Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 05-08-1998 t/m 22-11-2013

Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop de voordrachten door de Minister aan de Kroon tot benoeming van leden van de Raad voor cultuur tot stand komen alsmede met betrekking tot de wijze waarop de benoeming van commissieleden van die Raad tot stand komen, en voorts dat het wenselijk is in dat verband een benoemingenadviescommissie in te stellen;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. de wet:

de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

c. de Raad:

de Raad voor cultuur, bedoeld in artikel 2a van de wet;

d. de benoemingenadviescommissie:

de benoemingenadviescommissie, bedoeld in artikel 8.

Artikel 1a

De voorzitter en de overige leden van de Raad worden voor vier jaar benoemd en eenmaal herbenoemd.

Artikel 1b

  • 1 Eenmaal per twee jaar worden twaalf leden benoemd.

  • 2 Voor ten hoogste zes van die twaalf leden kan de benoeming een herbenoeming zijn.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de voorzitter van de Raad.

Paragraaf 2. Benoemingsprocedure leden Raad voor cultuur

Artikel 2

In geval van een vacature in de Raad vraagt de Minister aan de benoemingenadviescommissie een voorstel te doen voor de vervulling van die vacature.

Artikel 3

Bij een voorstel voor de vervulling van een vacature geeft de benoemingenadvies-commissie in ieder geval aan op welke wijze:

  • a. is zorggedragen dat de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 2d van de wet, door middel van één of meer leden in de Raad herkenbaar aanwezig zijn;

  • b. is gestreefd naar:

    • evenredige deelname aan de Raad van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

    • deelname aan de Raad van een of meer leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid; en

    • een spreiding van leden over het gehele land.

Artikel 4

Alvorens de Minister op basis van het voorstel van de benoemingenadvies-commissie een voordracht voor een benoeming aan de Kroon doet, kan hij de Raad over de voordracht horen.

Paragraaf 3. Benoemingsprocedure leden commissies van de Raad voor cultuur

Artikel 5

Indien de Raad van mening is dat voor de voorbereiding van een advies door een vaste of tijdelijke commissie een specifieke deskundigheid is vereist die niet reeds in voldoende mate in de Raad aanwezig is, kan de Raad de Minister voorstellen doen voor de benoeming van andere personen dan leden van de Raad tot lid van een vaste of tijdelijke commissie van de Raad.

Artikel 6

Over een voorstel als bedoeld in artikel 5 vraagt de Minister advies aan de benoemingenadviescommissie.

Artikel 7

In een advies als bedoeld in artikel 6 geeft de benoemingenadviescommissie in ieder geval aan:

  • a. in hoeverre zo’n benoeming naar haar oordeel noodzakelijk is; alsmede

  • b. of bij het voorstel in voldoende mate rekening is gehouden met het streven naar:

    • evenredige deelname van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

    • deelname aan een commissie van leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid; en

    • een spreiding van leden over het gehele land.

Paragraaf 4. Instelling, samenstelling en werkwijze van de benoemingenadviescommissie

Artikel 8

  • 1 Er is een benoemingenadviescommisie die de Minister op verzoek adviseert over omvang en samenstelling van de Raad of van commissies van de Raad.

  • 2 De benoemingenadviescommissie bestaat uit ten hoogste zes leden, waaronder de voorzitter, van wie uit hoofde van hun kennis van het terrein van de cultuur een nuttige bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden verwacht.

  • 3 De voorzitter en de leden maken geen deel uit van het ministerie en zijn overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Minister.

  • 4 De Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de leden. Zij worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.

Artikel 10

De Minister voegt aan de benoemingenadviescommissie een secretaris toe.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 11

Met ingang van 20 november 1996 zijn voor een periode van vier jaar als lid van de benoemingenadviescommissie benoemd:

  • de heer prof. drs. A. van der Staay, voorzitter;

  • mevrouw drs. J.L.M. Baartmans;

  • de heer E. Fallaux;

  • de heer J. Jessurun;

  • de heer mr. D.W. van Krevelen; en

  • de heer mr. J. de Ruiter.

Artikel 12

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 20 november 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Naar boven