Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 6 december 2006, nr. DDS 5456934, houdende regels tot bevordering van vrijwillige inburgering in de niet-G31 gemeenten

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 48r en 48s van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en strekking van de regeling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b. wet: de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012;

  • c. besluit: het Besluit inburgering, zoals dit luidde op 31 december 2012;

  • d. college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, niet zijnde een gemeente welke behoort tot de G31, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

  • e. samenwerkingsverband: een centrumgemeente of een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de deelnemende gemeenten de hen ingevolge deze regeling toekomende rechten en de ingevolge deze regeling op hen rustende verplichtingen hebben overgedragen;

  • f. bestuur: het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g. Nederlander: ieder die de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld;

  • h. inburgeraar: de Nederlander, of de rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de wet, of het rechtmatig in Nederland verblijvende familielid van voornoemde vreemdeling, of de rechtmatige in Nederland verblijvende vreemdeling van een staat wiens onderdanen op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 van de wet kan worden opgelegd, en die.

    • 1°. ouder is dan 15 jaar;

    • 2°. minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven, en;

    • 3°. niet beschikt over een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

    • 4°. niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

    • 5°. geen overeenkomst heeft afgesloten op grond van de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31, de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31, dan wel het extensieve deel van de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal;

    • 6°. niet eerder een overeenkomst heeft afgesloten op grond van de onderhavige regeling;

  • i. geestelijke bedienaar: de persoon, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de wet;

  • j. eigen bijdrage: de bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet;

  • k. inburgeringsvoorziening: de inburgeringsvoorzieningen, bedoeld in hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de wet, de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31, de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31 en het extensieve deel van de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal;

  • l. gecombineerde inburgeringsvoorziening: een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet;

  • m. inburgeringsexamen: het inburgeringsexamen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de wet;

  • n. exameninstelling: de exameninstelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de wet;

  • o. inburgeringscursus: een cursus welke een inburgeraar in staat stelt mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven, teneinde het inburgeringsexamen te behalen;

  • p. Informatiesysteem Inburgering: het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de wet;

  • q. inburgeringsbedrijf: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van uitoefening van beroep of bedrijf de inburgering van personen in Nederland bevordert;

  • r. persoonlijk inburgeringsbudget: een budget dat door het college of het bestuur, in het kader van een te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van een inburgeraar ter beschikking wordt gesteld en met behulp waarvan de inburgeraar zijn inburgering op een individuele wijze vorm geeft;

  • s. staatsexamen: het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • t. duale inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeraar aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd;

  • u. taalkennisvoorziening: voorziening die is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2

  • 1 De Minister kan aan een gemeente of een samenwerkingsverband, onder de in deze regeling genoemde voorwaarden, een financiële bijdrage verlenen teneinde de gemeente of het samenwerkingsverband in staat te stellen inburgeraars deel te laten nemen aan:

  • 2 De financiële bijdrage wordt onder voorbehoud van autorisatie van de begrotingswetgever verleend en vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Financiële bijdrage, inburgeringsvoorziening en persoonlijk inburgeringsbudget

Artikel 3

  • 1 Ten behoeve van het jaar 2007 stelt de Minister ambtshalve een voorschot op de financiële bijdrage vast welke vóór 26 februari 2007 bekend wordt gemaakt.

  • 2 Ten behoeve van de jaren 2008 en 2009 maakt de Minister voor 15 september 2007, respectievelijk 15 september 2008, een indicatief voorschot bekend.

  • 3 Het college dient voor 15 oktober 2007, respectievelijk 15 oktober 2008, een aanvraag in tot verlening van een financiële bijdrage.

  • 4 De Minister stelt de hoogte van het voorschot, bedoeld in het tweede lid, voor 1 december 2007, respectievelijk 1 december 2008 vast.

  • 5 Voorschotten worden uiterlijk binnen zes maanden na de vaststelling ervan betaald.

Artikel 4

  • 1 Het college of het bestuur kan aan een inburgeraar een inburgeringsvoorziening of een gecombineerde inburgeringsvoorziening aanbieden die op de persoonlijke situatie van de inburgeraar is afgestemd. Indien de inburgeraar daarom verzoekt, kan de inburgeringsvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde inburgeringsvoorziening worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het college of bestuur aan een inburgeraar, niet zijnde geestelijke bedienaar, een taalkennisvoorziening aanbieden. Indien de inburgeraar daarom verzoekt, kan de taalkennisvoorziening worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

  • 3 Zowel een inburgeringsvoorziening als een gecombineerde inburgeringsvoorziening bereidt voor op en leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen.

  • 4 Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening, dan wel de gecombineerde inburgeringsvoorziening, uiterlijk 31 december van het tweede kalenderjaar na het jaar waarin de voorziening is vastgesteld, wordt afgesloten door middel van deelname aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

Artikel 4a

  • 1 Indien een inburgeraar in aanmerking wordt gebracht voor een inburgeringsvoorziening, een gecombineerde inburgeringsvoorziening dan wel een taalkennisvoorziening doet het college of het bestuur de inburgeraar terzake een aanbod.

  • 2 Indien het aanbod, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk bestaat uit een persoonlijk inburgeringsbudget begeleidt het college of het bestuur de inburgeraar op diens verzoek bij de vormgeving van zijn inburgeringsprogramma en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Het college of het bestuur beoordeelt het voorstel van de inburgeraar en sluit vervolgens een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 3 Indien een inburgeraar tevens geestelijke bedienaar is, wordt hem, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, de cursus, bedoeld in artikel 4.25 van de Regeling inburgering aangeboden.

Artikel 5

  • 1 Tegelijkertijd met het doen van het aanbod, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, informeert het college of het bestuur de inburgeraar omtrent de hoofdlijnen van de met hem te sluiten overeenkomst terzake van de vaststelling van zijn inburgeringsvoorziening, gecombineerde inburgeringsvoorziening dan wel taalkennisvoorziening.

  • 2 Indien de inburgeraar het aanbod, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, aanvaardt, sluit het college of het bestuur de in het eerste lid bedoelde overeenkomst met de inburgeraar.

  • 3 De overeenkomst bevat ten minste een omschrijving van de inburgeringsvoorziening, de gecombineerde inburgeringsvoorziening dan wel de taalkennisvoorziening, alsmede een omschrijving van de rechten en verplichtingen van de inburgeraar ten aanzien van:

    • a. indien van toepassing, de termijn waarbinnen de inburgeraar moet hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen;

    • b. de verschuldigdheid van de eigen bijdrage en de mogelijkheid van betaling in termijnen;

    • c. de verlening van toestemming om de in de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het besluit bedoelde (persoons)gegevens welke betrekking hebben op de inburgeraar, op te nemen in het Informatiesysteem Inburgering;

    • d. de gevolgen van niet-nakoming van de overeenkomst.

  • 4 De overeenkomst wordt door partijen niet later ondertekend dan 31 december 2009.

Artikel 6

  • 1 Indien de inburgeraar het inburgeringsexamen heeft behaald, ontvangt hij het inburgeringsdiploma.

  • 2 Het inburgeringsdiploma wordt uitgereikt door de Minister.

Artikel 7

  • 1 Het college of het bestuur, de exameninstellingen en de Minister verstrekken aan de beheerder van het Informatiesysteem Inburgering uit eigen beweging of op verzoek kosteloos alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de onderhavige regeling.

  • 2 De Minister verstrekt aan het college of het bestuur, uit eigen beweging of op verzoek alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de onderhavige regeling.

  • 3 In het Informatiesysteem Inburgering met betrekking tot inburgeraars opgenomen persoonsgegevens worden verwijderd:

    • a. na verloop van twintig jaren, of

    • b. indien de betrokken persoon is overleden.

  • 4 De termijn, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, vangt aan op de dag waarop de gegevens in het Informatiesysteem Inburgering zijn opgenomen.

Artikel 8

  • 2 Het college of het bestuur kan de opleidingen educatie, bedoeld in het eerste lid, gedurende het jaar 2007 bekostigen uit de financiële bijdrage, bedoeld in artikel 2.

Hoofdstuk 3. Verstrekking prestatiegegevens, vaststelling financiële bijdrage

Artikel 9

  • 1 Het college of het bestuur verstrekt de volgende prestatiegegevens:

    • a. het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • b. het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • c. het aantal inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • d. het aantal in onderdeel a bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • e. het aantal in onderdeel b bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • f. het aantal in onderdeel c bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • g. het aantal in onderdeel c bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8 van het besluit;

    • h. het aantal inburgeraars met wie in respectievelijk 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een duale inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • i. het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een taalkennisvoorziening is gesloten.

  • 2 Indien het college of het bestuur toepassing geeft aan artikel 8, tweede lid, doet het college of het bestuur tevens een opgave van het daarmee gemoeide bedrag, alsmede het aantal opleidingen educatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 5 Het college of het bestuur vergewist zich ervan dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering.

Artikel 11

  • 1 De Minister stelt de financiële bijdrage vast aan de hand van de formule A – Q = [ ( B × C ) + ( D × E ) + ( F × G ) + ( H × I ) + ( J × K ) + ( L × M ) + ( N × O ) + ( R × S ) + ( T × U )] × P waarin wordt voorgesteld:

    • met de letter A: de financiële bijdrage;

    • met de letter B: het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • met de letter C: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter B;

    • met de letter D: het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • met de letter E: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter D;

    • met de letter F: het aantal inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • met de letter G: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter F;

    • met de letter H: het aantal in de letter B bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • met de letter I: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter H;

    • met de letter J: het aantal in de letter D bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • met de letter K: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter J;

    • met de letter L: het aantal in de letter F bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

    • met de letter M: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter L;

    • met de letter N: het aantal in de letter F bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8 van het Besluit;

    • met de letter O: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in letter N;

    • met de letter P: de door de Minister vast te stellen correctiefactor;

    • met de letter Q: het bedrag, bedoeld in artikel 9, tweede lid;

    • met de letter R: het aantal inburgeraars met wie in respectievelijk 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een duale inburgeringsvoorziening is gesloten;

    • met de letter S: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een duale inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter R;

    • met de letter T: het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een taalkennisvoorziening is gesloten;

    • met de letter U: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een taalkennisvoorziening, bedoeld in letter T.

  • 2 De Minister stelt de financiële bijdrage uiterlijk 1 oktober 2012 vast.

  • 3 De vastgestelde financiële bijdrage wordt binnen zes maanden na de vaststelling ervan betaald.

  • 4 Indien het voorschot hoger is dan de vastgestelde financiële bijdrage, is de Minister bevoegd het verschil terug te vorderen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven