De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in
het kader van de Raad bijeen,
-
1. De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch
gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,
anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 en voor de tweede maal gewijzigd op 22 juni 2010 in Ouagadougou (de „ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”), voorziet in de goedkeuring van financiële
protocollen voor elke periode van vijf jaar.
-
2. Op 17 juli 2006 hechtten de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten,
in het kader van de Raad bijeen, hun goedkeuring aan het Intern Akkoord betreffende
de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarig financieel kader
voor 2008-2013 voor de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële
bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn.
-
3. Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van
de LGO met de Europese Gemeenschap („het LGO-besluit”), is van kracht tot 31 december 2013. Voor die datum moet een
nieuw besluit worden vastgesteld.
-
4. Met het oog op de tenuitvoerlegging van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het
LGO-besluit moet een elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) worden ingesteld en moet
een procedure worden bepaald voor de toewijzing van middelen en voor de bijdragen
van de lidstaten daaraan.
-
5. De Unie en haar lidstaten hebben tezamen met de staten in Afrika, het Caribisch gebied
en de Stille Oceaan („ACS-staten”) overeenkomstig bijlage I ter van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst
een prestatie-evaluatie uitgevoerd, met name om na te gaan in welke mate de vastleggingen
en betalingen zijn gerealiseerd.
-
6. Er moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de financiële samenwerking.
-
7. Bij de Commissie moet een comité van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten
worden gevestigd („het EOF-comité”) en bij de Europese Investeringsbank (EIB) moet
een soortgelijk comité worden gevestigd. De werkzaamheden die door de Commissie en
de EIB worden verricht voor de toepassing van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst
en de overeenkomstige bepalingen van het besluit van de landen en gebieden overzee
(LGO) dienen te worden geharmoniseerd.
-
8. Het beleid van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking wordt geleid door de millenniumdoelstellingen
voor ontwikkeling die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 8 september
2000 werden aangenomen, met inbegrip van daaropvolgende aanpassingen.
-
9. De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader
van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie namen op 22 december 2005
een gemeenschappelijke verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese
Unie: „De Europese consensus” aan.
-
10. De Raad heeft op 9 december 2010 zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies over wederzijdse
verantwoordingsplicht en transparantie: het vierde hoofdstuk van het operationele
kader van de EU inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Deze conclusies werden
toegevoegd aan de geconsolideerde tekst van het operationele kader inzake doeltreffendheid
van ontwikkelingshulp waarin de overeenkomsten in het kader van de verklaring van
Parijs over de doeltreffendheid van hulp (2005), de EU-gedragscode inzake complementariteit
en taakverdeling in het ontwikkelingsbeleid (2007) en de EU-richtsnoeren voor de Actieagenda
van Accra (2008) werden bevestigd. De Raad heeft op 14 november 2011 tevens zijn goedkeuring
gehecht aan een gemeenschappelijk standpunt van de EU, dat onder meer betrekking had
op de EU-transparantiewaarborg en andere aspecten van transparantie en verantwoordingsplicht,
voor het vierde Forum op hoog niveau te Busan. Op 14 mei 2012 heeft de Raad conclusies
aangenomen over „Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken: een agenda voor verandering”
en over „De toekomstige strategie inzake EU-begrotingssteun aan derde landen”.
-
11. Er wordt herinnerd aan de doelstellingen inzake officiële ontwikkelingshulp (ODA)
die zijn vermeld in overweging 10. Wanneer de Commissie de lidstaten en de OESO/DAC
verslag uitbrengt over uitgaven binnen het elfde EOF, moet zij een onderscheid maken
tussen ODA- en niet-ODA-activiteiten.
-
12. Op 22 december 2009 keurde de Raad de conclusies goed betreffende de betrekkingen
van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO).
-
13. Dit Akkoord moet worden toegepast in overeenstemming met Besluit 2010/427/EU van 26
juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor
extern optreden.
-
14. Om te voorkomen dat de financiering tussen maart en december 2020 stilvalt, is het
dienstig de looptijd van het meerjarig financieel kader van het elfde EOF te doen
samenvallen met die van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 dat
van toepassing is op de algemene begroting van de Unie. Het is daarom verkieslijk
31 december 2020 vast te leggen als uiterste datum voor vastleggingen van middelen
van het elfde EOF, veeleer dan 28 februari 2020, de uiterste datum voor de toepassing
van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.
-
15. Voortbouwend op de basisbeginselen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, zijn de doelstellingen van het elfde EOF de uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling
en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie. De minst ontwikkelde
landen krijgen een bijzondere behandeling.
-
16. Om de sociaal-economische samenwerking met de ultraperifere gebieden van de Unie en
de ACS-staten, alsmede met de LGO’s in het Caribisch gebied, West-Afrika en de Indische
Oceaan te versterken, voorzien de verordeningen betreffende het Europees Fonds voor
Regionale Ontwikkeling en betreffende de Europese territoriale samenwerking in een
versterking van de toewijzingen voor 2014-2020 voor hun onderlinge samenwerking,