Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Justitiële [...] omtrent het gedrag vanaf 1945 (Minister van Justitie)

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 03-08-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Justitiële Zaken en verklaringen omtrent het gedrag vanaf 1945 (Minister van Justitie)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 28 juni 2007, arc–2007.03942/1);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 9 juli 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Justitie,
namens deze:
de

projectdirecteur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument

Beleidsterrein Justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag 1945–

Deze selectielijst geldt voor de volgende zorgdragers:

Minister van Justitie

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Versie juli 2007

Minister van Justitie

Nationaal Archief/PIVOT

Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA)

Lijst van gebruikte afkortingen

AD: Algemeen Documentatieregister

AmvB: algemene maatregel van bestuur

Art.: artikel

BSD : basisselectiedocument

COREPER: Comité des répresentants permanents des Etats Membres auprès de l'Union européenne (Comité van permanente vertegenwoordigers)

IO: institutioneel onderzoek

JDS: justitieel documentatiesysteem

KB: koninklijk besluit

KNGH: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

NA: Nationaal Archief

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RAD: Rijksarchiefdienst

RIO: rapport institutioneel onderzoek

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

TK: Tweede Kamer

v.o.h.g.: verklaring omtrent het gedrag

WBNC: Werkgroep beoordeling nieuwe commissievoorstellen

Wet JDVG: Wet op de justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag

WPR: Wet op de persoonsregistraties

Verantwoording

Doel en werking van het BSD

Een Basis Selectiedocument (BSD) is de vorm waarin een of meerdere selectielijst(en), bedoeld in artikel 5 van de Archiefwet 1995 (Stb. 277), worden vastgesteld. Een selectielijst biedt de grondslag voor het vernietigen dan wel het ter blijvende bewaring overbrengen van de neerslag van handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Een BSD is gebaseerd op een vastgesteld Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) en bestrijkt dezelfde periode als dit rapport. Eventuele afwijkingen hiervan worden in het verslag van het driehoeksoverleg verantwoord. Een BSD bevat in principe dezelfde handelingen als het RIO dat aan het BSD ten grondslag ligt. Eventuele afwijkingen hierop worden in het verslag van het gevoerde driehoeksoverleg verantwoord.

Indien het RIO een begin- en eindperiode vermeldt wordt de eindperiode niet overgenomen in het BSD, omdat dit ten onrechte zou suggereren dat alle handelingen afgesloten zijn. Een dergelijke wijziging heeft een praktisch nut en betekent geen nader institutioneel onderzoek.

Het handelingenblok wijkt in zoverre af van dat van het RIO dat een veld voor de waardering wordt toegevoegd. In het veld ‘waardering’ wordt aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard van wel vernietigd moet worden, en welk bewaarcriterium of vernietigingstermijn gehanteerd wordt. De waardering B (= bewaren) betekent dat de neerslag voor permanente bewaring wordt overgebracht naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen. De waardering V (= vernietiging) betekent dat de neerslag wordt vernietigd. Op welke termijn dat gebeurt, wordt bij de waardering vermeld. Bij voorkeur wordt ook het ingangsmoment vastgelegd (bijv. 3 jaar na vaststelling nieuwe regeling). Zonder nadere aanduiding gaat de vernietigingstermijn in direct na afsluiting van de zaak waarop een dossier betrekking heeft.

Anders dan in het RIO worden in het BSD de handelingen per actor geordend. Indien een BSD bestaat uit lijsten voor actoren onder verschillende zorgdragers, worden deze per zorgdrager geordend. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat een selectielijst een eenheid is, bevattende handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Anders gezegd: een selectielijst kan opgebouwd zijn uit (deel)lijsten voor verschillende actoren die onder dezelfde zorgdrager ressorteren.

Het BSD heeft de volgende functies:

  • de selectielijsten in het BSD bieden de grondslag voor de vernietiging en overbrenging van archiefbescheiden waarvoor een zorgdrager verantwoordelijk is (Archiefwet 1995, art. 5, eerste lid);

  • voor de zorgdrager is het BSD bovendien van belang voor de bedrijfsvoering en als mogelijke basis voor archiefordening volgens bedrijfsprocessen;

  • voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de terinzagelegging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder d);

  • voor de Minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) is het BSD de verantwoording inzake het bewaar- en vernietigingsbeleid vanuit cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c);

  • voor het Nationaal Archief is het BSD (tezamen met het RIO) het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen.

Het BSD Justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Tijdens het institutioneel onderzoek (IO) naar het beleidsterrein ‘persoonsregistraties’, bleek van het bestaan van een deelterrein ‘justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag’. Besloten is om dit onderdeel niet bij persoonsregistraties op te nemen maar als een afzonderlijk (deel-)beleidsterrein te beschouwen.

Het beleidsterrein is in kaart gebracht door Drs. H.R. Jordaan. Het onderzoek heeft zijn weerslag gekregen in RIO 163 Een institutioneel onder zoek naar het beleid ten aanzien van de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag, 1945–2001, Den Haag, 2002.

Definitie van het beleidsterrein

Justitiële documentatie is een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende justitiële gegevens die middels geautomatiseerde systemen worden beheerd.

Justitiële gegevens zijn gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering.

In bepaalde situaties wordt een natuurlijke persoon of rechtspersoon gevraagd om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen. Dat komt bijvoorbeeld voor bij indienstname voor bepaalde functies. Voor afgifte van een dergelijke verklaring wordt een onderzoek naar het gedrag ingesteld, waarbij met name gelet wordt op risico’s voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de verklaring is aangevraagd.

Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van de Minister van Justitie dat uit een onderzoek naar het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, na afweging van het belang van betrokkene, geen bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon naar voren zijn gekomen.

Op het beleidsterrein Justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag houdt de overheid zich bezig met wet-regelgeving ten aanzien van justitiële documentatie en VOG’s, en (wet- en regelgeving omtrent) de handhaving van de wet- en regelgeving.

Afbakening

Het institutioneel onderzoek is in 2002 uitgevoerd door dhr. H. Jordaan en besloeg de op dat moment maximale periode vanaf 1945.

Zoals uit het voorgaande al kan worden geconcludeert raakt het beleidsterrein Justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag een aantal andere beleidsterreinen.

Allereerst gaat het op dit beleidsterrein ook om persoonsregistraties. Maar waar het in het BSD Persoonsregistraties gaat om de registratie van persoonsgegevens in het algemeen, staan in het voorliggende BSD juist gegevens centraal omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering.

Het onderzoek naar persoonsregistraties werd uitgevoerd door drs. P.R. te Slaa en resulteerde in het rapport institutioneel onderzoek (RIO) ‘Persoonsregistraties, een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein persoonsregistraties 1968–2000, Den Haag 2000’. In 2006 is het onderzoek uitgebreid tot en met 2005. De selectielijst op basis van dit RIO moet nog worden vastgesteld.

De justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag vormen een aanvulling op het beleidsterrein ‘zorg voor de rechtspleging’. De justitiële documentatie omvat een strafregister en een algemeen documentatieregister (AD) en staat in de eerste plaats ten dienste van de rechtsprekende organen: het is de bron van informatie over het strafrechtelijk verleden van verdachten. Daarnaast wordt het strafregister geraadpleegd om na te gaan of er mogelijk bezwaren zijn tegen de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag.

Het beleidsterrein ‘zorg voor de rechtspleging’ wordt behandeld in C.K. Berghuis, Rechtspleging en Rechtshulp. De Data geschiedenis van handelingen en organisatie-eenheden van de justitiële Ministeriële organisatie van de rechtspleging en de rechtshulp, 1945–1992, Den Haag 1993. Er is in genoemd rapport slechts één handeling opgenomen met betrekking tot de justitiële documentatie, namelijk handeling 36: ‘het beheer der afdeling justitiële documentatiedienst (waarin opgenomen het strafregister) (1952–1992)’.

Een ander beleidsterrein dat direct aan de justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag grenst is de rechterlijke macht, beschreven in R.P.B.A. Dingemans en R.W. Steensma, Gedeelde geschillen. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rechterlijke macht vanaf 1950, Den Haag 2001. In dit RIO is de justitiële documentatie geheel buiten beschouwing gelaten. De selectielijst op basis van dit RIO is vastgesteld bij Stcrt. 2003/11, rectificatie Stcrt. 2003, 36.

De doelstelling(en) van de overheid op het beleidsterrein

Door de Vereniging van Reclasseringsinstellingen en de Bond tot Kinderbescherming werd een commissie ingesteld, de commissie-Cluysenaer, die de opdracht kreeg een onderzoek te doen naar de gang van zaken omtrent de wijze waarop de strafregisters werden bijgehouden en de wijze waarop de gegevens uit het strafregister werden vermeld op de gedragsverklaringen, en vervolgens een advies uit te brengen. In 1935 verscheen het rapport van de commissie, waarin een vernietigend oordeel over de bestaande situatie werd uitgesproken en dringende aanbevelingen werden gedaan om te komen tot een nieuwe regeling. Het rapport zou een belangrijke basis vormen voor de latere wetgeving. Er werden onder meer voorstellen gedaan over rehabilitatie, het komen tot twee soorten uittreksels (ten behoeve van justitie en voor derden), de wijziging van doel en inhoud van de gedragsverklaring en de mogelijkheid van beroep. De naam van de gedragsverklaring zou volgens de commissie-Cluysenaer moeten worden gewijzigd van ‘bewijs van goed zedelijk gedrag’ in ‘verklaring omtrent het gedrag’. Het was immers onmogelijk om vast te stellen of iemand van goed gedrag was, hoogstens kon worden gesteld dat er geen bewijzen waren voor het tegendeel. Mede door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou het tot begin jaren vijftig duren voordat de nieuwe wet- en regelgeving zou worden uitgevaardigd.

Een eerste stap om tot een verbetering van de situatie te komen werd in 1951 gezet met de instelling van een justitiële documentatiedienst. Deze dienst kreeg tot taak de in justitiële bescheiden voorkomende gegevens betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, andere verenigingen van personen of doelvermogens te registreren.

De door de justitiële documentatiedienst bij te houden registers dienen een tweeledig doel:

  • 1. het vervolgende en berechtende orgaan moet hieruit een zo volledig mogelijk beeld kunnen verkrijgen over het strafrechterlijk verleden van een delinquent, waarbij ook kwesties uit een verder verleden of gevallen waarbij geen vervolging werd ingesteld of veroordeling uitgesproken van belang kunnen zijn;

  • 2. er moet informatie uit kunnen worden geput om de betrouwbaarheid te controleren van een persoon die dingt naar een functie bij de overheid of bij particulieren, waarbij in belang van de betrokkene beperkingen aan de ter beschikking te stellen informatie dienen te worden gesteld, zodat allerlei verdenkingen en misstappen uit een ver verleden hem niet tot in lengte van dagen worden nagedragen.

Er werd de justitiële documentatiedienst daarom opgedragen om naast het beheer van de strafregisters ook een ‘algemeen kaartregister’ (hierna verder aangeduid als algemeen documentatieregister of AD) bij te houden. In dit laatste worden alle bij de parketten van de arrondissementsrechtbanken binnengekomen processen-verbaal geregistreerd met de afloop. Het algemeen documentatieregister bestaat uit persoonskaarten.

De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen

Actoren die onder het zorgdragerschap van de Minister van Justitie ressorteren.

  • Minister van Justitie

  • Commissie van advies inzake justitiële documentatie (1959–1997)

Actoren die onder het zorgdragerschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorteren.

  • Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • Bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag (1959–1997)

Doelstelling van de selectie

De selectie richt zich op archiefbescheiden van overheidsorganen op rijks- en provinciaal niveau die vallen onder de werking van de artikelen 1, 23 en 41 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276). Het begrip overheidsorgaan wordt in artikel 1 van de Archiefwet 1995 gedefinieerd als:

een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, en

een ander persoon of college met openbaar gezag bekleed.

Het begrip archiefbescheiden betreft alle neerslag van de omschreven handelingen, ongeacht of het papier of een machine-leesbaar gegevensbestand (MLG) betreft en of het zich in een archief, bibliotheek, op een afdeling automatisering of bij beleidsmedewerkers bevindt.

De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid aanbrengen tussen enerzijds archiefbescheiden die in aanmerking komen voor blijvende bewaring en overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief of een Rijksarchief in de provincie en anderzijds archiefbescheiden die (op termijn) voor vernietiging in aanmerking komen. De voor blijvende bewaring in aanmerking komende bescheiden dienen na een termijn van 20 jaar naar het Algemeen Rijksarchief te worden overgebracht. De beslissing of neerslag van een handeling wel of niet voor blijvende bewaring in aanmerking komt, wordt genomen tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst/PIVOT, zoals de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur die heeft verwoord bij de behandeling van de nieuwe Archiefwet in de Tweede Kamer (13 april 1994): ‘het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen’. Door het Convent van Rijksarchivarissen is deze doelstelling vertaald als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring’.

In dit BSD wordt deze selectiedoelstelling uitgewerkt binnen het beleidsterrein. De handelingen van de verschillende actoren worden geselecteerd op hun bijdrage aan de realisering van de selectiedoelstelling. Bij de selectie is dus de vraag aan de orde welke gegevensbestanden, behorende bij welke handeling, berustende bij welke actor, bewaard dienen te worden teneinde het handelen van de rijksoverheid met betrekking tot het beleidsterrein op hoofdlijnen te kunnen reconstrueren.

Selectiecriteria

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria.

De selectiecriteria zijn positief geformuleerd, dat wil zeggen dat zij aangeven van welke handelingen de neerslag na het verstrijken van de wettelijke overbrengingstermijn van 20 jaar naar het Algemeen Rijksarchief dient te worden overgebracht. Handelingen die aan één van de criteria voldoen, zijn met B (bewaren) gewaardeerd met vermelding van het desbetreffende criterium. Handelingen die niet aan één van de selectiecriteria voldoen zijn met V (op termijn vernietigen) gewaardeerd, met vermelding van de minimale termijn, dat de archiefbescheiden, door het orgaan dat met de zorg ervoor is belast, bewaard moeten worden. De documentaire neerslag die uit deze laatstgenoemde handelingen voortvloeit is niet noodzakelijk voor de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen. De neerslag van de met V gewaardeerde handelingen kan na de voorgeschreven termijn worden vernietigd. Die termijn wordt bepaald door juridische en administratieve belangen.

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (Bewaren)

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid.

Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Naast de algemene criteria kunnen door de zorgdrager(s) en het Nationaal Archief, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, gezamenlijk beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Van deze mogelijkheid is in deze selectielijst geen gebruik gemaakt.

Uitzonderingscriteria

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. Van deze mogelijkheid is in deze selectielijst geen gebruik gemaakt.

Verslag van het driehoeksoverleg

In 2007 is het ontwerp-BSD door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 mei 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van genoemde Ministeries en bij de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 28 juni 2007 bracht de RvC advies uit (arc–2007.03942/1), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 9 juli 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de Minister van Justitie (C/S&A/07/1700) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, (C/S&A/07/1699) vastgesteld.

Het is pas na deze publicatie in de Staatscourant mogelijk daadwerkelijk tot vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden over te gaan.

Leeswijzer

De selectielijsten bestaan uit handelingenblokken. In onderstaande tabel wordt uiteengezet welke informatie in een handelingenblok te vinden is.

(X): Dit is het volgnummer van de handeling.

Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.

In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Bijvoorbeeld:

Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Is geen specifiek beginjaar bekend dan wordt een beginjaar geschat, of 1945– genoemd. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht, indien bekend. Deze wordt op de volgende manier vermeld:

  • de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;

  • de vindplaats of bron;

  • wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan;

  • het betreffende artikel en lid daarvan.

Bijvoorbeeld:

Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 32, lid 1 Stb. 1955, 395)

Besluit registratie justitiële gegevens, art. 8 (Stb. 1958, 467)

NB: Met vindplaats wordt de vermelding in het staatsblad of staatscourant bedoeld.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron (interne regelgeving, beleidsnota’s) worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.

Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn, zonodig aangevuld met een bewerkingsinstructie, bijvoorbeeld: ‘v 5 jaar na voltooiing project’.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

Actorenoverzicht

Opmerking vooraf: de jaartallen achter de actor duiden het jaar aan waarin handelingen van de actor zijn gestart.

Actoren die ressorteren onder het zorgdragerschap van de Minister van Justitie

Minister van Justitie (1945–)

De Minister van Justitie is de voornaamste actor en primair zorgdrager op dit beleidsterrein. Hij is verantwoordelijk voor wet- en regelgeving enerzijds, en anderzijds ook voor de uitvoering daarvan.

Justitiële documentatiedienst (1955–)

Ingesteld bij de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag (Stb. 1955, 395, iwtr. 1959). Tot 2006 heette de dienst Justitiële documentatiedienst.

De primaire taak van de Justitiële Informatiedienst is het verstrekken van een integer en een integraal persoonsbeeld van justitiabelen (dit zijn personen die met justitie in aanraking zijn geweest) aan daartoe gerechtigden. Om dit beeld samen te stellen, worden in samenwerking met verschillende instanties, zoals het Openbaar Ministerie, gegevens op een efficiënte en effectieve manier verzameld, bewerkt en beheerd.

De justitiële informatiedienst is tevens belast met het registreren van justitiële gegevens zoals aangewezen in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395) en de aanvullingen hierop.

Voor een goed functionerende strafrechtsketen is een optimale informatievoorziening erg belangrijk. Bovendien moet die informatie betrouwbaar zijn. De Justitiële Informatiedienst speelt hierin een centrale rol.

In de bijlage van het RIO wordt een overzicht gegeven van de systemen die de Justitiële Informatiedienst beheert.

Tot 1991 was er bij de griffie van elke arrondissementsrechtsbank een afdeling van de justitiële informatiedienst. Deze afdeling registreerde gegevens van de in het betreffende arrondissement geboren personen.

Vanaf 1991 zijn er nog maar twee vestigingen van de dienst, namelijk in Almelo en Leeuwarden. Tegenwoordig is de dienst alleen nog gevestigd in Almelo, als centrale dienst die de gehele (landelijke) justitiële registratie beheert. Daar worden ook de gegevens geregistreerd van personen wier geboorteplaats buiten het Rijk in Europa is gelegen of onbekend is en betreffende rechtspersonen, vennootschappen en andere verenigingen van personen en doelvermogens.

De justitiële informatiedienst verstrekt inlichtingen aan diverse ambtenaren en instanties.

De dienst is geen zelfstandige actor, maar een onderdeel van het Ministerie van Justitie. De leiding van de Justitiële Informatiedienst berust bij de Minister van Justitie.

De Justitiële Informatiedienst verstrekt gegevens aan de Nederlandse rechterlijke autoriteiten. Daarnaast heeft de Minister van Justitie bepaald aan welke autoriteiten en personen eveneens inlichtingen worden verstrekt en op welke wijze dit geschiedt. Dit is terug te vinden in de Wet Justitiële en Strafvorderlijke gegevens en het Besluit Justitiële gegevens.

Dankzij het Justitieel Documentatie Systeem en de Verwijs Index Personen beschikt de dienst over een groot deel van de relevante informatie in de strafrechtsketen.

Naast de persoonsinformatie in de systemen van de Justitiële Informatiedienst, zorg de dienst ook voor de ontsluiting van digitale documenten. Hiervoor wordt een centraal depot ingericht waarmee de documenten digitaal en duurzaam worden opgeslagen. Deze digitale documenten hebben dezelfde bewijskracht als de papieren versie.

Verder is de Justitiële Informatiedienst vooral een kenniscentrum op het gebied van informatievoorziening voor de strafrechtsketen. De Justitiële Informatiedienst adviseert en helpt de klant bij het invullen van de informatiebehoefte, zodat deze de eigen bedrijfsdoelstellingen kan realiseren.

Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent Gedrag (COVOG) (2005–)

Het COVOG beslist namens de Minister van Justitie over de verstrekking van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Het COVOG is een onderdeel van de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie.

Commissie van advies inzake justitiële documentatie (1959–1997)

Ingesteld in 1959, opgeheven in 1997.

De commissie adviseert de Minister van Justitie inzake wet- en regelgeving inzake justitiële documentatie en het toekennen van bevoegdheden aan procureurs-generaal.

Reclasseringsraad (1959–1986)

In het kader van het onderzoek naar het gedrag van een aanvrager van een verklaring kan de reclasseringsraad aan de hierboven genoemde commissies, een burgemeester of een arrondissementsrechtbank inlichtingen verstrekken.

Verder kan de reclasseringsraad leden voordragen voor de commissie van advies inzake de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ter benoeming door burgemeesters, of advies uitbrengen over door anderen voorgedragen leden.

Voor de Reclasseringsraad zal een aparte selectielijst worden opgesteld op basis van Rapport Institutioneel Onderzoek nr. 87.

College van procureurs-generaal (2004–)

Sinds de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2004, 315) is het College van procureurs-generaal verantwoordelijk voor het verwerken van strafvorderlijke gegevens. Het is ook bevoegd tot het verstrekken van deze gegevens.

Handelingen van het college zijn opgenomen in het BSD voor de rechterlijke macht (Stcrt. 2003, 11).

Arrondissementsrechtbank (1959–)

In geval van weigering van een verklaring omtrent het gedrag kan bij de arrondissementsrechtbank een klaagschrift worden ingediend.

Sinds de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2004, 315) voert het hoofd van een arrondissementsparket, het landelijk parket of een ressortsparket het beheer over de strafvorderlijke gegevens.

Handelingen van de arrondissementsrechtbanken zijn opgenomen in het BSD voor de rechterlijke macht (Stcrt. 2003, 11).

Openbaar Ministerie (1959–)

Het OM kan de arrondissementsrechtbank adviseren bij de behandeling van klaagschriften i.v.m. de aanvraag van verklaringen omtrent het gedrag.

Handelingen van het openbaar Ministerie zijn opgenomen in het BSD voor de rechterlijke macht (Stcrt. 2003, 11).

Actoren die ressorteren onder het zorgdragerschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1959–)

De Minister van Binnenlandse Zaken is betrokken bij zaken betreffende de verklaring omtrent het gedrag. Het gaat daarbij om het vaststellen van modellen, het verrichten van onderzoek en het instellen van de gewone en de bijzondere Commissie van advies inzake justitiële documentatie.

Bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag (1959–1997)

Een burgemeester kan het oordeel van deze actor inwinnen wanneer de door hem zelf ingestelde commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag niet kan worden gehoord.

Dit bureau ressorteert onder dienst Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De handeling van dit bureau is ondergebracht bij de handelingen voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Selectielijsten

Zorgdrager Ministerie van Justitie

Actor: Minister van Justitie

Algemene handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

1.

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid op het terrein van justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: O.a. beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen en evaluaties

Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.

Onder deze handeling valt ook:

– het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein (bijvoorbeeld de Justitiële Informatiedienst)

– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein

– het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende het beleidsterrein

– het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende het beleidsterrein; zie ook handelingen 5, 177 en 183 van het BSD ‘Per slot van Rijksrekening’

– het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie)

– het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer op het beleidsterrein; zie ook ‘Per Slot van Rijksrekening’ handeling 295, 357 en 374

– het aan externe adviescommissies verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein

– het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein

– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (als beleidsinstrument)

Waardering: B 1 en 2

Totstandkoming van wet- en regelgeving

2.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires

Waardering: B 1

Verantwoording van beleid

3.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Opmerking: Het betreft hier alléén voorbereidingen waarvoor in de wet- en regelgeving geen grondslagen te vinden zijn

Waardering: B3 voor jaarverslagen, en voor kwartaal- of maandverslagen indien geen jaarverslagen aanwezig zijn

V 5 jaar: overige neerslag

4.

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Waardering: B 2,3

5.

Handeling: Het informeren van de Commissies voor Verzoekschriften en andere tot het onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid inzake justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Waardering: B 3

6.

Handeling: Het beslissen op bezwaar- beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen

Periode: 1945–

Produkt: Beschikkingen, verweerschriften

Waardering V, 10 jaar na definitieve afsluiting zaak

Internationaal beleid

7.

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen inzake justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het presenteren van Nederlandse standpunt in intergouvernementele organisaties

Periode: 1945–

Produkt: Internationale regelingen, nota’s, notities, standpunten

Waardering B 1,2

Informatieverstrekking

8.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Opmerking: Deze handeling wordt ook uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst.

Waardering: V 1 jaar

9.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Voorlichtingsmateriaal

Opmerking: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (waarbij voorlichting als beleidsinstrument gehanteerd wordt) handeling 1

Waardering: B 5 een exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal

V 2 jaar overige neerslag.

Onderzoek

10.

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Offerte, brieven, rapport

Opmerking: Voor (interdepartementale) commissies zie handeling 1

Waardering: B 1, 2

11.

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Nota’s, notities, brieven

Waardering: V 2 jaar

12.

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Waardering: V 2 jaar

13.

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: Rekeningen, declaraties

Waardering: V 7 jaar

Subsidiëring

14.

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Beschikkingen

Opmerking: Vanaf 1995 worden er geen subsidies meer verstrekt wanneer daarvoor geen wettelijke basis bestaat

Waardering: V, 10 jaar

Organisatie

15.

Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van organisatie-eenheden op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: Beschikkingen

Waardering: B 4

Handelingen met betrekking tot de Nederlandse inbreng in de Europese Unie

16.

Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EG.

Periode: 1958–

Produkt: Besluit

Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband

17.

Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan expertgroepen van de Europese Commissie inzake het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage

Periode: 1958–

Waardering: B 1

18.

Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen en Groenboeken van de Europese Commissie op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1958–

Produkt: Concept-fiches

Opmerking: De interdepartementale WBNC stelt de informatiefiches vast (de handeling hiervoor is opgenomen in het concept-RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’.

Waardering: V, 3 jaar

19.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

20.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

21.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het COREPER met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het COREPER worden vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

22.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

23.

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van Raadsvergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen (CoCo).

Waardering: B 1

24.

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1993–

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken Ministers.

Waardering: B 1

25.

Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité of reglementeringscomité

Periode: 1958–

Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.

Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag

26.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag, die besproken worden in raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité, en het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke Ministerie het coördinatie-overleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Waardering: B 1

27.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Europese Commissie voorgenomen besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen met betrekking tot het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag, voorzover deze niet zijn vastgelegd in Raadsbesluiten en worden besproken in commissies en werkgroepen, en het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze commissies en werkgroepen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke Ministerie het coördinatie-overleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Waardering: B 1

28.

Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast te stellen besluit

Periode: 1993–

Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (Stcrt. 1992, 230), nr. 334

Produkt: Implementatieplan

Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure (co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.

Waardering: B 1

29.

Handeling: Het voordragen aan de Europese Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Produkt: Besluit

Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag

Nader te bepalen wet- en regelgeving

30.

Handeling: Het geven van nadere regels ter uitvoering van wet- en regelgeving

Periode: 1951–

Grondslag: Besluit justitiële documentatie, art. 8 (Stb. 1951, 36); Besluit inlichtingen justitiële documentatie, art. 10 (Stb. 1958, 466); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Eerste uitvoeringsbeschikking justitiële documentatie (Stcrt. 1951, 76), Aanvulling Eerste uitvoeringsbeschikking justitiële documentatie (Stcrt. 1951, 129); Besluit van 2 december 1958 (Stcrt. 1958, 238); Regeling van de Minister van Justitie van 10 december 1993, houdende voorschriften over de aanvraagformulieren gegevens justitiële documentatie (Stcrt. 1993, 250); Circulaire met Beleidsregels VOG NP–RP 2004 (Stcrt. 2004, 64)

Waardering: B 1

Registreren van gegevens

31.

Handeling: Het behandelen van verzoeken om gegevensverstrekking en om verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 11 (Stb.1959, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 18 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Correspondentie

Opmerking: De behandeling van VOG-verzoeken is in 2005 door JustID overgedragen aan het Centraal orgaan VOG, van de dienst Justis van het Ministerie van Justitie.

Waardering: V, 10 jaar na afdoening

Voor de verstrekking van justitiële gegevens worden in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens waarderingen gegeven (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315): zie daarvoor art. 19, 44

33.

Handeling: Het treffen van maatregelen opdat de justitiële gegevens juist en nauwkeurig zijn.

Periode: 2002–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 3 (Stb. 2002, 552)

Periode: 2002–

Waardering: B 5

34.

Handeling: Het ten uitvoer brengen van technische en organisatorische maatregelen om de justitiële gegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.

Periode: 2002–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 7 lid 1 (Stb. 2002, 552)

Waardering: V, 10 jaar na verval

36.

Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die is belast met het beheer van de geregistreerde gegevens van de justitiële informatiedienst op het Ministerie van Justitie

Periode: 1959–2005

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 221); Besluit van 28 november 1988, hoofddirectie organisatie rechtspleging en rechtshulp (Stcrt. 1988, 247); Regeling houdende de aanwijzing van de beheerder van de afdeling van de justitiële documentatiedienst ten departemente d.d. 23 maart 1994 (Stcrt. 1994, nr. 65)

Waardering: V, 7 jaar na einde dienstverband

39.

Handeling: Het stellen van voorwaarden aan de verwerking van justitiële gegevens.

Periode: 2002–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 15 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit, voorschriften

Waardering: V, 30 jaar

40.

Handeling: Het op de hoogte brengen van belanghebbenden van wijzigingen en verbeteringen van justitiële gegevens

Periode: 2002–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 48 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Correspondentie

Opmerking: Deze handeling wordt namens de Minister ook uitgevoerd door de Justitiële informatiedienst

Waardering: V, 3 jaar

41.

Handeling: Het registreren van in justitiële bescheiden voorkomende gegevens betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, andere verenigingen van personen of doelvermogens

Periode: 1951–

Grondslag: Besluit justitiële documentatie, art. 1 (Stb. 1951, 36); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Strafregister en algemeen documentatieregister

Opmerking: Deze handeling wordt uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst. Omdat het om persoons- en justitiële gegevens gaat, is de waardering aangepast conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, o.a. artt. 4, 5 en 6 (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315).

Waardering: Ingevolge de Wet Justitiële gegevens is de vernietiging van de neerslag van deze handeling dwingend voorgeschreven. Zie voor de daarbij in acht te nemen termijnen de artikelen 4, 5 en 6 van genoemde wet.

44.

Handeling: Het voorbereiden van een AMvB waarbij is vastgelegd welke justitiële gegevens door de justitiële informatiedienst worden vastgelegd

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 1, lid 1 (Stb. 1959, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1958, 467); Besluit van 26 mei 1961, houdende wijziging van het besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1961, 163); Besluit van 29 november 1962, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1962, 487); Besluit van 4 januari 1965, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1965, 2); Besluit van 7 maart 1966, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1966, 109); Besluit van 11 augustus 1967, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb.1967, 420); Besluit van 26 november 1969 (Stb. 1969, 529); Besluit van 22 augustus 1970, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb.1970, 397); Besluit van 11 juni 1974, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1974, 33); Besluit van 30 mei 1997, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb. 1997, 230)

Waardering: B 1

72.

Handeling: Het geven van nadere voorschriften voor wijze van registratie en de verwijdering van gegevens door de justitiële documentatiedienst

Periode: 1959–

Grondslag: Besluit registratie justitiële gegevens, art. 8 (Stb. 1958, 467); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Regeling verwijdering justitiële gegevens (Stcrt. 1993, 77)

Waardering: B 1

46.

Handeling: Het uitvaardigen van voorschriften betreffende de opname van onherroepelijk geworden veroordelingen gewezen door andere dan Nederlandse rechters

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 4, lid 1 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit registratie buitenlandse strafbladen van 10 november 1958 (Stcrt. 1958. Nr. 223)

Waardering: B 1

83.

Handeling: Het registreren van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen justitiële gegevens

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 1 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Registratiesysteem

Opmerking: Deze handeling wordt uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst. Omdat het om persoons- en justitiële gegevens gaat, is de waardering aangepast conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, o.a. artt. 4, 5 en 6 (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315).

Waardering: Ingevolge de Wet Justitiële gegevens is de vernietiging van de neerslag van deze handeling dwingend voorgeschreven. Zie voor de daarbij in acht te nemen termijnen de artikelen 4, 5 en 6 van genoemde wet.

87.

Handeling: Het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels met betrekking tot de verstrekking van criminele inlichtingen, de gegevensbeveiliging, de bronbescherming, en bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden

Actor: Minister van Justitie

Grondslag: art. 14 CID-regeling (Stcrt.1986, 141)

Periode: 1986–1993

Waardering: B1

Registratie in strafregisters

47.

Handeling: Het geven van voorschriften voor de opname van justitiële gegevens in strafregisters door de justitiële documentatiedienst

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 4, lid 2 en 5 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Voorschriften

Waardering: B 1

48.

Handeling: Het vaststellen van gevallen waarin bij de vermelding van de kwalificatie van het feit in het strafblad wordt volstaan met een korte aanduiding

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 5, lid 1 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Waardering: V, 10 jaar

49.

Handeling: Het bepalen op welke wijze in de strafregisters aantekening wordt gehouden van:

Een last tot herroeping van een voorwaardelijke veroordeling;

Een last tot verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling;

Een beschikking tot voorwaardelijke invrijheidstelling, met vermelding van de duur van de proeftijd;

Een beschikking tot intrekking van een voorwaardelijke invrijheidstelling;

Een bevel tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van de Regering;

Een last tot verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke terbeschikkingstelling van de Regering

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 5, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Waardering: V, 10 jaar

79.

Handeling: Het nemen van een beslissing inzake de registratie van buitenlandse strafbladen wanneer er twijfel bestaat over de vraag of:

de veroordeling is gewezen ter zake van een feit dat door de Nederlandse strafwet wordt beschouwd als een misdrijf, of gelijk gesteld kan worden met een overtreding van artikel 432 Wetboek van Strafrecht;

de veroordeling is gewezen door een bij de wet ingesteld burgerlijk of militair, tot het opleggen van straffen, bevoegd gerecht

Periode: 1958–2005

Grondslag: Besluit registratie buitenlandse strafbladen, art. 5 (Stcrt. 1958, 223); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Beschikking

Waardering: V, 10 jaar

84.

Handeling: Het registreren van de bij wet aangewezen justitiële gegevens in de strafregisters

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 1 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Registratiesysteem

Opmerking: Deze handeling wordt uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst. Omdat het om persoons- en justitiële gegevens gaat, is de waardering aangepast conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, o.a. artt. 4, 5 en 6 (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315).

Waardering: Ingevolge de Wet Justitiële gegevens is de vernietiging van de neerslag van deze handeling dwingend voorgeschreven. Zie voor de daarbij in acht te nemen termijnen de artikelen 4, 5 en 6 van genoemde wet.

Het verstrekken van gegevens

31.

Handeling: Het behandelen van verzoeken om gegevensverstrekking en om verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

De behandeling van VOG-verzoeken is in 2005 door JustID overgedragen aan het Centraal orgaan VOG, van de dienst Justis van het Ministerie van Justitie.

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 11 (Stb. 1959, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 18 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Correspondentie

Waardering: V, 10 jaar na afdoening

Voor de verstrekking van justitiële gegevens worden in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens waarderingen gegeven (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315): zie daarvoor art. 19, 44

35.

Handeling: Het stellen van nadere regels ter beveiliging van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de geautomatiseerde gegevensverstrekking

Periode: 2002–2005

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 16 lid 3 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Waardering: B 1

36.

Handeling: Het opstellen van een overzicht van de namen van de personen of organisaties aan wie justitiële gegevens zijn verstrekt en van het aantal verzoeken van deze personen of organisaties

Periode: 2002–2005

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 16 lid 4 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Opmerking: Dit overzicht wordt jaarlijks aan het College Bescherming Persoonsgegevens verstrekt.

Waardering: V, 10 jaar

37.

Handeling: Het in bijzondere gevallen geven van toestemming voor de verstrekking van justitiële gegevens indien een zwaarwegend algemeen belang dit vordert en voorzover dit voor bijzondere doeleinden noodzakelijk is

Periode: 2001–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 15 (Stb. 1959, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 14 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit, voorschriften

Waardering: V, 30 jaar

38.

Handeling: Het geven van ontheffing van het anonimiseren van justitiële gegevens die worden verstrekt ten behoeve wetenschappelijk onderzoek

Periode: 2002–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artt. 15 en 42 lid 6 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit, voorschriften

Waardering: V, 30 jaar

42.

Handeling: Het bepalen welke autoriteiten en personen, buiten de Nederlandse gerechtelijke autoriteiten, inlichtingen mogen ontvangen van de justitiële documentatiedienst

Periode: 1951–

Grondslag: Besluit houdende instelling van een justitiële documentatiedienst, art. 1 (Stb. 1951, 36); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Waardering: B 5

50.

Handeling: Het bepalen op welke wijze de justitiële informatiedienst inlichtingen verstrekt aan:

Nederlandse rechterlijke ambtenaren

Andere dan Nederlandse rechtelijke ambtenaren, voor zover de Minister van Justitie dat voorschrijft

De Minister van Justitie

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 11 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit registratie buitenlandse strafbladen van 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 223)

Opmerking: NB Aan personen of lichamen, die krachtens art. 37 van de Wet op de economische delicten de bevoegdheid tot transactie is verleend, worden ten behoeve van de uitoefening van deze bevoegdheid gegevens verstrekt aangaande economische delicten.

Waardering: B 5

76.

Handeling: Het bepalen aan welke rechterlijke ambtenaren afschriften van de zich in de persoonsdossiers bevindende rapporten mogen worden afgegeven, voor zover dit niet zijn:

Nederlandse rechterlijk ambtenaren;

Rechterlijke ambtenaren van Aruba en de Nederlandse Antillen;

Penitentiaire consulenten;

Directeuren van inrichtingen waar aan een persoon opgelegde straffen of maatregelen ten uitvoer worden gelegd

Periode: 1994–

Grondslag: Regeling persoonsdossiers strafrechtspleging, art. 9, lid 1 (Stcrt. 1994, nr. 40)

Product: Beschikking

Waardering: B 5

51.

Handeling: Het bepalen in welke gevallen de justitiële documentatiedienst inlichtingen verstrekt aan personen en instellingen die op het terrein van de reclassering, de kinderbescherming of de psychopatenzorg werkzaam zijn

Periode: 1959–2005

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 12 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 221)

Opmerking: In het bovenstaand besluit is een door de Minister van Justitie vastgestelde lijst gepubliceerd.

Waardering: B 5

64.

Handeling: Het voorbereiden van een KB, waarin aan de procureurs-generaal bij de gerechtshoven de bevoegdheid wordt verleend om overeenkomstig de hierin gegeven voorschriften uit inlichtingen van de justitiële informatiedienst gegevens te verschaffen aan de hierin aangewezen personen met een publieke taak belast

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 13 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit inlichtingen justitiële documentatie 1958 (Stb. 1958, 466)

Opmerking: De Nota van Toelichting op het Besluit inlichtingen justitiële documentatie1958 (Stb. 1958, 466) vermeldt dat de Minister van Justitie omtrent dit besluit adviezen heeft ingewonnen van ambtsgenoten.

Waardering: B 5

74.

Handeling: Het vaststellen van gevallen waarin aan de procureur-generaal gerichte verzoeken om inlichtingen uit de justitiële documentatieregisters lopen via een door de Minister van Justitie aan te wijzen ambtenaar

Periode: 1959–2005

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie, art. 8, lid 2 (Stb. 1958, 466)

Opmerking: Het gaat hierbij uiteraard om de procureur-generaal in wiens rechtsgebied het betreffende register van de justitiële informatiedienst wordt beheerd.

Waardering: V, 10 jaar

75.

Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar belast met het ontvangen en doorgeven van verzoeken om inlichtingen uit de justitiële documentatieregisters aan de procureur-generaal in door de Minister van Justitie vast te stellen gevallen

Periode: 1959–2005

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie, art. 8, lid 2 (Stb. 1958, 466); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Beschikking

Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag

Verstrekking uit strafregisters

44.

Handeling: Het bepalen op welke wijze de justitiële informatiedienst uittreksels uit de strafregisters verstrekt aan de burgemeesters ten behoeve van de afgifte van verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 14 (Stb. 1955, 395) Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 2 december 1958 (Stcrt. 1958, 238)

Waardering: V, 10 jaar

45.

Handeling: Het bepalen aan welke andere, niet in de wet vermelde personen door de justitiële informatiedienst uittreksels uit de strafregisters worden verstrekt

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 15 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit inlichtingen strafregisters d.d. 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 221); Besluit van 10 maart 1959 (Stcrt., 1959, 51);

Besluit d.d. 13 mei 1959 (Stcrt. 1959, 93);

Besluit d.d. 22 januari 1960 (Stcrt. 1960, 17);

Besluit d.d. 1 september 1960 (Stcrt. 1960, 171);

Wijziging Besluit inlichtingen strafregisters (opneming nieuw artikel 6b) (Stcrt. 1981, 251)

Waardering: B 5

52.

Handeling: Het vaststellen aan welke personen belast met een publieke taak de justitiële documentatiedienst uittreksels uit strafregisters mag verstrekken

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 13 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artt. 8 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit inlichtingen justitiële documentatie (KB d.d. 23 september 1958, Stb. 466); Besluit houdende wijziging inlichtingen justitiële documentatie d.d. 12 januari 1961 (Stb. 1958, 466); Besluit van 12 juli 1963 tot wijziging van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb. 1963, 330); Besluit van 11 augustus 1967, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb.1967, 420); Besluit van 22 augustus 1970, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb.1970, 397);Besluit van 9 september 1994 (Stb. 1994, 689), houdende wijziging van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie; Besluit van 30 mei 1997, houdende wijziging van het Besluit registratie justitiële gegevens en het Besluit inlichtingen justitiële documentatie (Stb. 1997, 230)

Waardering: V, 10 jaar

53.

Handeling: Het bepalen op welke wijze de justitiële documentatiedienst uittreksels uit de strafregisters verstrekt aan de burgemeesters ten behoeve van de afgifte van verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–2005

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 14 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 2 december 1958 (Stcrt. 1958, 238)

Waardering: V, 10 jaar

54.

Handeling: Het bepalen aan welke andere, niet in de wet vermelde personen door de justitiële documentatiedienst uittreksels uit de strafregisters worden verstrekt

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 15 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artt. 9, 14 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit inlichtingen strafregisters d.d. 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 221); Besluit van 10 maart 1959 (Stcrt., 1959, 51); Besluit d.d. 13 mei 1959 (Stcrt. 1959, 93); Besluit d.d. 22 januari 1960 (Stcrt. 1960, 17); Besluit d.d. 1 september 1960 (Stcrt. 1960, 171); Wijziging Besluit inlichtingen strafregisters (opneming nieuw artikel 6b) (Stcrt. 1981, 251)

Waardering: V, 10 jaar

80.

Handeling: Het (eventueel) stellen van beperkingen aan de bevoegdheid van de justitiële informatiedienst om inlichtingen uit de strafregisters te verstrekken aan de secretarissen-generaal van de Ministeries

Periode: 1993–2005

Grondslag: Besluit inlichtingen strafregisters, art. 2b, lid 3 (Stcrt. 1958, 221, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1993, 238)

Waardering: V, 10 jaar

81.

Handeling: Het jaarlijks verzamelen van informatie van de justitiële informatiedienst om na te gaan ten behoeve van de vervulling van welke werkzaamheden het noodzakelijk is geacht om inlichtingen uit de strafregisters op te vragen

Periode: 1993–2005

Grondslag: Besluit inlichtingen strafregisters, art. 2b, lid 2 (Stcrt. 1958, 221, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1993, 238); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, Art. 9 (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315); Besluit justitiële gegevens, Art. 17 (Stb. 2004, 130);

Product: Rapport

Opmerking: Volgens de NvT is dit bedoeld als een controlemiddel op de uitvoering. Voorkomen moet worden dat een al te ruime interpretatie wordt gegeven van art. 2b, eerste lid van het Besluit inlichtingen strafregisters d.d. 10 november 1958 (Stcrt. 1958, 221), waarbij de mogelijkheid is geopend om informatie uit de strafregisters in te winnen over personen die bepaalde werkzaamheden bij het Rijk vervullen of gaan vervullen

Deze handeling wordt namens de Minister uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst

Waardering: B 5

Toezicht op het verstrekken van gegevens

43.

Handeling: Het stellen van regels voor de wijze waarop de procureurs-generaal van de gerechtshoven toezicht houden op het verstrekken van inlichtingen door de justitiële documentatie-afdelingen bij de griffies van de arrondissementsrechtbanken

Periode: 1951–

Grondslag: Besluit justitiële documentatie, art. 7 (Stb. 1951, 36); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Waardering: B 5

62.

Handeling: Het aanwijzen van voorschriften waarbij gevolg wordt verbonden aan veroordelingen wegens misdrijven en bepaalde overtredingen en in verband waarmee informatie uit de algemene documentatieregisters mag worden verstrekt

Periode: 1959–2005

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie, art. 7, lid 3 (Stb. 1958, 466, gewijzigd bij Stb. 1994, 689); Besluit justitiële gegevens, Art. 13 lid 3 (Stb. 2004, 130)

Product: Besluit van 9 januari 1959 (Stcrt. 1959, 18); Besluit van 16 december 1959 (Stcrt. 1959, 247).

Waardering: B 5

77.

Handeling: Het aanwijzen van personen voor zover niet behorend tot de afdeling van de justitiële informatiedienst, die in verband met de uitoefening van hun taak rechtstreeks toegang krijgen tot het algemeen documentatieregister

Periode: 1994–

Grondslag: Privacyreglement justitieel documentatiesysteem, art. 8, lid 2 (Stcrt. 1994, 118); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Beschikking

Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag

78.

Handeling: Het verlenen van schriftelijke toestemming en het stellen van voorwaarden ten aanzien van het gebruik van de in het algemeen documentatieregister opgenomen persoonsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek

Periode: 1994–2002

Grondslag: Privacyreglement justitieel documentatiesysteem, art. 9, lid 2 (Stcrt. 1994, 118)

Product: Beschikking

Waardering: V, 10 jaar

85.

Handeling: Het beheren van justitiële gegevens.

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 1 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Beheerplannen, instructies

Opmerking: De waardering van deze handeling betreft niet de bewaartermijn van de justitiële gegevens zelf. Daarvoor bestaan wettelijke bewaartermijnen. Zie daarvoor Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, o.a. artt. 4, 5 en 6 (Stb. 2002, 552, gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Deze handeling wordt namens de Minister uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst.

Waardering: V, 10 jaar

86.

Handeling: Het organiseren van de gegevensverstrekking.

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag art. 11 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Instructies

Opmerking: Deze handeling wordt namens de Minister uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst.

Waardering: V, 10 jaar

Handelingen met betrekking tot de Commissie van advies inzake de justitiële documentatie

55.

Handeling: Het instellen van de Commissie van advies inzake de justitiële documentatie

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 17, lid 2 (Stb. 1955, 395)

Periode: 1959–1997

Product: KB van 11 augustus 1956 (Stcrt. 1957, 186)

Opmerking: De grondslag vervalt met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel van 6 februari 1997, art. VIII (Stb. 1997, 63)

Waardering: B 4

56.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden en de voorzitter van de Commissie van advies inzake de justitiële documentatie

Periode: 1959–1997

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 17, lid 2 (Stb. 1955, 395), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 63)

Product: KB van 11 augustus 1956 (Stcrt. 1957, 186)

Opmerking: De grondslag vervalt met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel van 6 februari 1997, art. VIII (Stb. 1997, 63)

Waardering: V, 7 jaar na einde dienstverband

57.

Handeling: Het aanstellen van een secretaris ten behoeve van de Commissie van advies inzake justitiële documentatie

Periode: 1959–1997

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 17, lid 3 (Stb. 1955, 395), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 63)

Product: Aanstellingsbesluit

Opmerking: De grondslag vervalt met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening

Waardering: V, 7 jaar na einde dienstverband

58.

Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar van het departement als ambtshalve lid van de Commissie van advies inzake de justitiële documentatie

Periode: 1959–1997

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 17, lid 3 (Stb. 1955, 395), zoals ingevoegd bij de Wet van 28 oktober 1959 (Stb. 1959, 378), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 63)

Product: Aanwijzing

Opmerking: Deze ambtshalve leden nemen deel aan de beraadslagingen en hebben een adviserende stem.

De grondslag vervalt met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel van 6 februari 1997, art. VIII (Stb. 1997, 63)

Waardering: V, 7 jaar na einde dienstverband

Verklaringen omtrent het gedrag

32.

Handeling: Het beslissen over de verstrekking van een Verklaring Omtrent het Gedrag

Periode: 2005–

Grondslag: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 18 (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Correspondentie

Opmerking: Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent Gedrag voert deze handeling namens de Minister van Justitie uit.

Waardering: V, 1 jaar

65.

Handeling: Het voorbereiden van een AMvB waarbij het model voor de verklaring omtrent het gedrag wordt vastgesteld

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 19, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Modellen

Opmerking: Bij het KB van 30 januari 1956 (Stb. 1956, 73), en het KB van 18 januari 1974 (Stb. 1974, 45) werden verschillende modellen voor deze verklaring vastgesteld.

Waardering: B 1

68.

Handeling: Het aanwijzen van doeleinden die een onderzoek naar het gedrag niet wettigen

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 23, lid 1 (Stb. 1955, 395), gewijzigd in 1993 (Stb. 1993, 690); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Opmerking: De Minister van Binnenlandse Zaken wijst de doeleinden aan in overeenstemming met de Minister van Justitie.

Waardering: V, 5 jaar

Handelingen met betrekking tot Commissies van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

69.

Handeling: Het bij AMVB stellen van regels met betrekking tot de samenstelling van de commissies van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 28, lid 2 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: KB van 20 februari 1958 (Stb. 1958, 103)

Opmerking: In bijzonder gevallen kan de burgemeester voor de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag het advies inwinnen van de door hem hiertoe ingestelde commissie.

Waardering: V, 10 jaar

Bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

70.

Handeling: Het instellen van een bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 28, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 19 januari/4 februari 1959

Opmerking: Het betreft hier een commissie van advies die de burgemeester van een gemeente zonder eigen commissie van advies kan adviseren inzake het al of niet afgeven van een verklaring omtrent het gedrag

Waardering: B 4

Actor: Commissie van advies inzake de justitiële documentatie

59.

Handeling: Het op verzoek of ambtshalve adviseren van de Minister van Justitie inzake de justitiële documentatie

Periode: 1959–1997

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 18, lid 1 (Stb. 1955, 395), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 63)

Product: Adviezen

Opmerking: Het advies werd zowel op verzoek als ambtshalve verleend.

De aanduiding lid 1 verdween na het vervallen van het tweede lid met de inwerkingtreding van de Wet van 10 juli 1995 (Stb. 355) tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing adviesverplichtingen.

De grondslag verviel met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel van 6 februari 1997, art. VIII (Stb. 1997, 63)

Waardering: B 1

60.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over de AMVB waarin wordt vastgesteld welke justitiële gegevens de justitiële informatiedienst registreert

Periode: 1959–1995

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 18, lid 2 (Stb. 1955, 395), vervallen in 1995 (Stb. 1995, 355)

Product: Adviezen

Opmerking: Het door de Minister van Justitie uitgevaardigde Besluit registratie justitiële gegevens (Stb. 1958, 467) is diverse malen gewijzigd. Niet bij elke wijziging bracht de Commissie advies uit.

Waardering: B 1

61.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake het aanwijzen van voorschriften waarbij gevolg wordt verbonden aan veroordelingen wegens misdrijven en bepaalde overtredingen en in verband waarmee informatie uit de algemene documentatieregisters mag worden verstrekt

Periode: 1959–1997

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie, art. 7, lid 3 (Stb. 1958, 466), gewijzigd 1994 (Stb. 1994, 689), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 20)

Product: adviezen

Opmerking: De betreffende inlichtingen worden verstrekt aan personen of colleges, die ten aan zien van bepaalde personen belast zijn met het nemen van bestuursbesluiten ter uitvoering van de bedoelde wetten dan wel belast zijn met het beslissen in beroep terzake van zodanige besluiten.

Waardering: B 1

63.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake het KB, waarin aan de procureurs–generaal bij de gerechtshoven de bevoegdheid wordt verleend om overeenkomstig de hierin gegeven voorschriften uit inlichtingen van de justitiële informatiedienst gegevens te verschaffen aan de hierin aangewezen personen met een publieke taak belast

Periode: 1959–1995

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 18, lid 2 (Stb. 1955, 395), vervallen in 1995 (Stb. 1995, 355)

Product: Adviezen

Opmerking: Het door de Minister van Justitie uitgevaardigde Besluit inlichtingen justitiële documentatie1958 (Stb. 1958, 466) is diverse malen gewijzigd (zie bij volgende handeling de opsomming bij product). Bij elke wijziging bracht de Commissie van advies steeds advies uit.

Waardering: B 1

Zorgdrager Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Actor: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1.

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid op het terrein van justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: O.a. beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen en evaluaties

Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.

Onder deze handeling valt ook:

het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein

het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein

het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende het beleidsterrein

het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende het beleidsterrein; zie ook handelingen 5, 177 en 183 van het BSD ‘Per slot van Rijksrekening’

het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie)

het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer op het beleidsterrein; zie ook ‘Per S;ot van Rijksrekening’ handeling 295, 357 en 374

het aan externe adviescommissies verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein

het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein

het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (als beleidsinstrument)

Waardering: B 1 en 2

Totstandkoming van wet- en regelgeving

2.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires

Opmerking: Het betreft hier alléén voorbereidingen waarvoor in de wet- en regelgeving geen grondslagen te vinden zijn

Waardering: B 1

Verantwoording van beleid

3.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Opmerking: Het betreft hier alléén voorbereidingen waarvoor in de wet- en regelgeving geen grondslagen te vinden zijn

Waardering: B3 voor jaarverslagen, en voor kwartaal- of maandverslagen indien geen jaarverslagen aanwezig zijn

V 5 jaar: overige neerslag

4.

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Waardering: B 2,3

5.

Handeling: Het informeren van de Commissies voor Verzoekschriften en andere tot het onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid inzake justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Waardering: B 3

6.

Handeling: Het beslissen op bezwaar- en beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen

Periode: 1945–

Produkt: Beschikkingen, verweerschriften

Waardering: V, 10 jaar na definitieve afsluiting zaak

Internationaal beleid

7.

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen inzake justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag en het presenteren van Nederlandse standpunt in intergouvernementele organisaties

Periode: 1945–

Produkt: Internationale regelingen, nota’s, notities, standpunten

Waardering: B 1,2

Informatieverstrekking

8.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Brieven, notities

Waardering: V 1 jaar

9.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Voorlichtingsmateriaal

Opmerking: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (waarbij voorlichting als beleidsinstrument gehanteerd wordt) handeling 1

Waardering: B 5 een exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal

Wardering: V 2 jaar overige neerslag.

Onderzoek

10.

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Offerte, brieven, rapport

Opmerking: Voor (interdepartementale) commissies zie handeling 1

Waardering: B 1, 2

11.

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Nota’s, notities, brieven

Waardering: V 2 jaar

12.

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Waardering: V, 2 jaar

13.

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Product: Rekeningen, declaraties

Waardering: V 7 jaar

Subsidiëring

14.

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het beleidsterrein justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1945–

Produkt: Beschikkingen

Opmerking: Vanaf 1995 worden er geen subsidies meer verstrekt wanneer daarvoor geen wettelijke basis bestaat

Waardering: V, 10 jaar

Justitële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag

49.

Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar van het departement als ambtshalve lid van de commissie van advies inzake de justitiële documentatie

Periode: 1959–1997

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 17, lid 3 (Stb. 1955, 395), zoals ingevoegd bij de Wet van 28 oktober 1959 (Stb. 1959, 378), vervallen in 1997 (Stb. 1997, 63)

Product: Aanwijzing

Opmerking: Deze ambtshalve leden nemen deel aan de beraadslagingen en hebben een adviserende stem.

De grondslag vervalt met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet herziening adviesstelsel van 6 februari 1997, art. VIII (Stb. 1997, 63)

Waardering: V, 7 jaar na einde dienstverband

Model voor verklaring

65.

Handeling: Het voorbereiden van een AMvB waarbij het model voor de verklaring omtrent het gedrag wordt vastgesteld

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 19, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Modellen

Opmerking: Bij het KB van 30 januari 1956 (Stb. 1956, 73), en het KB van 18 januari 1974 (Stb. 1974, 45) werden verschillende modellen voor deze verklaring vastgesteld.

Waardering: B 1

Aanvragen en afgeven

66.

Handeling: Het voorbereiden van een AMvB waarbij de uitzonderingsgevallen worden vastgesteld aangaande de instantie welke de verklaring omtrent het gedrag afgeeft

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 20, lid 2 (Stb. 1955, 395), gewijzigd in 1994 (Stb. 1994, 565); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 30 januari 1956 (Stb. 1956, 73)

Opmerking: In 1994 werd bij de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Stb. 1994, 494) de Wet bevolkings- en verblijfregisters (Stb. 1948, I 393) ingetrokken

Waardering: B 1

67.

Handeling: Het vaststellen van een afwijkende regeling voor het aanvragen van een verklaring omtrent het gedrag voor bijzondere gevallen

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 22 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Bevoegdverklaring chef spoorwegrecherche tot verzoeken om verklaringen omtrent het gedrag (Stcrt. 1959, 24), Bevoegdheid tot antecendentenonderzoek door spoorwegrecherche (Stcrt. 1972, 250)

Waardering: B 1

68.

Handeling: Het aanwijzen van doeleinden die een onderzoek naar het gedrag niet wettigen

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 23, lid 1 (Stb. 1955, 395), gewijzigd in 1993 (Stb. 1993, 690); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Opmerking: De Minister van Binnenlandse Zaken wijst de doeleinden aan in overeenstemming met de Minister van Justitie.

Waardering: V, 5 jaar

69.

Handeling: Het bij AMVB stellen van regels met betrekking tot de samenstelling van de commissies van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 28, lid 2 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: KB van 20 februari 1958 (Stb. 1958, 103)

Opmerking: In bijzonder gevallen kan de burgemeester voor de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag het advies inwinnen van de door hem hiertoe ingestelde commissie.

Waardering: V, 10 jaar

70.

Handeling: Het instellen van een bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 28, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Product: Besluit van 19 januari/4 februari 1959

Opmerking: Het betreft hier een commissie van advies die de burgemeester van een gemeente zonder eigen commissie van advies kan adviseren inzake het al of niet afgeven van een verklaring omtrent het gedrag

Waardering: B 4

82.

Handeling: Het verrichten van een onderzoek naar personen die worden of zijn belast met een bepaalde werkzaamheid, in dienstbetrekking, bij de Staat der Nederlanden

Periode: 1959–

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie 1958, art. 5, lid 1 (Stb. 1958, 466); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Opmerking: Deze handeling wordt verricht door het centraal antecedentenbureau. Het bureau kan hiervoor bij de procureurs-generaal vragen om inlichtingen uit de algemene documentatieregisters over gegevens die vermeld stonden op de uit de strafregisters verwijderde strafbladen.

Waardering: B 5

73.

Handeling: Het aanwijzen van gevallen waarin de procureurs-generaal bij de gerechtshoven niet bevoegd zijn om inlichtingen te verstrekken over gegevens uit de algemene documentatieregisters die vermeld stonden op de uit de strafregisters verwijderde strafbladen, aan burgemeesters ten behoeve van een verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot een aanstelling van personeel bij de Staat der Nederlanden

Periode: 1959–

Grondslag: Besluit inlichtingen justitiële documentatie 1958, art. 6, lid 3 (Stb. 1958, 466); Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130)

Product: Aanwijzing

Opmerking: De Nota van Toelichting op Besluit inlichtingen justitiële documentatie1958, art. 6, lid 3 (Stb. 1958, 466) vermeldt dat deze bepaling voorziet er in een terreinafbakening tussen burgemeesters en het centraal antecedentenbureau.

Waardering: B 5

80.

Handeling: Het (eventueel) stellen van beperkingen aan de bevoegdheid van de justitiële informatiedienst om inlichtingen uit de strafregisters te verstrekken aan de secretarissen-generaal van de Ministeries

Periode: 1993–

Grondslag: Besluit inlichtingen strafregisters, art. 2b, lid 3 (Stcrt. 1958, 221, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1993, 238)

Waardering: V, 10 jaar

Actor: Bijzondere commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag

71.

Handeling: Het adviseren van de burgemeester omtrent de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag

Periode: 1959–

Grondslag: Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, art. 28, lid 3 (Stb. 1955, 395); Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Stb. 2002, 552, zoals gewijzigd bij Stb. 2004, 315)

Opmerking: De burgemeester kan het oordeel van deze actor inwinnen wanneer de door hem zelf ingestelde commissie van advies inzake de verklaringen omtrent het gedrag niet kan worden gehoord.

Waardering: V, 1 jaar.

Naar boven