Wet van 4 mei 1972, houdende uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen
de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende
de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke
en handelszaken, met Protocol
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding is om voorzieningen te treffen
tot uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de
Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke
bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,
met Protocol.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: