Instellingsbesluit gemengde ambtelijke werkgroep modernisering Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-11-1991 t/m heden

Besluit van 30 augustus 1991, houdende instelling van een gemengde ambtelijke werkgroep met als taak de voorbereiding van de vereenvoudiging en modernisering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 28 augustus 1991, nr 31795;

Overwegende dat in het in mei 1991 te 's-Gravenhage gehouden overleg tussen de drie landen van het Koninkrijk is afgesproken een gemengde ambtelijke werkgroep in te stellen met als taak het voorbereiden van voorstellen tot vereenvoudiging en modernisering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

Artikel 10 van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Er is een gemengde ambtelijke werkgroep die tot taak heeft voorstellen voor te bereiden voor vereenvoudiging en modernisering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, waarbij vooral dient te worden bezien op welke wijze de democratische en rechtsstatelijke waarborgen een versterkte nadruk kunnen krijgen (Gemengde werkgroep modernisering Statuut).

  • 2 De werkgroep streeft ernaar binnen acht maanden een proeve met toelichting van een vernieuwd Statuut op te stellen.

  • 3 De proeve met toelichting wordt vervolgens aangeboden aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen, de Staten van Aruba en de eilandsraden van de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Tevens worden andere autoriteiten, organisaties en personen in de gelegenheid gesteld te reageren op de proeve.

  • 4 Na publicatie van de proeve en mede aan de hand van de ontvangen reacties stelt de werkgroep een voorstel op voor een vernieuwd Statuut ten behoeve van de regeringen van de landen.

  • 5 De regeringen van de landen van het Koninkrijk streven na presentatie van het voorstel naar spoedige besluitvorming hierover.

  • 6 Op verzoek van de werkgroep kunnen de regeringen van de landen in gezamenlijk overleg tussentijds nadere richtlijnen voor de uitvoering van de werkzaamheden geven.

Artikel 2

  • 1 De werkgroep bestaat ten hoogste uit tien leden.

  • 2 De Nederlands-Antilliaanse regering wijst twee leden aan.

  • 3 De Arubaanse regering wijst twee leden aan.

  • 4 De Nederlandse regering wijst twee leden, waaronder de voorzitter, en een secretaris, tevens lid, aan.

  • 5 De regering van het Koninkrijk wijst ten hoogste drie deskundigen als lid aan.

Artikel 3

  • 1 De werkgroep is bevoegd voor haar werkzaamheden de medewerking in te roepen van de organen van openbaar bestuur en de onder deze ressorterende instellingen, diensten en bedrijven in de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland.

  • 2 De werkgroep is bevoegd deskundigen uit te nodigen om haar van raad te dienen.

Artikel 4

Elk der landen draagt de kosten die door de door of op voorstel van hen aangewezen leden worden gemaakt in het kader van de werkzaamheden van de werkgroep.

Artikel 5

De leden van de werkgroep en een ieder die bij de werkzaamheden van de werkgroep wordt betrokken en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij of zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem of haar tot bekendmaking verplicht of uit zijn of haar taak bij de uitvoering van de werkzaamheden van de werkgroep de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting zal worden geplaatst in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen, de Staten van Aruba en aan de eilandsraden van de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.

Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting zal worden geplaatst in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen, de Staten van Aruba en aan de eilandsraden van de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.

's-Gravenhage, 30 augustus 1991

Beatrix

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zeventiende september 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven