Beleidsregel maatregelen UWV

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 31-03-2015 t/m heden

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel

  • 1 Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, stelt het UWV de hoogte en de duur van een op te leggen maatregel vast op:

    • a. 5 procent van het uitkeringsbedrag gedurende een maand bij het niet naleven van een verplichting uit de eerste categorie;

    • b. 10 procent van het uitkeringsbedrag gedurende twee maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de tweede categorie;

    • c. 25 procent van het uitkeringsbedrag gedurende vier maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de derde categorie;

    • d. blijvende gehele weigering van de uitkering bij het niet naleven van een verplichting uit de vierde categorie;

    • e. 25, 50 of 100% van het uitkeringsbedrag gedurende drie maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de vijfde categorie. Het percentage is afhankelijk van de aard, de ernst en de gevolgen van de overtreding.

  • 2 Een maatregel waarvan de hoogte, berekend over de duur waarvoor die maatregel wordt opgelegd, minder zou bedragen dan € 25, wordt vastgesteld op € 25.

  • 3 Een maatregel die wegens recidive wordt verhoogd, en waarvan de hoogte, berekend over de duur waarvoor die maatregel wordt opgelegd, minder zou bedragen dan € 37,50, wordt vastgesteld op € 37,50.

Artikel 3. Afstemming op ernst en verwijtbaarheid

  • 1 Het percentage van de maatregel wordt verlaagd of verhoogd indien de verminderde of verhoogde ernst of verwijtbaarheid van het niet naleven van de verplichting daartoe aanleiding geven.

  • 2 Van verminderde ernst of verwijtbaarheid, die aanleiding is voor toepassing van een verlaagd percentage, is sprake indien:

    • a. het niet naleven van een niet termijngebonden verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, en evenmin heeft kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor de re-integratie van de betrokkene;

    • b. het niet naleven van de verplichting, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene of de omstandigheden waaronder het niet naleven van de verplichting heeft plaatsgevonden, hem slechts in beperkte mate kan worden aangerekend; of

    • c. de betrokkene uit eigen beweging de nadelige gevolgen van het niet naleven van de verplichting ongedaan heeft gemaakt voordat het UWV die gedraging had geconstateerd.

  • 3 Van verhoogde ernst of verwijtbaarheid, die aanleiding is voor toepassing van een verhoogd percentage, is sprake indien:

    • d. het niet naleven van de verplichting buitengewoon nadelige gevolgen heeft gehad voor de werkzaamheden van het UWV of voor de re-integratie van de betrokkene; of

    • e. het niet naleven van de verplichting, gelet op de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, moet worden aangemerkt als buitengewoon laakbaar.

Artikel 4. Waarschuwing in plaats van maatregel

  • 1 Het UWV ziet af van het opleggen van een maatregel en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien wordt voldaan aan alle bij of krachtens de wet daaraan gestelde voorwaarden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting een maatregel opgelegd indien de termijnoverschrijding groter is dan veertien kalenderdagen. Indien in de periode van veertien kalenderdagen een of meer werkdagen voorkomen waarop de kantoren van het UWV gesloten zijn, wordt die periode met even zo veel werkdagen verlengd.

Artikel 5. Bijzonderheden eerste categorie

  • 1 Bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de eerste categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 10 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 30 kalenderdagen maar niet groter dan 60 kalenderdagen, en op 20 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 60 kalenderdagen. Bovendien wordt de duur van de maatregel vastgesteld op twee maanden indien de termijnoverschrijding groter is dan 90 kalenderdagen maar niet groter dan 180 kalenderdagen, en op drie maanden indien de termijnoverschrijding groter is dan 180 kalenderdagen.

  • 2 Indien bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de eerste categorie sprake is van verminderde verwijtbaarheid, wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 2 procent in plaats van 5 procent, op 5 procent in plaats van 10 procent, en op 10 procent in plaats van 20 procent.

  • 3 Bij het niet naleven van een niet termijngebonden verplichting uit de eerste categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 2 procent indien er sprake is van verminderde ernst of verwijtbaarheid, en op 10 procent indien er sprake is van verhoogde ernst of verwijtbaarheid.

Artikel 6. Bijzonderheden tweede categorie

  • 1 Bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de tweede categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 20 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 60 kalenderdagen maar niet groter dan 90 kalenderdagen, en op 30 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 90 kalenderdagen. Bovendien wordt de duur van de maatregel vastgesteld op drie maanden indien de termijnoverschrijding groter is dan 120 kalenderdagen maar niet groter dan 180 kalenderdagen, en op vier maanden indien de termijnoverschrijding groter is dan 180 kalenderdagen.

  • 2 Indien bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de tweede categorie sprake is van verminderde verwijtbaarheid, wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 5 procent in plaats van 10 procent, op 10 procent in plaats van 20 procent, en op 20 procent in plaats van 30 procent.

  • 3 Bij het niet naleven van een niet termijngebonden verplichting uit de tweede categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 5 procent indien er sprake is van verminderde ernst of verwijtbaarheid, en op 20 procent indien er sprake is van verhoogde ernst of verwijtbaarheid.

Artikel 7. Bijzonderheden derde categorie

  • 1 Bij het niet naleven van een verplichting uit de derde categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 15 procent indien er sprake is van verminderde ernst of verwijtbaarheid, en op 50 procent indien er sprake is van verhoogde ernst of verwijtbaarheid.

  • 2 Van verminderde ernst of verwijtbaarheid is in elk geval sprake indien het niet naleven van de verplichting bestaat uit het onvoldoende meewerken aan een gunstig resultaat van een scholing, en dit niet heeft geleid tot het voortijdig beëindigen van die scholing.

  • 3 Van verhoogde ernst of verwijtbaarheid is in elk geval sprake indien het niet naleven van de verplichting bestaat uit het niet aanvangen of voortijdig beëindigen van een scholing met baangarantie.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt bij het niet naleven van de verplichting, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder a, van de Wet WIA de uitkering geweigerd voor dat deel dat niet zou zijn uitbetaald indien die verplichting wel zou zijn nageleefd.

  • 5 Indien het vierde lid wordt toegepast op de loongerelateerde uitkering, bedoeld in artikel 59 van de Wet WIA, wordt de duur van de maatregel vastgesteld op de nog resterende duur van die uitkering.

Artikel 8. Bijzonderheden vierde categorie

  • 1 Bij het niet naleven van een verplichting uit de vierde categorie wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 50 procent indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 9. Ingangsdatum van de maatregel

  • 1 De maatregel gaat in op de begindatum van de periode waarop de eerstvolgende betaling van de uitkering betrekking heeft, doch niet eerder dan op de datum met ingang waarvan de verplichting niet is nageleefd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid gaat de maatregel in op de datum met ingang waarvan de verplichting niet is nageleefd indien:

    • a. het niet naleven van de verplichting niet eerder is onderkend als gevolg van het niet naleven door de betrokkene van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen;

    • b. het niet naleven een termijngebonden verplichting betreft, en de termijnoverschrijding (mede) betrekking heeft op een periode waarover wel recht op uitkering bestaat, maar dit recht niet geldend wordt gemaakt wegens verjaring;

    • c. het niet naleven de verplichting betreft om mee te werken aan het opstellen van het participatieplan, bedoeld in artikel 2:8, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Wajong.

  • 3 Indien de duur van de maatregel langer is dan de periode tussen de datum waarop de maatregel op grond van het eerste lid zou ingaan en de datum waarop het recht op uitkering zal eindigen wegens het verstrijken van de daarvoor geldende maximumtermijn, gaat de maatregel, in afwijking van het eerste lid, in op een zodanige datum dat de maatregel tegelijk met het uitkeringsrecht zal eindigen, doch niet eerder dan op de datum met ingang waarvan de verplichting niet is nageleefd.

Artikel 11. Overgangsrecht

Dit besluit is niet van toepassing op beslissingen over maatregelen, genomen op grond van het Maatregelenbesluit UWV.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2008.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel maatregelen UWV.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 18 maart 2008

Voorzitter Raad van Bestuur

,

J.M. Linthorst

Naar boven