Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet van 24 Juni 1939, houdende regelen teneinde de Regeering te machtigen tot het aangaan in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden van verzekeringsovereenkomsten op het terrein van de scheepvaart en de luchtvaart

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen, teneinde de Regeering te machtigen in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden maatregelen te nemen betreffende de verzekering van zeeschepen en daarmede gelijk te stellen schepen, luchtvaartuigen of andere middelen van vervoer en de daarmede te vervoeren goederen, van goederen met bestemming naar een der gebiedsdeelen van het Koninkrijk, welke zich buiten dat gebiedsdeel bevinden alsmede van de belangen, welke samenhangen met de exploitatie van Nederlandse zeeschepen of luchtvaartuigen of met het vervoer van de hiervoor genoemde goederen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Deze wet verstaat onder:

    • a. "Onze Ministers": Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën;

    • b. "zeeschepen": zeeschepen in de zin van artikel 2, eerste lid, van boek 8 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek alsmede zodanige schepen in aanbouw.

    • c. "Nederlandsche zeeschepen": die, welke de Nederlandsche nationaliteit bezitten ingevolge artikel 311 of 312 van het Wetboek van Koophandel;

    • d. Curaçaose zeeschepen: zeeschepen die op grond van voor Curaçao geldende rechtsregels de Curaçaose nationaliteit bezitten;

    • e. Sint Maartense zeeschepen: zeeschepen die op grond van voor Sint Maarten geldende rechtsregels de Sint Maartense nationaliteit bezitten;

    • f. Arubaanse schepen op grond van de artikelen 3 en 5 van het Curaçaosche Zeebrievenbesluit 1933;

    • g. "luchtvaartuig": wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Luchtvaartwet;

    • h. "Nederlandsch luchtvaartuig": ieder luchtvaartuig, dat door of vanwege het bevoegd gezag is ingeschreven in een binnen het Koninkrijk gehouden luchtvaartuigregister;

    • i. "Nederlandsch verzekeraar": ieder verzekeraar, wiens hoofdkantoor in het Koninkrijk is gevestigd.

Artikel 2

  • 1 Onze Ministers worden gemachtigd voor den Staat der Nederlanden met Nederlandsche verzekeraars herverzekeringsovereenkomsten aan te gaan tegen het gevaar van molest, zoomede tegen de gewone transportgevaren, mits:

    • a. het risico voor een door Onze Ministers aan te geven gedeelte ten laste van den oorspronkelijken verzekeraar blijft;

    • b. de voorwaarden, waaronder de oorspronkelijke verzekering wordt gesloten, niet in strijd zijn met door Onze Ministers vast te stellen regelen;

    • c. de premiën van de oorspronkelijke verzekering niet lager zijn dan het door Onze Ministers vast te stellen percentage of bedrag.

  • 2

    Bedoelde herverzekeringsovereenkomsten kunnen uitsluitend betreffen:

    • a. Nederlandse, Curaçaose, Sint Maartense en Arubaanse zeeschepen;

    • b. Nederlandsche luchtvaartuigen;

    • c. goederen, waarbij Nederlandse belangen of belangen van andere gebiedsdelen van het Koninkrijk zijn betrokken en welke:

      • 1°. zich bevinden in zeeschepen, luchtvaartuigen of andere middelen van vervoer, of

      • 2°. met bestemming naar een der gebiedsdelen van het Koninkrijk buiten dat gebiedsdeel liggen opgeslagen;

    • d. belangen, welke samenhangen met de exploitatie van Nederlandse zeeschepen of luchtvaartuigen of met het vervoer van de hiervoor onder c bedoelde goederen.

Artikel 3

Bij de in het voorgaande artikel bedoelde herverzekering zullen gelden de volgende bijzondere bepalingen:

  • 1°. de vordering van de oorspronkelijke verzekeraar op de Staat der Nederlanden zal ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde bij voorrecht zijn verbonden. De oorspronkelijke verzekerde heeft het recht de vordering, waarop het voorrecht rust, te innen tot een bedrag, gelijk aan het bedrag van zijn vordering tegen de oorspronkelijke verzekeraar, voorzover deze nog niet is voldaan;

  • 2°. tot het door de Staat der Nederlanden verzekerde bedrag zal een schaderegeling in der minne alleen kunnen geschieden onder de goedkeuring van Onze Ministers;

  • 3°. ten behoeve van de Staat der Nederlanden zijn, tot zekerheid van het recht van de Staat der Nederlanden tegenover de oorspronkelijke verzekeraar tot vergoeding en uitkering aan de Staat der Nederlanden van diens aandeel in de provenuen, voortvloeiende uit geabandonneerde voorwerpen of het geldend maken van rechten tegenover derden, verkregen door de oorspronkelijke verzekeraar, hetzij krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, hetzij door het abandonnement met betrekking tot de geabandonneerde voorwerpen, bij voorrecht verbonden:

    • a. alle rechten tegen derden, waarin de oorspronkelijke verzekeraar, krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zal zijn getreden;

    • b. alle rechten, welke op de oorspronkelijke verzekeraar door het abandonnement overgaan;

    • c. de verzekerde voorwerpen, welke de oorspronkelijke verzekeraar door abandonnement verkrijgt;

    • d. alle rechten, welke de oorspronkelijke verzekeraar met betrekking tot de geabandonneerde goederen na het abandonnement tegen derden verkrijgt.

    De Staat der Nederlanden zal de rechten, waarop het voorrecht rust, op eigen naam geldend kunnen maken;

  • 4°. de voorrechten, onder 1° en onder 3°, gaan in rang boven pandrecht en alle andere voorrechten, met dien verstande, dat het voorrecht onder 3° met betrekking tot zeeschepen rang neemt na de voorrechten, vermeld in artikel 211 van boek 8 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, en de voor het abandonnement gevestigde hypotheken en met betrekking tot lading na de voorrechten, vermeld in artikel 222 van boek 8 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. De Staat der Nederlanden vervolgt zijn recht op een zeeschip, in wiens handen zich dit ook bevindt.

    De voorrechten, onder 1° en 3°, omvatten interessen en kosten;

  • 5°. op straffe van nietigheid kunnen de hierboven onder 1° en onder 3° bedoelde, bij voorrecht ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde of van de Staat der Nederlanden verbonden vorderingen, voorwerpen en rechten niet zonder medewerking van deze worden vervreemd of met zakelijke rechten worden belast.

Artikel 4

  • 1 Indien Nederlandse, Curaçaose, Sint Maartense of Arubaanse belanghebbenden bij Nederlandse, Curaçaose, Sint Maartense of Arubaanse zeeschepen of luchtvaartuigen, dan wel bij goederen, als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder c, niet tegen een redelijke premie voldoende dekking kunnen vinden tegen het gevaar van molest, dan wel tegen de gewone transportgevaren, zijn Onze Ministers - in gevallen, waarin naar hun oordeel het algemeen belang zulks vordert - gemachtigd ten opzichte van de vorenbedoelde zeeschepen, luchtvaartuigen en goederen op voorwaarden en tegen premiën, als door hen te bepalen, voor den Staat der Nederlanden, als verzekeraar verzekeringsovereenkomsten tegen vorenbedoelde gevaren aan te gaan.

    De hiervoor bedoelde machtiging tot het aangaan van verzekeringsovereenkomsten tegen het gevaar van molest dan wel tegen de gewone transportgevaren geldt mede ten aanzien van belangen, welke samenhangen met de exploitatie van Nederlandse zeeschepen of luchtvaartuigen of met het vervoeren van de hiervoor bedoelde goederen.

  • 2 Zeeschepen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, en luchtvaartuigen, welke ingevolge wettelijk voorschrift worden gevorderd, zullen in omstandigheden, als in lid 1 bedoeld, steeds door Onze Ministers worden verzekerd.

Artikel 5

Onze Ministers worden voorts gemachtigd de ingevolge deze wet voor den Staat der Nederlanden aangenomen risico’s door herverzekering te dekken.

Artikel 6

De uit deze wet voortvloeiende baten en lasten zullen over Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden verdeeld volgens regelen door Ons te stellen.

Artikel 9

  • 1 De tijdstippen van inwerkingtreding dezer wet worden telkens door Ons bij besluit bepaald.

  • 2 Het besluit wordt geplaatst in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba. Het treedt voor elk gebiedsdeel in werking met ingang van den dag der dagteekening onderscheidenlijk van het Staatsblad en van de overeenkomstige publicatiebladen der overzeesche gebiedsdeelen, waarin het is geplaatst, tenzij bij het besluit een later tijdstip is bepaald.

  • 3 Na de afkondiging van een besluit, bepalende een tijdstip van inwerkingtreding dezer wet wordt binnen veertien dagen een voorstel aan de Staten-Generaal gedaan om het besluit bij de wet te bekrachtigen. Het voorstel vermeldt tevens den tijdsduur, waarvoor de wet ten hoogste in werking zal zijn. Indien het voorstel wordt ingetrokken of door een van beide Kamers der Staten-Generaal verworpen, wordt het besluit terstond ingetrokken.

  • 4 Wij behouden Ons de bevoegdheid voor ten allen tijde de buitenwerkingtreding der wet bij besluit te bepalen. Het bepaalde in het tweede lid is hierop van toepassing.

  • 5 In afwijking van het in lid 1 omtrent de inwerkingtreding bepaalde, treedt deze wet voor de eerste maal in werking met ingang van den dag volgende op dien harer afkondiging voor den tijd van ten hoogste een jaar.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, den 24sten Juni 1939

WILHELMINA.

De Minister van Economische Zaken,

STEENBERGHE.

Uitgegeven den dertigsten Juni 1939.

De Minister van Justitie,

C. GOSELING.

Naar boven