zijn verbonden aan een pensioenvoorziening in geval van aansluiting bij een algemeen pensioenfonds (apf), een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), het onderbrengen bij een pensioenverzekeraar of premiepensioeninstelling (ppi).

B

1g.12

De kandidaat kan aan een werkgever uitleggen welke risico’s een collectviteitskring van het algemeen pensioenfonds (apf) met zich meebrengt.

B

1g.13

De kandidaat kan de actieve- en niet actieve deelnemer, en de pensioengerechtigde de kenmerken en keuzes uitleggen van de pensioenregeling.

B

1g.14

De kandidaat kan de kenmerken van de variabele pensioenuitkering benoemen.

K

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op begrippen en procedures inzake actuarieel rekenen.

1h.1

De kandidaat kan onder andere de volgende pensioenbegrippen met betrekking tot de tarief- of kostengrondslagen omschrijven en in voorkomende gevallen toepassen: U-rendement, UFR, rente termijnstructuur, garantiepremie, technisch resultaat, gesepareerd depot, maatschappij winstdeling, rekenrente, bestemmingsreserve, toeslag, life cycle, bepaald en onbepaald partner, gehuwdheidsfrequentie, uitruilvoet, bruto- en netto opslag op premie, generatietafel, overlevingstafels en leeftijdverschuiving, assetpooling, functie weerstandsvermogen, vergunningenplicht apf, (minimaal) vereist eigen vermogen, risicohouding, toekomstbestendige toeslagverlening, single-client of multi-client collectiviteitkring, belanghebbendenorgaan, verantwoordingsorgaan, herstelplan, ABTN, haalbaarheidstoets, variabele- of vastgestelde pensioenuitkering, collectief toedelingsmechanisme of individuele toedeling, variabele uitkering met een vastgestelde periodieke vaste daling, standaard informatiemodellen, (afdekking van de) ontwikkeling van de levensverwachting, projectierente, risicovrije rente, risicohouding en toedelingskring.

B

1h.2

De kandidaat kan de financiering van eind- en middelloonregelingen, toeslagen en kans op korting en salarisverhogingen beschrijven.

K

1h.3

De kandidaat kan de volgende algemene pensioenbegrippen omschrijven en kan deze in voorkomende gevallen toepassen: oudedagsverplichting, toetredingsleeftijd, drempelperiode, wachttijd, minimale toetredingsleeftijd, premieovereenkomst, kapitaalovereenkomst, uitkeringsovereenkomst, AOW franchise, loonindex, prijsindex, onvoorwaardelijke toeslag, voorwaardelijke toeslag, dispensatie gewezen deelnemer, verschillende premiestaffels, diensttijd, elementen die diensttijd bepalen, de aanspraken die in stand blijven met levensloop en/of onbetaald verlof, tussentijds ontslag, VUT en prepensioenregeling, de gevolgen van het verbod op leeftijdsdiscriminatie ook in verband met eigen bijdrage, begrenzing van het pensioengevend inkomen, dekkingsgraad en afstempelen, keuzemomenten vastgestelde of variabele pensioenuitkering en shoprecht.

B

1h.4

De kandidaat kan het begrip waardeoverdracht omschrijven, kan aangeven welke pensioenvoorzieningen een financieel risico inhouden bij waardeoverdracht en kan in algemene zin de gevolgen van (collectieve) waardeoverdracht aangeven.

B

1h.5

De kandidaat kan het effect van bestandsontwikkelingen van een gemiddelde stijging van de leeftijd op de pensioenlasten benoemen.

K

1h.6

De kandidaat kan het effect van in- en uitstroom op de pensioenlasten uitleggen.

B

1h.7

De kandidaat kan met behulp van relevante wet- en regelgeving uitleggen of parttimers mogen worden uitgesloten van deelname aan een pensioenvoorziening.

B

1h.8

De kandidaat kan uitleggen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn met betrekking tot pensioenopbouw bij bijzondere arbeidscontracten.

B

1h.9

De kandidaat kan uitleggen in welk geval de arbeidsovereenkomst invloed heeft op de pensioenvoorziening van de actieve deelnemer.

B

1h.10

De kandidaat kan beschrijven wanneer ongelijke behandeling is toegestaan.

K

1h.11

De kandidaat kan ‘direct en indirect’ onderscheid omschrijven en kan beschrijven hoe verzekeraars het verbod op onderscheid tussen man en vrouw in hun verzekeringstarieven verrekenen.

K

1h.12

De kandidaat kan definiëren wat leeftijdsdiscriminatie is binnen een pensioenvoorziening.

K

1h.13

De kandidaat kan in voorkomende gevallen de effecten van actuele ontwikkelingen en wijzigingen in wet en regelgeving voor de pensioenvoorziening aangeven.

B

1h.14

De kandidaat kan de informatie die benodigd is voor het maken van een passend pensioenadvies omschrijven en completeren.

K

1h.15

De kandidaat kan verschillende manieren van premiebepaling aangeven, rekening houdend met renteontwikkeling, wijze van premiestelling en kostenpercentages.

K

1h.16

De kandidaat kan aspecten rondom start en einde dienstverband, moment van verwerven van de aanspraak door de deelnemer, moment wanneer een werkgever een aanbod moet doen omtrent pensioen, gevolgen van uitdiensttreding, welke risicoafdekking er kan zijn bij overlijden en wat de gevolgen zijn van het overlijden van de actieve deelnemer voor de nabestaanden en de werkgever benoemen en beschrijven.

K

1h.17

De kandidaat kan de werkgever en de actieve deelnemer uitleggen wat er gebeurt bij arbeidsongeschiktheid van de actieve deelnemer.

B

1h.18

De kandidaat kan de gevolgen van echtscheiding/ontbinding partnerregelingen voor de actieve en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde met betrekking tot verwachtingen ten aanzien van pensioen uitleggen.

B

1h.19

De kandidaat kan de gevolgen van faillissement van de werkgever met betrekking tot de pensioenvoorziening beschrijven.

K

1h.20

De kandidaat kan de werkgever de toekomstige pensioenlasten bij verschillende scenario’s van de ontwikkeling van de onderneming uitleggen.

B

1h.21

De kandidaat kan in relatie tot pensioenuitvoerders of andere verzekeraars met andere producten het inlooprisico, het uitlooprisico, de inhoud van het Convenant Toegang tot aan arbeid gerelateerde verzekeringen (Van Leeuwen convenant) beschrijven, kan het begrip ‘carenzjaar’ omschrijven en het belang beschrijven dat nieuwe deelnemers tijdig worden aangemeld.

K

1h.22

De kandidaat kan de effecten van verschillende overlevingstafels uitleggen.

B

1h.23

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten tussen een algemeen pensioenfonds (apf), een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) voor wat betreft de wettelijke eisen met betrekking tot vergunning, ABTN, inrichting organisatie, effecten van in- en uitstroom op de pensioenlasten en gevolgen bij start en einde van de opbouw aangeven.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) op grondige en actuele kennis met betrekking tot pensioenvoorzieningen als onderdeel van het pakket van arbeidsvoorwaarden van een werkgever.

1i.1

De kandidaat kan de juridische en financiële consequenties van het aangaan van een pensioenovereenkomst beschrijven.

K

1i.2

De kandidaat kan de werkgever de risico’s van het afstand doen van pensioen door een deelnemer uitleggen en kan de werkgever adviseren hoe hij hier mee om kan gaan.

B

1i.3

De kandidaat kan de invloed van de Wet op de medische keuringen (Wmk) op het acceptatieproces verklaren, inclusief in- en uitlooprisico’s.

B

1i.4

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid beschrijven.

K

1i.5

De kandidaat kan de verschillende wijzen verklaren waarop nabestaandenpensioen kan worden verzekerd.

B

1i.6

De kandidaat kan de financiering van de verschillende vormen van nabestaandenpensioen uitleggen.

B

1i.7

De kandidaat kan de verschillen uitleggen tussen de verschillende vormen van nabestaandenpensioen.

B

1i.8

De kandidaat kan de aanvullende regelingen die meeverzekerd kunnen worden met de pensioenvoorziening en de werking daarvan beschrijven.

K

1i.9

De kandidaat kan de financiële gevolgen van het invoeren van een verplichte eigen bijdrage verklaren en kan de wijze waarop de eigen bijdrage vormgegeven kan worden, uitleggen.

B

1i.10

De kandidaat kan de methoden uitleggen hoe bepaald wordt hoeveel binnen een pensioenvoorziening vrijwillig bijgespaard mag worden en kan in concrete gevallen de hoogte van het bedrag dat bijgespaard mag worden, berekenen.

B

1i.11

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten aangeven tussen een algemeen pensioenfonds (apf), een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi) met betrekking tot de juridische en financiële gevolgen van het aangaan van een pensioenovereenkomst en verzekering van het nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om adviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder wordt verstaan:

1. het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenvoorzieningen en premiepensioenvorderingen en het verklaren van de verschillen hiertussen;

2. het beoordelen van en adviseren over collectieve waardeoverdracht;

3. het adviseren over winstdelingssystemen en beleggen;

4. het adviseren over excedentregelingen, ook als aanvulling op een algemeen pensioenfonds (apf), bedrijfstakpensioenfonds (bpf) en ondernemingspensioenfonds (opf);

5. het berekenen van lasten en aanspraken;

6. het uitleggen van een individuele waardeoverdracht;

7. het vertalen van alle ingewonnen informatie over de werkgever naar een passende pensioenvoorziening;

8. het interpreteren van effecten van toeslagmodellen;

9. relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen;

10. het beoordelen en vormgeven van exitbepalingen;

11. het adviseren over de kenmerken en risico’s van collectiviteitskringen;

12. het benoemen en beoordelen van de verschillen in en het adviseren over vaste en/of variabele uitkeringen uit premie- of kapitaalovereenkomst aan een actieve- en niet-actieve deelnemers en (aanstaande) pensioengerechtigde.

2g.1 Offertes van verschillende pensioenuitvoerders met elkaar vergelijken.

Vergelijkt de offertes kwalitatief en kwantitatief met elkaar en kan de verschillen verklaren.

Houdt rekening met rekentechnische elementen zoals sterfte, kosten en rente en de verschillen in de producten met betrekking tot winst.

Kan de verschillen in uitvoering van de variabele pensioenuitkering beoordelen, zoals wel of geen dalende uitkering, wel of geen verdeling van de opbrengsten, het beleggingsprofiel, effect van kosten op hoogte uitkering, wel of geen gegarandeerd nabestaandenpensioen en het effect op de pensioenuitkering, verschil in beleggingsprofielen, uitleg optimistisch en pessimistisch scenario, effect verzekeren langlevenrisico.

Bij rente kan de kandidaat analyseren op welke wijze de rekenrente van het contract tot stand is gekomen en welke invloed dit heeft op de kosten van de regeling en acceptatie. Gaat bij vergelijking van (ook collectieve) pensioenen zo veel mogelijk uit van gelijke en reële uitgangspunten.

Bij kosten betreft het zowel kosten in de regeling als de kosten rondom beleggen, zoals provisie, OCF, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, de exit voorwaarden en PVI en overige kosten.

Bij sterfte betreft het de sterftetabel en de op- of afslagen hierop.

De kandidaat kan aangeven hoe pensioenuitvoerders omgaan met ontwikkelingen van de deelnemerspopulatie, economische omstandigheden (bijv. renteontwikkelingen) en het te voeren beleid hierop.

2g.2 De verschillende offertes vanuit de wensen van de opdrachtgever prioriteren en verklaren.

Verklaart de verschillen in begrijpelijke taal en met voorbeelden.

Handelt integer en professioneel in verband met eigen positie en klantbelangen. Durft ook mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen pensioenvoorziening.

 

2g.3 Collectieve waarde-overdracht beoordelen.

Analyseert de factoren inkomende en uitgaande waardeoverdracht.

Houdt rekening met elementen zoals reserve, (exit)voorwaarden, overlevingstafels en generatietafels, opslagen, kosten, kortingen, rente, risico’s, PVI, winstdeling, acceptatie, ziekte, tijdpad, arbeidsongeschiktheid en amortisatie.

Stelt vast of kosten redelijk zijn in relatie tot Pensioenwet (Pw).

Bij premieovereenkomsten betreft het de kosten rondom beleggen, zoals OCF, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, PVI en overige kosten.

2g.4 Over winstdelingsvorm en beleggen adviseren.

Werkgever:

Kandidaat houdt rekening met het premievolume, de risicobereidheid van de werkgever, de mate van risico- afbouw bij verschillende aanbieders.

Beschrijft de risico’s en het principe van lifecycle beleggen.

Actieve- en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde:

Kandidaat kan adviseren over de mogelijkheden van de variabele uitkering.

De kandidaat moet de voorkomende beleggingsvormen en lifecycles in hoofdlijnen (zoals assetverdeling, methodiek van afbouw van risico’s, het afdekken van risico’s van een lage rentestand en inleggaranties) onderkennen.

De kandidaat kan de werking van collectiviteitskringen uitleggen bij een algemeen pensioenfonds.

De kandidaat kan de variabele uitkering in de opbouw- en uitkeringsfase uitleggen.

2g.5 Over excedent-regelingen adviseren.

Sluit aan bij de basispensioenregeling, rekening houdend met de fiscale ruimte, basispensioenregeling passend binnen het budget dat de werkgever daarvoor beschikbaar heeft.

Houdt rekening met de bestaande regeling, bijspaarregelingen, kosten, gewenste soort pensioenovereenkomst en onderbrengingmogelijkheden

Advies is passend.

Betreft ook excedentregelingen als aanvulling op ondernemingspensioen.

fondsen en bedrijfstakpensioenfondsen in combinatie met verzekerde regelingen.

2g.6 Lasten en aanspraken m.b.v. software berekenen.

Maakt foutloze berekeningen.

Berekent de lasten aan de hand van de juiste tarieven van de pensioenuitvoerder.

Bepaalt welke lasten de pensioenvoorziening voor de werkgever met zich meebrengt, zowel voor het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en aanvullende dekkingen.

Berekent de koopsom voor de aankoop van pensioenuitkering; welke kostensoorten er vallen onder de OCF; welke kostensoorten er niet vallen onder de OCF wat het effect is van een OCF op het rendement; de effecten van toeslagverlening.

Berekent de pensioenlast bij wijzigingen in het personeelsbestand.

Kan de wijze van berekenen verklaren en principes achter de berekeningen uitleggen.

Schat uitkomsten op juistheid in.

Legt de overeenkomsten en verschillen uit tussen de uitkomsten van de berekeningen van een algemeen pensioenfonds (apf) andere pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (ppi).

Betreft de aanspraken en lasten voor de verschillende soorten pensioenovereenkomsten.

De berekening van de aanspraken komt voort uit de volgende situaties: bij indiensttreding, salariswijziging, waardeoverdracht, parttime wijziging, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding, uitdiensttreding en bij toepassing van flexibiliseringselementen.

Betreft de wet- en regelgeving met betrekking tot toeslagverlening; premiekorting verschillende tariefstructuren; de effecten van verschillende rekenrentes omvangkorting.

2g.7 Effecten van toeslagmodellen interpreteren.

Beoordeelt wat in relatie tot de Pensioenwet (Pw) en in relatie tot de financiële lasten de consequenties zijn van diverse vormen van toeslagverlening en adviseert de werkgever over de best passende vorm van toeslagverlening.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het adviestraject met betrekking tot pensioenvoorzieningen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens actieve en niet-actieve deelnemers en pensioengerechtigden zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren.

In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1 start en einde dienstbetrekking;

2 overlijden;

3 arbeidsongeschiktheid;

4 echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

5 pensioenrichtleeftijd respectievelijk pensioeningangsdatum;

6 verwachtingen ten aanzien van pensioen;

7 verlenging van een pensioencontract;

8 collectieve waardeoverdracht;

9 prognosticeren van toekomstige pensioenlasten;

10 versobering of uitbreiding van de pensioenregeling;

11 faillissement of mogelijkheid daartoe;

12, vaste en/of variabele pensioenuitkering.

3d.1 Het adviestraject plannen.

Verwerft opdracht via verschillende kanalen bij een nieuwe relatie.

Creëert acceptatie van aanbiedende organisatie, aanbiedende persoon en werkwijze. Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

Vormt zich een beeld van de markt van de opdrachtgever, vormt zich een beeld van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft.

Overgang naar nieuwe pensioenvoorziening: werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van actieve- en niet actieve-deelnemers en pensioengererechtigden. Actieve- en niet-actieve deelnemers en pensioengerechtigden hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen van de nieuwe voorziening. De pensioenadviseur heeft belang bij het tevreden houden werkgever.

Handelt volgens het dienstverleningsdocument dat is overhandigd aan de werkgever.

Bespreekt de kosten van het adviestraject met de werkgever, dient offerte hiervoor in. Wijst op mogelijk omvangrijke dienstverlening m.b.t. onderzoek en analyse t.b.v. het advies.

 

3d.2 De pensioenvoorziening ontwerpen.

 

Vertaalt alle over de werkgever, actieve en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde ingewonnen informatie (van de financiële positie, de risicobereidheid, de doelstellingen en kennis en ervaring naar een passende pensioenvoorziening.

Geeft advies indachtig de pensioenleidraden van de Autoriteit Financiële Markten.

Gaat goed om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen, signaleert en benoemt deze koppelt ze terug aan de betrokkenen.

Het gaat i.c. om de ingewonnen informatie.

3d.3 De ontworpen pensioenvoorziening presenteren.

Presenteert aan opdrachtgever, actieve- en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde, partners en ondernemingsraad.

Heeft het passende aanbod geselecteerd.

Taalniveau, vertelt complexe materie begrijpelijk, didactische aspecten van de presentatie.

Bespreekt de regeling in samenhang met onder meer de verkregen financiële gegevens van de onderneming.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Wijst op lastenontwikkeling en betaalbaarheid.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is op basis van behoeften analyse.

Vult zorgplicht in. Let op mogelijke fraude aspecten (niet informeren van de actieve- en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde bij wijzigingen).

Kandidaat geeft inzicht in de fiscale en juridische risico’s die er zijn als er afgeweken wordt van het passend advies. Maakt duidelijk wat deze risico’s inhouden.

Wat is het effect van knelpunten?

Wordt de oplossing voldoende geaccepteerd?

Durf ik ook mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen pensioenvoorziening?

3d.4 Handelen in geval van gewijzigde omstandig-heden tijdens het adviestraject.

 

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: de financiële positie van de onderneming wijzigt sterk door onverwachte omstandigheden.

3d.5 Adviseren inzake de pensioenvoorzieningen.- bij fusieprocessen, management buy out, overnames en overgang onderneming.

Heeft te maken met verschillende pensioenvoorzieningen.

Kandidaat moet de hoofdregels uit het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Pensioenwet (Pw) bij overgang onderneming kunnen toepassen.

Kandidaat zet eventuele verschillende pensioenvoorzieningen naast elkaar en adviseert over vernieuwde inrichting van de pensioenvoorziening.

Gaat om met complexiteit, belangentegenstellingen. Contractverlenging: productaanbieder en adviseur hebben belang bij voortzetting (afhankelijk van beloningsstructuur), werkgever heeft belang bij goedkoopste oplossing, werknemer heeft belang bij (ongewijzigde) voortzetting pensioenvoorziening.

Kandidaat begrijpt de (juridische) gevolgen voor de pensioenvoorziening van de over te nemen werknemers en kan deze gevolgen uitleggen.

Schiet ik hiervoor tekort? Roep ik in dat geval tijdig ondersteuning van andere deskundigen in?

3d.6 Onderhandelen met uitvoerder over bevoegdheden, tarieven, exitbepaling, indexatie-ambitie en toegang tot de kring.

 

Zijn de mogelijkheden en wensen van de werkgever uitputtend onderzocht en gerapporteerd m.b.t de pensioenvoorziening via een algemeen pensioenfonds (apf) bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeraar en premiepensioeninstelling (ppi).

 

B. aan de DGA

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en de pensioentoezegging aan de directeur-grootaandeelhouder (DGA).

1j.1

De kandidaat kan bij echtscheiding ten aanzien van zijn pensioenadvies de volgende wet- en regelgeving toepassen en de gevolgen uitleggen: Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) en pensioenverrekening volgens het arrest Boon van Loon (HR 27 november 1981, NJ 1982, 503). De kandidaat kan verbanden leggen tussen huwelijkse voorwaarden en pensioenregeling.

De kandidaat kan ten aanzien van zijn advies over een pensioenverzekering en premiepensioenvordering omgaan met huwelijkse voorwaarden en/of echtscheidingsconvenant, jurisprudentie rond verevening pensioenrechten bij scheiding en deling van de partner om deze te verzekeren bij een pensioenverzekeraar.

B

1j.2

De kandidaat kan de inhoud beschrijven van de pensioenovereenkomst ingeval van volledig verzekeren, eerdere (gedeeltelijk) verzekeren (bepaald en onbepaald) en gedeeltelijk in eigen beheer opgebouwde aanspraken.

K

1j.3

De kandidaat kan de inhoud uitleggen van de bestaande pensioenovereenkomst bij een volledige premievrije aanspraak bij eigen beheer.

B

1j.4

De kandidaat kan de impact beschrijven van de inhoud van een pensioenovereenkomst waarin een deel wordt herverzekerd ten opzichte van twee losse pensioenovereenkomsten.

K

1j.5

De kandidaat kan de gevolgen van prijsgeven, belenen en afkopen beschrijven en kan hiervan voorbeelden geven. Kan daarbij het begrip ‘voor zover voor verwezenlijking vatbaar’ beschrijven.

K

1j.6

De kandidaat kan de fiscale aspecten beschrijven van premievrije handhaving pensioen in eigen beheer en verzekeren, basiskennis winstbepalingen (artikel 3:25 e.v. Wet IB), grondige kennis bepalingen Wet op de loonbelasting 1964 (art 18 e.v. Wet LB), basiskennis zakelijkheidbepalingen Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) inclusief artikel 8 lid 6 (leeftijd terugstellingen) en de collectieve gangbaarheidstoets.

K

1j.7

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen een kapitaalverzekering afgesloten door de besloten vennootschap, een dekkingsrekening en een polis met een loonbelastingclausule en kan uitleggen welke polis voor een specifieke DGA de beste keuze is.

B

1j.8

De kandidaat kan de aspecten verklaren van de werking van de pensioenvoorziening in de uitkeringsfase bij eigen beheer (bijvoorbeeld verliesverdamping, gevolg winstreserve en langlevenrisico).

B

1j.9

De kandidaat kan aspecten verklaren van de werking van de uitkeringsfase bij een verzekerde regeling (verschil tussen pensioenuitkering van verzekeraar als gevolg van afstorting) ten opzichte van eigen beheer en gevolgen voor indexering en de uitkeringsfase voor een oudedagsverplichting.

B

1j.10

[Red: Vervallen.]

 

1j.11

De kandidaat kan de begrippen ‘bepaald deel verzekerd’ en ‘onbepaald deel verzekerd’ uitleggen.

B

1j.12

De kandidaat kan de invloed uitleggen van een bestaande pensioenregeling, (gedeeltelijk) verzekerd dan wel in eigen beheer, op verkoop van de werkgever-bv en de invloed op een bestaande pensioenregeling bij liquidatie en faillissement van de werkgever.

B

1j.13

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van het aangaan van en aanpassingen op een pensioenverzekering en premiepensioenvordering tijdens de looptijd. De kandidaat houdt daarbij rekening met de polisredactie, kan de indexatietoezegging analyseren en kan dit toepassen op het te adviseren verzekeringsproduct.

B

1j.14

De kandidaat kan de gevolgen van het overgangsrecht in de Wet uitfasering PEB, Witteveen, wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en Levensloop (Wet VPL) en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) (de gevolgen indien lopend DGA-pensioen onder de Pensioenwet valt door overgangsrecht) signaleren en kan daarbij situaties beschrijven of waardeoverdracht kan worden toegepast naar en van de DGA-pensioenverzekering. De kandidaat kan het begrip ‘open indexatie’ beschrijven.

K

1j.15

De kandidaat kan de risico’s van de DGA en zijn besloten vennootschap bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1j.16

De kandidaat kan de civiel- juridische aspecten uitleggen van pensioen aan een DGA (met name arbeidsrecht, overige bepalingen Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op de medische keuringen (Wmk).

B

1j.17

De kandidaat kan, met betrekking tot partnerpensioen het verschil tussen opbouwpartnerpensioen en risicopartnerpensioen beschrijven en kan daarbij beschrijven hoe dit er in de pensioenovereenkomst (erfrente, risicokapitaal) uit ziet. De kandidaat kan de bepalingen rond restbegunstiging in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) beschrijven. De kandidaat kan daarbij de gevolgen van de dekking van het partnerpensioen bij wijziging van de pensioengrondslag omschrijven. De kandidaat kan de alternatieven van partnerpensioen beschrijven (bijvoorbeeld geen partnerpensioen toezeggen maar een losse risicodekking al dan niet voorzien van een gerichte lijfrente). De kandidaat kan de eventuele gevolgen benoemen (o.a. fiscale) van het onvoldoende verzekeren van een toegezegd partnerpensioen en oudedagsverplichting. De kandidaat kan de globale gevolgen benoemen met betrekking tot erfbelasting bij het vrijvallen van pensioenverplichtingen of dekkingspolis met restitutie.

K

1j.18

De kandidaat kan de risico’s van de DGA en zijn besloten vennootschap beschrijven met betrekking tot overlijden van de DGA ten behoeve van partner en nabestaanden wanneer er tevens sprake is van een pensioenverplichting of oudedagsverplichting. Kandidaat kan dit tevens toepassen in situaties als: liquidatie, faillissement, (gedeeltelijk) prijsgeven en onderdekking.

B

1j.19

De kandidaat kan de bv-structuur, vanuit financiële en juridische invalshoeken analyseren in verband met de pensioenregeling (dienstverband, historie opbouw pensioen, enkelvoudige geconsolideerde balans). De kandidaat kan een verplicht gestelde deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds of een beroepspensioenregeling signaleren. De kandidaat kan huidige en toekomstige liquiditeitspositie en financiële draagkracht van de betrokken vennootschappen met betrekking tot pensioenvoorziening ingeval eigen beheer en geheel of gedeeltelijk verzekeren. De kandidaat kan de begrippen intern- en extern eigen beheer uitleggen alsmede de invloed van de hoogte van de pensioenverplichting bij intern eigen beheer versus extern eigen beheer.

B

1j.20

De kandidaat kan de fiscale kaders voor de loonbelasting en de gevolgen van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting beschrijven en uitleggen. De kandidaat kan omgaan vanuit fiscale optiek, met optimalisatie naar laagste belastingdruk en kan behoefte met betrekking tot maximeren van pensioengevend loon aangeven.

B

1j.21

De kandidaat kan bij afstorting van het pensioen naar een verzekeraar de civiel- juridische, fiscale, boekhoudkundige en verzekeringstechnische aspecten van de afstorting aangeven. De kandidaat kan in het bijzonder de gevolgen aangeven van het resultaat en de liquiditeitspositie van het eigen beheerlichaam wanneer een voorwaardelijk ouderdomspensioen of een geconverteerde pensioenaanspraak wordt overgedragen aan een professionele verzekeraar, alsmede de mate waarin de pensioenlast in mindering kan worden gebracht op het resultaat bij het geheel of gedeeltelijk afstorten naar een verzekeraar. De kandidaat legt de verschillen tussen de commerciële en de fiscale pensioenvoorziening uit en geeft de achtergrond hiervan aan.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om specifiek bij het ontwerpen van het advies van de directeur-grootaandeelhouder te beoordelen of de aansluiting tussen verzekering en eigen beheer correct is.

2h.1 Een pensioenovereenkomst opstellen voor wat betreft het verzekerde deel en kan de door de verzekeraar verstrekte pensioenovereenkomst controleren.

Stelt een pensioenovereenkomst op die pensioentechnisch, civiel-juridisch en fiscaal juist.is. De pensioenovereenkomst is tevens correct en begrijpelijk geformuleerd.

Houdt rekening met de totale pensioenpositie (inclusief eventueel de premievrije pensioenaanspraken eigen beheersituatie) en de doelstellingen van de DGA.

2h.2 De aansluitingsverschillen oplossen tussen de bestaande pensioentoezegging in eigen beheer en de mogelijke pensioentoezegging na invoering Wet uitfasering PEB en overige fiscale maatregelen.

Vertaalt deze pensioentoezegging naar risico’s voor de B.V. Legt de financieringsovereenkomst uit. Bepaalt welke verzekeringsoplossing past bij de civielrechtelijke pensioentoezegging van de DGA. Toetst of de eventuele wens om de pensioendatum te vervroegen of te verlaten past bij de reeds bestaande verzekerde oplossing en past dientengevolge actief, indien nodig, het product aan.

 

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om specifiek bij het ontwerpen van het advies van de directeur-grootaandeelhouder adviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder wordt verstaan:

1 het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenverzekeringen en het verklaren van de verschillen hiertussen;

2 het adviseren over winstdelingssystemen;

3 het berekenen van lasten en aanspraken;

4 het beheren van een lopend pensioencontract;

5 het uitleggen van een individuele waardeoverdracht;

6 het geven van een passend advies aan een directeur-grootaandeelhouder over zijn pensioenverzekering;

7 relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen.

2i.1 Lasten en aanspraken, specifiek met betrekking tot de DGA situatie, met behulp van software berekenen.

Kan correcte pensioen berekeningen maken.

Schat uitkomsten van berekeningen.

Het met behulp van software kunnen berekenen van de commerciële waarde en de fiscale waarde van de pensioenaanspraken. Kunnen bepalen van de hoogte van een risicokapitaal gegeven een partnerpensioentoezegging een conversie kunnen berekenen ten gevolg van echtscheiding. Inbouw van (her)verzekerd pensioen in de pensioenverplichting kunnen berekenen en de systematiek begrijpen (beleggingspolis wordt anders ingebouwd dan een verzekerd kapitaal).

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en bewijst dat hij de directeur-grootaandeelhouder met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen (en premiepensioenvorderingen) zelfstandig, correct en passend kan adviseren, in ten minste de volgende situaties:

1. overlijden;

2. arbeidsongeschiktheid;

3. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

4. pensioenrichtleeftijd respectievelijk pensioeningangsdatum;

5. verwachtingen ten aanzien van pensioen;

6. faillissement of de mogelijkheid daartoe.

3e.1 De pensioenregeling (en premiepensioenvordering) voor de DGA ontwerpen

 

Vertaalt alle ingewonnen informatie (van de financiële positie, de risicobereidheid, de doelstellingen en kennis en ervaring) naar een passende pensioenverzekering.

Gaat goed om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen, signaleert en benoemt deze en koppelt ze terug naar de DGA.

Het gaat om de ingewonnen informatie en wat de kandidaat hier mee doet.

3e.2 De ontworpen pensioenverzekering (of premiepensioenvordering) aan de DGA presenteren.

Heeft gesprekken met DGA, accountant en eventueel partner.

Taalniveau: begrijpelijk complexe materie vertellen, didactische aspecten van de presentatie.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is. Om kunnen gaan met de verschillen tussen eigen beheer en pensioenverzekeringen.

Benoemt liquiditeitsaspecten van de regelingen.

Aspecten van integer en professioneel handelen. Benoemt bijvoorbeeld fiscale en pensioentechnische risico’s.

Reflecteert op eigen rol en kennis.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2j

De persoon beschikt over het vermogen om in het beheertraject voor de werkgever, actieve- en niet-actieve deelnemer en de pensioengerechtigde:

• de financiële informatiestromen te controleren en de implementatie van het pensioencontract correct uit te voeren;

• wijziging of -beëindiging van een pensioenverzekering te begeleiden.

2j.1 De financiële informatiestromen tussen werkgever en pensioenuitvoerder (nota’s rekening courant) controleren.

Is alert op fouten en onvolkomenheden; is precies.

De ‘operational excellence’ is in de praktijk niet 100%

2j.2 Juridische en financiële stukken controleren en indien nodig (laten) corrigeren.

De kandidaat beoordeelt of de juridische en financiële stukken die vanuit de regels van de Pensioenwet (Pw) moeten worden opgeleverd voldoen aan de wet, consistent zijn en overeenstemmen met de afspraken met de werkgever, zoals de uitvoeringsovereenkomst, pensioenovereenkomst, Pensioen 1-2-3, polis, rekening courant en pensioenreglement.

 

2j.3 De kritische punten in het pensioencontract vaststellen.

Zorgt ervoor dat de kritische punten worden herkend en onderschreven door de opdrachtgever.

Verschillende pensioencontracten in verschillende bedrijven en sectoren.

2j.4 De pensioenvoorziening implementeren en uitvoeren.

De kandidaat geeft voorlichting aan belanghebbende. Lost eventuele knelpunten op.

 

2j.5 Een wijziging van de pensioenverzekering begeleiden.

Verstrekt mondeling en schriftelijk begrijpelijke en juiste informatie naar belanghebbenden.

Ten aanzien van de werkgever: Kandidaat brengt in relatie tot de Pensioenwet (Pw), het BW, de WOR en de fiscale wetgeving een wijziging van de pensioenvoorziening tot een succes.

Beoordeelt wat de financiële consequenties zijn voor de werkgever van de wijziging.

Ten aanzien van de actieve en niet-actieve deelnemer en pensioengerechtigde;

Beoordeelt wat de consequenties zijn van de wijziging.

Competenties

Competentie (C)

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3f

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het beheer met betrekking tot pensioenvoorzieningen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens actieve, niet-actieve deelnemers en pensioengerechtigden zelfstandig, passend en correct kan uitvoeren

In dit beheertraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. overlijden;

3. arbeidsongeschiktheid;

4. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

5. pensioenrichtleeftijd respectievelijk pensioeningangsdatum;

6. verwachtingen ten aanzien van pensioen;

7. wijziging, beëindiging of revisie van een pensioencontract;

8. collectieve waardeoverdracht;

9. prognosticeren van toekomstige pensioenlasten;

10. versobering of uitbreiding van de pensioenregeling;

11. faillissement of mogelijkheid daartoe;

12. Vaste en/of variabele pensioenuitkering.

3f.1 Individuele en/of collectieve waardeoverdracht begeleiden.

Tijdens lopende pensioenvoorziening.

De kandidaat legt de rechten en plichten aan de belanghebbenden (individu of groep) begrijpelijk uit.

Bespreekt de risico’s van de pensioenvoorziening in dit verband.

Voldoet aan zorgplicht en is alert op mogelijke belangentegenstellingen tussen werkgever en werknemer.

Wat is mijn rol bij knelpunten?

Welke belangen spelen er?

3f.2 De pensioenvoorziening tijdens en/of einde looptijd beoordelen.

Diverse situaties: einde contractuele looptijd, tegenvallende financiële resultaten van de werkgever, te dure pensioenvoorziening.

De kandidaat voldoet aan zorgplicht naar alle belanghebbenden. Zorgt dat advies passend is/blijft.

Inventariseert zorgvuldig de knelpunten en afwijkingen van het lopende contract.

Start bij einde looptijd het adviestraject van voren af aan, doorloopt voor zover relevant alle stappen opnieuw.

 

3f.3 Handelen in geval van (onverwachte) gebeurtenissen.

 

Kandidaat handelt op de juiste wijze ingeval van een onverwachte gebeurtenis, zoals overlijden, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding etc. van deelnemer aan pensioenvoorziening.

Kandidaat berekent aanspraken correct.

Kandidaat beoordeelt of risicoprofiel opnieuw moet worden vastgesteld.

Hoe ga ik nu om met de bestaande pensioenvoorziening?

Wat is nu mijn positie en welk gedrag hoort hierbij?

3f.4 Voert beleid m.b.t. verschil in nazorg, beheer van een pensioenvoorziening via een algemeen pensioenfonds (apf) of vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds.

Een algemeen pensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds, waarbij vrijwillig is aangesloten, kan in onderdekking verkeren. Dit kan gevolgen hebben voor de aansluiting.

Biedt de uitvoeringsovereenkomst mogelijkheden voor de werkgever om maatregelen te nemen.

   

Eindterm 3g

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de directeur-grootaandeelhouder het beheer met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen zelfstandig, correct en passend kan uitvoeren, in ten minste de volgende situaties.

1. overlijden;

2. arbeidsongeschiktheid;

3. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

4. pensioenrichtleeftijd respectievelijk pensioeningangsdatum;

5. verwachtingen ten aanzien van pensioen (onder meer Wet uitfasering PEB); en

6. faillissement of de mogelijkheid daartoe.

3g.1 Handelen in geval van pensionering en/of overlijden en/of arbeidsongeschiktheid en/of echtscheiding van de DGA en/of zijn partner.

Belicht voorval vanuit de positie eigen beheer (premievrije aanspraak of oudedagsverplichting), afkoop, pensioenverzekeringen of combinatie van producten.

Tekortschietende reserveringen, slechte financiële resultaten en positie van de vennootschap die zelfs kunnen leiden tot faillissement van de rechtspersoon.

Complexe financieringsvraagstukken onderkennen.

Benoemt successievraagstukken.

Relatieproblemen hanteren, slechtnieuws gesprekken kunnen voeren.

Aspecten van integer en professioneel handelen, echtscheiding: belang van DGA versus belang partner.

Wat is nu mijn positie en welk gedrag hoort hierbij?

Bijlage 9. Eindtermen en toetstermen module zorgverzekeringen

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op actuele kennis van het verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1a.1

De kandidaat kan de indeling van het gezondheidszorgstelsel in Nederland aan de hand van voorbeelden uitleggen.

B

1a.2

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen zijn van het niet tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een zorg- en ziektekostenverzekering.

B

1a.3

De kandidaat kan de rol van het Zorginstituut Nederland, de SKGZ, de NZa, het CAK en de Autoriteit Persoonsgegevens beschrijven.

K

1a.4

De kandidaat kan uitleggen welke feiten op grond van de mededelingsplicht bij een aanvraag van een zorg- en ziektekostenverzekering meegedeeld moeten worden en wat de gevolgen zijn van het niet mededelen van deze feiten.

B

1a.5

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een zorg- en/of ziektekostenverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden genomen.

K

1a.6

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante wet- en regelgeving en richtlijnen opsommen, o.m. Zorgverzekeringswet, Besluit Zorgverzekering, Regeling Zorgverzekering.

K

1a.7

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen, o.m. Gedragscode verwerking persoonsgegevens zorgverzekeraars, de gedragscode goed zorgverzekeraarschap en de strekking ervan uitleggen.

B

1a.8

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Convenant samenloop reis- en zorgverzekering, convenant regres zorgverzekeraars aansprakelijkheidsverzekeraars en de strekking ervan op hoofdlijnen uitleggen.

B

1a.9

De kandidaat kan de inzetbaarheid en de procedures van de verschillende interne en externe klachtentrajecten beschrijven.

K

1a.10

De kandidaat kan de volgende informatiebronnen noemen die gericht zijn op de belangen van de klant: overheid (AFM), markt (Nibud, Consumentenbond) en de diverse brancheorganisaties.

K

1a.11

De kandidaat kan de klachten- en geschilleninstellingen, Klachten instituut financiële dienstverlening (Kifid), Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ), Geschilleninstantie Zorgcontractering en stichting Tuchtrecht Banken noemen en kort beschrijven op welke gebieden zij werkzaam zijn.

K

1a.12

De kandidaat kan beschrijven welke beroepsmogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitspraken klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld.

Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. Gebruikt een gevarieerde vraagtechniek. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

De kandidaat leidt het gesprek.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling

communiceren

De kandidaat is zakelijk, klantvriendelijk, effectief, onbevooroordeeld en respectvol.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Houdt rekening met sociaaleconomische en sociaal-culturele kenmerken van de klant.

Hanteert heftige klantemoties met empathie en strategie.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend

 

2a.4 De documenten zoals formulieren en offertes uitleggen

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden

2a.6 Klachten behandelen

Neemt de klacht aan. Luistert inlevend naar de klant, reflecteert op emoties van klant, zegt niets toe. Kan (onsamenhangende) informatie van de klant samenvatten en ordenen.

Handelt volgens de klachtenprocedure.

Baseert zijn handelen op kennis van de organisatie, de financiële dienst en het product.

Neemt verantwoordelijkheid voor de behandeling van de klacht. Handelt zo mogelijk de klacht zelf af, verwijst anders door naar de juiste persoon of afdeling.

 

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om leads te genereren.

2b.1 Contact met (potentiële) klanten leggen

Proactief, is alert om (mogelijke) klanten te werven.

Onderkent de behoefte van de klant, zodat het goed vertaald kan worden in een passend advies.

Verwijst door als dat nodig is.

Behoefte en belang eindklant moet centraal gesteld worden bij dit proces.

Professioneel gedrag

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• serviceverlening vs kosten van serviceverlening;

• handelen in geval van een situatie die wettelijk niet is toegestaan;

• handelen in geval van een situatie die maatschappelijk niet wenselijk is;

• bevoegdheden en afhandeling van klantvragen.

4a.1 Handelen in geval van een situatie die wettelijk niet is toegestaan

Kandidaat is alert op fraude en dergelijke.

De kandidaat beoordeelt documenten op echtheid en herkent fraude-indicatoren.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld: het dilemma van financiële dienstverlener die inventariseert, en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.2 Handelen in een situatie die maatschappelijk gezien niet wenselijk is

Handelt in het belang van de klant, stelt de klant centraal.

Is in zijn handelen transparant.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.3 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Respecteert privacy en patiëntenrechten (o.a. Zvw).

Werkt volgens de voorschriften en procedures.

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers middels een rollen- en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij hun functie.

4a.4 Doorverwijzen naar de juiste persoon

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

Wijst de klant, indien nodig, door naar de juiste persoon of afdeling, laat de klant niet ‘zwemmen’.

Weet ik wat ik moet doen, of moet ik hulp vragen?

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden? Heb ik alles gedaan om de klant in contact te brengen met de juiste persoon of afdeling?

4a.5 De vraag van de klant afhandelen

De kandidaat neemt verantwoordelijkheid om de vraag van de interne of externe klant zo goed als mogelijk af te handelen.

Is klantvriendelijk en resultaatgericht.

Vraagt naleving van geplande acties.

Gaat empathisch en strategisch om met emoties van de klant.

Communiceert schriftelijk en op een correcte wijze met de klant.

Wijst op de inhoud van de algemene voorwaarden en regels uit de overeenkomst.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving.

1b.1

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake verzekeringsplicht, handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

1b.2

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels met betrekking tot de hoedanigheid van verzekerde en verzekeringnemer uitleggen.

B

1b.3

De kandidaat kan de relevante regels met betrekking tot de hoedanigheid van contractant bij verschillende vormen van collectief ziektekostencontract uitleggen, zoals mantelcontract en faciliteitencontract.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de benodigde informatie met betrekking tot de inventarisatie te verzamelen.

2c.1 Gegevens verzamelen

Kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens van de klant worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

Administreert de klantgegevens nauwkeurig.

Werkt volgens de procedure(s), telefoonregels en bedrijfsvoorschriften.

Kent de kenmerken van een product op basis van de omschrijving op het formulier of op het invulscherm.

Vraagt, indien nodig, toelichting bij weinig voorkomende handelingen of wijzigingen in productadministratie.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2c.2 Identiteit klant controleren

Kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Is alert dat juiste document(en) getoond worden, onderkent vervalsingen.

Raadpleegt, indien nodig, databestanden voor identiteitsverificatie.

Signaleert mogelijke onjuistheden en meldt dit volgens de procedure.

Bepaalt, in geval van stichting of vennootschap, vanuit KvK-informatie en/of statuten of de persoon tekenbevoegd is.

Diverse manieren en documenten kunnen van toepassing zijn.

2c.3 de gegevens controleren en invoeren

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies aan de klant

 

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens van de klant kan inventariseren en correct kan opstellen.

3a.1 De gegevens van de klant inventariseren

Klantgesprek

De gegevens zijn administratief volledig en indien mogelijk in één keer goed.

Het klantbeeld is goed uitgewerkt, de klantbehoefte is goed samengevat.

De kandidaat vraagt door in bijzondere situaties en wanneer klantgegevens onvolledig of mogelijk onjuist zijn, zodat hij/zij een passende advies kan geven. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

Plant de (juridisch) juiste actie(s).

Is de eerste indruk goed? Voelt de klant zich welkom bij de organisatie?

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is dat die leidt tot afwijkende voorwaarden of afwijzing?

Wat doe ik als de opgave of aanvraag niet strookt met de waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Ben ik oplettend, zorgvuldig en nauwkeurig?

Taak 2. Het opstellen van een Risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de risicoanalyse op kennis van de persoonlijke risico’s van de klant en mogelijke (verzekerings-)oplossingen.

1c.1

De kandidaat kan voorbeelden noemen van risico’s die verbonden zijn aan de gezondheid en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1c.2

De kandidaat kan de werknemersverzekeringen noemen en kan opsommen voor wie deze werknemersverzekeringen gelden.

K

1c.3

De kandidaat kan de volksverzekeringen opnoemen en voor wie deze volksverzekeringen gelden.

K

1c.4

De kandidaat kan de risico’s opnoemen die afgedekt zijn door sociale verzekeringen.

K

1c.5

De kandidaat kan de mogelijkheden van gemoedsbezwaarden omschrijven.

K

1c.6

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

1c.7

De kandidaat kan de diverse wettelijke regelingen inzake de vergoeding van medische kosten uitleggen.

B

1c.8

De kandidaat kan de mogelijkheden uitleggen die er zijn voor het verzekeren van medische kosten.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert de risicoanalyse op actuele kennis van zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

1d.1

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van zorg- en ziektekostenverzekeringen kunnen worden geschaard.

B

1d.2

De kandidaat kan het belang kort uitleggen van de dekking en de eventuele verschillen daartussen van de meest gebruikelijke verzekeringen voor de specifieke situatie van de klant.

B

1d.3

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf gebruikelijke (verplichte) verzekeringsvormen en -producten die zorg- en ziektekostenrisico’s (deels) afdekken.

K

1d.4

De kandidaat kan kort het belang voor de klant van de aanvullende ziektekostenverzekering benoemen.

K

1d.5

De kandidaat kan in een specifieke situatie afwijkende risico’s en/of risicoverzwarende factoren voor de aanvullende ziektekostenverzekering uitleggen.

B

1d.6

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen zorgverzekeringsvarianten natura-, restitutie-, budget- en combinatiepolis.

B

1d.7

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de eventuele gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico voor een aanvullende ziektekostenverzekering.

B

1d.8

De kandidaat kan de begrippen eigen betaling: verplicht en vrijwillig eigen risico en eigen bijdrage omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om de risico’s te analyseren en te beoordelen.

2d.1 Beoordelen welke risico’s kunnen worden afgedekt door een verzekeringsoplossing

De analyse is volledig en uitputtend.

Op basis van de risicobereidheid van de klant maakt de adviseur een keuze uit verschillende risicomitigerende oplossingen (volledig verzekeren, deels verzekeren met eigen risico, risico zelf dragen)

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het analysetraject met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) correct kan uitvoeren.

3b.1 Een risico-analyse opstellen.

Op basis van een volledige inventarisatie.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Hoe word je daarvan overtuigd?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot verzekeringen op kennis van elementaire relevante verzekeringsbegrippen.

1e.1

De kandidaat kan de wet van de grote aantallen uitleggen.

B

1e.2

De kandidaat kan uitleggen waarom verzekeraars rekening houden met het gemiddelde schadebedrag per verzekerde.

B

1e.3

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze verzekeraars risico’s spreiden.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot verzekeringen op kennis van de ordening van en het toezicht op de financiële markt.

1f.1

De kandidaat kan het begrip ‘rechtstreekse verkoop’ omschrijven en daarbij aangeven welke advies- en distributiekosten worden gemaakt.

B

1f.2

De kandidaat kan de werkwijze van verkoop via bemiddeling uitleggen, daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden, en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

B

1f.3

De kandidaat kan voorbeelden noemen van onafhankelijke distributiekanalen (bemiddeling).

K

1f.4

De kandidaat kan uitleggen in welk geval gekozen wordt voor rechtstreekse verkoop of verkoop via bemiddeling.

B

1f.5

De kandidaat kan de wettelijke vormen van toezicht op de financiële markten noemen en op hoofdlijnen omschrijven (prudentieel, systeem en gedrag)

K

1f.6

De kandidaat kan het doel van prudentieel en gedragstoezicht uitleggen.

B

1f.7

De kandidaat kan noemen wie het toezicht in het kader van de Wft uitoefent.

K

1f.8

De kandidaat kan omschrijven wat de eigen verantwoordelijkheid van de klant volgens de Wft inhoudt.

K

1f.9

De kandidaat kan de drie plichten van de aanbieder ten opzichte van een bemiddelaar opnoemen: het controleren van de Wft-vergunning van de bemiddelaar, de bemiddelaar van adequate informatie voorzien, en de meldplicht aan de AFM inzake belangrijke of stelselmatige misstanden bij een bemiddelaar.

K

1f.10

De kandidaat kan noemen welke plicht de bemiddelaar heeft ten opzichte van de aanbieder van de financiële dienst (het controleren van de Wft-vergunning van de aanbieder).

K

1f.11

De kandidaat kan het belang van een vergunning voor de financiële dienstverlener beschrijven.

K

1f.12

De kandidaat kan de verschillende distributievormen in de verzekeringsbranche noemen met daarbij de voor de klant belangrijkste voor- en nadelen van elke distributievorm.

K

1f.13

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het tot stand brengen van de overeenkomst van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.14

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beheer en de uitvoering tijdens de looptijd van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.15

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beëindigen van een financieel product.

K

1f.16

De kandidaat kan een korte omschrijving geven van de zes kwaliteitseisen die gesteld worden aan de financiële dienstverlener: betrouwbaarheid, deskundigheid, financiële zekerheid, adequate en integere bedrijfsvoering, zorgplicht en transparantie.

K

1f.17

De kandidaat kan de verschillende soorten bemiddelaars (verbonden bemiddelaar, gebonden bemiddelaar, ongebonden bemiddelaar) beschrijven.

K

1f.18

De kandidaat kan beschrijven hoe een ongebonden bemiddelaar werkt op basis van een objectieve en op basis van een selectieve analyse.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op grondige en actuele kennis van de zorg- en ziektekostenproducten.

1g.1

De kandidaat kan voor eenvoudige schadegevallen de dekking op een verzekering omschrijven.

K

1g.2

De kandidaat kan in een casus uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, een uitsluiting, of eigen risico of een eigen bijdrage van toepassing is op een verzekering, en kan de mogelijke gevolgen voor de schadeafwikkeling aangeven.

B

1g.3

De kandidaat kan voorbeelden noemen van dezelfde dekkingen (eigenlijke en oneigenlijke samenloop) bij verschillende verzekeringen in het kader van samenloop

K

1g.4

De kandidaat kan aan de klant het begrip inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering uitleggen

B

1g.5

De kandidaat kan aan de klant de opbouw van de premie van een zorg- en/of ziektekostenverzekering uitleggen.

B

1g.6

De kandidaat kan het begrip zorgtoeslag uitleggen.

B

1g.7

De kandidaat kan de verzekeringsmogelijkheden uitleggen met betrekking tot Nederlanders die wonen en werken in het buitenland en buitenlanders die wonen en werken in Nederland (onder andere expats, kenniswerkers, immigranten, seizoenarbeiders, asielzoekers, en Nederlanders die tijdelijk in het buitenland verblijven en buitenlanders die tijdelijk in Nederland verblijven (verdragsgerechtigden).

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op grondige en actuele kennis m.b.t. de acceptatie processen bij zorg- en ziektekosten

1h.1

De kandidaat kan uitleggen welke onderdelen van de zorg- en/of ziektekostenverzekering door de politieke besluitvorming worden beïnvloed.

B

1h.2

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces uitleggen.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot verzekeringen op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie

1i.1

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven welke samenhang er is tussen de verzekering van zorgrisico’s van de klant, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de (aanvullende) ziektekostenverzekering en van belang zijnde wet en regelgeving.

B

1i.2

De kandidaat kan omschrijven wie de verzekerden en verzekeringnemer zijn inclusief individuele verzekeringsplicht en welke (premiebetalings-)plichten zij hebben en welke dekking van de zorgrisico’s voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet.

K

1i.3

De kandidaat kan omschrijven wat de zorgplicht in het kader van de Zorgverzekeringswet inhoudt.

K

1i.4

De kandidaat kan het begrip zorgbemiddeling uitleggen.

B

1i.5

De kandidaat kan omschrijven op welke manier een geldige verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1i.6

De kandidaat kan omschrijven hoe via de diverse distributiekanalen een verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1i.7

De kandidaat kan op hoofdlijnen de acceptatieprocedure bij een verzekeraar omschrijven.

K

1i.8

De kandidaat kan de drie functies van het aanvraagformulier noemen.

K

1i.9

De kandidaat kan omschrijven wat een verzekeringnemer, de verzekerde, premiebetaler en de begunstigde is.

K

1i.10

De kandidaat kan de werking van de mededelingsplicht beschrijven en de mogelijke gevolgen daarvan.

K

1i.11

De kandidaat kan het indemniteitsbeginsel beschrijven.

K

1i.12

De kandidaat kan de begrippen ‘onderverzekering’, ‘oververzekering’ en ‘dubbele verzekering’ beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering tot een succes te brengen, door te inventariseren, te analyseren en te sturen (rekening houdend met het verschil tussen de zorg- en de ziektekostenverzekering(en), waaronder:

• de premie te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvormen en -voorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvormen, voorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, uitsluitingen en beperkingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 Informatie gebruiken die in de bedrijfstak beschikbaar is ter zake van protocollen, convenanten, bedrijfsregelingen en gedragscodes.

De kandidaat gebruikt de informatie op de juiste wijze.

 

2e.2 De premies van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens. De kandidaat kan aangeven uit welke premies de verzekering bestaat. De berekening is correct.

Kandidaat gebruikt zo nodig een rekenmachine, tabellen, etc.

Gebruikt ICT-toepassingen als vergelijkingssoftware.

Kandidaat moet de financiële gevolgen van tussentijdse wijzigingen kunnen berekenen.

2e.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen

De kandidaat beoordeelt of offerte aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico en kan de eventuele verschillen verklaren.

 

2e.4 De verzekeringsvormen selecteren die voor de klant onacceptabele risico’s (deels) kunnen afdekken.

De kandidaat selecteert de verzekeringsvormen op grond van de risico’s die zijn geïnventariseerd.

De kandidaat vertaalt de risico’s naar mogelijke verzekeringsvormen die de risico’s (deels) mitigeren.

Aan de (eind-)klant moet een passende verzekeringsoplossing worden geboden

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een verzekering vallen en een maatwerkoplossing voor de (eind)klant vereisen.

De kandidaat biedt de passende dekking aan en bepaalt welke uitzonderingen op welke wijze alsnog onder de dekking gebracht kunnen worden.

 

2e.6 Inschatten welke van de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

De dekking is passend in de specifieke situatie van de klant.

Maakt voor afwijkende risico’s al dan niet in overleg met verzekeraar een passende offerte met maatwerkclausules en/of eigen risico’s en/of uitsluitingen (normaliseert risico’s).

Spanningsveld tussen beste dekking en hoge premie versus beschikbaar budget van klant.

2e.7 De polisdekking van de zorg- en/of ziektekostenverzekering toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een zorg- en/of ziektekostenverzekering.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, verplicht en vrijwillig eigen risico.

2e.8 Berekenen wat de consequenties zijn van het niet verzekerd zijn en het niet betalen van de premie (inclusief wanbetalerstraject en bronheffing voor de zorgverzekering)

De kandidaat rekent de premie en de extra premie correct uit, zodat direct inzichtelijk is wat de extra kosten zijn bij het niet betalen van de zorgverzekering- en ziektekostenpremie.

Kandidaat gebruikt zo nodig een rekenmachine, tabellen, etc.

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn als de klant de premie niet betaalt.

 

2e.9 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

De gegeven adviezen aan klanten zijn traceerbaar en reconstrueerbaar. Het ingevulde risicoprofiel is volledig.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet bescherming persoonsgegevens moet daarbij in acht worden genomen.

Dossiers betreffen een groot aantal product- en dienstencombinaties,

zowel fysiek als in elektronische systemen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant zelfstandig, succesvol en correct kan adviseren inzake zorg- en/of ziektekostenverzekering(en), waarbij het belang van de klant centraal wordt gesteld.

3c.1 Een advies opstellen.

Niet altijd kan een standaardoplossing worden geboden.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit.

Advies is op basis van de risicoanalyse en verzekeringsoplossingen.

Kandidaat maakt, indien nodig, een juiste cijfermatige analyse, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van een verzekerd bedrag, of vrijwillig eigen risico’s, eigen bijdrage(n).

Advies is passend en conform de polisvoorwaarden. De verzekeringen dekken de risico(’s) adequaat af en sluiten bij elkaar aan.

 

3c.2 Alternatieve verzekeringsoplossingen uitwerken bij afwijzing voor een ziektekostenverzekering

bij afwijzing van het aangeboden risico door verzekeraars dan wel bij een mindere dekking dan gevraagd.

Het alternatief dekt de risico’s voldoende af.

 

3c.3 Het advies presenteren.

Klantgesprek.

Verschillend begripsniveau van klanten.

De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant.

De kandidaat legt de offerte en eventuele afwijkende voorwaarden en/of premies duidelijk uit.

De kandidaat geeft passende voorbeelden bij voorwaarden van de gekozen verzekering(en). Het belang van de geadviseerde verzekeringen wordt de klant duidelijk.

Klant wordt overtuigd van de juistheid van de gekozen verzekering(en) en accepteert gepresenteerde oplossing.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

Begrijpt de klant mij?

Volg ik niet uitsluitend de wens van de klant, maar geef ik daadwerkelijk advies op basis van mijn eigen inzicht en kunnen?

Heeft de klant nu goed inzicht in de financiële implicaties?

Taak 4. Begeleiden bij het beheer van de zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) c.q. de zorgcollectiviteit

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn begeleiding bij het wijzigen van zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op grondige en actuele kennis van de processen daarvan.

1j.1

De kandidaat kan de meest voorkomende wijzigingen opsommen, waaronder detentie, verblijf in het buitenland, veranderingen in gezinssamenstelling, gemoedsbezwaren.

K

1j.2

De kandidaat kan de consequenties van de wijzigingen uitleggen.

B

1j.3

De kandidaat kan het belang van tijdige melding van wijzigingen beschrijven.

K

Eindterm 1k

De persoon baseert zijn begeleiding bij het beëindigen met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie

1k.1

De kandidaat kan de opzeggingsgronden met betrekking tot de Zvw van de zorgverzekeraar en de verzekeringnemer benoemen.

K

1k.2

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen zijn voor de verzekerde als er een premieschuld ontstaat.

K

1k.3

De kandidaat kan de opzeggingsgronden van de verzekeringnemer en de zorgverzekeraar voor de ziektekostenverzekeringen benoemen.

K

1k.4

De kandidaat kan de verzekeringnemer en de verzekerde de verplichtingen en mogelijkheden rondom een opzegging uitleggen

B

1k.5

De kandidaat kan het begrip ‘onopzegbare polis’ beschrijven.

K

1k.6

De kandidaat kan de situaties noemen, waarin een onopzegbare polis toch door de verzekeraar opgezegd kan worden.

K

1k.7

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeraar.

K

1k.8

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeringnemer.

K

1k.9

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekeringnemer recht heeft op terugbetaling van de premie.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om overeenkomsten te wijzigen en te beëindigen door:

– De juiste gegevens en documenten voor het beëindigen van de zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) te verzenden aan de verzekeraar en deze na ontvangst en verwerking op juistheid te controleren en vast te leggen;

– De klant tijdig te informeren over de beslissingen van verzekeraars en deze als overige informatie vast te leggen;

– Het beëindigingstraject op adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Gegevens uitwisselen met de verzekeraar

De kandidaat verstuurt de juiste gegevens en documenten.

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Kandidaat schat goed in dat een mutatie voldoende is

 

2f.2 Informatie m.b.t beëindigingtraject in het klantdossier vastleggen.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het beëindigingproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het beëindigingproces is verlopen.

Het beëindigingsproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij wijziging- en beëindigingsmomenten zelfstandig kan herkennen en draagt zorg dat de wijziging of beëindiging correct wordt afgehandeld.

3d.1 verzekering wijzigen.

Gedurende de looptijd van de verzekering.

De kandidaat beoordeelt of mutatie op de juiste gronden gebeurt.

Kandidaat gebruikt de juiste informatie die van de klant wordt ontvangen, zodat klant altijd de juiste dekking heeft.

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Kandidaat controleert of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft de juiste dekking en betaalt de juiste premie.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Is dit de beste oplossing voor deze specifieke klant?

3d.2 Verzekering beëindigen

 

De kandidaat beoordeelt of beëindiging op de juiste gronden gebeurt.

Beëindiging is correct afgehandeld.

Is de klant nog voldoende verzekerd?

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij relaties kan beheren en/of aangaan, rekening houdend met zeer wisselende klantbehoeften, klantsituaties, wettelijke en organisatorische bevoegdheden.

3e.1

Klant- en/of productgegevens beheren en muteren

Gegevens met betrekking tot financieren en verzekeren

Houdt rekening met de klantbehoefte en -situatie.

Houdt rekening met wettelijke en organisatorische bevoegdheden. Verwijst tijdig door naar juiste persoon of afdeling ingeval werkzaamheden buiten bevoegdheden of vakbekwaamheid liggen.

Stelt risicoprofiel op of bij.

Is klantvriendelijk, resultaatgericht en professioneel.

Vraagt door om situaties helder te krijgen.

Onderkent fraudesignalen.

Overschat ik mij zelf niet? Verwijs ik niet te gemakkelijk door?

3e.2

Klanten actief informeren gedurende de relatie

Verandering in de persoonlijke levenssfeer, zoals overlijden of echtscheiding

Adviseert correct inzake beschikking over rekeningen en afhandeling van aanspraken. Verwijst de klant, indien nodig, naar de juiste persoon of afdeling door.

Houdt rekening met de emotie van de klant. Hanteert heftige emotie met empathie en strategie.

Onderkent juridische en fiscale context.

Plant de juiste acties.

Vraagt naleving van geplande acties

Hoe reageerde ik op emoties? Heb ik begrip voor verschillende culturele gewoonten van de klanten?

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1l

De persoon baseert zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis over zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

1l.1

De kandidaat kan voor een schade onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering aangeven of een dekkingsbeperking of -uitsluiting van toepassing is.

B

1l.2

De kandidaat kan bij samenloop aan de klant uitleggen bij welke (soort) verzekeraar de schade het beste geclaimd kan worden.

B

1l.3

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de schademelding onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering.

B

1l.4

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een uitkering onder een zorg- en ziektekostenverzekering.

B

1l.5

De kandidaat kan de benodigde gegevens selecteren voor het melden van een schade onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering en het belang daarvan aangeven.

B

1l.6

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn voor de (hoogte van de) uitkering onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering als er nog openstaande premies of een openstaand eigen risico zijn.

B

1l.7

De kandidaat kan omschrijven wat de rechten en de plichten van een verzekerde, verzekeringsnemer en verzekeraar zijn bij schade onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering.

K

1l.8

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade.

B

1l.9

De kandidaat kan de procedure omschrijven ingeval er bij een schadegeval mogelijk sprake is van een aansprakelijke derde (regres).

K

1l.10

De kandidaat kan het begrip verdragsaanspraken omschrijven.

K

1l.11

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering al dan niet aansluit op de zorg- en/of ziektekostenverzekering.

B

1l.12

[Red: Vervallen.]

 

1l.13

De kandidaat kan voor een zorg- en ziektekostenverzekering uitleggen op welke wijze de afwikkeling van de zorgnota’s en -vergoedingen plaatsvindt, waarbij het onderscheid tussen natura- en restitutievergoedingen kan worden toegelicht.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• een door de verzekeraar ingenomen standpunt te beoordelen;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken.

2g.1 De gegevens die nodig zijn om de schadebehandeling te interpreteren en te verwerken.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de declaratieformulieren op een zorg- en/of ziektekostenverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Controleert of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens inclusief overige vereiste bescheiden aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens (incl. mogelijkheid tot machtiging).

2g.2 De juistheid van het standpunt van de verzekeraar beoordelen en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schade-afhandeling uitleggen.

De kandidaat kan voor een zorg- en ziektekostenverzekering beargumenteren waarom en/of op welke punten de door de verzekeraar vastgestelde uitkering afwijkt van zijn eigen inschatting.

Voor een eenvoudige schade. Een adviseur moet snel duidelijkheid kunnen geven, ook verzekeraars maken fouten.

Laten blijken van de toegevoegde waarde van de adviseur.

2g.3 Met behulp van een oplossing het belang van aanlevering van de benodigde gegevens voor de declaratie onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering aantonen.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

 

2g.4 Aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorg- en/of ziektekostenverzekering plaatsvindt.

Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier

2h.1 Informatie in het klantdossier opslaan.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3f

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het schadebehandelingstraject met betrekking tot zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3f.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade.

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

Klant is goed geïnformeerd, onder andere over hoe de schadebehandelingsprocedure werkt en de mate van dekking.

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Klant krijgt het juiste inzicht in de wijze waarop wordt bepaald of er recht op een uitkering is.

Kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op polisvoorwaarden, of op wet- of regelgeving, of regresrecht.

Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Wordt de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie en dat ik aan zijn kant sta?

Betaalt klant niet te veel zelf?

Gedrags- en kwaliteitscodes geven raamwerk en richting in het proces.

Begrijpt klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

Wordt de uitkering tijdig en juist gedaan?

3f.2 Beoordelen of een schade onder de afgesloten zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) valt.

Ingeval van schade.

Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of:

• dekking, dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is;

• de schade gedekt is;

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

De kandidaat bepaalt of de gegeven schade gedekt is onder de zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijkheden?

3f.3 Op basis van een voorbeeld aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorg- en ziektekosten verzekering is samengesteld.

Eenvoudige schade op een zorg- en ziektekostenverzekering

• Aan de hand van alle benodigde gegevens.

• Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Bijlage 10. Eindtermen en toetstermen module volmacht schade extra

[Vervallen per 09-12-2014]

Bijlage 11. Eindtermen en toetstermen module volmacht overig

[Vervallen per 09-12-2014]

Bijlage 12. Eindtermen en toetstermen periodieke examens

Periodieke examen

Toetstermen

Adviseur consumptief krediet

Module Consumptief Krediet: 1a.1, 1a.2, 1a.4, 1b.3, 1h.2, 1h.6, 1i.2, 1i.4, 2a.3, 2c.1, 2d.1, 2e.1, 3a.1, 3b.1, 3e.1, 3e.2, 4a.2, 4a.3.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5.

Adviseur zorgverzekering

Module Zorgverzekeringen: 1a.2, 1a.3, 1a.6, 1a.7, 1a.8, 1a.9, 1a.11, 1b.1, 1c.2, 1c.4, 1c.6, 1d.1, 1d.6, 1d.8, 1g.2, 1g.5, 1g.7, 1h.1, 1j.2, 1j.3, 1k.1, 1k.2, 1k.7, 1l.1, 1l.4, 1l.10, 1l.13, 2a.2, 2a.5, 2a.6, 2c.1, 2c.3, 2e.2, 2e.4, 2e.6, 2e.7, 2e.8, 2f.1, 2f.2, 2g.2, 2g.4, 3a.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 3f.1, 3f.2, 3f.3, 4a.3.

Adviseur schadeverzekering particulier

Module Schadeverzekeringen Particulier: 1a.4, 1a.10, 1a.11, 1b.2, 1c.3, 1c.6, 1c.8, 1c.12, 1c.14, 1d.3, 1d.4, 1d.18, 1f.8, 1g.2, 1h.2, 1h.4, 1h.6, 1h.8, 1h.10, 1h.22, 1h.26, 2b.2, 2c.1, 2c.2, 2c.4, 2d.1, 2d.2, 2e.1, 2e.2, 2e.6, 2e.7, 2e.11, 2e.12, 2g.1, 2g.2, 2g.6, 3d.3, 3e.1, 3e.2, 3e.3, 4a.2.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5.

Adviseur schadeverzekering zakelijk

Module Schadeverzekeringen Zakelijk: 1a.1, 1b.3, 1c.1, 1c.3, 1c.5, 1c.6, 1c.13, 1c.15, 1c.17, 1e.2, 1e.17, 1f.1, 1h.2, 1i.2, 1i.10, 1i.23, 1i.24, 2a.3, 2a.4, 2b.1, 2b.2, 2c.1, 2c.5, 2d.1, 2d.2, 2e.1, 2e.4, 2e.5, 2g.2, 2g.6, 3a.1, 3b.1, 3d.2, 3e.2, 4a.2.

Module Schadeverzekeringen Particulier: 1a.4, 1a.10, 1a.11, 1b.2, 1c.3, 1c.6, 1c.8, 1c.12, 1c.14, 1d.3, 1d.4, 1d.18, 1f.8, 1g.2, 1h.2, 1h.4, 1h.6, 1h.8, 1h.10, 1h.22, 1h.26, 2b.2, 2c.1, 2c.2, 2c.4, 2d.1, 2d.2, 2e.1, 2e.2, 2e.6, 2e.7, 2e.11, 2e.12, 2g.1, 2g.2, 2g.6, 3d.3, 3e.1, 3e.2, 3e.3, 4a.2.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5.

Adviseur vermogen

Module Vermogen: 1b.1, 1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1c.4, 1d.5, 1i.4, 1k.3, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6, 1m.7, 1m.8, 1m.11, 1o.1, 1o.2, 2a.4, 2c.1, 2d.2, 2d.3, 2g.2, 2g.5, 2g.8, 2g.10, 2i.2, 3a.2, 3b.3, 3d.2, 4a.2, 4b.2, 4b.3.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.5.

Adviseur inkomen

Module Inkomen: 1a.6, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.5, 1b.6, 1d.1, 1d.2, 1d.3, 1d.4, 1d.5, 1f.9, 1f.13, 1g.2, 1g.23, 1h.3, 1h.6, 1i.2, 1i.3, 1i.8, 1i.13, 1i.14, 1j.4, 1k.1, 1k.5, 1k.6, 1k.8, 1k.10, 1k.13, 2c.1, 2d.4, 2d.5, 2d.9, 2f.2, 2f.3, 2g.1, 2g.6, 2g.7, 3b.1, 3b.2, 3b.4, 3b.5, 3c.1, 3c.2, 3c.3, 3c.6, 3c.7, 3d.2, 3d.4, 3e.1, 4a.2, 4b.1, 4b.2.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5.

Adviseur hypothecair krediet

Module Hypothecair Krediet: 1a.1, 1a.2, 1a.3, 1a.4, 1a.5, 1a.9, 1a.11,1b.1, 1b.3, 1b.5, 1b.6, 1b.7, 1b.9, 1e.2, 1e.3, 1e.5, 1e.6, 1e.9, 1e.10, 1h.1, 1h.4, 1i.2, 1i.5, 1j.4, 2a.3, 2a.5, 2c.1, 2d.2, 2e.1, 3b.2, 3c.1, 3c.2, 3c.5, 3c.6, 3e.1, 3e.3, 3e.4, 3e.5.

Module Vermogen: 1b.1, 1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1c.4, 1d.5, 1i.4, 1k.3, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6, 1m.7, 1m.8, 1m.11, 1o.1, 1o.2, 2a.4, 2c.1, 2d.2, 2d.3, 2g.2, 2g.5, 2g.8, 2g.10, 2i.2, 3a.2, 3b.3, 3d.2, 4a.2, 4b.2, 4b.3.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.5.

Adviseur pensioen

Module Pensioen: 1a.1, 1b.1, 1b.5, 1b.6, 1c.4, 1c.5, 1c.10, 1c.11, 1c.12, 1d.5, 1e.1, 1e.2, 1e.4, 1e.7, 1f.1, 1f.2, 1f.3, 1f.4, 1g.3, 1g.4, 1g.5, 1g.6, 1g.7, 1g.8, 1g.9, 1g.10, 1g.11, 1g.12, 1g.13, 1g.14, 1h.1, 1h.2, 1h.3, 1h.4, 1h.5, 1h.6, 1h.7, 1h.8, 1h.9, 1h.12, 1h.13, 1h.14, 1h.15, 1h.16, 1h.17, 1h.18, 1h.19, 1h.20, 1h.23, 1i.1, 1i.8, 1i.10, 1i.11, 1j.2, 1j.3, 1j.6, 1j.7, 1j.9, 1j.14, 1j.17, 1j.18, 2a.5, 2c.1, 2e.1, 2e.2, 2e.3, 2e.4, 2f.1, 2f.2, 2g.1, 2g.2, 2g.3, 2g.4, 2g.6, 2g.7, 2h.2, 2j.1, 2j.2, 2j.3, 2j.4, 2j.5, 3a.2, 3b.1, 3b.2, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 3d.3, 3d.4, 3d.5, 3d.6, 3f.1, 3f.2, 3f.3, 3f.4, 3g.1, 4a.2, 4a.4.

Module Vermogen: 1b.1, 1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1b.16, 1c.4, 1d.5, 1f.4, 1f.8,1g.5, 1i.4, 1i.9, 1i.14, 1i.15, 1i.17, 1j.5,1k.3, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6, 1m.7, 1m.8, 1m.11, 1o.1, 1o.2, 2a.4, 2c.1, 2d.2, 2d.3, 2g.2, 2g.5, 2g.8, 2g.10, 2i.2, 3a.2, 3b.3, 3d.2, 4a.2, 4b.2, 4b.3

.

Module Basis: 1a.4, 1a.5, 1a.6, 1a.8, 1a.9, 1a.10, 1b.1, 1b.2, 1b.3, 1b.4, 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.5.

Bijlage 13. Eindtermen en toetstermen bijzondere examens

Bijzondere examen

Toetstermen

Adviseur consumptief krediet

Module Consumptief krediet: 1a.1,1a.2, 1a.4, 1b.3, 1h.2, 1h.6, 1i,2, 1i.4, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1, 2c.1 t/m 2c.3, 2d.1 t/m 2d.2, 2e.1 t/m 2e.3, 2f.1, 2g.1, 3a.1, 3a.2, 3b.1 t/m 3b.3, 3c.1, 3d.1, 3e.1, 3e.2, 4a.2, 4a.3

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur zorgverzekering

Module Zorgverzekeringen: 1a.2, 1a.3, 1a.6 t/m 1a.9, 1a.11, 1b.1, 1c.2, 1c.4, 1c.6, 1d.1, 1d.6, 1d.8, 1g.2, 1g.5, 1g.7, 1h.1, 1j.2, 1j.3, 1k.1, 1k.2, 1k.7, 1l.1, 1l.4, 1l.10, 1l.13, 2a.1 t/m 2a.6, 2b.1, 2c.1 t/m 2c.3, 2d.1, 2e.1 t/m 2e.9, 2f.1, 2f.2, 2g.1 t/m 2g.4, 2h.1, 3a.1, 3b.1, 3c.1 t/m 3c.3, 3d.1, 3d.2, 3e.1, 3e.2, 3f.1 t/m 3f.3, 4a.3

Adviseur schadeverzekering particulier

Module Schadeverzekeringen particulier: 1a.4, 1a.10, 1a.11, 1b.2, 1c.3, 1c.6, 1c.8, 1c.12, 1c.14, 1.d.3, 1d.4, 1d.18, 1f.8, 1g.2, 1h.2, 1h.4, 1h.6, 1h.8, 1h.10, 1h.22, 1h.26, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1 t/m 2b.3, 2c.1 t/m 2c.4, 2d.1, 2d.2, 2e.1 t/m 2e.12, 2e.14 t/m 2e.17, 2f.1 t/m 2f.8, 2g.1 t/m 2g.8, 2h.1, 3a.1, 3a.2, 3b.1, 3c.1 t/m 3c.3, 3d.1 t/m 3d.4, 3e.1 t/m 3e.4, 4a.2

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur schadeverzekering zakelijk

Module Schadeverzekeringen zakelijk: 1a.1, 1b.3, 1c.1,1c.3, 1c.5, 1c.6,1c.13, 1c.15, 1c.17, 1e.2, 1e. 17, 1f.1, 1h.2, 1i.2, 1i.10, 1i.23, 1i.24,2a.1 t/m 2a.5, 2b.1 t/m 2b.3, 2c.1 t/m 2c.7, 2d.1, 2d.2, 2e.1 t/m 2e.18, 2f.1 t/m 2f.8, 2g.1 t/m 2g.7, 2h.1, 3a.1, 3a.2, 3b.1, 3c.1 t/m 3c.3, 3d.1 t/m 3d.4, 3e.1 t/m 3e.3, 4a.2

Module Schadeverzekeringen particulier: 1a.4, 1a.10, 1a.11, 1b.2, 1c.3, 1c.6, 1c.8, 1c.12, 1c.14, 1d.3, 1d.4, 1d.18, 1f.8, 1g.2, 1h.2, 1h.4, 1h.6, 1h.8, 1h.10, 1h.22, 1h.26, 2b.2, 2c.1, 2c.2, 2c.4, 2d.1, 2d.2, 2e.1, 2e.2, 2e.6, 2e.7, 2e.11, 2e.12, 2g.1, 2g.2, 2g.6, 3d.3, 3e.1, 3e.2, 3e.3, 4a.2

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur vermogen

Module Vermogen: 1b.1,1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1c.4, 1d.5, 1i.4, 1k.3, 1k.5, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6 t/m 1m.8, 1m.11, 1o.1,1o.2, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1, 2c.1, 2d.1 t/m 2d.4, 2e.1, 2f.1, 2f.2, 2g.1 t/m 2g.13, 2h.1 t/m 2h.3, 2i.1 t/m 2i.6, 3a.1 t/m 3a.3, 3b.1 t/m 3b.5, 3c.1 t/m 3c.5, 3d.1 t/m 3d.3, 4a.2, 4b.2, 4b.3

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur inkomen

Module Inkomen: 1a.6, 1b.1 t/m 1b.3, 1b.5,1b.6, 1d.1 t/m 1d.5, 1f.9, 1f.13,1g.2, 1g.23, 1h,3, 1h.6, 1i.2, 1i.3, 1i.8, 1j.4, 1k.1, 1k.2, 1k.5, 1k.6, 1k.8, 1k.10, 1k.13, 2a.1 t/m 2a.4, 2b.1, 2c.1, 2d.1 t/m 2d.12, 2e.1, 2e.2, 2f.1 t/m 2f.5, 2g.1 t/m 2g.7, 2h.1, 3a.1, 3a.2, 3b.1 t/m 3b.5, 3c.1 t/m 3c7, 3d.1 t/m 3d.4, 3e.1 t/m 3e.3, 4a.2, 4b.1, 4b.2

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur hypothecair krediet

Module Hypothecair krediet: 1a.1 t/m 1a.5, 1a.9, 1a.11, 1b.1, 1b.3, 1b.5 t/m 1b.7, 1b.9, 1e.2, 1e.3, 1e.5,1e.6, 1e.9,1e.10, 1h.1, 1h.4, 1i.2, 1i.5,1j.4, 1j.5, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1,2c.1, 2c.2, 2d.1, 2d.2, 2e.1 t/m 2e.4, 2f.1, 3a.1, 3a.2, 3b.1, 3b.2, 3c.1 t/m 3c.7, 3d.1, 3e.1, 3e.3 t/m 3e.5, 3f.1

Module Vermogen:. 1b.1,1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1c.4, 1d.5, 1i.4, 1k.3, 1k.5, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6 t/m 1m.8, 1m.11, 1o.1,1o.2, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1, 2c.1, 2d.1 t/m 2d.4, 2e.1, 2f.1, 2f.2, 2g.1 t/m 2g.13, 2h.1 t/m 2h.3, 2i.1 t/m 2i.6, 3a.1 t/m 3a.3, 3b.1 t/m 3b.5, 3c.1 t/m 3c.5, 3d.1 t/m 3d.3, 4a.2, 4b.2, 4b.3

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Adviseur pensioen

Module Pensioenverzekeringen: 1a.1, 1b.1, 1b.5, 1b.6, 1c.4, 1c.5, 1c.10 t/m 1c.12, 1d.5, 1e.1, 1e.2, 1e.4, 1e.7, 1f.1 t/m 1f.4, 1g.3 t/m 1g.14, 1h.1 t/m 1h.9, 1h.12 t/m 1h.20, 1h.23, 1i.1, 1i.8, 1i.10, 1i.11, 1j.2, 1j.3, 1j.6, 1j.7, 1j.9, 1j.14, 1j.17, 1j.18, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1, 2c.1 t/m 2c.3, 2d.1,2e.1 t/m 2e.4, 2f.1, 2f.2, 2g.1 t/m 2g.7, 2h.1, 2h.2, 2i.1, 2j.1 t/m 2j.5, 3a.1, 3a.2, 3b.1, 3b.2, 3c.1, 3c.2, 3d.1 t/m 3d.6, 3e.1, 3e.2, 3f.1 t/m 3f.4, 3g.1, 4a.2 en 4a.4

Module Vermogen: 1b.1,1b.4, 1b.5, 1b.8, 1b.9, 1c.4, 1d.5, 1i.4, 1k.3, 1k.5, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1m.1, 1m.6 t/m 1m.8, 1m.11, 1o.1,1o.2, 2a.1 t/m 2a.5, 2b.1, 2c.1, 2d.1 t/m 2d.4, 2e.1, 2f.1, 2f.2, 2g.1 t/m 2g.13, 2h.1 t/m 2h.3, 2i.1 t/m 2i.6, 3a.1 t/m 3a.3,3b.1 t/m 3b.5, 3c.1 t/m 3c.5, 3d.1 t/m 3d.3, 4a.2, 4b.2, 4b.3

Module Basis: 1a.4. t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1 t/m 1b.5, 1b.11, 1c.2, 1c.5, 1c.7, 1c.11, 1d.1, 1d.7, 1d.9, 1d.19, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 2a.1, 2b.1, 2d.1, 3b.1, 3c.1, 3d.1, 3d.2, 4a.2, 4a.3, 4a.5

Naar boven