Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m 30-11-2021

Regeling van de Minister van Justitie houdende de eisen waaraan een verblijfsruimte voor gedetineerden in een penitentiaire inrichting dient te voldoen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 16, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 10 december 1998, kenmerk 735266/98;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

de Penitentiaire beginselenwet;

b. raam:

een voorziening waardoor de cyclus van dag en nacht kan worden waargenomen.

Artikel 2. Algemeen

  • 1 De verblijfsruimte is zodanig uitgevoerd en ingericht dat zij voldoet aan de eisen die het karakter van de inrichting, de Arbowet en de brandveiligheidsvoorschriften daaraan stellen.

  • 2 Bij plaatsing wordt de verblijfsruimte schoon opgeleverd aan de gedetineerde, die haar tijdens zijn verblijf zelf schoon houdt.

§ 2. De inrichting van de verblijfsruimte bestemd voor één of twee gedetineerden

Artikel 3. Ruimtelijke eisen

Met een afwijkingsmarge van 10% heeft de verblijfsruimte minimaal een vloeroppervlak van 10 vierkante meter, een breedte van 2 meter en een vrije hoogte van 2,5 meter.

Artikel 4. Buitenwandopening

  • 1 In een wand of het plafond van de verblijfsruimte bevindt zich een beveiligd raam.

  • 2 Het raam heeft een oppervlak van minstens 0,75 vierkante meter, tenzij hieraan op grond van een wettelijke bepaling niet kan worden voldaan.

Artikel 5. Binnenwandopening

  • 1 In de binnenwand van de verblijfsruimte bevindt zich een slechts van buitenaf afsluitbare deur.

  • 2 In de deur is een observatieluikje aangebracht dat van buitenaf wordt afgeschermd.

Artikel 6. Verwarming en ventilatie

  • 1 In de verblijfsruimte is een voorziening voor centrale verwarming aangebracht.

  • 2 De verwarming heeft een zodanige capaciteit dat in de verblijfsruimte een temperatuur van minimaal 20 graden C kan worden bereikt.

  • 3 De verblijfsruimte is voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze de lucht voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst.

Artikel 7. Communicatie

De verblijfsruimte is voorzien van:

  • a. een intercom of bel waarmee vanuit de cel te allen tijde een ambtenaar of medewerker van de inrichting kan worden opgeroepen, en

  • b. een radio- en TV-aansluitpunt.

Artikel 8. Verlichting

De verblijfsruimte is voorzien van een van binnenuit en al dan niet van buitenaf bedienbare verlichting met voldoende lichtsterkte, al dan niet gecombineerd met een van buitenaf bedienbare nachtverlichting.

Artikel 9. Sanitair

  • 1 De verblijfsruimte is voorzien van een toilet en een wasgelegenheid, die zodanig kunnen worden afgeschermd dat de privacy van de gedetineerde voldoende is gewaarborgd.

  • 2 Bij het toilet bevindt zich een ventilatierooster.

Artikel 10. Inrichting

  • 1 De verblijfsruimte is ingericht met tenminste:

    • a. een spiegel;

    • b. een open hang-legkast;

    • c. een schrijf-werktafel;

    • d. een stoel;

    • e. een aan de wand bevestigd prikbord;

    • f. een bed;

    • g. twee wandcontactdozen.

  • 2 De verblijfsruimte waarin twee gedetineerden worden ondergebracht is, in afwijking van de in het eerste lid genoemde onderdelen d en f, ingericht met ten minste twee stoelen respectievelijk een persoonlijke slaapgelegenheid voor de individuele gedetineerde. Daarnaast is deze verblijfsruimte ingericht met ten minste een af te sluiten opbergruimte voor de individuele gedetineerde.

Artikel 10a

  • 1 Een verblijfsruimte kan zijn uitgerust met een observatiecamera.

  • 2 De camera is zodanig aangebracht dat observatie van de gehele verblijfsruimte mogelijk is.

Artikel 10b

  • 1 De directeur kan bepalen dat de gedetineerde, die in een individueel regime is geplaatst als bedoeld in artikel 22 van de wet of die in een extra beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder e, van de wet is geplaatst, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd:

    • a. indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting,

    • b. indien dit noodzakelijk is voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming,

    • c. indien dit noodzakelijk is in verband met de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde,

    • d. indien bij ontvluchting of schade aan de gezondheid van de gedetineerde grote maatschappelijke onrust zou ontstaan of wanneer dit ernstige schade zou kunnen toebrengen aan de betrekkingen van Nederland met andere staten of met internationale organisaties.

  • 2 Indien cameraobservatie wordt toegepast op de grond van het eerste lid, onder c, wordt, alvorens de beslissing daartoe wordt genomen advies ten dien aanzien uitgebracht door een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

  • 3 De cameraobservatie, bedoeld in het eerste lid, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan de cameraobservatie telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak daartoe nog bestaat.

  • 4 De artikelen 57 en 58 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing. Van de beslissing tot cameraobservatie hetzij de verlenging daarvan, worden de aan de inrichting verbonden commissie van toezicht en de inrichtingsarts terstond in kennis gesteld.

Artikel 10c

Ten minste eenmaal per week stelt de inrichtingsarts of een aan de inrichting verbonden gedragsdeskundige zich op de hoogte van de toestand van de gedetineerde die door middel van een camera dag en nacht wordt geobserveerd.

§ 3. Algemene uitzonderingen

Artikel 11. Uitzonderingen

Deze regeling is, met uitzondering van de artikelen 10a, 10b en 10c niet van toepassing op verblijfsruimten waarin een gedetineerde tijdelijk wordt ondergebracht of op ruimten die worden gebruikt voor onderzoek van gedetineerden.

§ 4. Bijzondere bepalingen voor verblijfsruimten

Artikel 12. Verblijfsruimten in beperkt beveiligde en zeer beperkt beveiligde inrichtingen

  • 1 Op verblijfsruimten in beperkt beveiligde en zeer beperkt beveiligde inrichtingen is het bepaalde in de artikelen 3 en 4, tweede lid, niet van toepassing, terwijl op verblijfsruimten in beperkt beveiligde inrichtingen ook het bepaalde in artikel 9 en op verblijfsruimten in zeer beperkt beveiligde inrichtingen ook het bepaalde in de artikelen 5 en 7 niet van toepassing is.

  • 2 Op verblijfsruimten in beperkt beveiligde en zeer beperkt beveiligde inrichtingen, bestemd voor de onderbrenging van meer dan één gedetineerde, is het bepaalde in de artikelen 3 en 4, tweede lid, niet van toepassing, terwijl op dergelijke verblijfsruimten in zeer beperkt beveiligde inrichtingen ook het bepaalde in de artikelen 5, 7 en 9 niet van toepassing is.

  • 3 De in het eerste en tweede lid genoemde verblijfsruimten zijn zodanig uitgevoerd en ingericht dat zij de individuele gedetineerde voldoende ruimte, daglicht, verwarming en ventilatie bieden.

  • 4 Is de verblijfsruimte zelf niet voorzien van sanitair, dan is dat elders in het pand in voldoende mate beschikbaar.

Artikel 12a. Verblijfsruimten in andere dan beperkt beveiligde en zeer beperkt beveiligde inrichtingen bestemd voor meer dan twee gedetineerden

  • 1 De verblijfsruimten in normaal beveiligde inrichtingen bestemd voor de onderbrenging van meer dan twee gedetineerden, zijn zodanig uitgevoerd en ingericht dat zij de individuele gedetineerde voldoende ruimte en daglicht bieden.

  • 2 In de binnenwand van de verblijfsruimte bevindt zich slechts een buitenaf afsluitbare deur. In de deur is een observatieluikje aangebracht dat van buitenaf wordt afgeschermd.

  • 3 In de verblijfsruimte is een voorziening voor centrale verwarming aangebracht. De verwarming heeft een zodanige capaciteit dat in de verblijfsruimte een temperatuur van minimaal 20 graden C kan worden bereikt. De verblijfsruimte is voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze de lucht voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst.

  • 4 De verblijfsruimte is voorzien van:

    • a. een intercom of bel waarmee vanuit de verblijfsruimte te allen tijde een ambtenaar of medewerker van de inrichting kan worden opgeroepen, en

    • b. een radio- en TV-aansluitpunt.

  • 5 De verblijfsruimte is voorzien van een van binnenuit en al dan niet van buitenaf bedienbare verlichting met voldoende lichtsterkte, al dan niet gecombineerd met een slechts van buitenaf bedienbare nachtverlichting.

  • 6 Indien de verblijfsruimte is voorzien van een toilet en een wasgelegenheid, dienen die zodanig afgeschermd te kunnen worden dat de privacy van de gedetineerde voldoende is gewaarborgd. Bij het toilet bevindt zich een ventilatierooster. Is de verblijfsruimte zelf niet voorzien van sanitair, dan is dat elders in het pand in voldoende mate beschikbaar.

  • 7 De verblijfsruimte is ingericht met ten minste:

    • a. een spiegel;

    • b. een af te sluiten opbergruimte voor de individuele gedetineerde;

    • c. een schrijf–werktafel;

    • d. voldoende zitgelegenheid;

    • e. een aan de wand bevestigd prikbord;

    • f. een persoonlijke slaapgelegenheid voor de individuele gedetineerde;

    • g. voldoende wandcontactdozen.

§ 5. Overgangsbepalingen

Artikel 13. Overgangsbepaling

Verblijfsruimten bestemd voor één of twee gedetineerden, genoemd in paragraaf 2, in inrichtingen waarvan de bouw is aangevangen voor 1996, moeten in elk geval voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 10, en moeten in elk geval voor 1 januari 2006 voldoen aan de eisen vermeld in artikel 9.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals

Naar boven