Vaststellingsbesluit regels met betrekking tot commissies bedoeld in Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Besluit van 6 maart 2002, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de commissies, bedoeld in artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 13 november 2001, nummer 5133198/01/6, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding;

De Raad van State gehoord (advies van 28 januari 2002, nr. WO3.01.0608/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 25 februari 2002, nr. 5151613/02/6, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk II. Commissies

Artikel 2

  • 1 Er zijn vijf regionale commissies voor de toetsing van meldingen van gevallen van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2 De commissies zijn gevestigd te Groningen, Arnhem, Haarlem, Rijswijk en 's-Hertogenbosch.

Artikel 3

Tot toetsing van meldingen van gevallen van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding is bevoegd:

  • a. de commissie te Groningen indien het overlijden heeft plaatsgevonden in de provincies Groningen, Friesland of Drenthe;

  • b. de commissie te Arnhem indien het overlijden heeft plaatsgevonden in de provincies Overijssel, Gelderland, Flevoland of Utrecht;

  • c. de commissie te Haarlem indien het overlijden heeft plaatsgevonden in de provincie Noord-Holland;

  • d. de commissie te Rijswijk indien het overlijden heeft plaatsgevonden in de provincies Zuid-Holland of Zeeland;

  • e. de commissie te 's-Hertogenbosch indien het overlijden heeft plaatsgevonden in de provincies Noord-Brabant of Limburg.

Artikel 4

  • 1 Op de voordracht van de voorzitters wijzen Onze Ministers een coördinerend voorzitter en een plaatsvervangend coördinerend voorzitter aan.

  • 2 De coördinerend voorzitter of bij diens afwezigheid de plaatsvervangend coördinerend voorzitter heeft in ieder geval tot taak:

    • a. het initiëren en voorzitten van overleg tussen de voorzitters;

    • b. het zorgdragen, na overleg met de voorzitters, voor het opstellen van richtlijnen met betrekking tot de voorlichtingsactiviteiten;

    • c. het vertegenwoordigen van de voorzitters;

    • d. het geven van aanwijzingen aan de algemeen secretaris, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 5

  • 1 De voorzitters stellen richtlijnen vast voor de toetsing aan de zorgvuldigheidseisen en de daarbij te volgen procedure.

  • 2 Deze richtlijnen bevatten in ieder geval regels omtrent:

    • a. de wijze waarop de gemelde gevallen aan de zorgvuldigheidseisen worden getoetst;

    • b. de gevallen waarin de behandelende arts in ieder geval wordt gehoord;

    • c. de wijze waarop de inlichtingen, bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, van de wet worden vastgelegd.

Artikel 6

  • 1 Onze Ministers wijzen een algemeen secretaris aan.

  • 2 De algemeen secretaris heeft in ieder geval tot taak:

    • a. het coördineren van de functionele en beheersmatige werkzaamheden van de secretarissen;

    • b. het coördineren van het opstellen van het jaarverslag;

    • c. het initiëren van overleg tussen de secretarissen;

    • d. het verstrekken van alle gevraagde inlichtingen aan Onze Ministers;

    • e. het vertegenwoordigen van de secretarissen.

  • 3 De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en de secretarissen van de commissies geven met het oog op de taken, bedoeld in het tweede lid, aan de algemeen secretaris alle gevraagde inlichtingen.

Artikel 7

  • 1 Onze Ministers winnen het gevoelen van de desbetreffende commissie in met betrekking tot een overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Wet, naar verwachting te benoemen voorzitter, lid of plaatsvervangend lid.

  • 2 Indien de benoeming een arts betreft wordt tevens het gevoelen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst ingewonnen.

Artikel II

De Regeling regionale toetsingscommissies euthanasie wordt ingetrokken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 maart 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negentiende maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven