Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, en Hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd
Koningrijk van Groot-Brittannie en Ierland, verlangende verder uit te breiden de wederkeerige
voorregten van scheepvaart, toegestaan aan de schepen der beide landen, respectivelijk
bij het tractaat van handel en scheepvaart tusschen Zijne Majesteit den Koning der
Nederlanden en hare Brittannische Majesteit, hetwelk geteekend is te 's Gravenhage
op den 27sten October 1837, hebben tot hunne gevolmagtigden, om ten dien einde eene
overeenkomst te sluiten benoemd, te weten:
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, Zijne Excellentie Jonkheer Graaf Schimmelpenninck,
Minister van Staat, kommandeur der Koninklijke orde van den Nederlandsche Leeuw, ridder
van de Koninklijke Frederiksorde van Wurtemberg, buitengewoon gezant en gevolmagtigden
Minister van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden bij hare Majesteit de Koningin
van Groot-Brittannie;
En hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd Koningrijk van Groot-Brittannie en
Ierland, den Hooggeboren Heer Henrij John Burggraaf Palmerston, Baron Temple, Pair
van Ierland, Lid van Harer Majesteits meest eervollen Geheimen Raad, Lid van het Parlement,
Ridder Grootkruis der zeer eervolle Orde van het Bad, en Harer Brittannische Majesteit's
voornaamsten Secretaris van Staat voor Buitenlandsche zaken, en den Hoog Edel Gestrenge
Heer Henrij Labouchere, Lid van Harer Brittannische Majesteit's meest eervollen geheimen
Raad, Lid van het Parlement, en voorzitter der Commissie van den Geheimen Raad voor
de zaken van Handel en Kolonien.
Welke, na elkander hunne wederzijdsche volmagten, die in goeden en behoorlijken vorm
zijn bevonden, te hebben medegedeeld, overeengekomen zijn, dat voor en in plaats van
de artikelen II en III van het bovengemeld tractaat, de volgende artikelen zullen
worden gesteld.