Wet overgangsregeling Ziektewet

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 09-05-2006

Wet van 2 februari 1967, houdende overgangsregeling in verband met aanpassing van de Ziektewet aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake overgangsrecht met betrekking tot de aanpassing van de Ziektewet aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;

  • b. Wijzigingswet: de wet van 18 februari 1966 (Stb. 85) tot wijziging van de Ziektewet (Aanpassing aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering);

  • c. Ongevallenwet 1921, Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en Zeeongevallenwet 1919: de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk de Zeeongevallenwet 1919, zoals deze wetten luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop zij werden ingetrokken.

Artikel 2

De beslissingen en verstrekkingen ingevolge deze wet worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften geacht beslissingen en verstrekkingen te zijn ingevolge de Ziektewet.

Artikel 3

  • 1 De bepalingen van de Ziektewet en van haar uitvoeringsbesluiten, zoals deze luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, blijven, onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, van toepassing ten aanzien van de op het ogenblik van inwerkingtreding der Wijzigingswet lopende ziektegevallen.

  • 2 Het dagloon, dat in gevallen als in het vorige lid bedoeld aan de ziekengelduitkering ten grondslag is gelegd, wordt - indien dit dagloon is vastgesteld op het bedrag, bepaald krachtens het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden - opnieuw vastgesteld met inachtneming van het in het vorige lid bepaalde en van het in het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde maximum dagloon, eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 9a van die wet. In gevallen als bedoeld in het vorige lid komt bij de berekening van de ziekengelduitkering, welke is toegekend zonder toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 87, derde lid, van de Ziektewet, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, het dagloon, hetwelk meer bedraagt dan 5/6 van het in de vorige volzin bedoelde maximum dagloon, voor dat meerdere niet in aanmerking.

Artikel 4

Voor de toepassing van deze wet wordt onder ziekte mede verstaan zwangerschap en bevalling.

Artikel 5

  • 1 Degene, die in het jaar, voorafgaande aan de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, heeft, mits de ongeschiktheid op die dag nog voortduurt, recht op ziekengeld, indien hij ter zake van die ongeschiktheid aanspraak op ziekengeld krachtens de verplichte verzekering van de Ziektewet zou hebben gehad, indien de Wijzigingswet in werking zou zijn getreden drie maanden vóór het intreden van bedoelde ongeschiktheid tot werken.

  • 2 Ten aanzien van het recht op ziekengeld als bedoeld in het vorige lid zijn de bepalingen van de Ziektewet en van haar uitvoeringsbesluiten, zoals deze luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, met inachtneming van de wijzigingen, welke de aard van het onderwerp vordert, en voor zover deze wet en haar uitvoeringsbesluiten daarvan niet afwijken, van kracht.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van degene, die bij het intreden van de in dat lid bedoelde ongeschiktheid tot werken verplicht verzekerd was ingevolge de Ziektewet, dan wel ter zake van die ongeschiktheid aanspraak had op ziekengeld alsof hij verzekerd was gebleven.

  • 4 Het ziekengeld, ontleend aan het bepaalde in het eerste lid, wordt uitgekeerd zolang de ongeschiktheid tot werken wegens ziekte voortduurt, doch uiterlijk tot de dag, welke is gelegen 52 weken na de dag, waarop de in dat lid bedoelde ongeschiktheid is ingetreden.

Artikel 6

  • 1 Degene, die op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en op eerstbedoelde dag geen recht heeft op ziekengeld uitsluitend in verband met het bepaalde in artikel 31 van de Ziektewet, zoals dat artikel op die dag luidde, heeft, onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, recht op ziekengeld overeenkomstig de bepalingen van de Ziektewet, zoals deze luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, indien en voor zolang hij dat recht zou hebben gehad, indien die bepalingen op hem van toepassing zouden zijn gebleven, met dien verstande, dat het tijdvak van 18 maanden, bedoeld in het tweede lid van voornoemd artikel, waarin opnieuw ziekengeld kan worden uitgekeerd, geacht wordt aan te vangen op laatstbedoelde dag.

  • 2 Bij de toekenning van ziekengelduitkering op grond van het bepaalde bij of krachtens dit of het voorgaande artikel, zonder toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 87, derde lid, van de Ziektewet, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, komt bij de berekening van het dagloon, dat aan die uitkering ten grondslag wordt gelegd, het dagloon, hetwelk meer bedraagt dan 5/6 van het in het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde maximum dagloon, eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 9a van die wet, voor dat meerdere niet in aanmerking.

  • 3 Onze Minister kan met betrekking tot het bepaalde in het voorgaande artikel regelen stellen.

Artikel 7

  • 1 Geen recht op ziekengeld bestaat:

    • a. wegens ongeschiktheid tot werken, ingetreden vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, alsmede wegens toeneming van die ongeschiktheid, ter zake waarvan krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten recht bestaat op een uitkering als bedoeld in artikel 15 of 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 36 of 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, dan wel uitsluitend op grond van de in die wetten geregelde wachtdagen geen recht bestaat op een uitkering als bedoeld in die artikelen;

    • b. wegens ongeschiktheid tot werken, ingetreden vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, ter zake waarvan op de dag, voorafgaande aan vorenbedoelde dag, recht bestaat op een uitkering als bedoeld in artikel 15 of 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 36 of 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, dan wel uitsluitend op grond van de in die wetten geregelde wachtdagen geen recht bestaat op een uitkering als bedoeld in die artikelen, indien op grond van die ongeschiktheid recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • c. wegens ongeschiktheid tot werken, ter zake waarvan recht bestaat op een afkoopsom als bedoeld in artikel 17 of 18 van de Liquidatiewet ongevallenwetten.

  • 2 Degene, die

    • a. krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk, ingetreden vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt of

    • b. krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten recht heeft op een voorlopig toegekende uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, wegens gehele ongeschiktheid tot werken, ingetreden vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt,

    heeft over de dagen, waarop dat recht bestaat, geen recht op ziekengeld.

Artikel 8

  • 1 Het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, d en e, van de Ziektewet, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, blijft van toepassing ten aanzien van degene, die vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, ongeschikt is geworden tot werken en wiens ongeschiktheid op laatstbedoelde dag nog voortduurt, indien en voor zolang die bepalingen op hem van toepassing zouden zijn geweest, indien de Ongevallenwet 1921 en de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 niet zouden zijn ingetrokken en de Wijzigingswet niet in werking zou zijn getreden.

  • 2 Degene, op wie het bepaalde in het vorige lid niet van toepassing is, en die in het jaar, voorafgaande aan de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, ongeschikt is geworden tot werken, is verplicht verzekerd ingevolge de Ziektewet over de tijd, waarover ter zake van bedoelde ongeschiktheid:

    • a. krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 wordt verleend, dan wel uitsluitend op grond van de in die wetten geregelde wachtdagen geen uitkering als bedoeld in die artikelen wordt verleend;

    • b. krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919 wordt verleend, berekend naar een ongeschiktheid tot werken van 50 pct. of meer, zolang de uitkering, afgezien van het bepaalde in artikel 17 van de Ongevallenwet 1921, artikel 38 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en artikel 2, eerste lid, onder c, van de Zeeongevallenwet 1919, bij gehele ongeschiktheid tot werken naar 80 procent van het dagloon en bij gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken naar een deel van dat percentage wordt berekend;

    • c. krachtens de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verleend, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 45 pct. of meer, doch uiterlijk tot de dag, welke is gelegen 52 weken na de dag, waarop de ongeschiktheid tot werken is ingetreden, mits op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, recht bestaat op een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, dan wel op een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, berekend naar een ongeschiktheid tot werken van 50 pct. of meer, dan wel uitsluitend op grond van de in die wetten geregelde wachtdagen geen recht bestaat op die uitkering;

    mits de betrokkene bij het intreden van de ongeschiktheid tot werken verplicht verzekerd zou zijn geweest ingevolge de Ziektewet, indien de Wijzigingswet toen reeds in werking zou zijn geweest.

Artikel 9

  • 1 Bij samentelling van perioden als bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet wordt buiten aanmerking gelaten een periode, waarover ziekengeld wordt uitgekeerd ter zake van ongeschiktheid tot werken, welke is ingetreden vóór de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt.

  • 2 Ten aanzien van degene, op wie het bepaalde in het vorige lid van toepassing is, blijft het bepaalde in artikel 29, derde lid, van de Ziektewet buiten toepassing voor wat betreft de eerste ongeschiktheid tot werken, welke intreedt op of na de in het vorige lid bedoelde dag.

Artikel 10

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 32, 33, 34 en 35 van de Ziektewet, zoals deze artikelen luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, is, met inachtneming van de wijzigingen welke de aard van het onderwerp vordert, van toepassing ten aanzien van degene, die wegens ongeschiktheid tot werken uitkering ontleent aan de Liquidatiewet ongevallenwetten.

Artikel 11

  • 1 Degene, die op of na de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 5 of 6, dan wel krachtens de verplichte verzekering ingevolge de Ziektewet, zoals deze wet luidde op de dag, voorafgaande aan vorenbedoelde dag, recht heeft op ziekengeld en die gedurende de ongeschiktheid tot werken:

    • a. loon ontvangt;

    • b. ter zake van een andere verzekering dan krachtens een wettelijke verzekering, met uitzondering van een vrijwillige verzekering ingevolge de Ziektewet, recht heeft op enige geldelijke vergoeding of uitkering bij ziekte;

    • c. krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, dan wel op een voorlopig toegekende uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922;

    • d. in aansluiting op een uitkering als bedoeld onder c recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • e. in aansluiting op een voorlopig toegekende uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, dan wel in aansluiting op een uitkering als bedoeld onder c of d, recht heeft op een afkoopsom als bedoeld in artikel 17 of 18 van de Liquidatiewet ongevallenwetten;

    is verplicht, voor zover ter zake van deze ongeschiktheid tot werken niet reeds is voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Ziektewet, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, hiervan vóór de uitkering van ziekengeld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen mededeling te doen. Onder loon wordt voor de personen, vallende onder de bepaling van artikel 46 van de Ziektewet, begrepen een uitkering van of vanwege enig rechtspersoon wegens het derven van loon.

  • 2 Onverminderd het bepaalde bij artikel 7 en de volgende leden ontvangt de betrokkene:

    • a. voor zover hij loon ontvangt of een zodanige vergoeding, uitkering of afkoopsom geniet, aan ziekengeld niet meer dan het bedrag, waarmede zijn dagloon overtreft het gezamenlijk bedrag van het door hem ontvangen loon, die vergoeding, uitkering of, ingeval van een afkoopsom, de uitkering, welke hij zou hebben gehad, indien de Ongevallenwet 1921 en de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 niet zouden zijn ingetrokken;

    • b. voor zover hij ziekengeld krachtens een vrijwillige verzekering ingevolge de Ziektewet ontvangt, aan ziekengeld ingevolge deze wet niet meer dan het bedrag, waarmede het product van het uitkeringspercentage, waarnaar het ziekengeld krachtens de vrijwillige verzekering is berekend, en het aan het ziekengeld ingevolge deze wet ten gronslag liggende dagloon overtreft het bedrag van het ziekengeld krachtens de vrijwillige verzekering.

  • 3 Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, komen vergoedingen van kosten van ziekenhuisbehandeling niet in aanmerking.

  • 4 Onze Minister kan met betrekking tot gevallen van samenloop van ziekengeld ingevolge de Ziektewet met uitkering wegens ongeschiktheid tot werken ingevolge de Liquidatiewet ongevallenwetten regelen stellen.

Artikel 12

Degene, die op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 5 of 6 recht heeft op ziekengeld is verplicht te zorgen dat zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 2 * 24 uur na het in werking treden van de Wijzigingswet, mededeling ("ziekmelding") wordt gedaan aan het orgaan dat met de uitvoering is belast, dan wel, indien dat orgaan de werkgever heeft verplicht tot het aangeven van ziektegevallen, aan de werkgever.

Artikel 13

  • 1 Het bepaalde in artikel 44, eerste lid, onder a, sub 2°, van de Ziektewet blijft buiten toepassing ten aanzien van degene, wiens ongeschiktheid tot werken is ingetreden binnen een half jaar na het in werking treden van de Wijzigingswet, indien hij gedurende het halve jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van die ongeschiktheid, onafgebroken krachtens de Ziektewet verzekerd zou zijn geweest, indien de Wijzigingswet toen reeds in werking zou zijn geweest.

Artikel 14

  • 1 Ten aanzien van degene, die ongeschikt tot werken wordt binnen drie maanden na het in werking treden van de Wijzigingswet, doch binnen een maand na het tijdstip, waarop zijn verzekering ingevolge de Ziektewet is geëindigd, wordt voor de toepassing van artikel 46 van de Ziektewet de Wijzigingswet geacht in werking te zijn getreden op de dag, welke is gelegen drie maanden vóór de dag, waarop de ongeschiktheid tot werken is ingetreden.

  • 2 Ten aanzien van degene, die ongeschikt tot werken wordt op of na de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, doch binnen een maand na het vóór die dag gelegen tijdstip, waarop zijn verzekering ingevolge de Ziektewet is geëindigd of zou zijn geëindigd, indien de Wijzigingswet toen reeds in werking zou zijn geweest, wordt voor de toepassing van artikel 46 van de Ziektewet de Wijzigingswet geacht in werking te zijn getreden op de dag, welke is gelegen drie maanden vóór de dag, waarop de ongeschiktheid tot werken is ingetreden.

Artikel 15

Degene, die op grond van het bepaalde in artikel 5 of 14, tweede lid, recht heeft op ziekengeld of op grond van het bepaalde in artikel 8, tweede lid, verzekerd wordt ingevolge de Ziektewet, is verzekerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij de werkgever in wiens dienst hij was op het tijdstip, waarop de in die artikelen bedoelde ongeschiktheid tot werken is ingetreden, of, indien hij op dat tijdstip geen werkgever had, zijn laatste werkgever vóór het intreden van die ongeschiktheid, te zijnen aanzien voor de ziekengeldverzekering aangesloten zou zijn geweest, indien de Wijzigingswet toen reeds in werking zou zijn geweest. Voor de bepaling van het orgaan, dat in de gevallen, bedoeld in de vorige volzin, het risico draagt, wordt de betrokkene geacht in dienst te zijn van de in die volzin bedoelde werkgever.

Artikel 16

  • 1 De vrijwillige verzekeringen ingevolge artikel 64, eerste lid, en artikel 65 van de Ziektewet, zoals deze artikelen luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop de Wijzigingswet in werking is getreden, blijven in stand, tenzij de betrokkene met ingang van de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, verplicht verzekerd wordt ingevolge de Ziektewet, dan wel vóór laatstbedoelde dag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen te kennen heeft gegeven, dat hij zijn vrijwillige verzekering met ingang van die dag wenst te beëindigen.

  • 2 Op de ingevolge het bepaalde in het vorige lid in stand gebleven vrijwillige verzekeringen is het bepaalde bij of krachtens de Ziektewet van toepassing.

Artikel 17

Voor zover de termijn van drie jaren, genoemd in artikel 64, eerste lid, onder c en d, van de Ziektewet, is gelegen vóór het in werking treden van de Wijzigingswet, wordt in genoemde bepalingen in plaats van "onafgebroken, al dan niet hier te lande, ingevolge het bepaalde bij of krachtens een wettelijke regeling een voorziening tegen geldelijke gevolgen van ziekte op hem van toepassing is geweest" gelezen: onafgebroken de verzekering ingevolge deze wet op hem van toepassing is geweest, dan wel op hem van toepassing zou zijn geweest of in verband met het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a of b, niet op hem van toepassing zou zijn geweest, indien de wet van 18 februari 1966 (Stb. 85) tot wijziging van de Ziektewet (Aanpassing aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) toen reeds in werking was geweest, of buiten het Rijk, ingevolge het bepaalde bij of krachtens een wettelijke regeling, een voorziening tegen geldelijke gevolgen van ziekte op hem van toepassing is geweest.

Artikel 18

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 65 van de Ziektewet wordt de in artikel 64, eerste lid, onder c en d, van die wet genoemde termijn van drie jaren, voor zover gelegen vóór het in werking treden van de Wijzigingswet, geacht niet te zijn onderbroken:

  • a. indien de betrokkene niet verzekerd is geweest of, zo de Wijzigingswet toen reeds in werking zou zijn geweest, niet verzekerd zou zijn geweest gedurende niet meer dan zestig dagen, verminderd met het aantal dagen, gedurende welke hij na het in werking treden van de Wijzigingswet niet verzekerd is geweest;

  • b. gedurende het tijdvak, dat de betrokkene wegens ziekte of gebreken ongeschikt is geweest tot het verrichten van zijn arbeid;

  • c. gedurende het tijdvak, dat de betrokkene ten minste 45 pct. arbeidsongeschikt is geweest.

Artikel 19

  • 1 De aanmelding voor de vrijwillige verzekering kan na de in artikel 66 van de Ziektewet bedoelde termijn nog, onverminderd het bepaalde in het volgende lid, geschieden binnen zes maanden na het in werking treden van de Wijzigingswet door de personen, wier aanmelding voor de vrijwillige verzekering ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 66 van de Ziektewet zou dienen te geschieden vóór een dag, gelegen binnen zes maanden na het in werking treden van de Wijzigingswet.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, is bevoegd de toelating tot de vrijwillige verzekering na aanmelding met toepassing van het vorige lid te weigeren, indien ongeschiktheid tot werken is ingetreden na de in het vorige lid bedoelde dag, doch vóór het tijdstip, waarop de betrokkene zich aanmeldt voor de vrijwillige verzekering.

Artikel 20

  • 1 Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geldelijke gevolgen van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte, gesloten door degene, die met ingang van de dag, waarop de Wijzigingswet in werking treedt, anders dan op grond van het bepaalde in artikel 64, vierde lid, van de Ziektewet tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Ziektewet wordt toegelaten, vervalt met ingang van de dag, waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van de toelating ontvangt, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke uit de in de Ziektewet geregelde vrijwillige verzekering voortvloeien. Bereikt deze mededeling de verzekeraar vóór de dag, waarop de betrokkene vrijwillig verzekerd wordt, dan vervalt de overeenkomst met ingang van die dag.

Artikel 22

Hetgeen nog ter uitvoering van deze wet nodig is wordt door Onze Minister geregeld.

Artikel 24

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet overgangsregeling Ziektewet".

Artikel 25

De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 2 februari 1967

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

G. M. J. VELDKAMP.

Uitgegeven de achtentwintigste februari 1967.

De Minister van Justitie,

STRUYCKEN.

Naar boven