Heffing van omzetbelasting ten aanzien van opties op termijncontracten (1996)

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 24-04-1996 t/m heden

Besluit van 24 april 1996, nr. VB96/1157

De plaatsvervangend Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Mij hebben vragen bereikt met betrekking tot de heffing van omzetbelasting ter zake van bemiddelingsprestaties door makelaars bij handel in termijncontracten. Het betreft makelaars die in Nederland wonen, of zijn gevestigd, dan wel hier een vaste inrichting hebben van waaruit zij deze prestaties verrichten. De handel in termijncontracten ter zake waarvan wordt bemiddeld vindt niet plaats via een door een liquidatiekas georganiseerde termijnmarkt als bedoeld in de aanschrijving van 21 maart 1969, nr. D68/8974. De afnemers van de bemiddelingsprestaties kunnen of hier te lande zijn gevestigd, of in een andere lid-staat van de EU, of buiten de EU.

De prestaties ter zake waarvan de makelaars bemiddelen zijn als volgt te onderscheiden:

  • 1 Transacties die niet leiden tot een feitelijke levering van de goederen;

  • 2 Transacties die leiden tot een feitelijk levering van goederen buiten Nederland;

  • 3 Transacties die leiden tot een feitelijke levering van goederen in Nederland.

Ter zake merk ik, met inachtneming van dit onderscheid het volgende op.

1. Transacties die niet leiden tot een feitelijke levering van de goederen;

Bij contracten welke worden gesloten op termijnbeurzen ligt het niet in de bedoeling dat de goederen waarop die contracten betrekking hebben, feitelijk zullen worden geleverd. De desbetreffende transacties worden veelal afgewikkeld door verrekening van prijsverschillen.

Gelet op het doel waarmee termijntransacties worden afgesloten kan het aangaan van dergelijke overeenkomsten naar mijn oordeel worden aangemerkt als financiële verrichtingen in de zin van art. 11, lid 1, letter i of j OB. Een uitzondering hierop vormt de situatie dat de termijntransactie leidt tot een feitelijke levering van de op de termijnmarkt verhandelde goederen waar ik hierna op terugkom.

Ingeval een makelaar een bemiddelingsprestatie verricht jegens of een koper van termijncontracten of een verkoper van termijncontracten is sprake van bemiddeling ter zake van een financiële verrichting. Op grond van art. 6, lid 2, onder d, ten achtste OB wordt deze prestatie verricht op de plaats waar degene aan wie de dienst verricht wordt woont of is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft waarvoor de dienst wordt verricht.

De makelaar heeft ter zake van deze bemiddelingsprestatie, gelet op art. 15, leden 1 en 2 OB slechts recht op aftrek van voorbelasting ingeval de afnemer van de prestatie buiten de EU woont of is gevestigd.

2. Transacties die leiden tot een feitelijk levering van goederen buiten Nederland;

Bij de beantwoording van de vraag ga ik ervan uit dat art. 3, lid 5 OB niet van toepassing is.

De plaats van de dienst die de makelaar verricht wordt bepaald door art. 6a OB. Gelet op het derde lid onder c is de plaats van de bemiddeling daar waar de levering wordt verricht. Op grond van het vierde lid is echter, indien aan de afnemer van de dienst een BTW-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat dan die waar op grond van het derde lid de plaats van dienst is gesitueerd, de plaats van de dienst de lid-staat die aan de afnemer het nummer heeft toegekend waaronder de dienst aan deze is verricht.

3. Transacties die leiden tot een feitelijke levering van goederen binnen Nederland.

Met betrekking tot de plaats van de bemiddelingsdienst verwijs ik naar hetgeen ik daaromtrent hiervoor onder 2 heb opgemerkt. Ingeval de plaats van dienst Nederland is, is het algemene tarief van toepassing. Dit is slechts anders indien post b-1 van de bij de Wet behorende Tabel II van toepassing is. Bijvoorbeeld ingeval de goederen die worden geleverd zich nog onder douaneverband bevinden is gelet op eerder genoemde post b1 het nultarief van toepassing.

Naar boven