Heffing omzetbelasting ten aanzien van telefoonkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 19-07-1995 t/m 06-02-2013

Heffing omzetbelasting ten aanzien van telefoonkaarten

De Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Met ingang van 1 januari 1996 vervalt in Nederland de omzetbelastingvrijstelling voor telecommunicatiediensten, thans opgenomen in art. 11, lid 1, letter m OB. Telecommunicatiediensten worden alsdan in Nederland in de heffing betrokken met toepassing van art. 6, lid 1 OB. Mij zijn vragen gesteld over de heffing van omzetbelasting ten aanzien van telefoonkaarten als betaalmiddel voor onder meer telecommunicatiediensten met name in verband met het vervallen van de vrijstelling. Voorts is mij verzocht een overgangsregeling kenbaar te maken.

Telefoonkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Telefoonkaarten zijn tegen betaling te verkrijgen kaarten die zijn bestemd om onder meer te worden gebruikt als betaalmiddel voor telefoongesprekken, zowel nationaal als internationaal.

Te onderscheiden vallen optisch leesbare kaarten, en multifunctionele chipkaarten.

A. Optisch leesbare kaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Deze telefoonkaarten zijn slechts bruikbaar als betaalmiddel voor telecommunicatiediensten verricht door de telecommunicatiemaatschappij die de kaart uitgeeft. Naar ik heb begrepen worden deze kaarten vanaf medio 1994 niet meer verkocht en zal het gebruik dus uitsterven.

B. Chipkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Alle telefoonkaarten die nu worden verkocht zijn multifunctionele chipkaarten. Dat wil zeggen dat deze kaarten kunnen worden gebruikt als betaalmiddel voor diverse prestaties van verschillende aard, waaronder telecommunicatiediensten. Verschillende ondernemers accepteren de chipkaart als betaalmiddel en hebben ter zake een overeenkomst gesloten met de telecommunicatiemaatschappij die de kaart uitgeeft.

Bij het gebruik van een chipkaart als betaalmiddel zijn de volgende partijen betrokken:

  • - de ondernemer die de kaart uitgeeft, de transacties administreert en zorg draagt voor de financiële afhandeling van een en ander zoals het verzorgen van de uitbetalingen;

  • - de verkoper van de kaart; dit kan zowel de ondernemer zijn die de kaart uitgeeft als een derde partij;

  • - de ondernemer die de levering of dienst verricht; dit kan eveneens zowel een derde partij zijn als degene die de kaart uitgeeft;

  • - de klant die betaalt met de chipkaart.

Ingeval een chipkaart via een tussenpersoon wordt verkocht zal deze ter zake een provisie ontvangen van de ondernemer die de kaart uitgeeft. Voorts zal de ondernemer die de kaart uitgeeft als beheerder/-administrateur ter zake van iedere transactie waarbij met behulp van een chipkaart wordt betaald, en die wordt verricht door een andere ondernemer dan hijzelf, een provisie ontvangen (vgl creditcard maatschappij).

Opladen chipkaart

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

In de toekomst zullen chipkaarten oplaadbaar worden. Het opladen zal kunnen worden uitgevoerd door de ondernemer die de kaart uitgeeft of door een derde partij. Voor het opladen zal, als dit via een derde gebeurt, waarschijnlijk een vergoeding moeten worden betaald. Op dit moment is nog niet bekend of deze vergoeding in rekening zal worden gebracht aan de ondernemer die de kaart uitgeeft of aan de klant.

Internationaal gebruik chipkaart

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Met ingang van 1 januari 1995 is een proef gestart met betrekking tot internationaal gebruik van chipkaarten uitgegeven door de diverse telecommunicatiemaatschappijen. De in Nederland uitgegeven chipkaart is nu ook buiten Nederland bruikbaar als betaalmiddel voor telecommunicatiediensten die worden verricht door buitenlandse telecommunicatiemaatschappijen vice versa.

Ter zake van telecommunicatiediensten die worden betaald met een "buitenlandse" telefoonkaart (althans een telefoonkaart die niet is uitgegeven door de maatschappij die de verbinding tot stand brengt) wordt een opslag van 20% aan de afnemer van de dienst berekend. Tijdens de proefperiode wordt het totale bedrag dat van de telefoonkaart ter zake van de telecommunicatiedienst wordt afgeschreven, dus inclusief de 20% opslag, door de maatschappij die de verbinding tot stand brengt doorberekend aan de maatschappij die de kaart heeft uitgegeven. De maatschappij die de verbinding tot stand brengt ontvangt dus het totale van de kaart afgeschreven bedrag. Het ligt in de bedoeling om te zijner tijd de 20% opslag gelijkelijk te verdelen tussen de telecommunicatiemaatschappij die de verbinding tot stand brengt en de telecommunicatiemaatschappij die de kaart heeft uitgegeven.

Gevolgen voor de heffing van omzetbelasting

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

A. Optisch leesbare telefoonkaart

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Deze kaart kan naar mijn oordeel niet worden aangemerkt als een waardepapier in de zin van art. 11, lid 1, letter i, punt 2 OB, doch heeft veeleer het karakter van een vooruitbetaling, met name omdat vast staat welke prestatie zal worden afgenomen en door wie de prestatie zal worden verricht.

Ingevolge art. 13, lid 2 OB wordt de omzetbelasting uiterlijk verschuldigd op het moment dat de vergoeding wordt ontvangen dus in de onderhavige situatie bij de verkoop van een dergelijke telefoonkaart. Voor de huidige situatie betekent dit gelet op art. 11, lid 1, letter m OB dat ter zake geen omzetbelasting is verschuldigd. Omdat dit type kaarten al sinds medio 1994 niet meer worden verkocht, en in de toekomst geen kaarten op de markt zullen worden gebracht die niet multifunctioneel bruikbaar zijn, zal zich met betrekking tot dergelijke kaarten slechts een overgangsprobleem in verband met het vervallen van de vrijstelling voordoen. Hierop zal ik hierna onder het punt overgangsregeling terugkomen.

B. Chipkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Deze kaarten hebben het karakter van waardepapieren in de zin van art. 11, lid 1, letter i, punt 2 OB. Ik acht hierbij van belang dat deze kaarten kunnen worden gebruikt als betaalmiddel voor verschillende soorten prestaties die worden verricht door verschillende, bij het systeem aangesloten, ondernemers.

Ter zake van de verkoop van chipkaarten is derhalve geen omzetbelasting verschuldigd. Het bedrag dat de klant betaalt voor de aankoop van een chipkaart kan niet worden aangemerkt als een vooruitbetaalde voor de later, met gebruikmaking van die kaart als hulpmiddel, af te nemen prestatie. Eerst als de chipkaart wordt aangeboden ter betaling van leveringen of diensten treedt verschuldigdheid van omzetbelasting op. De ondernemer die de prestatie verricht, die door middel van het gebruik van de chipkaart wordt betaald, is degene die de omzetbelasting wordt verschuldigd. Voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting geldt de waarde waarmee de chipkaart wordt afgewaardeerd als vergoeding in de zin van art. 8 OB, vermeerderd met een eventuele bijbetaling. Eventuele provisie die de ondernemer moet voldoen aan de ondernemer die de kaart uitgeeft in verband met de financiële afwikkeling mag niet in mindering worden gebracht op de belastbare vergoeding (vgl HvJ 25-5-1993, nr. C13/92 inzake creditcards).

Handelingen met betrekking tot chipkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Het hiervoor gestelde brengt mee dat ter zake van handelingen met betrekking tot de chipkaarten ook de vrijstelling van art. 11, lid 1, letter i OB van toepassing is. Als voorbeeld van dergelijke handelingen noem ik de verkoop van deze kaarten, en alle prestaties die zich richten op aanmaak, afrekening en verrekening van de kaarten. De prestaties die een Nederlandse telecommunicatiemaatschappij verricht ingeval van internationaal gebruik van de chipkaart jegens buitenlandse telecommunicatiemaatschappijen dienen eveneens te worden aangemerkt als vrijgestelde handelingen in de zin van art. 11, lid 1, letter i OB. Ook het bieden van de (toekomstige) mogelijkheid de chipkaart op te waarderen wordt als vrijgestelde prestatie aangemerkt.

De provisie die een tussenpersoon ontvangt ter zake van de verkoop van de chipkaart ten behoeve van degene die de kaart uitgeeft, wordt eveneens ontvangen voor een vrijgestelde prestatie.

Recht op aftrek van voorbelasting

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Omdat handelingen met betrekking tot waardepapieren zijn vrijgesteld van omzetbelasting bestaat ter zake in beginsel geen recht op aftrek van voorbelasting ingevolge art. 15, lid 2 OB. Opgemerkt zij dat in voorkomende gevallen de herrekenings- en herzieningsregels van de artikelen 11 tot en met 14 Uitv Besch OB onverkort van toepassing zijn.

Overgangsregeling

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Met betrekking tot de overgangsproblematiek in verband met het vervallen van de vrijstelling voor telecommunicatiediensten met ingang van 1 januari 1996 geldt het volgende.

Telefoonkaarten

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Zoals hiervoor opgemerkt geldt bij betaling met een chipkaart dat de verschuldigdheid van omzetbelasting optreedt op het moment waarop de dienst wordt verricht. Voor het bepalen of de vrijstelling ter zake van telecommunicatiediensten nog van toepassing is, is doorslaggevend het moment waarop de desbetreffende dienst wordt verricht. Dit betekent dat ter zake van telefoongesprekken die worden gevoerd na 31 december 1995 omzetbelasting is verschuldigd, zowel indien wordt betaald met een chipkaart als met een optisch leesbare kaart.

Splitsen vergoeding

[Regeling vervallen per 07-02-2013]

Tot slot merk ik op dat het hiervoor gestelde met betrekking tot het van toepassing zijnde omzetbelastingregime bij telefoonkaarten uiteraard ook geldt voor telecommunicatiediensten die niet worden betaald met behulp van een telefoonkaart. In voorkomende gevallen worden telecommunicatiediensten voor een deel via een vast bedrag gefactureerd: de zogenaamde abonnementskosten en voor een deel via een variabel bedrag: de zogenaamde gesprekskosten. Beide bedragen worden in rekening gebracht ter zake van het verrichten van telecommunicatiediensten.

Dit betekent dat ingeval gefactureerd wordt over een periode die loopt van vóór 1 januari 1996 tot na 1 januari 1996 de vergoeding gesplitst zal dienen te worden, zowel met betrekking tot abonnementskosten als met betrekking tot gesprekskosten.

Naar boven