-
I. het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie.
-
II. de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen.
-
III. de hieronder genoemde teksten die zijn gehecht aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden
en de aanpassing der Verdragen:
A.
|
Bijlage I:
|
Lijst bedoeld in artikel 29 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage II:
|
Lijst bedoeld in artikel 30 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage III:
|
Bepalingen waarnaar in artikel 32 van de Toetredingsakte wordt verwezen
|
|
Bijlage IV:
|
Lijst bedoeld in artikel 39, lid 1, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage V:
|
Lijst bedoeld in artikel 39, lid 5, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage VI:
|
Lijst bedoeld in de artikelen 54, 73, 97 en 126 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage VII:
|
Lijst bedoeld in artikel 56 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage VIII:
|
Bepalingen waarnaar in artikel 69 van de Toetredingsakte wordt verwezen
|
|
Bijlage IX:
|
Lijst bedoeld in artikel 71, lid 2, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage X:
|
Bepalingen waarnaar in artikel 84 van de Toetredingsakte wordt verwezen
|
|
Bijlage XI:
|
Lijst bedoeld in artikel 99 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XII:
|
Bepalingen bedoeld in artikel 112 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XIII:
|
Lijst bedoeld in artikel 138, lid 5, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XIV:
|
Lijst bedoeld in artikel 140 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XV:
|
Lijst bedoeld in artikel 151 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XVI:
|
Lijst bedoeld in artikel 165, lid 1, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XVII:
|
Lijst bedoeld in artikel 165, lid 2, van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XVIII:
|
Lijst bedoeld in artikel 167 van de Toetredingsakte
|
|
Bijlage XIX:
|
Lijst bedoeld in artikel 168 van de Toetredingsakte
|
B.
|
Protocol nr. 1
|
betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank
|
|
Protocol nr. 2
|
inzake de Åland-eilanden
|
|
Protocol nr. 3
|
betreffende de Sami-bevolking
|
|
Protocol nr. 4
|
betreffende de sector koolwaterstoffen in Noorwegen
|
|
Protocol nr. 5
|
betreffende de deelneming van de nieuwe Lid-Staten aan het vermogen van de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal
|
|
Protocol nr. 6
|
betreffende bijzondere tijdelijke bepalingen inzake de activiteiten uit hoofde van
de Structuurfondsen in Finland, Noorwegen en Zweden
|
|
Protocol nr. 7
|
betreffende Svalbard
|
|
Protocol nr. 8
|
betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement in bepaalde nieuwe Lid-Staten
tijdens de interimperiode.
|
|
Protocol nr. 9
|
betreffende vervoer over de weg en per spoor, alsmede gecombineerd vervoer in Oostenrijk
|
|
Protocol nr. 10
|
betreffende het gebruik van specifieke Oostenrijkse termen binnen de Duitse taal in
het kader van de Europese Unie
|
C. De teksten:
-
– van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de Verdragen waarbij
zij zijn gewijzigd of aangevuld, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding
van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en tot de Europese Gemeenschap
voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek
tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
en het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese
Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie,
-
– het Verdrag betreffende de Europese Unie,
in de Finse, Noorse en Zweedse taal.
Voorts hebben de Gevolmachtigden de hierna genoemde en aan deze Slotakte gehechte
verklaringen aangenomen:
-
1. Gemeenschappelijke verklaring over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
-
2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 157, lid 4, van het Toetredingsverdrag
-
3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
-
4. Gemeenschappelijke verklaring over de toepassing van het Euratom-Verdrag
-
5. Gemeenschappelijke verklaring betreffende tweede woningen
-
6. Gezamenlijke verklaring inzake normen voor de bescherming van het milieu, de gezondheid
en de produktveiligheid
-
7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 32, 69, 84 en 112 van de Toetredingsakte
-
8. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de institutionele procedures van de Toetredingsakte
-
9. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 172 van de Toetredingsakte
1. Gemeenschappelijke verklaring over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
-
1. De Unie neemt kennis van het feit dat Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden hun
volledige aanvaarding bevestigen van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden
aan de Unie en haar institutioneel kader, het zogenaamde „acquis communautaire”, zoals
dat op de huidige Lid-Staten van toepassing is. Dit omvat met name de inhoud, de beginselen
en de politieke doelstellingen van de Verdragen, met inbegrip van het Verdrag betreffende
de Europese Unie.
De Unie en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland
en het Koninkrijk Zweden zijn het erover eens dat:
-
– toetreding tot de Unie de interne samenhang van de Unie en haar vermogen om doeltreffend
op te treden op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid zou moeten verbeteren
;
-
– de nieuwe Lid-Staten vanaf de toetreding bereid en in staat zullen zijn om ten volle
en actief deel te nemen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
zoals dat is omschreven in het Verdrag betreffende de Europese Unie ;
-
– de nieuwe Lid-Staten bij toetreding zonder enig voorbehoud alle doelstellingen van
het Verdrag, de bepalingen van Titel V en de relevante verklaringen dienaangaande
zullen aanvaarden ;
-
– de nieuwe Lid-Staten bereid en in staat zullen zijn om het ten tijde van hun toetreding
gevoerde specifieke beleid van de Unie te ondersteunen.
-
2. Wat betreft de voor de Lid-Staten uit het Verdrag betreffende de Europese Unie voortvloeiende
verplichtingen op het stuk van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk buitenlands
en veiligheidsbeleid van de Unie wordt er van uitgegaan dat het juridisch kader van
de toetredende landen op de datum van toetreding verenigbaar zal zijn met het acquis.
2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 157, lid 4, van de Toetredingsakte
De nieuwe Lid-Staten zullen deel nemen aan een systeem waarbij de drie Advocaten-Generaal
rouleren in de momenteel toegepaste alfabetische volgorde, met dien verstande dat
Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk niet aan dat systeem
zullen deelnemen, omdat zij elk een permanente Advocaat-Generaal krijgen. De alfabetische
volgorde luidt derhalve als volgt: België (1988-1994), Danmark (1991-1997), Ellas
(1994-2000), Ireland, Luxembourg, Nederland, Norge, Österreich, Portugal, Suomi, Sverige.
Dit betekent dat bij de toetreding een Advocaat-Generaal met de Spaanse nationaliteit
en een met de Ierse nationaliteit zullen worden benoemd. De ambtstermijn van de Spaanse
Advocaat-Generaal verstrijkt op 6 oktober 1997 en die van de Ierse Advocaat-Generaal
op 6 oktober 2000.
3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen
De aanvullende maatregelen die ingevolge de toetreding van de nieuwe Lid-Staten noodzakelijk
mochten blijken, dienen te worden genomen door de Raad, die op verzoek van het Hof
het aantal Advocaten-Generaal op negen kan brengen, en de nodige aanpassingen kan
aanbrengen overeenkomstig de bepalingen van artikel 32 bis, derde alinea, van het
EGKS-Verdrag, artikel 166, derde alinea, van het EEG-Verdrag en artikel 138, derde
alinea, van het Euratom-Verdrag.
4. Gemeenschappelijke verklaring over de toepassing van het Euratom-Verdrag
Eraan herinnerend dat de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond zonder onderscheid
van toepassing zijn op alle Lid-Staten, erkennen de Verdragsluitende Partijen dat
de Lid-Staten, als verdragsluitende partijen bij de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
zelf overeenkomstig hun beleidsvoornemens besluiten om al dan niet kernenergie te
produceren, onverminderd de regels inzake de interne markt. Wat het eind van de kernbrandstofcyclus
betreft, is het de verantwoordelijkheid van elke Lid-Staat om zijn eigen beleid vast
te stellen.
5. Gemeenschappelijke verklaring betreffende tweede woningen
Niets in het „acquis communautaire” belet individuele Lid-Staten nationale, regionale
of lokale maatregelen betreffende tweede woningen te nemen, mits deze maatregelen
noodzakelijk zijn uit een oogpunt van ruimtelijke ordening en milieubescherming, en
zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie tussen de onderdanen van de
Lid-Staten van toepassing zijn overeenkomstig het „acquis”.
6. Gezamenlijke verklaring inzake normen voor de bescherming van het milieu, de gezondheid
en de produktveiligheid
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen dat het van groot belang is om via communautaire
acties een hoog beschermingsniveau op het gebied van volksgezondheid, veiligheid en
milieu te bevorderen, in overeenstemming met de in het Verdrag betreffende de Europese
Unie omschreven doelstellingen en criteria. In dit verband verwijzen zij tevens naar
de resolutie van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van
de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling.
Zich bewust van de gehechtheid van de nieuwe Lid-Staten aan de instandhouding van
de normen die zij hebben ingevoerd op bepaalde gebieden, met name in verband met hun
bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden, hebben de Verdragsluitende
Partijen, bij wijze van uitzondering en voor specifieke gevallen, overeenstemming
bereikt over een procedure voor de evaluatie van het bestaande acquis communautaire,
met volledige deelneming door de nieuwe Lid-Staten, onder de in het Toetredingsverdrag
bepaalde voorwaarden.
Zonder vooruit te lopen op het resultaat van de overeengekomen evaluatieprocedure,
verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe alles in het werk te stellen om
deze procedure vóór het verstrijken van de vastgestelde overgangsperiode af te ronden.
Aan het eind van deze overgangsperiode zal het hele acquis communautaire in de nieuwe
Lid-Staten onder dezelfde voorwaarden als in de huidige Lid-Staten van de Unie van
toepassing zijn.
7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 32, 69, 84 en 112 van de
Toetredingsakte
De Verdragsluitende Partijen herinneren eraan dat de Conferenties tijdens de ministeriële
bijeenkomst van 21 december 1993 nota hebben genomen van het volgende:
-
– het doel van de overeengekomen oplossing is dat besluiten worden genomen vóór het
einde van de overgangsperiode ;
-
– de herziening van het acquis communautaire niet vooruitloopt op het resultaat;
-
– bij de herziening zal de Unie ook rekening houden met de criteria die zijn neergelegd
in artikel 130 R, lid 3, van het EG-Verdrag.
8. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de institutionele procedures van de Toetredingsakte
Bij de aanneming van institutionele bepalingen van het toetredingsverdrag komen de
Lid-Staten en de kandidaat-landen overeen dat de in 1996 bijeen te roepen Intergouvernementele
Conferentie niet alleen de wetgevende rol van het Europees Parlement en de andere
in het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde andere zaken zal behandelen,
maar ook aandacht zal schenken aan de kwesties van het aantal leden van de Commissie
en het wegen van de stemmen van de Lid-Staten in de Raad. De Conferentie zal ook aandacht
besteden aan maatregelen die nodig worden geacht om het werk van de Instellingen te
vergemakkelijken en tot een doeltreffende werkwijze van deze Instellingen moeten garanderen.
9. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 172 van de Toetredingsakte
De Verdragsluitende Partijen merken op dat voor alle wijzigingen van de EER-Overeenkomst
en de Overeenkomst tussen de EVA-Lid-Staten betreffende de instelling van een Toezichthoudende
Autoriteit en een Hof van Justitie de instemming van de Verdragsluitende Partijen
is vereist.
De Gevolmachtigden hebben kennis genomen van de briefwisseling betreffende de regeling
inzake de procedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen
die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat, die
tot stand is gekomen in het kader van de Conferentie tussen de Europese Unie en de
Staten die om toetreding tot die Unie hebben verzocht en die aan deze Slotakte is
gehecht.
Tenslotte zijn de volgende verklaringen afgelegd en aan deze Slotakte gehecht:
A. Gemeenschapppelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Noorwegen
10. Gemeenschappelijke verklaring over het beheer van de visbestanden in de wateren
benoorden 62 N
11. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de 12-mijlszone
12. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de eigendom van vissersvaartuigen
13. Gemeenschappelijke verklaring over de levering van grondstoffen voor de visverwerkende
industrie in Noord-Noorwegen
14. Verklaring ad artikel 147 betreffende de Noorse levensmiddelenindustrie
15. Gemeenschappelijke verklaring inzake Svalbard
B. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Oostenrijk
16. Gemeenschappelijke verklaring over het vrije verker van werknemers
17. Gemeenschappelijke verklaring over vrijwaringsmaatregelen krachtens de overeenkomsten
met landen van Midden- en Oost-Europa
18. Gemeenschappelijke verklaring over de oplossing van resterende technische vraagstukken
op vervoergebied
19. Gemeenschappelijke verklaring inzake de gewichten en afmetingen van wegvoertuigen
20. Gemeenschappelijke verklaring over de Brenner-Basistunnel
21. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 6 en 76 van de Toetredingsakte
C. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Finland
22. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de vrijwaring van de Finse vervoersverbindingen
23. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de verscheping van radioactief afval
24. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
D. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Zweden
25. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
26. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 127 van de Toetredingsakte
E. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/Diverse nieuwe Lid-Staten
27. Gemeenschappelijke verklaring: Noorwegen, Oostenrijk, Zweden: PCB's/PCT's
28. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Noordse Samenwerking als gewijzigd
door de Conferentie op het niveau van de Plaatsvervangers op 17.2.1994
29. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het aantal dieren dat in Noorwegen en
Finland in aanmerking komt voor de premie voor zoogkoeien
30. Gemeenschappelijke verklaring: Finland, Zweden: betreffende de visserijmogelijkheden
in de Oostzee
31. Verklaring betreffende de verwerkende industrie in Oostenrijk en Finland
F. Verklaringen van de huidige Lid-Staten
32. Verklaring betreffende de Åland-eilanden
33. Verklaring betreffende relatieve stabiliteit
34. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de oplossing van milieuproblemen veroorzaakt
door verkeer van zware voertuigen
35. Verklaring betreffende de naleving van de verbintenissen van de Unie in landbouwaangelegenheden
krachtens besluiten die niet in de Toetredingsakte zijn opgenomen
36. Verklaring betreffende milieumaatregelen op landbouwgebied
37. Verklaring betreffende bergstreken en probleemgebieden (LFA)
G. Verklaringen van het Koninkrijk Noorwegen
38. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over de Noorse taal
39. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over Sami-aangelegenheden
40. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen betreffende transparantie
H. Verklaringen van de Republiek Oostenrijk
41. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 109 G van het EG-Verdrag
42. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over televisie-omroep
43. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over de vaststelling van de prijzen van
gecombineerd vervoer over de Brenner-route
44. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 14 van Protocol nr.
9 betreffende het vervoer over de weg, per spoor en gecombineerd vervoer in Oostenrijk
I. Verklaring van de Republiek Finland
45. Verklaring van de Republiek Finland betreffende transparantie
J. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden
46. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden over de sociale politiek
47. verklaring van het Koninkrijk Zweden betreffende een open regering en de reactie
daarop van de Unie,
K. Verklaringen van diverse nieuwe Lid-Staten
48. Gemeenschappelijke verklaring van het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden
betreffende de visserij
49. Verklaring van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden over de artikelen 3 en
4 van de Toetredingsakte
50. Verklaring van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende alcoholmonopolies
A. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Noorwegen
10. Gemeenschappelijke verklaring over het beheer van de visbestanden in de wateren
benoorden 62° N
De Verdragsluitende Partijen zijn zich bewust van het kwetsbare en gevoelige ecosysteem
van de Barentszee en de noordelijke wateren en erkennen de vitale noodzaak van een
voortdurend gezond beheer, gebaseerd op een duurzaam behoud en een optimaal gebruik
van alle bestanden in deze wateren.
Zij komen overeen dat de integratie van deze wateren in het gemeenschappelijk visserijbeleid
(GVB) gebaseerd moet zijn op het bestaande beheersregime, zulks ten einde de huidige
technische controle- en uitvoerleggingscriteria te blijven hanteren en te verbeteren.
Zij komen overeen dat bestaand regionaal marien onderzoek en wetenschappelijke instellingen
in de omgeving van deze wateren een belangrijke bijdrage moeten blijven leveren aan
het besluitvormingsproces ten einde in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
te komen tot snelle en noodzakelijke beheersbeslissingen.
Zij komen overeen dat de onderhandelingen met Rusland in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid moeten worden gevoerd tegen de achtergrond van de beginselen en praktijken
die zijn ontwikkeld in de Gemeenschappelijke Noors-Russische Visserijcommissie.
Zij komen overeen dat het huidige systeem, waarbij eerst wordt onderhandeld met de
betrokken visserijorganisaties alvorens met Rusland te onderhandelen, in stand moet
blijven.
Zij komen voorts overeen dat de beheersdoelstellingen en -maatregelen het volgende
moeten omvatten:
-
– er dient ter dege rekening te worden gehouden met de interrelatie tussen de bestanden
met het oog op een multi-speciesbeheer,
-
– bij het beheer van de pelagische bestanden dient rekening te worden gehouden met het
feit dat deze soorten een belangrijke voedingsbron voor andere soorten vormen
-
– dat op de lange termijn zorg moet worden gedragen voor een optimale en stabiele bevissing
van de bestanden,
-
– bij de vaststelling van de TAC voor een bestand moet ter dege rekening worden gehouden
met de instandhouding van het paaibestand ter wille van de voortplanting,
-
– vangsten van demersale bestanden die geacht worden binnen veilige biologische grenzen
te liggen, moeten beperkt blijven tot het reproduktievermogen van het bestand en ter
dege rekening houden met de bijzondere omstandigheden van elke individueel bestand,
-
– voor demersale bestanden die buiten veilige biologische grenzen liggen, moeten maatregelen
worden genomen om het bestand tot een duurzaam niveau terug te brengen, mede met inachtneming
van de minimumeisen van de visindustrie,
-
– er zal blijvend bijzondere aandacht worden besteed aan de adviezen van het Adviescomité
voor Visserijbeheer (ACFM).
De Verdragsluitende Partijen erkennen dat bij het toekomstige beheer van deze wateren
overeenkomstig de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening moet
worden gehouden met de bijzondere belangen van Noorwegen als kuststaat in de wateren
benoorden 62° N, en van alle betrokken partijen.
Voorts zijn de Verdragsluitende Partijen bij wijze van tijdelijke afwijking van de
bepalingen om een geleidelijke integratie van Noorwegen in het gemeenschappelijk visserijbeleid
te stimuleren, overeengekomen dat vanaf de datum van toetreding:
-
1. Noorwegen gedurende een overgangsperiode tot uiterlijk 1 juli 1998 TAC-niveaus
mag vaststellen en haar visserijovereenkomst met Rusland mag handhaven ; gedurende
deze overgangsperiode werkt Noorwegen nauw samen met de Commissie bij de vaststelling
van de TAC-niveaus en het beheer van deze overeenkomst;
-
2. Noorwegen in deze wateren op niet-discriminatoire grondslag haar huidige systeem
kan handhaven inzake:
-
– technische voorschriften gedurende een overgangsperiode van 1 jaar
-
– het verbod op terugzetten gedurende een overgangsperiode van 3 jaar,
-
– controlemaatregelen, inzonderheid het sluiten en openen van gevoelige gebieden gedurende
een overgangsperiode van 3 jaar.
Tijdens deze overgangsperioden zal de Unie nagaan hoe deze regulerende mechanismen
het best in het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen worden geïntegreerd.
11. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de 12-mijlszone
De Verdragsluitende Partijen erkennen het grote belang voor Noorwegen van het behoud
van leefbare visserijgemeenschappen in kustgebieden. Bij de herziening van de huidige
regelingen betreffende de toegang tot de wateren binnen de 12-mijlszone zullen de
Instellingen van de Unie bij hun besluiten over toekomstige regelingen speciale aandacht
besteden aan de belangen van dergelijke gemeenschappen in de Lid-Staten.
12. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de eigendom van vissersvaartuigen
De Verdragsluitende Partijen nemen kennis van de uitspraken van het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen en erkennen dat in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid een van de doelstellingen van het stelsel van nationale contingenten
die aan de Lid-Staten worden toegekend overeenkomstig het beginsel van relatieve stabiliteit,
is gelegen in het voorzien in de bijzondere noden van gebieden waar de lokale bevolking
in het bijzonder afhankelijk is van de visserij en de daarmee samenhangende industrieën.
Deze doelstelling kan een rechtvaardiging vormen voor voorwaarden die er voor moeten
zorgen dat er een reëel economisch verband bestaat tussen vissersvaartuigen en de
contingenten van een Lid-Staat, indien het doel van die voorwaarden is dat de bevolking
die afhankelijk is van de visserij en de daarmee samenhangende industrieën, profijt
trekt van de contingenten.
13. Gemeenschappelijke verklaring over de levering van grondstoffen voor de visverwerkende
industrie in Noord-Noorwegen
De Verdragsluitende Partijen nemen nota van het verzoek van Noorwegen inzake de levering
van grondstoffen voor de visverwerkende industrie in Noord-Noorwegen en erkennen dat
in het licht van de bijzondere situatie voor deze industrie een bevredigend evenwicht
in de leveringen moet worden gewaarborgd. Daarmee moet naar behoren rekening worden
gehouden wanneer de Unie na de toetreding van Noorwegen autonome tariefcontingenten
vaststelt voor vis die bestemd is voor de verwerkende industrie.
14. Verklaring ad artikel 147 betreffende de Noorse levensmiddelenindustrie
De Verdragsluitende Partijen hebben nota genomen van de volgende verklaring van de
Commissie:
Bij het onderzoek van een mogelijk verzoek van het Koninkrijk Noorwegen om maatregelen
te treffen in het geval van ernstige verstoring van de markt, houdt de Commissie rekening
met de bijzondere herstructureringsproblematiek van de levensmiddelenindustrie van
Noorwegen en zorgt zij ervoor dat eventueel noodzakelijke maatregelen tijdig genoeg
worden genomen om schade op lange termijn te voorkomen.
De door de Commissie te nemen maatregelen kunnen gedurende drie jaar een controlesysteem
en indicatieve maxima omvatten om ervoor te zorgen dat het openstellen van de markt
niet leidt tot verstoringen die de noodzakelijke herstructurering van de levensmiddelenindustrie
in Noorwegen kan belemmeren voor de volgende uit Noorse landbouwgrondstoffen vervaardigde
produkten: vlees, graan, samengestelde levensmiddelen, verwerkt erwten en wortelen
en zuivelprodukten, met uitzondering van boter, magere-melkpoeder en zachte kaas.
15. Gemeenschappelijke verklaring inzake Svalbard
De Verdragsluitende Partijen komen overeen dat de toegang van de vloten van de Lid-Staten
van de Europese Unie tot de visbestanden in de wateren tot 200 mijl rond Svalbard,
om de door de Unie vastgestelde visquota te vangen, ongewijzigd zal blijven overeenkomstig
de huidige visserij-status quo.
De Partijen komen voorts overeen dat de bestanden in genoemde wateren zodanig moeten
worden beheerd dat voor de Lid-Staten van de Europese Unie een permanente en duurzame
opbrengst mogelijk wordt gemaakt die hun visserijrechten in deze wateren reflecteerd.
Dit beheer mag met name geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van de vloten van de
Lid-Staten van de Europese Unie om hun volledige quota te vissen en moet volledig
in overeenstemming zijn met de normale visserijactiviteiten.
B. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Oostenrijk
16. Gemeenschappelijke verklaring over het vrije verkeer van werknemers
Mocht de toetreding van Oostenrijk leiden tot problemen in verband met het vrije verkeer
van werknemers, dan kan de kwestie voorgelegd worden aan de instellingen van de Unie
om een oplossing te vinden. Deze oplossing moet strikt overeenstemmen met de bepalingen
van de Verdragen (met inbegrip van die van het Verdrag betreffende de Europese Unie)
en de krachtens de Verdragen vastgestelde bepalingen, met name die betreffende het
vrije verkeer van werknemers.
17. Gemeenschappelijke verklaring over vrijwaringsmaatregelen krachtens de overeenkomsten
met landen van Midden- en Oost-Europa
-
1. De Europa-Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de landen van Midden- en Oost-Europa
bevatten bepalingen krachtens welke de Gemeenschap, onder bepaalde in deze Overeenkomst
vastgelegde voorwaarden, passende vrijwaringsmaatregelen neemt.
-
2. Bij het bestuderen en aannemen van maatregelen krachtens deze bepalingen kunnen de
Gemeenschappen rekening houden met de situatie van producenten of regio's in een of
meer van haar Lid-Staten.
-
3. De communautaire regels voor de uitvoering van vrijwaringsmaatregelen, met inbegrip
van het beheer van communautaire contingenten, waarborgen dat de belangen van de Lid-Staten
ten volle in aanmerking worden genomen overeenkomstig de passende procedures.
18. Gemeenschappelijke verklaring over de oplossing van resterende technische vraagstukken
op vervoergebied
De Republiek Oostenrijk en de Gemeenschap verklaren bereid te zijn vóór de toetreding
van Oostenrijk in het kader van het Transitcomité EG-Oostenrijk consensus te zoeken
over de resterende technische vraagstukken, met name:
19. Gemeenschappelijke verklaring inzake de gewichten en afmetingen van wegvervoervoertuigen
De Verdragsluitende Partijen nemen er nota van dat Oostenrijk zal voldoen aan het
acquis communautaire op het gebied van maximaal toegestane gewichten en afmetingen
van vrachtwagens door, zonder sanctie, 38 ton plus 5% tolerantie toe te staan.
20. Gemeenschappelijke verklaring over de Brenner-Basistunnel
Oostenrijk, Duitsland, Italië en de Gemeenschap werken actief aan de voltooiing van
de voorbereidende studies over de Brenner-basistunnel die in juni 1994 ter beschikking
moeten worden gesteld. Oostenrijk, Duitsland en Italië verbinden zich ertoe vóór 31
oktober 1994 een besluit over de bouw van de tunnel te nemen. De Gemeenschap verklaart
zich bereid in geval van een positief besluit van de drie betrokken Staten de bouw
te steunen op basis van de beschikbare communautaire financiële instrumenten.
21. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 6 en 76 van de Toetredingsakte
De Republiek Oostenrijk en de Gemeenschap bevestigen hun voornemen om door middel
van daartoe bestemde onderhandelingen te verzekeren dat vanaf de datum van toetreding
vrachtvervoerders, afkomstig uit derde landen, met name Slovenië en Zwitserland, inzake
het transito van zware voertuigen over Oostenrijks grondgebied geen gunstiger behandeling
zullen krijgen dan vrachtvervoerders uit de Europese Unie.
C. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Finland
22. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de vrijwaring van de Finse vervoersverbindingen
De Verdragsluitende Partijen, erkennen dat de zeeroutes voor Finland uiterst belangrijk
zijn gezien de geografische ligging van dat land, en bijzonder moeilijk veilig zijn
te stellen in verband met de klimatologische omstandigheden, en komen overeen dat
de nodige aandacht zal worden geschonken aan het behoud en de uitbouw van de Finse
maritieme verbindingen met de rest van de Unie in het kader van de desbetreffende
activiteiten van de Unie, onder andere bij de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken
in Noord-Europa.
23. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de verscheping van radioactief afval
De Verdragsluitende Partijen bevestigen dat de EG-Regelingen een Lid-Staat niet verplichten
een bepaalde scheepslading radioactief afval afkomstig uit een andere Lid-Staat te
aanvaarden.
24. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen het belang van non-proliferatie van massavernietigingswapens
en hun duurzame steun voor het Non-Proliferatieverdrag (NPV) ;
Zij bevestigen dat de nakoming van de verplichtingen in het kader van het NPV een
nationale verantwoordelijkheid blijft, onverminderd de verantwoordelijkheid van Euratom
en de IAEA in verband met de toepassing van Artikel III, leden 1 en 4, van het NPV
;
Zij herinneren eraan dat zij de in de richtsnoeren van de Groep van Nucleaire Exportlanden
vastgestelde bepalingen zullen toepassen en als voorwaarde voor levering zullen stellen
dat de alomvattende IAEA-waarborgen worden toegepast in de niet over kernwapens beschikkende
landen waarnaar kernmateriaal en -apparatuur wordt uitgevoerd die speciaal ontworpen
of gereedgemaakt is voor de verwerking, het gebruik of de produktie van kernmateriaal
;
Onverminderd zijn verplichtingen krachtens het Euratom-Verdrag, verzekert Finland
dat het bij het nakomen van zijn NPV-verplichtingen nauw zal samenwerken met de IAEA,
als IAEA-Lid-Staat en in het kader van INFCIRC/193.
D. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Zweden
25. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen het belang van non-proliferatie van massavernietigingswapens
en hun duurzame steun voor het Non-Proliferatieverdrag (NPV);
Zij bevestigen dat de nakoming van de verplichtingen in het kader van het NPV een
nationale verantwoordelijkheid blijft, onverminderd de verantwoordelijkheid van Euratom
en de IAEA in verband met de toepassing van Artikel III, leden 1 en 4, van het NPV;
Zij herinneren eraan dat zij de in de richtsnoeren van de Groep van Nucleaire Exportlanden
vastgestelde bepalingen zullen toepassen en als voorwaarde voor levering zullen stellen
dat de alomvattende IAEA-waarborgen worden toegepast in de niet over kernwapens beschikkende
landen waarnaar kernmateriaal en -apparatuur wordt uitgevoerd die speciaal ontworpen
of gereedgemaakt is voor de verwerking, het gebruik of de produktie van kernmateriaal;
Onverminderd zijn verplichtingen krachtens het Euratom-Verdrag, verzekert Zweden dat
het bij het nakomen van zijn NPV-verplichtingen nauw zal samenwerken met de IAEA,
als IAEA-Lid-Staat en in het kader van INFCIRC/193.
26. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 127 van de Toetredingsakte
De onderhandelingsrichtlijnen bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie wordt
gemachtigd te onderhandelen over de protocollen bij de bilaterale overeenkomsten en
regelingen bedoeld in artikel 127 dienen in overeenstemming te zijn met de tijdens
de conferentie met Zweden gemaakte afspraken.
E. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/Diverse nieuwe Lid-Staten
27. Gemeenschappelijke verklaring: Noorwegen, Oostenrijk, Zweden: PCB's/PCT's
De Verdragsluitende Partijen verklaren dat op hun grondgebied de produktie van PCB's
en PCT's verboden is en dat deze produkten niet langer worden gerecycleerd. In afwachting
van de aanneming van EG-wetgeving die ook de recyclage van PCB's en PCT's verbiedt,
hebben de Verdragsluitende Partijen geen bezwaar tegen de handhaving van een dergelijk
verbod in de nationale wetgeving.
28. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Noordse Samenwerking
De Verdragsluitende Partijen nemen er nota van dat Zweden, Finland en Noorwegen, als
leden van de Europese Unie, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht en de andere
bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, voornemens zijn de Noordse
samenwerking onderling en met andere landen en gebieden voort te zetten.
29. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het aantal dieren dat in Noorwegen en
Finland in aanmerking komt voor de premie voor zoogkoeien
Indien ten gevolge van de toetreding de produktieomvang van andere belangrijke grondstoffen
op onevenredige wijze zou toenemen, zal het aantal dieren dat voor de premie voor
zoogkoeien in aanmerking komt voor Noorwegen en Finland worden herzien.
30. Gemeenschappelijke verklaring: Finland, Zweden: betreffende de visserijmogelijkheden
in de Oostzee
De Verdragsluitende Partijen nemen nota van het feit dat de toekenning van visbestanden
in de communautaire wateren van de Oostzee was berekend op basis van de nieuwe toekenning
aan de Partijen van visserijmogelijkheden die tijdens de referentieperiode waren overgedragen
aan de voormalige USSR en Polen. Dientengevolge komen de Verdragsluitende Partijen
overeen dat bij de toekomstige toekenning van visserijmogelijkheden, verkregen in
het kader van visserijovereenkomsten met Rusland, de drie Baltische Staten en Polen,
geen rekening zal worden gehouden met uitwisselingen van visserijmogelijkheden van
vóór de uitbreiding.
31. Verklaring betreffende de verwerkende industrie in Oostenrijk en Finland
De Verdragsluitende Partijen komen het volgende overeen:
-
i) volledig gebruik van maatregelen van Doelstelling 5 a) voor buffereffecten van de
toetreding,
-
ii) flexibiliteit met betrekking tot nationale steunprogramma's van tijdelijke aard ter
vergemakkelijking van de herstructurering.
F. Verklaringen van de huidige Lid-Staten
32. Verklaring betreffende de Åland-eilanden
Wat betreft het actieve en passieve kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen op
de Åland-eilanden, herinnert de Unie eraan dat artikel 8 B, lid 1, de mogelijkheid
biedt in te gaan op verzoeken van Finland. Indien Finland overeenkomstig artikel 28
houdende wijziging van artikel 227, lid 5, van het EG-Verdrag meedeelt dat het EG-Verdrag
van toepassing dient te zijn op de Åland-eilanden, zal de Unie, binnen zes maanden
en overeenkomstig de procedures van artikel 8 B, lid 1, van het EG-verdrag zo nodig
de voorwaarden vaststellen voor de toepassing van dat artikel op de bijzondere situatie
van de Åland-eilanden.
33. Verklaring betreffende relatieve stabiliteit
De Unie erkent het grote belang voor Noorwegen en de Lid-Staten van de handhaving
van het beginsel van relatieve stabiliteit als grondslag voor het bereiken van het
doel van een permanent stelsel van verdeling van de visserijmogelijkheden in de toekomst.
34. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de oplossing van milieuproblemen veroorzaakt
door verkeer van zware voertuigen
De Unie deelt Oostenrijk mede dat de Raad de Commissie heeft verzocht een voorstel
in te dienen voor de vaststelling van een kader voor de oplossing van de milieuproblemen
veroorzaakt door het verkeer van zware voertuigen. Dit kader zal onder andere bestaan
uit maatregelen voor heffingen voor het gebruik van wegen, alsmede maatregelen betreffende
de spoorwegen, gecombineerde vervoersfaciliteiten en technische normen voor voertuigen.
35. Verklaring betreffende de naleving van de verbintenissen in landbouwaangelegenheden
krachtens besluiten die niet in de Toetredingsakte zijn opgenomen
De Europese Unie verklaart dat alle besluiten die noodzakelijk zijn om de hand te
houden aan de resultaten van de toetredingsonderhandelingen inzake landbouwaangelegenheden
en die niet in de Toetredingakte zijn opgenomen (nieuwe besluiten van de Raad die
na de toetreding worden toegepast, en besluiten van de Commissie), tijdig zullen worden
aangenomen volgens de procedures die daartoe in het Toetredingsverdrag of in het acquis
communautaire zijn voorzien.
De meeste van deze besluiten zullen worden aangenomen tijdens de interimperiode oveeenkomstig
de prcedures van de Toetredingsakte.
De andere verbintenissen op landbouwgebied welke voortvloeien uit de onderhandelingen,
zullen op voortvarende wijze tijdig ten uitvoer worden gelegd.
36. Verklaring betreffende milieumaatregelen op landbouwgebied
De Unie zal de noodzakelijke maatregelen treffen om de nieuwe Lid-Staten in staat
te stellen op korte termijn de agro-milieuprogramma's ten gunste van hun landbouwers
ten uitvoer te leggen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2078/92 en deze programma's
binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen mede te financieren.
De Unie neemt er nota van dat de volgende bedragen voor elke van de nieuwe Lid-Staten
te verwachten zijn:
-
– Noorwegen: 55 miljoen ecu
-
– Oostenrijk: 175 miljoen ecu
-
– Finland: 135 miljoen ecu
-
– Zweden: 165 miljoen ecu
37. Verklaring betreffende bergstreken en probleemgebieden
De Unie aanvaardt dat de nieuwe Lid-Staten van oordeel zijn dat omvangrijke delen
van hun grondgebied met permanente natuurlijke handicaps te kampen hebben en dat de
bergstreken of bepaalde probleemgebieden onverwijld moeten worden afgebakend overeenkomstig
Richtlijn 75/268/EEG van de Raad.
De Unie bevestigt dat zij voornemens is deze gebieden volgens het acquis als volgt
af te bakenen:
-
– voor Oostenrijk, als Alpijns land, zal de afbakening van de gebieden worden gebaseerd
op de criteria die zijn gebruikt voor soortgelijke gebieden in Duitsland, Italië en
Frankrijk;
-
– voor Zweden zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van artikel
3, lid 3, van Richtlijn 75/268/EEG worden gehanteerd, waardoor het mogelijk wordt
om vier van de vijf „landbouwsteungebieden in Noord-Zweden" als probleemgebied aan
te merken;
-
– voor Noorwegen zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van
artikel 3, lid 3 juncto leden 4 en 5 van Richtlijn 75/268/EEG worden gehanteerd, waardoor
het mogelijk wordt tot 85% van het bebouwde landbouwareaal als probleemgebied aan
te merken;
-
– voor Finland zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van artikel
3, lid 3, van Richtlijn 75/268/EEG juncto de wijziging van artikel 19 van Verordening
(EEG) nr. 2328/91 worden gehanteerd, waardoor het mogelijk wordt 85% van het bebouwde
landbouwareaal in de zin van artikel 3, lid 3 van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad
als probleemgebied aan te merken.
G. Verklaringen van het Koninkrijk Noorwegen
38. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over de Noorse taal
Het Koninkrijk Noorwegen verklaart dat bij het schriftelijk gebruik van het Noors
als officiële taal van de Instellingen van de Gemeenschappen een gelijke status moet
worden toegekend aan het Bokmål en het Nynorsk, met dien verstande dat algemeen toepasselijke
documenten, correspondentie en algemene informatie worden gesteld in één van beide
varianten van het Noors.
39. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over Sami-aangelegenheden
Gelet op artikel 110 A van de Noorse grondwet en de Noorse wet van 12 juni 1987, nr.
56
Gelet op de verplichtingen en toezeggingen neergelegd in het Internationaal Verdrag
van de Verenigde Naties inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van 1966, inzonderheid
op artikel 27, alsmede op ILO-Verdrag nr. 169 betreffende inheemse en tribale volkeren
in onafhankelijk landen van 1989.
Noorwegen heeft zich tot taak gesteld de voorwaarden te scheppen waardoor de Sami-bevolking
haar middelen van bestaan, taal, cultuur en levenswijze kan handhaven en ontwikkelen.
De Samigemeenschappen in traditionele Samigebieden zijn afhankelijk van een aantal
traditionele economische activiteiten. Deze activiteiten vormen op zich een wezenlijk
onderdeel van de Samicultuur en vormen de onmisbare grondslag voor de verdere ontplooiing
van de levenswijze van dit volk.
Gezien het Protocol betreffende de Samibevolking verklaart de Regering van Noorwegen
dat zij op deze basis haar verplichtingen en toezeggingen jegens de Sami-bevolking
zal blijven nakomen.
40. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen betreffende transparantie
Het Koninkrijk Noorwegen spreekt zijn voldoening uit over de huidige ontwikkeling
in de Unie naar een grotere openheid en transparantie.
In Noorwegen vormt een open regering, met de daarbij behorende toegang tot officiële
stukken voor een iegelijk, een beginsel van fundamenteel belang, zowel juridisch als
politiek. Het Koninkrijk Noorwegen zal dit beginsel blijven toepassen overeenkomstig
zijn rechten en verplichtingen als lid van de Unie.
H. Verklaringen van de Republiek Oostenrijk
41. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 109 G van het EG-Verdrag
De Republiek Oostenrijk neemt er nota van dat de samenstelling van de ecu-mand niet
wordt gewijzigd en dat de waarde van de Schilling ten opzichte van de ecu bij de deelneming
van de Republiek Oostenrijk aan de derde fase onherroepelijk zal worden vastgesteld.
De Republiek Oostenrijk zal de Schilling blijven verbinden aan het Europese stabiliteitscriterium
en zo bijdragen tot de verwezenlijking van de Economische en Monetaire Unie. De fasegewijze
overgang naar één Europese munt wordt door de Republiek Oostenrijk gesteund, omdat
de kwaliteit van de beoogde Europese munt gewaarborgd wordt door de in het Verdrag
betreffende de Europese Unie verankerde voorwaarden voor een stabiliteitsbeleid.
42. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over televisie-omroep
Onder verwijzing naar Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende
de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten
inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, verklaart de Republiek Oostenrijk
dat het, overeenkomstig de bestaande EG-wetgeving, zoals uitgelegd door het Hof van
Justitie van de Europese Gemeenschappen, passende maatregelen kan nemen ingeval van
uitzendingen van buiten het eigen grondgebied met de bedoeling zijn nationale wetgeving
te ontwijken.
43. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over de vaststelling van de prijzen van
gecombineerd vervoer over de Brenner-route
De Republiek Oostenrijk verklaart zich bereid om het gebruik van gecombineerd rail-wegvervoer
op de Brenner-route overeenkomstig de communautaire bepalingen te stimuleren door
voor dit vervoer op het Oostenrijkse gedeelte te streven naar een passende prijs die
concurrerend is met de prijzen van het wegvervoer. De Republiek Oostenrijk neemt er
nota van dat deze maatregel niet gepaard zal gaan met een vermindering van de invloed
op de markt van door de Republiek Oostenrijk toegekende steun ten gevolge van maatregelen
die worden getroffen met betrekking tot andere gedeelten van voornoemde rail-wegverbinding.
44. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 14 van Protocol nr.
9 betreffende het vervoer over de weg, per spoor en gecombineerd vervoer in Oostenrijk
De Republiek Oostenrijk verklaart dat met ingang van 1 januari 1997 het beheer van
het ecopuntensysteem zou moeten zijn geautomatiseerd en dat de controle met ingang
van 1 januari 1997 met elektronische middelen zou moeten worden verricht ten einde
te voldoen aan de vereisten van artikel 14, lid 1 van Protocol nr. 9.
I. Verklaring van de Republiek Finland
45. Verklaring van de Republiek Finland betreffende transparantie
De Republiek Finland spreekt haar voldoening uit over de huidige ontwikkeling in de
Unie naar een grotere openheid en transparantie.
In Finland vormt een open regering, met de daarbij behorende toegang tot officiële
stukken voor een iegelijk, een beginsel van fundamenteel belang, zowel juridisch als
politiek. De Republiek Finland zal dit beginsel blijven toepassen overeenkomstig haar
rechten en verplichtingen als lid van de Europese Unie.
J. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden
46. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden over de sociale politiek
In een briefwisseling tussen Zweden de Commissie, die is gehecht aan de samenvatting
van de conclusies van de vijfde vergadering van de Conferentie op Ministerieel niveau
(CONF-S 81/93) kreeg Zweden waarborgen met betrekking tot de Zweedse praktijk in arbeidsmarktaangelegenheden,
inzonderheid wat betreft het systeem van de vaststelling van arbeidsvoorwaarden in
collectieve overeenkomsten tussen de sociale partners.
47. Verklaring van het Koninkrijk Zweden betreffende een open regering en de reactie
daarop van de Unie
K. Verklaringen van diverse nieuwe Lid-Staten
48. Gemeenschappelijke verklaring van het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden
betreffende de visserij
In een briefwisseling tussen het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden is
overeengekomen dat Noorwegen de Zweedse rechten op het niveau van dat van de bilaterale
Visserijovereenkomst van 1977 zal handhaven. Hoeveelheden en soorten zullen, overeenkomstig
de bilaterale Overeenkomst op jaarbasis worden overgedragen na bilateraal overleg
en overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad.
49. Verklaring van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden over de artikelen 3 en
4 van de Toetredingsakte
Met betrekking tot de overeenkomsten of instrumenten op het gebied van Justitie en
Binnenlandse Zaken als bedoeld in artikel 3 en artikel 4, lid 2 van de Toetredingsakte
waarover nog wordt onderhandeld, aanvaarden Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden
de punten waarover door de huidige Lid-Staten of de Raad overeenstemming is bereikt
op de datum van toetreding. Zij zullen derhalve alleen deelnemen aan onderhandelingen
over dergelijke overeenkomsten en instrumenten met betrekking tot de punten waarvoor
nog een oplossing moet worden gevonden.
50. Verklaring van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende alcoholmonopolies
De Conferentie op ministerieel niveau werd op haar 5e vergadering op 21 december 1993
in kennis gesteld van de briefwisseling tussen de Commissie en Finland en Zweden over
alcoholmonopolies in het kader van hoofdstuk 6: mededingingsbeleid, vervat in document
CONF-SF 78/93 en CONF-S 82/93.
Briefwisseling tussen de Europese Unie, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende een informatie- en overlegprocedure
voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden
genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
Brief Nr.1
Mijnheer,
-
Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure
voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden
genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese
Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
-
Ik bevestig bij deze dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde
voorwaarden instemt met deze procedure, die kan worden toegepast vanaf de datum waarop
onze onderhandelingsdelegaties verklaren dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding
volledig zijn afgerond.
-
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat Uw Regering met de inhoud van deze
brief instemt.
-
Hoogachtend,
Brief Nr. 2
Mijnheer,
-
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief welke als volgt luidt:
-
„Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure
voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden
genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese
Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
-
Ik bevestig bij deze dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde
voorwaarden instemt met deze procedure, die kan worden toegepast vanaf de datum waarop
onze onderhandelingsdelegaties verklaren dat de onderhandelingen inzake de uitbreiding
volledig zijn afgerond.
-
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat mijn Regering met de inhoud van deze
brief instemt.".
-
Ik heb de eer U te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor mijn Regering aanvaardbaar
is.
-
Hoogachtend,