Wijzigingswet Wet bodembescherming

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1994. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 15-05-1995 t/m heden

Wet van 10 mei 1994, tot uitbreiding van de Wet bodembescherming met een regeling inzake sanering van de bodem

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is de tijdelijke regeling voor het onderzoeken en saneren van gevallen van bodemverontreiniging zoals die in de Interimwet bodemsanering is opgenomen, te vervangen door een naar aanleiding van de ervaringen die met die tijdelijke regeling zijn opgedaan, gewijzigde regeling voor bodemsanering in de Wet bodembescherming;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IV

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel V

  • 1 Voor zover voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, bij de voorbereiding of de uitvoering van een saneringsprogramma als bedoeld in de Interimwet bodemsanering verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot gevallen waarvoor een bijdrage is verleend blijkens de mededeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van die wet, blijft voor die gevallen die wet van toepassing.

  • 2 Een saneringsprogramma dat overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering in het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin deze wet in werking treedt, aan Onze Minister is voorgelegd, geldt als een provinciaal milieuprogramma als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming vastgesteld bodemsaneringsprogramma.

  • 3 Een mededeling van Onze Minister krachtens artikel 7, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering naar aanleiding van een saneringsprogramma als bedoeld in het tweede lid, die is gedaan voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, geldt voor de gevallen waarop zij betrekking heeft, als een toekenning als bedoeld in artikel 48 van de Wet bodembescherming.

  • 4 Indien Onze Minister niet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een mededeling krachtens artikel 7, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering naar aanleiding van een saneringsprogramma als bedoeld in het tweede lid, heeft gedaan, kent hij in het jaar waarin deze wet in werking is getreden een bijdrage toe als bedoeld in artikel 48 van de Wet bodembescherming ter tegemoetkoming van de in dat jaar te maken kosten voor die gevallen van het saneringsprogramma die door hem zijn aangewezen.

  • 5 Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze wet stelt Onze Minister de bijdrage vast, die ingevolge artikel 65artikel 48 van de Wet bodembescherming voor het eerste kalenderjaar wordt toegekend aan de gemeenten Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht. Het bedrag dat aan deze gemeenten wordt toegekend wordt in mindering gebracht op de bijdrage die voor dat jaar wordt toegekend aan de provincie waarin de betrokken gemeente is gelegen.

Artikel VI

  • 1 Artikel 47 van de Wet bodembescherming is mede van toepassing indien de oorzaak van de verontreiniging of aantasting van de bodem zich voor de inwerkingtreding van deze wet heeft voorgedaan.

  • 2 Indien een geding met betrekking tot ten laste van het Rijk, de provincie of de gemeente komende kosten van de voorbereiding of de uitvoering van de sanering van een geval van bodemverontreinging reeds is aangevangen op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijft de bevoegdheid tot het verhalen van die kosten voor de duur van dat geding berusten bij de Staat. In een zodanig geding kan de rechter op verzoek van de partijen of ambtshalve een termijn bepalen waarbinnen partijen de gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid, dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.

  • 3 In een geding ter zake van een cassatieberoep tegen een, vóór het van toepassing worden van de wet tot stand gekomen, uitspraak met betrekking tot kosten als bedoeld in het tweede lid, blijft het voordien geldende recht van toepassing. Dit geldt mede voor de verdere behandeling van de zaak door het gerecht waarnaar na cassatie is verwezen, tenzij de zaak als gevolg van de cassatie door dat gerecht in haar geheel opnieuw moet worden behandeld.

  • 4 Indien het gerechtshof zulks in verband met het onderzoek naar de feiten noodzakelijk acht, kan het de zaak daartoe naar de rechtbank verwijzen.

Artikel VII

  • 1 De hoofdstukken, paragrafen en artikelen van de Wet bodembescherming worden door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer doorlopend genummerd; de verwijzingen worden aan die nummering aangepast. Daarbij wordt het voor de opsomming van een reeks van artikelen gebruikte teken <<->> telkens vervangen door: tot en met.

  • 2 De tekst van de Wet bodembescherming wordt, zoals zij na de toepassing van het eerste lid luidt, door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst. Tevens wordt de tekst van de krachtens artikel II gewijzigde onderdelen van artikel 1 van de Wet op de economische delicten door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst, nadat de verwijzingen in die wet naar artikelen van de Wet bodembescherming door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn aangepast aan de vernummering van die artikelen ingevolge het eerste lid.

Artikel VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 10 mei 1994

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de elfde mei 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven