Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Besluit van 25 augustus 2009, houdende regels betreffende de inrichting van en de onafhankelijke bijstandsverlening door antidiscriminatievoorzieningen alsmede de verslaglegging over de door de antidiscriminatievoorziening geregistreerde klachten door gemeenten (Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2009 (nr. 2009-0000340189), gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, en 3, tweede lid, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

De Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2009, nr. W04.09.0236/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 augustus 2009, nr. 2009-0000425051, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Een klachtbehandelaar is niet tevens lid van het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, voor zover hij werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de antidiscriminatievoorziening van die gemeente.

  • 2 Een klachtbehandelaar heeft niet als zodanig een arbeidsovereenkomst met de gemeente, waarover het college van burgemeester en wethouders besluit.

  • 3 Een klachtbehandelaar is niet als zodanig uit anderen hoofde aan het college van burgemeester en wethouders ondergeschikt.

  • 4 Een klachtbehandelaar neemt geen instructies aan van leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de raad of ambtenaren van een gemeente bij de behandeling van klachten.

  • 5 De antidiscriminatievoorziening vervult haar taak zonder vooringenomenheid.

  • 6 De antidiscriminatievoorziening waakt ertegen dat een klachtbehandelaar die een persoonlijk belang bij een ingediende klacht heeft, deze klacht in behandeling neemt of op een andere manier de behandeling van de klacht beïnvloedt.

Artikel 3

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd.

Artikel 4

  • 1 De antidiscriminatievoorziening verleent onafhankelijke bijstand door:

    • a. eerste ondersteuning te bieden bij klachten;

    • b. informatie en, waar nodig, advies te verstrekken over mogelijk door de klager te ondernemen stappen.

  • 2 De antidiscriminatievoorziening kan tevens onafhankelijke bijstand verlenen door in ieder geval:

    • a. bijstand te verlenen bij de door de klager te ondernemen stappen;

    • b. vooronderzoek en onderzoek in te stellen;

    • c. te bemiddelen tussen de klager en de beklaagde.

Artikel 5

  • 1 De klager heeft de mogelijkheid om geheel anoniem te blijven of uitsluitend ten opzichte van derden.

  • 2 Indien de klager te kennen geeft uitsluitend ten opzichte van derden anoniem te willen blijven, verstrekt de antidiscriminatievoorziening geen gegevens over de klager aan derden.

  • 3 Indien de antidiscriminatievoorziening een onderzoek instelt of tot bemiddeling overgaat, stelt de klachtbehandelaar de klager ervan op de hoogte dat diens identiteit bekend zal worden.

  • 4 Indien de klager te kennen geeft geheel anoniem te willen blijven of uitsluitend ten opzichte van derden, stelt de antidiscriminatievoorziening geen onderzoek in en bemiddelt zij niet.

Artikel 6

De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten.

Artikel 7

De antidiscriminatievoorziening biedt de klager de mogelijkheid per post, elektronisch, telefonisch en persoonlijk klachten te melden.

Artikel 8

  • 1 Een advies van de antidiscriminatievoorziening berust op een deugdelijke motivering.

  • 2 De antidiscriminatievoorziening maakt het advies en de motivering daarvan bekend aan de klager.

Artikel 9

  • 1 Een vooronderzoek is er op gericht om te beoordelen of er aanleiding is om een onderzoek in te stellen of de klager te adviseren.

  • 2 Een vooronderzoek houdt in dat de door de klager aangeleverde gegevens worden beoordeeld.

  • 3 Tijdens een vooronderzoek worden er geen gegevens over de beklaagde aan derden kenbaar gemaakt.

Artikel 10

  • 1 Indien de antidiscriminatievoorziening onderzoek instelt, worden de klager en de beklaagde, in kennis gesteld van de start van het onderzoek.

  • 2 De antidiscriminatievoorziening stelt in ieder geval de klager en de beklaagde in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen in het kader van het onderzoek.

  • 3 Bij het onderzoek vergaart de antidiscriminatievoorziening de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

  • 4 De antidiscriminatievoorziening weegt de rechtstreeks bij het onderzoek betrokken belangen van de klager en van de beklaagde af. Hierbij worden onder meer de mogelijk nadelige gevolgen voor de beklaagde, waaronder reputatieschade, meegewogen.

  • 5 De conclusie van het onderzoek berust op een deugdelijke motivering.

  • 6 De antidiscriminatievoorziening maakt de conclusie van het onderzoek en de motivering daarvan schriftelijk bekend aan de klager en de beklaagde.

Artikel 11

  • 1 Indien de klager en de beklaagde daarmee instemmen, kan de antidiscriminatievoorziening overgaan tot bemiddeling.

  • 2 Voordat de antidiscriminatievoorziening over gaat tot bemiddeling, worden de klager en de beklaagde in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 12

  • 1 Een klager en een beklaagde hebben het recht de antidiscriminatievoorziening te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de antidiscriminatievoorziening, zich jegens hem heeft gedragen.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt behandeld door een commissie, waarvan ten minste één lid niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een antidiscriminatievoorziening.

  • 3 Voor de behandeling van een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft de antidiscriminatievoorziening een protocol.

Artikel 13

Het verslag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, omvat geanonimiseerde gegevens over het aantal klachten dat door de antidiscriminatievoorziening in het voorafgaande kalenderjaar is geregistreerd en deze worden onderverdeeld naar:

  • a. grond of gronden van onderscheid of discriminatie;

  • b. maatschappelijk terrein;

  • c. aard van de klacht;

  • d. plaats van het voorval;

  • e. wijze van behandeling.

Artikel 14

Uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, geven het college van burgemeester en wethouders en de antidiscriminatievoorziening uitvoering aan dit besluit.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 augustus 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

DeMinistervoorWonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Uitgegeven de vijftiende september 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven