Mandaatbesluit Wet op het consumentenkrediet

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 31-05-2001 t/m heden

Mandaatbesluit Wet op het consumentenkrediet

De Minister van Financiën;

Gelet op artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2001 waarbij de Minister van Financiën belast wordt met de zorg voor het consumentenkrediet, met uitzondering van schuldbemiddeling;

Gezien artikel 10:4 Algemene wet bestuursrecht en de schriftelijke instemming van De Nederlandsche Bank N.V. van 3 mei 2001, kenmerk Tz-Bbwc/2001/01395/hun,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de Minister:

de Minister van Financiën;

de Bank:

De Nederlandsche Bank N.V..

Artikel 2

De Bank oefent in naam van de Minister de volgende bevoegdheden uit:

Artikel 3

De Bank adviseert de Minister inzake de aan de Minister op grond van artikel 63, tweede lid, Wet op het consumentenkrediet voorgelegde begroting van de kosten die zijn gemoeid met de door de in artikel 62 Wet op het consumentenkrediet bedoelde accountants en organisatie verrichte werkzaamheden. De Bank adviseert de Minister voorts inzake de op grond van artikel 63, tweede lid, Wet op het consumentenkrediet te stellen regels aangaande de berekening van de bijdragen van de vergunninghouders.

Artikel 4

De Bank verschaft de Minister elk half jaar schriftelijk genoegzame informatie over de wijze waarop zij namens de Minister haar bevoegdheden uitoefent die zij heeft op grond van dit besluit.

Artikel 5

Een document dat is opgesteld door de Bank en waarin is vastgelegd een besluit of handeling genomen respectievelijk verricht op grond van dit besluit, vermeldt aan het slot:

`De Minister van Financiën,

namens deze,

De Nederlandsche Bank N.V.'.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De

Minister

van Financiën,

G. Zalm

Naar boven