Regeling risicoverevening 2013

[Regeling materieel uitgewerkt per 21-12-2014.]
Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 10-02-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 11 december 2012, Z-3145784, houdende bepalingen omtrent de in de Zorgverzekeringswet bedoelde vereveningsbijdrage voor het jaar 2013 (Regeling risicoverevening 2013)

Hoofdstuk 1. Definities en algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    • a. dbc-zorgproduct: een declarabele prestatie die is afgeleid uit subtrajecten en zorgactiviteiten via door de zorgautoriteit vastgestelde beslisbomen;

    • b. dbc-zorgproduct in het vrije segment: een dbc-zorgproduct waarvan de prijs tot stand komt in vrije onderhandeling;

    • c. dbc-zorgproduct in het gereguleerde segment: een dbc-zorgproduct waarvan de maximumprijs wordt bepaald door de zorgautoriteit;

    • d. overig zorgproduct: een declarabele prestatie binnen de medisch-specialistische zorg, niet zijnde een dbc-zorgproduct;

    • e. expertproduct: een dbc-zorgproduct dat minder dan zes keer voorkomt in het dbc informatie systeem (DIS);

    • f. add-on: een door de zorgautoriteit te omschrijven overig zorgproduct op het terrein van de intensive care, dure geneesmiddelen of weesgeneesmiddelen, bestaande uit zorgactiviteiten behorende bij een dbc-zorgproduct;

    • g. add-on voor groeihormonen: een add-on betrekking hebbende op dure geneesmiddelen op het terrein van groeihormonen (ATC-codes H01AC01 en H01AC03);

    • h. eerstelijnsdiagnostiek: een overig zorgproduct dat betrekking heeft op diagnostiek door een ziekenhuis, een huisartsenlaboratorium, een productiesamenwerkingsverband of een zelfstandig behandelcentrum op verzoek van de eerste lijn;

    • i. landelijke vaste kosten factor: een factor waarmee het Zorginstituut op basis van historische kosten ziekenhuisverpleging per zorgverzekeraar de ex ante deelbedragen berekent voor de kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’ in 2013;

    • j. geriatrische revalidatiezorg: zorg zoals omschreven in artikel 2.5 c van het Besluit zorgverzekering.

Artikel 2

  • 1 Het macro-prestatiebedrag voor het jaar 2013 bedraagt € 38.603,6 miljoen.

  • 2 Het macro-prestatiebedrag is opgebouwd uit de volgende macro-deelbedragen:

    • a. het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg ad € 18.078,3 miljoen;

    • b. het macro-deelbedrag vaste zorgkosten ad € 2.843,0 miljoen;

    • c. het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg ad € 4.144,6 miljoen;

    • d. het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties ad € 13.537,7 miljoen.

  • 3 Het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt gesplitst in:

    • a. het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar ad € 661,5 miljoen;

    • b. het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder ad € 3.483,1 miljoen.

Artikel 3

  • 1 De opbrengst van de nominale rekenpremie wordt voor het jaar 2013 geraamd op € 15.358,6 miljoen.

  • 2 De opbrengst van het verplicht eigen risico wordt voor het jaar 2013 geraamd op € 2.865,2 miljoen.

Artikel 4

De beschikbare middelen voor het verstrekken van de bijdragen aan zorgverzekeraars, bedoeld in artikel 32, vierde lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet, omvatten voor het jaar 2013, naast de middelen, bedoeld in § 1.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering, een bedrag van € 20.379,7 miljoen.

Hoofdstuk 2. Regels ten behoeve van de toekenning van de vereveningsbijdrage (ex ante) aan een zorgverzekeraar

Artikel 5

  • 2 Het Zorginstituut verdeelt het macro-deelbedrag vaste zorgkosten over zorgverzekeraars aan de hand van de gemiddelde vaste kosten per verzekerde per zorgverzekeraar in het jaar 2011, de landelijke vaste kostenfactor 2013 en de geraamde aantallen verzekerden voor het vereveningsjaar 2013.

Artikel 6

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, bijlage 1, tabel 1.2, en bijlage 2, tabel 2.4, wordt een verzekerde die in het buitenland woont ingedeeld in de FKG-klassen ‘Geen FKG’ en ‘Geen FKG psychische aandoeningen’, waarbij voor hem het gewicht van die klassen door het Zorginstituut wordt vastgesteld op een percentage van het gewicht van de FKG-klassen ‘Geen FKG’ respectievelijk ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ zoals dat op grond van bijlage 1, tabel 1.2, en bijlage 2, tabel 2.4, voor in Nederland wonende verzekerden geldt.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, en bijlage 1, tabel 1.3, wordt een verzekerde die in het buitenland woont ingedeeld in de DKG-klasse ‘0’, waarbij voor hem het gewicht van die klasse door het Zorginstituut wordt vastgesteld op een percentage van het gewicht van de DKG-klasse ‘0’ zoals dat op grond van bijlage 1, tabel 1.3, voor in Nederland wonende verzekerden geldt.

Artikel 7

  • 1 De nominale rekenpremie per jaar bedraagt € 1.154 per zorgverzekering waarvoor premie moet worden betaald.

  • 2 Het Zorginstituut raamt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, door het geraamde aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moet worden betaald te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie.

  • 3 Het Zorginstituut raamt het aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moet worden betaald, bedoeld in het tweede lid, door het geraamde aantal zorgverzekeringen van verzekerden van achttien jaar en ouder bij een zorgverzekeraar, te verminderen met het geraamde aantal zorgverzekeringen van verzekerden, bedoeld in artikel 24 van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 8

  • 2 Het Zorginstituut gaat voor de bepaling van de geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, voor verzekerden van achttien jaar of ouder die zowel onder het criterium ‘Geen FKG’, als onder de criteria ‘DKG 0’ en ‘Geen MHK’ vallen, uit van verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen naar leeftijd en geslacht, aard van het inkomen, en regio en de in bijlage 4 genoemde gewichten. Hierbij wordt de in de bijlage 4 aangegeven klassenindeling van de criteria aangehouden.

  • 3 De geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 313,51 voor verzekerden van achttien jaar of ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is.

Hoofdstuk 3. Regels ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage (ex post) ten behoeve van een zorgverzekeraar

Artikel 9

  • 1 Een verzekerde die slechts gedurende een deel van het vereveningsjaar bij een zorgverzekeraar verzekerd was, telt voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage voor die zorgverzekeraar mee in een mate die bepaald wordt door het aantal dagen dat hij in dat jaar bij die zorgverzekeraar verzekerd was te delen door het aantal dagen in dat jaar.

  • 2 Indien een verzekerde gedurende een aantal dagen van het vereveningsjaar bij meer dan één zorgverzekeraar verzekerd was, telt hij voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage over die periode mee in een mate die bepaald wordt door het getal 1 te delen door het aantal zorgverzekeraars waarbij hij in die periode verzekerd was.

Artikel 10

Artikel 11

  • 1 Nadat het Zorginstituut de gerealiseerde kosten op de in de artikelen 12 tot en met 14, en 18 beschreven wijze heeft toegedeeld, herberekent het Zorginstituut voor de clusters ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’, ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ en ‘overige prestaties’, de relevante gewichten.

  • 2 Het Zorginstituut gaat bij de herberekening, bedoeld in het eerste lid, uit van de gerealiseerde kosten voor elk van de in het eerste lid genoemde clusters van prestaties, van gerealiseerde aantallen verzekerden per klasse van ieder criterium en van de verhouding tussen de gewichten in de in artikel 10 genoemde bijlagen.

  • 3 De gerealiseerde aantallen verzekerden per klasse van ieder criterium worden voor de hiernavolgende criteria aan de hand van realisatiecijfers over de volgende jaren berekend:

    • a. leeftijd en geslacht: 2013;

    • b. FKG’s: 2012;

    • c. FKG’s psychische aandoeningen: 2012;

    • d. DKG’s: 2012;

    • e. aard van het inkomen: 2013;

    • f. SES: 2013;

    • g. éénpersoonsadres: 2013;

    • h. regio: 2013;

    • i. ggz-regio: 2013;

    • j. kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de lage drempel: 2012;

    • k. kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de hoge drempel: 2012;

    • l. meerjarig hoge kosten: 2010, 2011 en 2012 gecorrigeerd voor opbrengstresultaten;

    • m. leeftijd onder achttien jaar: 2013

  • 4 In afwijking van het tweede en derde lid herberekent het Zorginstituut het gewicht van de DKG-klasse ‘0’ van het criterium DKG’s dusdanig, dat het voor dit criterium gesommeerde resultaat van de vermenigvuldiging van de gewichten met het gerealiseerde aantal verzekerden, macro per saldo nul bedraagt.

  • 5 In afwijking van het tweede en derde lid herberekent het Zorginstituut het gewicht van de klasse ‘Geen MHK’ van het criterium meerjarig hoge kosten dusdanig, dat het voor dit criterium gesommeerde resultaat van de vermenigvuldiging van de gewichten met het gerealiseerde aantal verzekerden, macro per saldo nul bedraagt.

  • 6 In afwijking van het tweede en derde lid herberekent het Zorginstituut het gewicht van de klasse ‘Geen kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de lage drempel’ van het criterium kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de lage drempel en het gewicht van de klasse ‘Geen kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de hoge drempel’ van het criterium kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de hoge drempel dusdanig, dat per criterium het gesommeerde resultaat van de vermenigvuldiging van de gewichten met het gerealiseerde aantal verzekerden, macro per saldo nul bedraagt.

Artikel 12

  • 1 Het Zorginstituut merkt kosten als bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit zorgverzekering voor prestaties van grensoverschrijdende zorg die zodanig zijn gespecificeerd, dat:

    • a. uit de specificatie blijkt dat zij ofwel gelden als kosten van geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden – met uitzondering van de kosten, bedoeld in subonderdeel b –, ofwel als kosten van verblijf als bedoeld in artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering – met uitzondering van de kosten, bedoeld in subonderdeel b – voor 85 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’ en voor 15 procent aan als kosten van het cluster 'vaste zorgkosten';

    • b. uit de specificatie blijkt dat zij gelden als kosten van geneeskundige zorg die gericht is op herstel van een psychische aandoening en, voor zover die zorg daarmee gepaard gaat, kosten van verblijf, aan als kosten van het cluster ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ voor verzekerden jonger dan achttien jaar of kosten van het cluster ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ voor verzekerden van achttien jaar en ouder;

    • c. uit de specificatie niet blijkt dat zij gelden als kosten als bedoeld onder a of b voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘overige prestaties’.

  • 2 Het Zorginstituut merkt kosten voor prestaties van grensoverschrijdende zorg die gemaakt zijn met toepassing van internationale regelingen inzake sociale zekerheid, voor 75 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’, voor 10 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’, en voor 15 procent aan als kosten van het cluster 'overige prestaties'.

Artikel 13

  • 1 Met uitzondering van betalingen uit hoofde van een verplicht of vrijwillig eigen risico, deelt het Zorginstituut zorgkosten die voor rekening komen van de verzekerden niet toe aan een cluster van prestaties.

  • 2 Het Zorginstituut deelt renteheffingskosten niet toe aan een cluster van prestaties.

Artikel 14

  • 1 Het Zorginstituut merkt de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 2 Het Zorginstituut merkt kostencomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 75 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 3 Het Zorginstituut merkt de honorariumcomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 4 Het Zorginstituut merkt de kosten- en honorariumcomponent van de kosten van overige zorgproducten, uitgezonderd de kosten voor eerstelijnsdiagnostiek en de kosten van de add-ons voor dure en weesgeneesmiddelen niet zijnde add-ons voor groeihormonen, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 5 Het Zorginstituut merkt kosten voor prestaties waarop de beleidsregel ‘Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg’ van de zorgautoriteit van toepassing is, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 6 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, voor een door hem per instelling vast te stellen percentage aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

  • 7 Het Zorginstituut merkt de kosten van de trombosediensten, de Stichting Kinderoncologie Nederland en van de Nederlandse Transplantatiestichting voor 75 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.

Artikel 15

  • 1 Het Zorginstituut baseert de herberekening per zorgverzekeraar van de kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’ op de vaste kosten in het jaar 2012.

  • 2 Het Zorginstituut merkt kostencomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 25 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 3 Het Zorginstituut merkt de kostencomponent en de honorariumcomponent van de kosten van expertproducten in het vrije en gereguleerde segment voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 4 Het Zorginstituut merkt de kosten van de add-ons voor dure en weesgeneesmiddelen, uitgezonderd de kosten van de add-ons voor groeihormonen, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 5 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, voor een door hem per instelling voor medisch-specialistisch zorg vast te stellen percentage aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 6 Het percentage per instelling, bedoeld in het vijfde lid, is gelijk aan 100 minus het percentage, bedoeld in artikel 14, zesde lid.

  • 7 Het Zorginstituut merkt de kosten van geriatrische revalidatiezorg voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 8 Het Zorginstituut merkt voor instellingen voor geriatrische revalidatiezorg de door de zorgautoriteit vastgestelde bedragen ter verrekening van de in 2013 optredende verschillen tussen de omzet in dbc’s enerzijds, en de omzet in zorgzwaartepakketten als bedoeld in de Regeling zorgaanspraken AWBZ en in extramurale producten als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten anderzijds, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 9 Het Zorginstituut merkt de kosten van de trombosediensten, de Stichting Kinderoncologie Nederland en van de Nederlandse Transplantatiestichting voor 25 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 10 Het Zorginstituut merkt de kosten voor de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 11 Het Zorginstituut merkt de kosten voor de Projectgelden geneeskundige GGZ voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

  • 12 Het Zorginstituut calculeert 100 procent na op het verschil tussen de kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’, vastgesteld ingevolge het tweede tot en met tiende lid enerzijds, en het herberekende deelbedrag vaste kosten van ziekenhuisverpleging na toepassing van het eerste lid, anderzijds.

Artikel 16

Het Zorginstituut calculeert 100 procent na op het verschil tussen de gerealiseerde kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar enerzijds, en het herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in artikel 3.12, derde lid, van het Besluit zorgverzekering, anderzijds.

Artikel 17

Het Zorginstituut past als volgt hoge kostencompensatie toe op het herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder, bedoeld in artikel 3.12, derde lid, van het Besluit zorgverzekering:

  • a. 90 procent van de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, voor zover deze kosten het bedrag van € 10.000 per verzekerde op jaarbasis overschrijden, wordt berekend;

  • b. vervolgens worden de uitkomsten uit onderdeel a, per zorgverzekeraar gesommeerd;

  • c. Daarna wordt het percentage berekend dat voortvloeit uit de verhouding tussen de som van de uitkomsten van onderdeel b van alle zorgverzekeraars samen en de herberekende deelbedragen kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder van alle zorgverzekeraars samen, en dit percentage wordt toegepast op het corresponderende herberekende deelbedrag van een zorgverzekeraar;

  • d. ten slotte wordt het herberekende deelbedrag per zorgverzekeraar nogmaals herberekend door hierbij het resultaat van onderdeel b op te tellen en vervolgens te verminderen met het resultaat van onderdeel c.

Artikel 18

  • 1 Het Zorginstituut merkt de kosten van eerstelijnsdiagnostiek voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘overige prestaties’.

  • 2 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties waarop de beleidsregels ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties’ of ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ van de zorgautoriteit van toepassing zijn, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘overige prestaties’.

Artikel 20

Hoofdstuk 5. Betaling van de vereveningsbijdrage aan zorgverzekeraar door het Zorginstituut

Artikel 22

De betaling van de bijdrage geschiedt overeenkomstig door het Zorginstituut te stellen beleidsregels, waarin ten minste een betaalschema is opgenomen dat rekening houdt met het betaalschema van de zorgverzekeraars.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 24

In afwijking van hetgeen daarover in artikel 3.12, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling zorgverzekering zoals dat met betrekking tot het jaar 2010 gold en van hetgeen daarover in artikel 3.11, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling zorgverzekering zoals dat met betrekking tot het jaar 2011 gold, was geregeld, merkt het Zorginstituut kosten van prestaties die overeenstemmen met prestaties waarop de zorgverzekering recht geeft en die de verzekerde buiten Nederland heeft gemaakt aan als kosten van het cluster ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar’ of kosten van het cluster 'geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar of ouder' indien uit de specificatie blijkt dat zij gelden als kosten van geneeskundige zorg die gericht is op herstel van een psychische aandoening en, voor zover die zorg daarmee gepaard gaat, kosten van verblijf.

Artikel 26

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 30 september 2012.

  • 2 Artikel 23 werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 3 Artikel 24 werkt voor zover dat betrekking heeft op het jaar 2010 terug tot en met 1 januari 2010 en voor zover dat betrekking heeft op het jaar 2011 terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

Bijlage 1. behorende bij artikelen 5 en 10, eerste lid

De bijlage betreft kosten van zorg behorende tot de clusters ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’ en ‘overige prestaties’.

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 5) en vormen de basis voor de herberekening van de gewichten ten behoeve van de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 10, eerste lid).

Tabel 1.1: Gewichten voor het criterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
   

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

Mannen

0 jaar

3.630,87

945,77

 

1–4 jaar

771,38

684,43

 

5–9 jaar

619,53

770,02

 

10–14 jaar

595,94

713,17

 

15–17 jaar

647,29

723,42

 

18–24 jaar

644,04

531,72

 

25–29 jaar

645,80

547,66

 

30–34 jaar

670,73

572,17

 

35–39 jaar

715,12

590,06

 

40–44 jaar

765,01

610,76

 

45–49 jaar

875,92

655,82

 

50–54 jaar

1.009,89

701,62

 

55–59 jaar

1.240,12

783,76

 

60–64 jaar

1.420,90

829,16

 

65–69 jaar

1.786,63

953,66

 

70–74 jaar

2.094,71

1.011,25

 

75–79 jaar

2.474,33

1.105,11

 

80–84 jaar

2.444,22

1.238,28

 

85–89 jaar

2.333,58

1.480,92

 

90+ jaar

2.170,21

1.868,00

Vrouwen

0 jaar

3.149,55

840,71

 

1–4 jaar

671,89

630,14

 

5–9 jaar

580,80

701,71

 

10–14 jaar

584,16

715,23

 

15–17 jaar

684,13

826,11

 

18–24 jaar

801,96

739,46

 

25–29 jaar

1.115,93

1.021,04

 

30–34 jaar

1.191,84

1.066,54

 

35–39 jaar

1.023,15

831,35

 

40–44 jaar

902,28

713,85

 

45–49 jaar

979,63

739,15

 

50–54 jaar

1.075,89

788,28

 

55–59 jaar

1.158,77

846,84

 

60–64 jaar

1.262,18

881,61

 

65–69 jaar

1.481,11

997,38

 

70–74 jaar

1.661,91

1.066,25

 

75–79 jaar

1.844,80

1.197,40

 

80–84 jaar

1.829,09

1.368,61

 

85–89 jaar

1.716,11

1.605,57

 

90+ jaar

1.469,58

1.919,50

Tabel 1.2: Gewichten voor het criterium FKG’s (in euro’s per verzekerde)
 

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

FKG’s

   

Geen FKG

–72,75

–136,16

Glaucoom

106,05

193,92

Schildklieraandoeningen

68,48

113,33

Psychose, Alzheimer en verslaving

–486,26

1.097,32

Depressie

113,58

190,78

Neuropathische pijn

477,69

700,92

Hoog cholesterol

120,40

233,79

Diabetes type II zonder hypertensie

229,11

475,92

COPD/Zware astma

692,41

939,33

Astma

201,37

503,71

Diabetes type II met hypertensie

353,16

625,82

Epilepsie

221,93

602,92

Ziekte van Crohn/Colitis Ulcerosa

547,47

472,58

Hartaandoeningen

1.135,33

328,73

Reuma

393,67

23,23

Parkinson

–440,07

2.378,66

Diabetes type I

195,10

1.313,03

Transplantaties

–464,51

755,30

Cystic fibrosis/pancreasenzymen

592,32

4.453,23

Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg

–3.035,16

4.874,37

Kanker

857,86

–372,26

Hormoongevoelige tumoren

–373,38

560,96

HIV/AIDS

–3.113,34

7.161,88

Nieraandoeningen

3.455,45

2.189,00

Groeihormonen

11.520,36

–7.182,31

Tabel 1.3: Gewichten voor het criterium DKG’s (in euro’s per verzekerde)
 

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

DKG’s

   

0

–165,64

–34,60

1

249,17

149,16

2

588,45

134,10

3

771,74

111,71

4

1.049,24

166,09

5

1.265,74

427,14

6

2.016,00

297,65

7

2.286,42

701,02

8

3.473,36

644,03

9

2.761,03

1.029,08

10

4.699,02

1.495,54

11

5.760,07

3.929,63

12

6.212,85

3.984,07

13

9.322,14

2.597,59

14

57.547,16

542,88

15

71.142,21

–4.876,40

Tabel 1.4: Gewichten voor het criterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
   

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

 

0–17 jaar

0,00

0,00

Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

252,56

399,56

 

35–44 jaar

299,53

390,69

 

45–54 jaar

305,43

313,62

 

55–64 jaar

268,54

194,71

Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

83,48

17,05

 

35–44 jaar

173,58

159,16

 

45–54 jaar

204,53

199,40

 

55–64 jaar

161,24

133,09

Zelfstandigen

18–34 jaar

–64,02

–61,95

 

35–44 jaar

–88,72

–58,08

 

45–54 jaar

–128,00

–79,20

 

55–64 jaar

–139,16

–88,12

Referentiegroep

18–34 jaar

–9,72

–14,87

 

35–44 jaar

–16,93

–25,09

 

45–54 jaar

–26,32

–32,06

 

55–64 jaar

–48,74

–37,15

 

65+ jaar

0,00

0,00

Tabel 1.5: Gewichten voor het criterium regio (in euro’s per verzekerde)
 

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

Regio

   

1

68,81

16,14

2

31,98

5,24

3

19,36

4,02

4

12,11

6,13

5

5,70

3,18

6

–2,97

0,72

7

–16,30

1,85

8

–31,74

–5,19

9

–34,58

–7,07

10

–51,85

–24,79

Tabel 1.6: Gewichten voor het criterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
   

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

SES > 15 bewoners

0–17 jaar

11,81

15,60

 

18–64 jaar

139,96

–64,67

 

65+ jaar

–298,54

379,52

SES 1 (laag)

0–17 jaar

11,81

15,60

 

18–64 jaar

38,55

21,19

 

65+ jaar

370,15

120,47

SES 2 (midden)

0–17 jaar

–13,75

–9,38

 

18–64 jaar

11,76

17,47

 

65+ jaar

–35,75

–12,25

SES 3 (hoog)

0–17 jaar

–4,73

–33,33

 

18–64 jaar

–44,72

–33,61

 

65+ jaar

–99,22

–85,31

Tabel 1.7: Gewichten voor het criterium meerjarig hoge kosten (in euro’s per verzekerde)
 

Variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Kosten van overige prestaties

MHK’s

   

Geen MHK

–122,39

–146,40

MHK 2 voorafgaande jaren hoge kosten in de top 10 procent

1.425,35

1.066,82

MHK 3 jaar hoge kosten in top 15 procent

994,86

1.018,29

MHK 2 voorafgaande jaren hoge kosten in de top 10 procent

1.526,83

1.758,11

MHK 3 jaar hoge kosten in top 7 procent

2.372,46

2.906,61

MHK 3 jaar hoge kosten in top 4 procent

3.826,59

5.179,35

MHK 3 jaar hoge kosten in top 1,5 procent

8.354,40

13.281,83

Bijlage 2. behorende bij artikel 5 en, wat betreft tabel 2.1, bij artikel 10, tweede lid

De bijlage betreft de kosten van zorg behorende tot de clusters ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ voor verzekerden jonger dan achttien jaar en ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ voor verzekerden van achttien jaar en ouder.

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar en vormen wat betreft tabel 2.1 de basis voor de herberekening van de gewichten ten behoeve van de ex post berekening van de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar (art. 10, tweede lid).

De gewichten bevatten geen correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 2.1: Gewichten voor het criterium leeftijd onder achttien jaar (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden jonger dan achttien jaar

Leeftijd onder achttien jaar

 

Wel

191,96

Niet

0,00

Tabel 2.2: Gewichten voor het criterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
   

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Mannen

18–24 jaar

314,69

 

25–29 jaar

315,94

 

30–34 jaar

317,10

 

35–39 jaar

295,02

 

40–44 jaar

268,89

 

45–49 jaar

265,44

 

50–54 jaar

249,29

 

55–59 jaar

237,26

 

60–64 jaar

237,26

 

65–69 jaar

213,16

 

70–74 jaar

213,07

 

75–79 jaar

211,96

 

80–84 jaar

224,70

 

85–89 jaar

205,88

 

90+ jaar

205,88

Vrouwen

18–24 jaar

335,88

 

25–29 jaar

298,73

 

30–34 jaar

274,71

 

35–39 jaar

268,89

 

40–44 jaar

268,89

 

45–49 jaar

262,40

 

50–54 jaar

249,29

 

55–59 jaar

237,26

 

60–64 jaar

237,26

 

65–69 jaar

216,39

 

70–74 jaar

220,53

 

75–79 jaar

210,62

 

80–84 jaar

205,88

 

85–89 jaar

205,88

 

90+ jaar

205,88

Tabel 2.3: Gewichten voor het criterium ggz-regio (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

ggz-regio

 

1

77,51

2

11,55

3

6,04

4

–13,73

5

–13,73

6

–13,73

7

–13,73

8

–13,73

9

–13,73

10

–13,73

Tabel 2.4: Gewichten voor het criterium FKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

FKG’s

 

Geen FKG psychische aandoeningen

–39,34

FKG psychose

3.136,39

FKG psychose depot

7.241,89

FKG chronische stemmingsstoornissen

340,78

FKG verslaving

2.258,04

FKG bipolair regulier

868,29

FKG bipolair complex

2.513,17

FKG ADHD

89,67

Tabel 2.5: Gewichten voor het criterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

958,12

 

35–44 jaar

353,43

 

45–54 jaar

138,95

 

55–64 jaar

40,34

Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

625,36

 

35–44 jaar

442,90

 

45–54 jaar

279,92

 

55–64 jaar

114,84

Zelfstandigen

18–34 jaar

–49,77

 

35–44 jaar

–43,94

 

45–54 jaar

–24,34

 

55–64 jaar

–12,32

Referentiegroep

18–34 jaar

–49,77

 

35–44 jaar

–37,09

 

45–54 jaar

–24,34

 

55–64 jaar

–12,32

 

65+ jaar

0,00

Tabel 2.6: Gewichten voor het criterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

SES > 15 bewoners

18–64 jaar

1.939,17

 

65+ jaar

90,69

SES 1 (laag)

18–64 jaar

–16,81

 

65+ jaar

20,05

SES 2 (midden)

18–64 jaar

3,48

 

65+ jaar

–7,91

SES 3 (hoog)

18–64 jaar

–26,97

 

65+ jaar

–7,91

Tabel 2.7: Gewichten voor het criterium eenpersoonsadres (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Eenpersoonsadres

 

Niet

–21,13

Wel

106,81

Tabel 2.8: Gewichten voor het criterium kosten geneeskundige ggz boven de lage drempel (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Kosten geneeskundige ggz boven lage drempel

 

Niet

–39,24

Wel

876,49

Tabel 2.9: Gewichten voor het criterium kosten geneeskundige ggz boven de hoge drempel (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Kosten geneeskundige ggz boven hoge drempel

 

Niet

–84,53

Wel

5.656,90

Bijlage 3. behorende bij artikel 10, tweede lid

De bijlage betreft kosten van zorg behorend tot de cluster ‘geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ voor verzekerden van achttien jaar en ouder.

De in deze bijlage genoemde gewichten vormen de basis voor de herberekening van de gewichten ten behoeve van de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 10, tweede lid).

De gewichten bevatten een correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.1: Gewichten voor het criterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
   

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Mannen

18–24 jaar

283,73

 

25–29 jaar

297,24

 

30–34 jaar

303,64

 

35–39 jaar

299,24

 

40–44 jaar

279,69

 

45–49 jaar

276,09

 

50–54 jaar

254,14

 

55–59 jaar

234,63

 

60–64 jaar

219,97

 

65–69 jaar

192,74

 

70–74 jaar

192,92

 

75–79 jaar

200,08

 

80–84 jaar

215,85

 

85–89 jaar

199,59

 

90+ jaar

191,65

Vrouwen

18–24 jaar

338,43

 

25–29 jaar

338,01

 

30–34 jaar

312,54

 

35–39 jaar

309,82

 

40–44 jaar

294,08

 

45–49 jaar

284,08

 

50–54 jaar

261,30

 

55–59 jaar

230,27

 

60–64 jaar

219,97

 

65–69 jaar

191,65

 

70–74 jaar

191,65

 

75–79 jaar

191,65

 

80–84 jaar

191,65

 

85–89 jaar

191,65

 

90+ jaar

191,65

Tabel 3.2: Gewichten voor het criterium ggz-regio (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

ggz-regio

 

1

48,97

2

16,97

3

10,02

4

–6,61

5

–9,92

6

–12,01

7

–12,01

8

–12,01

9

–12,01

10

–12,01

Tabel 3.3: Gewichten voor het criterium FKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

FKG’s

Geen FKG psychische aandoeningen

–35,04

FKG psychose

2.348,78

FKG psychose depot

4.545,34

FKG chronische stemmingstoornissen

392,84

FKG verslaving

1.653,96

FKG bipolair regulier

817,88

FKG bipolair complex

1.808,66

FKG ADHD

228,99

Tabel 3.4: Gewichten voor het criterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

640,44

 

35–44 jaar

389,92

 

45–54 jaar

182,80

 

55–64 jaar

41,97

Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

498,48

 

35–44 jaar

429,81

 

45–54 jaar

302,31

 

55–64 jaar

100,92

Zelfstandigen

18–34 jaar

–72,97

 

35–44 jaar

–71,28

 

45–54 jaar

–46,18

 

55–64 jaar

–12,00

Referentiegroep

18–34 jaar

–33,14

 

35–44 jaar

–35,87

 

45–54 jaar

–27,43

 

55–64 jaar

–12,00

 

65+ jaar

0,00

Tabel 3.5: Gewichten voor het criterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

SES > 15 bewoners

18–64 jaar

674,32

 

65+ jaar

30,84

SES 1 (laag)

18–64 jaar

1,15

 

65+ jaar

23,52

SES 2 (midden)

18–64 jaar

8,33

 

65+ jaar

–5,99

SES 3 (hoog)

18–64 jaar

–22,31

 

65+ jaar

–5,99

Tabel 3.6: Gewichten voor het criterium eenpersoonsadres (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Eenpersoonsadres

Niet

–20,12

Wel

101,70

Tabel 3.7: Gewichten voor het criterium kosten geneeskundige ggz boven de lage drempel (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Kosten geneeskundige ggz boven lage drempel

Niet

Zie artikel 11, zesde lid

Wel

1.158,12

Tabel 3.8: Gewichten voor het criterium kosten geneeskundige ggz boven de hoge drempel (in euro’s per verzekerde)
 

Kosten van geneeskundige ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder

Kosten geneeskundige ggz boven hoge drempel

Niet

Zie artikel 11, zesde lid

Wel

4.460,00

Bijlage 4. behorende bij artikelen 7, tweede lid, en 20, tweede lid

De bijlage betreft het eigen risico.

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de berekening van de specifiek voor de zorgverzekeraar geraamde opbrengst van het verplicht eigen risico.

Tabel 4.1: Gewichten voor het criterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
 

Eigen betaling ten gevolge van verplicht

eigen risico

Mannen

18–24 jaar

122,94

 

25–29 jaar

117,93

 

30–34 jaar

122,39

 

35–39 jaar

127,32

 

40–44 jaar

133,33

 

45–49 jaar

142,66

 

50–54 jaar

155,52

 

55–59 jaar

174,90

 

60–64 jaar

189,61

 

65–69 jaar

210,91

 

70–74 jaar

232,35

 

75–79 jaar

252,45

 

80–84 jaar

264,57

 

85–89 jaar

271,26

 

90+ jaar

272,23

Vrouwen

18–24 jaar

189,18

 

25–29 jaar

200,53

 

30–34 jaar

208,00

 

35–39 jaar

192,08

 

40–44 jaar

182,53

 

45–49 jaar

186,75

 

50–54 jaar

196,58

 

55–59 jaar

203,90

 

60–64 jaar

211,22

 

65–69 jaar

228,34

 

70–74 jaar

246,02

 

75–79 jaar

261,57

 

80–84 jaar

269,82

 

85–89 jaar

270,40

 

90+ jaar

261,94

Tabel 4.2: Gewichten voor het criterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
 

Eigen betaling ten gevolge van verplicht

eigen risico

Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

59,80

 

35–44 jaar

63,27

 

45–54 jaar

54,57

 

55–64 jaar

35,35

Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

42,96

 

35–44 jaar

51,39

 

45–54 jaar

47,60

 

55–64 jaar

16,77

Zelfstandigen

18–34 jaar

–6,95

 

35–44 jaar

–9,08

 

45–54 jaar

–12,96

 

55–64 jaar

–12,50

Referentiegroep

18–34 jaar

–2,26

 

35–44 jaar

–3,24

 

45–54 jaar

–3,21

 

55–64 jaar

–3,42

 

65+ jaar

0,00

Tabel 4.3: Gewichten voor het criterium regio (in euro’s per verzekerde)
 

Eigen betaling ten gevolge van verplicht

eigen risico

Regio

 

1

11,49

2

7,12

3

4,93

4

2,11

5

0,73

6

–0,20

7

–2,43

8

–5,22

9

–6,85

10

–9,74

Naar boven