Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied huidtherapeut

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2022

Besluit van 10 oktober 2002, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de huidtherapeut (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied huidtherapeut)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 maart 2002, IBE/BO-2266393;

Gelet op artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (advies van november 1996);

De Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2002, No. W13.02.0149/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 oktober 2002, IBE/BO-2313 195;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 2. Titel

Artikel 2

Het recht tot het voeren van de titel van huidtherapeut is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor huidtherapie die is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en die voldoet aan de artikelen 3 en 4.

§ 3. Opleiding

Artikel 3

  • 1 Een opleiding voor huidtherapie als bedoeld in artikel 2 omvat zowel theoretisch als praktisch onderwijs, dat gericht is op het verwerven van kennis van en inzicht en vaardigheid in de volgende aspecten van de huidtherapeutische beroepsuitoefening die betrekking hebben op het gebied van deskundigheid, bedoeld in artikel 5:

    • a. diagnostiek en behandeling;

    • b. communicatie en samenwerking;

    • c. preventie en gezondheidsvoorlichting;

    • d. kwaliteitszorg en innovatie;

    • e. praktijk- en bedrijfsvoering;

    • f. beroepsontwikkeling;

  • 2 Het praktische onderwijs omvat ten minste stages in het werkveld inzake het toepassen van tijdens de studie verworven kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot het gebied van deskundigheid, bedoeld in artikel 5, onder toezicht van een huidtherapeut.

Artikel 4

  • 1 Het aspect diagnostiek en behandeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van dat aspect, volgens de vigerende beroeps- en gezondheidszorgstandaarden, op methodische wijze de volgende interventies voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren, bij te stellen en af te ronden:

    • a. het in het kader van het huidtherapeutische onderzoek bij de patiënt afnemen van een anamnese;

    • b. het stellen van een huidtherapeutische diagnose;

    • c. het zo nodig verwijzen naar de arts die de patiënt behandelt;

    • d. het opstellen van een behandelplan of advies;

    • e. het toepassen van huidtherapeutische behandelingen die aandoeningen van de huid en de onderhuidse weefsels opheffen, verminderen dan wel compenseren;

    • f. het aanmeten en verstrekken van medische hulpmiddelen en prothesen alsmede adviseren met betrekking tot het gebruik daarvan;

    • g. het met behulp van ICT vastleggen van de aan de patiënt te bieden zorg;

    • h. het met andere zorgverleners waarborgen van effectieve en efficiënte huidtherapeutische zorg.

  • 2 Het aspect communicatie en samenwerking is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:

    • a. effectief te communiceren met de patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met diens naaste betrekkingen;

    • b. een functionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aan te gaan, te onderhouden en af te ronden;

    • c. in het kader van formele relaties intern en extern te communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of instanties in de gezondheidszorg;

    • d. met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in en buiten de organisatie professioneel samen te werken.

  • 3 Het aspect preventie en gezondheidsvoorlichting is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:

    • a. preventieve maatregelen te treffen voor het handhaven of het bevorderen van de gezondheid van de huid;

    • b. in het kader van preventie voorlichting te geven aan de patiënt ter zake van gedrag dat de gezondheid van de huid bevordert;

    • c. in het kader van therapietrouw en gedragsverandering de patiënt tijdens de behandeling op methodische wijze voor te lichten.

  • 4 Het aspect kwaliteitszorg en innovatie is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:

    • a. de eigen zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren, daaraan conclusies te verbinden en deze zo nodig planmatig te verbeteren;

    • b. aan de patiënt verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen;

    • c. een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening binnen de organisatie waarvoor de betrokkene werkt en in dat kader de zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren en daaraan conclusies te verbinden;

    • d. algemeen maatschappelijke en beroepsspecifieke innovaties te integreren in het eigen professionele handelen.

  • 5 Het aspect praktijk- en bedrijfsvoering is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:

    • a. vanuit een zorgperspectief een bijdrage te leveren aan het zorgbeleid, de praktijkvoering en het beheer van de organisatie waarvoor de betrokkene werkt;

    • b. al dan niet met anderen tot een effectieve, efficiënte en hygiënische praktijk- en bedrijfsvoering te komen met behulp van ICT;

    • c. effectief leergedrag bij stagiaires en nieuwe collega’s te stimuleren, zodat beginnende huidtherapeuten op professionele wijze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie waarvoor zij werken.

  • 6 Het aspect beroepsontwikkeling is zo ingericht, dat betrokkene in staat is om:

    • a. het beroep uit te oefenen overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen, de stand van de wetenschap en de geldende waarden en opvattingen die patiëntenorganisaties hebben ten aanzien van huidtherapeutische zorg;

    • b. ethische vraagstukken die zich voordoen bij de huidtherapeutische handelingen te onderkennen en te hanteren;

    • c. te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de huidtherapeutische beroepsuitoefening;

    • d. te handelen vanuit een juist inzicht in de epidemiologie van huidziekten en de behoefte aan huidtherapeutische zorg van de bevolking als geheel en de mogelijkheden om zodanige zorg te bieden;

    • e. prioriteiten te stellen voor het verlenen van huidtherapeutische zorg in overeenstemming met de behandelingsnoodzaak en de eigen vraag naar huidzorg van de patiënt;

    • f. te handelen vanuit een juist inzicht in de structuur en financiering van de gezondheidszorg gericht op de huidtherapeutische zorg;

    • g. op een wetenschappelijke en effectieve manier informatie te verwerven, te verwerken en toe te passen in het beroepsmatige handelen;

    • h. te reflecteren op het eigen beroepsmatige handelen en dit op basis hiervan verder te ontwikkelen;

    • i. de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen op basis van nieuwe situaties in de samenleving of het beroepsdomein;

    • j. anderen te begeleiden in hun beroepsontwikkeling;

    • k. bij te dragen aan de ontwikkeling van de professie.

§ 4. Deskundigheid

Artikel 5

Tot het gebied van deskundigheid van de huidtherapeut wordt gerekend:

  • a. het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een arts gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar een arts;

  • b. het onderzoeken van een patiënt met een stoornis, beperking of handicap van de huid, ten gevolge van een pathologisch trauma of congenitale afwijking, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c. het behandelen van de patiënt met als doel het opheffen, verminderen of compenseren van een stoornis, beperking of handicap van de huid, het optimaliseren van de huidfuncties alsmede het geven van advies en instructie;

  • d. het aanmeten en verstrekken van medische hulpmiddelen en prothesen alsmede adviseren met betrekking tot het gebruik daarvan;

  • e. het geven van advies en voorlichting aan een patiënt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 oktober 2002

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. J. Bomhoff

Uitgegeven de zevende november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven